Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 15 oktober 2002
gepubliceerd op 29 januari 2003

Omzendbrief GPI 11bis : bijkomende richtlijnen inzake de evaluatie van het personeel

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000056
pub.
29/01/2003
prom.
15/10/2002
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN


15 OKTOBER 2002. - Omzendbrief GPI 11bis : bijkomende richtlijnen inzake de evaluatie van het personeel


Aan Mevrouw en de heren Provinciegouverneurs Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel Aan de dames en heren burgemeesters, Ter informatie: Aan de dames en heren Arrondissementscommissarissen Aan de Commissaris-generaal van de Federale Politie Aan de heer voorzitter van de Vaste Commissie van de Gemeentepolitie Aan de Directeur-generaal a.i. van de van de Algemene Rijkspolitie Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, In mijn omzendbrief GPI 11 verschenen in het Belgisch Staatsblad van 25 oktober 2001, stelde ik de adviesprocedure vast met betrekking tot de evaluatie van het personeel die, in afwachting van de inwerkingtreding van Titel I van deel VII RPPol op 1 april 2003, moet toegepast worden. Punt 5 van deze omzendbrief behandelt de beroepsprocedure ingesteld bij de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie. Deze dienst heeft de eerste dossiers in hoger beroep behandeld. Het lijkt mij belangrijk hieruit de eerste lessen te trekken en u hiervan in kennis te stellen.

Ter herinnering, enkel het personeelslid dat het voorwerp uitmaakt van een eindvermelding « Onvoldoende » kan een verzoekschrift indienen dat aan volgende vormvoorschriften moet voldoen : het verzoekschrift moet gemotiveerd zijn en ingediend worden, hetzij per aangetekend schrijven, hetzij tegen ontvangstbewijs, bij de inspecteur-generaal en dit binnen de viertien dagen na kennisneming van het advies door het betrokken personeelslid. Het niet respecteren van deze vormvoorschriften heeft tot gevolg dat de raad van beroep het dossier onontvankelijk verklaart en niet ten gronde behandelt.

Ik vestig tevens uw aandacht op de inhoud van het adviesdossier. Dit dossier moet de nota's en de briefwisseling bevatten over belanghebbende met betrekking tot zijn wijze van dienen en de eventuele gebeurtenissen en gedragingen die hierop enige invloed konden hebben, alsook alle stukken die zijn opgesteld in het raam van de lopende adviesprocedure. Kortom, het advies moet gemotiveerd worden door de verantwoordelijke voor de evaluatie. Nu blijkt uit de reeds behandelde dossiers dat al te vaak de adviesdossiers geen enkel stuk of document bevatten waarop het ongunstig advies van de geëvalueerde is gebaseerd. Dergelijke werkwijze is ontoelaatbaar daar deze het personeelslid in de onmogelijkheid stelt argumenten in te brengen tegen het uitgebrachte advies en verhindert dat de raad van beroep zijn opdracht op een correcte wijze kan uitoefenen. Ik vraag dus aan alle verantwoordelijken hun adviezen op een adequate wijze te motiveren op basis van concrete gegevens. Zo ook moeten de commentaren die door de hiërarchische overste in zijn advies geformuleerd worden, de eindbeslissing weergeven. Het is aldus niet normaal dat een hiërarchische overste een advies « goed » toekent terwijl de uitgebrachte commentaren in wezen negatief zijn. Het is niet ongewoon dat een verantwoordelijke de aandacht vestigt van zijn medewerker op zekere punten van zijn persoonlijkheid die voor verbetering vatbaar zijn, teneinde hem te helpen zich te verbeteren. De uitgebrachte commentaren mogen echter niet uitgesproken tegenstrijdig zijn met het gegeven eindadvies.

De raad van beroep behandelt in geen geval adviesdossiers afgesloten met een eindvermelding « goed » zelfs indien de uitgebrachte commentaren negatief zijn. Daarom is het van belang dat iedere evaluator de nodige aandacht schenkt aan de opmerkingen vervat in voorgaande paragraaf alsook aan de richtlijnen opgenomen in de GPI 11.

Ik verzoek u huidige omzendbrief ruimschoots te verspreiden binnen uw diensten.

De Minister, A. DUQUESNE

^