Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 14 juni 1999
gepubliceerd op 03 augustus 1999

Circulaire betreffende de wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit

bron
ministerie van justitie
numac
1999009542
pub.
03/08/1999
prom.
14/06/1999
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN JUSTITIE


14 JUNI 1999. - Circulaire betreffende de wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit


Aan mevrouw en de heren Provinciegouverneurs;

Aan mevrouwen en de heren Procureurs-generaal bij de hoven van beroep;

Aan mevrouwen en de heren Burgemeesters en Ambtenaren van de burgerlijke stand van het Rijk.

In het Belgisch Staatsblad van 6 maart 1999 werd de wet van 22 december 1998 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit wat de naturalisatieprocedure betreft, bekendgemaakt.

Deze wet zal in werking treden op de eerste dag van de zesde maand volgend op die in de loop waarvan zij in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, met name op 1 september 1999 (art. 7 van de wet).

Zij bevat bepalingen die de harmonisatie beogen van de procedure van nationaliteitskeuze en van de procedure van nationaliteitsverklaring.

Inderdaad, een quasi-identieke procedure wordt ingevoerd voor deze twee wijzen van verkrijging van de Belgische nationaliteit.

Deze hervorming van het Wetboek van de Belgische nationaliteit (W.B.N.) zal als gevolg hebben dat de werklast van de rechtbanken zal afnemen : deze zullen zich voortaan enkel nog moeten uitspreken over een beperkt aantal verzoeken tot verkrijging van de Belgische nationaliteit (cfr. infra).

De naturalisatieprocedure ondergaat eveneens enkele wijzigingen.

Deze wet heeft tevens tot gevolg dat aan de ambtenaar van de burgerlijke stand een centralere rol wordt toevertrouwd in de verschillende procedures van verkrijging van de Belgische nationaliteit.

Er dient opgemerkt te worden dat de grondvoorwaarden om de Belgische nationaliteit te verwerven, ongewijzigd blijven, wat ook de gevolgde procedure is. 1. Procedure van nationaliteitsverklaring (art.12bis W.B.N.) Zoals voorheen dient de nationaliteitsverklaring nog steeds afgelegd te worden voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft.

De ambtenaar van de burgerlijke stand akteert de verklaring op een los blad. Een afschrift van de verklaring wordt onmiddellijk door de ambtenaar van de burgerlijke stand, samen met een kopie van de bewijsstukken, voor advies overgezonden aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied.

De procureur des Konings geeft hiervan onverwijld ontvangstmelding, na te hebben nagegaan of de wettelijke voorwaarden zijn vervuld.

Hij beschikt over twee maanden te rekenen vanaf de ontvangstmelding, om een negatief advies uit te brengen inzake de verkrijging van de Belgische nationaliteit wanneer er een beletsel is wegens gewichtige feiten, eigen aan de persoon.

Het negatieve advies moet met redenen zijn omkleed.

Indien de procureur des Konings meent geen negatief advies te moeten uitbrengen, zendt hij een attest in die zin aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, dewelke verplicht is deze verklaring onmiddellijk in te schrijven en te vermelden zoals bepaald bij artikel 22, § 4, W.B.N. De ambtenaar van de burgerlijke stand is verplicht de verklaring ambtshalve in te schrijven en te vermelden zoals bepaald bij artikel 22, § 4, W.B.N., wanneer hem binnen de termijn van twee maanden geen negatief advies of geen overzending van een attest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht, werd meegedeeld.

De ambtenaar van de burgerlijke stand stelt degene die de verklaring heeft afgelegd van de inschrijving in kennis. De belanghebbende wordt Belg vanaf die inschrijving.

Wanneer de procureur des Konings een negatief advies uitbrengt, wordt dit door zijn toedoen tegelijkertijd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand en, bij een ter post aangetekende brief, aan de belanghebbende betekend.

De belangrijkste nieuwigheid die deze wet invoert, bestaat erin dat bij een negatief advies van de procureur des Konings de verklaring in principe omgevormd wordt tot een naturalisatieaanvraag, tenzij de belanghebbende de aanhangigmaking bij de rechtbank van eerste aanleg vraagt. De betrokkene heeft inderdaad de volgende keuze : ofwel aanvaardt hij de omvorming van de verklaring tot een naturalisatieaanvraag (a), ofwel vraagt hij binnen vijftien dagen na de ontvangst van het negatieve advies de aanhangigmaking bij de rechtbank van eerste aanleg (b). a. Omvorming tot naturalisatieaanvraag Indien belanghebbende geen aanhangigmaking vraagt bij de rechtbank (cfr.infra punt b), wordt zijn verklaring automatisch omgevormd tot een naturalisatieaanvraag.

