Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 09 april 2003
gepubliceerd op 30 april 2003

Ministeriële omzendbrief GPI 37 betreffende de sportactiviteiten in de politiediensten

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000139
pub.
30/04/2003
prom.
09/04/2003
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN


9 APRIL 2003. - Ministeriële omzendbrief GPI 37 betreffende de sportactiviteiten in de politiediensten


Aan Mevrouw en Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Aan de Dames en Heren Burgemeesters, Aan de Dames en Heren Voorzitters van de Politiecolleges, Aan de Dames en Heren Korpschefs van de lokale politie, Aan de Heer Commissaris-generaal van de federale politie, Aan de Heer Inspecteur-generaal van de federale politie en de lokale politie, Ter informatie : Aan de Heer Directeur-generaal van de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid, Aan de Heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale politie, Aan de Dames en Heren Arrondissementscommissarissen, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Voorzitter, Mevrouw, Mijnheer de Korpschef, Mijnheer de Commissaris-generaal, Mijnheer de Inspecteur-generaal, Deze omzendbrief heeft tot doel : aan de verantwoordelijken richtlijnen te verstrekken om hen in staat te stellen de aanvragen van hun medewerkers inzake sportactiviteiten tijdens de diensturen adequaat af te handelen. 1. Wettelijke en reglementaire basis - Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus, art.119 en 120. - Koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol) deel III - titel II en deel VI. - Ministerieel besluit van 28 december 2001 tot de uitvoering van bepaalde bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (UBPol), art. VI.9, 15°. 2. Algemeen - In deze omzendbrief dient men onder « verantwoordelijke overheid » te verstaan, de chef die bevoegd is om de dienst te bepalen die door de personeelsleden dient te worden uitgevoerd. - De sportactiviteiten werden in twee categorieën onderverdeeld naar gelang het feit of ze al dan niet recht geven op een aanrekening als dienstprestatie. 3. Sportactiviteiten door de overheid voorgeschreven en aangerekend als een dienstprestatie 3.1 De opleidingsactiviteiten Het betreft hier sportactiviteiten die opgenomen worden in de programma's van de basis-, voortgezette-, functioneel gespecialiseerde of promotieopleidingen, zoals ze door de directie van de opleiding van de federale politie (DGP/DPF) werden vastgelegd. 3.2 De functionele trainingen Vallen onder deze categorie, de sporten, oefeningen en trainingen (bijvoorbeeld : paardrijden, schietoefeningen, oefeningen geweldbeheersing, training van de honden, ...) die door de verantwoordelijke overheid worden opgelegd in het raam van de organisatie van de dienst en de voorbereiding van de eenheden en/of diensten op de uitoefening van hun operationele opdrachten.

De verantwoordelijke overheid wijst ofwel bepaalde ofwel alle leden van zijn dienst of een welbepaalde cel aan om een bepaalde sporttraining, in overeenstemming met de specificiteit van de bediening te volgen, om in staat te zijn de functie behoorlijk uit te oefenen.