De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt het dossier van de belanghebbende alsook het negatieve advies van de procureur des Konings over aan de Griffier van de Kamer van volksvertegenwoordigers, Dienst Naturalisaties, Regentlaan 35, 1000 Brussel.

Deze overzending geldt als naturalisatieaanvraag, waarover de Kamer van volksvertegenwoordigers beslist overeenkomstig artikel 21, § 4, W.B.N. en op de wijze bepaald in haar interne reglement.

Tijdens de voorbereidende werkzaamheden van de wet werd gepreciseerd dat de omvorming tot een naturalisatieaanvraag slechts mogelijk is, indien betrokkene voldoet aan de grondvoorwaarden voor de naturalisatie (cfr. Verslag van de Heer Vandenberghe, Gedr. Stuk.

Senaat, nr. 1130/3, p. 10).

De voorwaarden gesteld voor de nationaliteitsverklaring (geboren zijn in België; sedert zijn geboorte zijn hoofdverblijf in België gehad hebben; de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en minder dan dertig jaar oud zijn) zijn strikter dan deze gesteld voor de naturalisatie (achttien jaar oud zijn en in principe tenminste vijf jaar zijn hoofdverblijf in België gehad hebben). Er stelt zich bijgevolg geen probleem in geval van omvorming van een nationaliteitsverklaring tot een naturalisatieaanvraag. Er kunnen evenwel problemen rijzen met betrekking tot de grondvoorwaarden bij de omvorming van een verklaring van nationaliteitskeuze tot een naturalisatieaanvraag (cfr. infra, punt 2). b. Verzoek tot aanhangigmaking bij de rechtbank Binnen vijftien dagen na de ontvangst van het negatieve advies van de procureur des Konings, kan de belanghebbende bij een ter post aangetekende brief aan de ambtenaar van de burgerlijke stand vragen om zijn dossier over te zenden aan de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied. De ambtenaar van de burgerlijke stand verwittigt in dit geval de procureur des Konings en zendt het dossier met de bewijsstukken en het negatieve advies over aan de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied.

De rechtbank doet, na de belanghebbende te hebben gehoord of opgeroepen, uitspraak over de gegrondheid van het negatieve advies. De beslissing wordt met redenen omkleed.

De beslissing wordt aan de belanghebbende ter kennis gebracht door toedoen van de procureur des Konings.

De belanghebbende en de procureur des Konings kunnen binnen vijftien dagen na de kennisgeving hoger beroep instellen tegen de beslissing, bij een aan het hof van beroep gericht verzoekschrift.

Dit hof doet uitspraak na het advies van de procureur-generaal te hebben ingewonnen en de belanghebbende te hebben gehoord of opgeroepen.

De dagvaardingen en kennisgevingen geschieden langs administratieve weg.

Het beschikkend gedeelte van de onherroepelijke beslissing waarbij het negatieve advies wordt opgeheven, wordt door toedoen van het openbaar ministerie aan de ambtenaar van de burgerlijke stand gezonden.

De ambtenaar van de burgerlijke stand dient de verklaring onmiddellijk in te schrijven en te vermelden zoals bepaald bij artikel 22, § 4, W.B.N. Van de inschrijving wordt door zijn toedoen kennis gegeven aan de belanghebbende. De belanghebbende wordt Belg vanaf de inschrijving.

Het is duidelijk dat, indien de betrokkene kiest voor een gerechtelijke procedure, deze keuze definitief is en dat deze de latere omvorming van zijn verklaring tot een naturalisatieaanvraag onmogelijk maakt. 2. Procedure van nationaliteitskeuze (art.15 W.B.N.) Behoudens een paar kleinere verschillen is de procedure van nationaliteitskeuze voortaan volledig vergelijkbaar met deze van de nationaliteitsverklaring (art. 12bis W.B.N.).

De procedure van de nationaliteitskeuze is de procedure die aangewend wordt in de volgende gevallen : - de verkrijging van de Belgische nationaliteit door nationaliteitskeuze ("nationaliteitskeuze van de jongeren" - artikelen 13 en 14 W.B.N.); - de verkrijging van de Belgische nationaliteit door de vreemde echtgenoot van een Belg (art. 16 W.B.N.); - de verkrijging van de Belgische nationaliteit wegens het bezit van de staat van Belg (art. 17 W.B.N.); - de herkrijging van de Belgische nationaliteit (art. 24 W.B.N.).

De grondvoorwaarden voor deze verschillende wijzen van verkrijging en voor de herkrijging van de Belgische nationaliteit blijven ongewijzigd.

De procedure daarentegen is grondig gewijzigd.

Zoals voorheen dient de verklaring van nationaliteitskeuze afgelegd te worden voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft.

De ambtenaar van de burgerlijke stand dient het afschrift van de verklaring samen met een kopie van de bewijsstukken onmiddellijk voor advies over te zenden aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied.