Deze aanwijzing dient vooraf te gebeuren. De sportactiviteit kan in de interne infrastructuur of in externe installaties plaatsvinden maar moet onder leiding van een daartoe erkende monitor gebeuren. 4. Sportactiviteiten niet voorgeschreven door de overheid en die geen aanleiding geven tot aanrekening maar die het recht zouden kunnen openen op een erkenning als arbeidsongeval 4.1 Algemene principes - De sportactiviteiten, niet vermeld in punt 3, die individueel of in groep worden beoefend op initiatief van de personeelsleden, worden niet beschouwd als dienstactiviteiten en geven dus geen aanleiding tot een aanrekening als dienstprestatie (evenmin toelage voor overuren, weekend- en nachturen). - Deze sportactiviteiten kunnen evenwel onder bepaalde voorwaarden het recht openen op een erkenning van een arbeidsongeval (zie punt 4.3). - Deze sportactiviteiten kunnen beoefend worden in de installaties van de politie of in externe sportcomplexen. 4.2 Beperking van de sportactiviteiten - Om eventueel erkend te kunnen worden als arbeidsongeval, moet het een sportactiviteit betreffen die bijdraagt tot het onderhoud of de bevordering van de fysieke conditie en/of de specifieke politionele geschiktheden. Volgende sporten zullen bijvoorbeeld niet in aanmerking worden genomen : biljart, vissen, schaken, ... - Een aantal gevaarlijke sporten worden verder enkel onder de persoonlijke verantwoordelijkheid van het personeelslid beoefend omwille van hun gevaarsgraad en de arbeidsongeschiktheid die ze kunnen teweegbrengen. De beoefening van die sporten zal dus geen aanleiding kunnen geven tot de erkenning van een arbeidsongeval. Deze sporten vereisen trouwens meestal een bijzondere verzekering bij een private verzekeringsmaatschappij. Het betreft hier meer in het bijzonder de volgende sportactiviteiten : * te land : - balsporten zoals rugby, Amerikaans voetbal, hockey, polo,...; - paardrijden; - snelheidswedstrijden met motorvoertuigen; - gevechtssporten zoals boksen, worstelen, gewelddadige en agressieve oosterse gevechtssporten of gevechtssporten waarbij speciale tuigen worden gebruikt met uitzondering van die disciplines die de filosofie van geweldsbeheersing respecteren (niet-exhaustieve lijst : geval per geval te beoordelen); - andere sporten zoals wedstrijden op de openbare weg, bobslee, skischansspringen, alpijnse ski, snow-board, skeleton, speleologie, alpinisme, benji, muurklimmen...; * te water : - gemotoriseerde snelheidswedstrijden, kajak in wild water, diepzeeduiken, vrij duiken, rafting ...; * in de lucht : - parachutespringen, parapente, deltavliegen, zweefvliegen, ULM en alle andere luchtvaartsporten. - De sportactiviteit mag voorts niet ingaan tegen de filosofie van de geweldsbeheersing. Sporten zoals paintball, boksen,... worden daarom niet in aanmerking genomen. 4.3 Erkenning van een ongeval als arbeidsongeval De ongevallen die voldoen aan de wettelijke voorwaarden van het arbeidsongeval en die zich in het raam van een individuele of collectieve sportactiviteit hebben voorgedaan, kunnen als « arbeidsongeval » in aanmerking worden genomen voor zover de personeelsleden die aan deze sportactiviteit deelnamen onder het virtuele gezag van de hiërarchische overheid bleven overeenkomstig de volgende regels : 4.3.1 Toelating De aanvraag tot het beoefenen van de sport heeft het voorwerp uitgemaakt van een voorafgaandelijke toestemming van de verantwoordelijke overheid; 4.3.2 Aard van de activiteit - de beoefende sport komt niet voor op de lijst van de gevaarlijke sporten; - de beoefende sport gaat niet in tegen de principes van de geweldsbeheersing; - de beoefende sport draagt bij tot het onderhoud of de bevordering van de fysieke conditie en/of specifieke politionele vaardigheden; 4.3.3 Modaliteiten - de sport wordt beoefend op het ogenblik dat het personeelslid in dienstactiviteit is en niet met rust of met verlof is; - de sport wordt beoefend tussen het tijdstip van aankomst op de plaats van het werk en het vertrek vanuit de plaats van het werk; - de sportactiviteit (of de verplaatsing naar de plaats van deze activiteit) gebeurt vanuit de plaats van het werk; na afloop van de activiteit, is het personeelslid verplicht terug te keren naar zijn/haar plaats van het werk.

Deze regels dienen strikt geïnterpreteerd te worden. 4.4 Materiele ondersteuning Indien zij het opportuun acht en verenigbaar met de noden van de dienst, kan de verantwoordelijke overheid het gebruik van een dienstvoertuig toestaan. 5. Bijzondere gevallen 5.1 Deelname aan tornooien, inter-politie competities of aanverwanten 5.1.1 Dit type van activiteit valt doorgaans onder de categorie van sportactiviteiten beschreven in punt 4. Zij geeft dus geen recht op enige aanrekening van de prestaties. De bepalingen van punt 4 zijn van toepassing. 5.1.2 In het bijzondere geval van nationale en internationale wedstrijden die openstaan voor alle personeelsleden van de geïntegreerde politie, kan de verantwoordelijke overheid officieel één of meerdere personeelsleden aanwijzen het geheel van het politiekorps te vertegenwoordigen.

In dit geval kunnen de leden van de delegatie de volgende regelingen genieten : - de verantwoordelijke overheid kan uitzonderlijk, indien de bovenvermelde wedstrijd plaats heeft terwijl het personeelslid onder het virtuele gezag blijft van de hiërarchische overheid, overeenkomstig de modaliteiten van punt 4.3, en enkel voor de sporten zoals cross, zwemmen en schieten, de aanrekening toelaten voor een forfaitaire duur van 7,36 Hr per wedstrijddag. De overige bepalingen van punt 4 blijven overigens van toepassing; - voor andere sporttornooien of indien de wedstrijd plaats heeft buiten de bepalingen voorzien in punt 4.3.3, zal er geen aanrekening gebeuren van de prestaties. Niettemin zal de erkenning van een ongeval als arbeidsongeval overwogen worden rekening houdend met de aanwijzing door de verantwoordelijke overheid.

De verantwoordelijke overheid zal er rekening mee houden dat de deelname aan dergelijke activiteiten niet alleen de gezondheid van éénieder ten goede komt, maar ook de goede relaties tussen de verschillende politiediensten bevordert. 5.2 Schietoefening door een personeelslid van het operationeel kader - Ter herinnering : het gebruik van een privé- vuurwapen in een schietstand van de politie wordt niet toegestaan. - Het gebruik van een privé- vuurwapen in een privé-schietstand kan onder de tweede categorie van sportactiviteiten (punt 4.1 en volgende) vallen voor zover de verschillende voorwaarden worden gerespecteerd. - Ten slotte kan, zelfs buiten de omstandigheden vermeld in 4.3.3., het gebruik van het dienstwapen in een privé-schietstand worden beschouwd als een sportactiviteit op aanvraag van het personeelslid, voor zover het personeelslid hiertoe de toelating krijgt van de korpschef (commissaris-generaal voor de federale politie) of de door hem hiertoe aangewezen overheid.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^