Wanneer belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats heeft in het buitenland, wordt zijn verklaring afgelegd voor het hoofd van de Belgische diplomatieke zending of consulaire post van die verblijfplaats; deze laatste maakt een afschrift van de verklaring samen met een kopie van de bewijsstukken voor advies over aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel.

De procureur des Konings geeft hiervan onverwijld ontvangstmelding.

Hij kan, binnen vier maanden te rekenen vanaf de ontvangstmelding, een negatief advies uitbrengen inzake de verkrijging van de Belgische nationaliteit wanneer er een beletsel is wegens gewichtige feiten, eigen aan de persoon, of als er redenen zijn om te oordelen dat de integratiewil van de belanghebbende onvoldoende is, of nog wanneer de grondvoorwaarden niet vervuld zijn.

Het negatieve advies moet met redenen zijn omkleed.

Wat betreft de herkrijging van de Belgische nationaliteit (art. 24 W.B.N), dient er opgemerkt te worden dat de procureur des Konings toch kan menen geen negatief advies te moeten uitbrengen zelfs wanneer de in artikel 24 W.B.N. vastgestelde verblijfsvoorwaarde niet vervuld is of indien het verlies van de Belgische nationaliteit het gevolg is van afstand, nadat hij de omstandigheden heeft beoordeeld waarin de belanghebbende de Belgische nationaliteit heeft verloren, alsmede de redenen waarom hij die wil herkrijgen (art. 24, tweede lid W.B.N., zoals gewijzigd door art. 5 van de wet).

Indien de procureur des Konings meent geen negatief advies te moeten uitbrengen, zendt hij een attest in die zin aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, dewelke verplicht is de verklaring van nationaliteitskeuze onmiddellijk in te schrijven en te vermelden zoals bepaald bij artikel 22, § 4, W.B.N. Bij het verstrijken van de termijn van vier maanden en bij ontstentenis van een negatief advies of overzending van een attest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht, is de ambtenaar van de burgerlijke stand verplicht de verklaring van nationaliteitskeuze ambtshalve in te schrijven en te vermelden zoals bepaald bij artikel 22, § 4, W.B.N. De ambtenaar van de burgerlijke stand stelt degene die de verklaring van nationaliteitskeuze heeft afgelegd van de inschrijving in kennis.

De belanghebbende wordt Belg vanaf de inschrijving.

Indien de procureur des Konings een negatief advies uitbrengt, wordt dit door zijn toedoen tegelijkertijd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand en, bij een ter post aangetekende brief, aan de belanghebbende betekend.

Bij een negatief advies wordt de verklaring van nationaliteitskeuze in principe omgevormd tot een naturalisatieaanvraag, tenzij de belanghebbende de aanhangigmaking bij de rechtbank van eerste aanleg vraagt.

De betrokkene heeft inderdaad de volgende keuze : ofwel aanvaardt hij de omvorming van de verklaring tot een naturalisatieaanvraag (cfr. supra, punt 1.a), ofwel vraagt hij binnen vijftien dagen na de ontvangst van het negatieve advies de aanhangigmaking bij de rechtbank van eerste aanleg (cfr. supra, punt 1.b). In de twee gevallen is het vervolg van de procedure op alle punten identiek aan deze bij de nationaliteitsverklaring. Het is bijgevolg aangewezen te verwijzen naar de uiteenzetting hierboven.

Zoals reeds hoger vermeld, kan de omvorming van een verklaring van nationaliteitskeuze tot een naturalisatieaanvraag in geval van een negatief advies, niet plaatsvinden indien betrokkene niet voldoet aan de grondvoorwaarden voor de naturalisatie. In dit geval kan alleen de gerechtelijke procedure gevolgd worden.

Zo bestaat bijvoorbeeld één van de grondvoorwaarden van artikel 14 W.B.N. erin zijn hoofdverblijf in België te hebben gehad, hetzij vanaf de leeftijd van veertien tot achttien jaar, hetzij gedurende ten minste negen jaar. Bijgevolg is het mogelijk dat een persoon, die vanaf de leeftijd van veertien tot achttien jaar zijn hoofdverblijf in België heeft gehad en die op achttien jaar een verklaring van nationaliteitskeuze aflegt, de verblijfsvoorwaarde van vijf jaar, in principe noodzakelijk voor het indienen van een naturalisatieverzoek, niet vervult. De omvorming van zijn verklaring van nationaliteitskeuze tot een naturalisatieaanvraag zal in dit geval niet kunnen plaatsvinden, tenzij de belanghebbende kan bewijzen dat hij gedurende de vereiste periode door een werkelijke band met België verbonden is geweest.

Gemeenschappelijke opmerking bij de procedure van de nationaliteitsverklaring (art. 12bis W.B.N.) en van de verklaring van nationaliteitskeuze (art. 15 W.B.N.) : Het komt toe aan de procureur des Konings, wanneer hij het negatieve advies betekent aan de belanghebbende, deze laatste zo volledig mogelijk in te lichten over de verschillende mogelijkheden met betrekking tot de voortzetting van de behandeling van zijn verzoek tot verkrijging van de Belgische nationaliteit. Hij moet hem tevens op de hoogte brengen dat in geval van omvorming van zijn verklaring tot een naturalisatieaanvraag, hij bij de griffie van de Kamer van volksvertegenwoordigers een memorie van antwoord kan indienen.

Tenslotte deelt de procureur des Konings tevens mede dat de Kamer van volksvertegenwoordigers de naturalisatieaanvraag slechts zal behandelen nadat zij in het bezit is gesteld van de kwijting, afgegeven door de ontvanger der registratie, waaruit blijkt dat hij de verschuldigde registratierechten inzake naturalisatie heeft betaald. 3. Naturalisatieprocedure (art.21 W.B.N.) Artikel 4 van de wet wijzigt de naturalisatieprocedure op een paar punten zonder de grondvoorwaarden ervan te wijzigen.

Het aanvraagformulier inzake naturalisatie werd bijgevolg aangepast (zie koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot wijziging, wat betreft de bijlage, van het koninklijk besluit van 13 december 1995 tot bepaling van de inhoud van het aanvraagformulier inzake naturalisatie en de bij het verzoek te voegen akten en stavingsstukken en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 13 april 1995 tot wijziging van de naturalisatieprocedure en van het Wetboek van de Belgische nationaliteit). Vanaf 1 september 1999 zullen uitsluitend de nieuwe formulieren mogen worden gebruikt.

De aanvrager zal voortaan zijn naturalisatieaanvraag kunnen richten hetzij aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, hetzij aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn hoofdverblijfplaats.

Indien de aanvrager zijn verzoek aan de ambtenaar van de burgerlijke stand richt, geeft deze hiervan onverwijld ontvangstmelding.

De ambtenaar van de burgerlijke stand kijkt na of het aanvraagformulier behoorlijk ingevuld is en boven de handtekening van de aanvrager ook de handgeschreven vermelding "Ik verklaar Belgisch staatsburger te willen worden en de Grondwet en de wetten van het Belgische volk te zullen naleven" bevat (cfr. art. 21, § 1, 4e lid, W.B.N., zoals ingevoerd door art. 4 van de wet).

Verder controleert hij of de akten en stavingsstukken, zoals opgesomd in het koninklijk besluit van 13 december 1995 tot bepaling van de inhoud van het aanvraagformulier inzake naturalisatie en de bij het verzoek te voegen akten en stavingsstukken en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 13 april 1995 tot wijziging van de naturalisatieprocedure en van het Wetboek van de Belgische nationaliteit (Belgisch Staatsblad van 16 december 1995), bij de aanvraag toegevoegd zijn.

In voorkomend geval vraagt hij aan de aanvrager om het dossier te vervolledigen.

Binnen een termijn van vijftien dagen vanaf de ontvangst van het verzoek tot naturalisatie, maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand het verzoek, alsook alle stukken die hem zijn toegezonden, over aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Deze oordeelt over het verlenen van de naturalisatie op de wijze bepaald in de wet en in haar interne reglement.

Algemene opmerkingen : De wijze waarop het parket bij de rechtbank van eerste aanleg het onderzoek verricht met het oog op het verlenen van een advies in het kader van de verschillende procedures van verkrijging van de Belgische nationaliteit, wordt door mijn toedoen vastgelegd in richtlijnen, na het advies van het college van procureurs-generaal te hebben ingewonnen. Deze richtlijnen, die bindend zijn voor alle leden van het openbaar ministerie zullen aan de bevoegde overheden overgemaakt worden. (cfr. art. 24bis W.B.N. ingevoegd door art. 6 van de wet).

Ik vestig er eveneens de aandacht op dat voor de berekening van de termijn de algemene principes gelden en dat de termen "onmiddellijk" en "onverwijld" die in verschillende onderdelen van de artikelen 12bis, 15 en 21 W.B.N. worden gebruikt een weergave van de wil van de wetgever zijn om de verplichtingen die op de ambtenaar van de burgerlijke stand en de procureur des Konings rusten zonder uitstel uit te voeren.

Tenslotte blijven de verklaringen die afgelegd werden vóór 1 september 1999 (datum van inwerkingtreding van de wet) op grond van de vroeger toepasselijke bepalingen van de artikel 12bis, 13-14, 16, 17 en 24 W.B.N. onderworpen aan deze bepalingen.

Brussel, 14 juni 1999.

De Minister van Justitie, T. Van Parys.

^