gepubliceerd op 29 juni 2007
Omzendbrief GPI 60 betreffende de weging van de functies van het niveau A van het administratief en logistiek kader van de politiediensten
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
5 JUNI 2007. - Omzendbrief GPI 60 betreffende de weging van de functies van het niveau A van het administratief en logistiek kader van de politiediensten
Aan Mevrouw en Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Aan de Dames en Heren Burgemeesters, Aan de Dames en Heren Korpschefs van de lokale politie, Aan de Heer Commissaris-generaal van de federale politie, Ter informatie : Aan de Dames en Heren Arrondissementscommissarissen, Aan de Heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale politie, Aan de Heer Directeur-generaal van de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Korpschef, Mijnheer de Commissaris-generaal, Dames en Heren, Inleiding De wet van 1 maart 2007 houdende diverse bepalingen (III) (B.S. van 14 maart 2007) en het koninklijk besluit van 23 maart 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (B.S. van 30 maart 2007) stellen de principes vast van de nieuwe Calog-loopbaan en wijzigen een geheel van punctuele statutaire aspecten betreffende dit personeel.
Meer in het bijzonder regelt het ministerieel besluit van 5 juni 2007. het systeem van de weging van de functies van het niveau A van het administratief en logistiek kader van de politiediensten; deze omzendbrief voorziet de richtlijnen voor de uitvoering van dit ministerieel besluit.
Basisprincipes De wettelijke en reglementaire teksten betreffende de nieuwe Calog-loopbaan voorzien voor het niveau A in vijf klassen, die genummerd zijn van A1 tot A5 en waaraan verschillende loonschalen verbonden zijn. De functies van niveau A worden in de klassen ingedeeld na een weging op basis van een matrix met twee assen die de volgende criteria bevat: 1. as "omkadering": - hiërarchie in dalende lijn, - hiërarchie in stijgende lijn, - budgettaire verantwoordelijkheid, - autonomie in het raam van het personeelsbeheer;2. as "bijdrage": - opleidingsniveau vereist voor de uitoefening van de functie, - ervaring vereist voor de uitoefening van de functie, - complexiteit van de te behandelen problemen, - invloed van de functie. Het beslissingssysteem, dat toelaat de aanwezige functies in de organisatie te wegen en er de klasse van te bepalen, wordt hier toegelicht.
Het doel van deze omzendbrief is dus ? de methodologie van dit wegingssysteem toe te lichten, ? de acht wegingscriteria te definiëren, ? de gevolgen verbonden aan de weging vast te leggen, ? de algemene principes van de tenuitvoerlegging van het systeem vast te leggen.
Methodologie 1. Algemene principes De toepassing van dit beslissingssysteem heeft als einddoel de toewijzing van een klasse aan elke Calog-functie niveau A, volgens het gewicht van deze functie binnen de organisatie.In deze benadering is het gewicht van een functie verbonden aan twee dimensies, de omkadering en de bijdrage. Hieruit volgt dat het systeem (net zoals het evaluatiesysteem voor de personeelsleden van de politiediensten) gebaseerd is op een matrix met twee assen: "omkadering" en "bijdrage".
Op elk van deze assen bevinden zich 4 niveaus in stijgende lijn. Elk niveau wordt begrensd door een minimale en een maximale waarde.
Wanneer ze worden gekruist, leveren die 4 X 4 niveaus 16 mogelijke combinaties op. Met elk van deze 16 combinaties is één van de 5 klassen van niveau A verbonden (zie tabel infra). De toewijzing van de klassen gebeurt volgens een matrixlogica, waarbij rekening gehouden wordt met de niveaus op elk van de assen.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. Bepaling van de niveaus op de twee assen Om uiteindelijk te kunnen bepalen met welke combinatie (van de 16) de te wegen functie overeenkomt, moet eerst bepaald worden op welk niveau van elke as de functie zich bevindt.Hiertoe moet de globale score van de functie voor elke as berekend worden, moet deze globale score vergeleken worden met de minima en de maxima van de niveaus van de corresponderende as en kan op deze manier het niveau van de functie op elk van de assen bepaald worden. 2.1. Criteria Er werden acht criteria (4 per as) bepaald op basis waarvan de globale score van de functie voor elke as kan worden berekend. Het zijn: ? voor de as "omkadering": de hiërarchie in dalende lijn, de hiërarchie in stijgende lijn, de budgettaire verantwoordelijkheid en de autonomie in het raam van personeelsbeheer; ? voor de as "bijdrage": het opleidingsniveau vereist voor de uitoefening van de functie, de ervaring vereist voor de uitoefening van de functie, de complexiteit van de te behandelen problemen en de invloed van de functie.
Voor elk criterium worden verschillende mogelijke antwoorden gegeven en met elk van deze antwoorden stemt een bepaalde waarde overeen.
B.v.: Hiërarchie in dalende lijn : de functie omkadert "x" aantal personen, Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze acht criteria worden opgesomd in bijlage 1. 2.2. Coëfficiënten Bij de bepaling van de globale score van de functie, zowel voor de as "omkadering" als voor de as "bijdrage", hebben de 8 criteria bovendien een verschillend "gewicht"; bepaalde criteria zijn "belangrijker" in de beoordeling van de omkadering of de bijdrage (bv. hiërarchie in dalende lijn voor de as "omkadering"), terwijl andere meer ondergeschikt zijn. Dit relatieve belang van de verschillende criteria uit zich door de toekenning aan elk criterium van een coëfficiënt (1, 2, 4), waarmee de voor een bepaald criterium behaalde waarde wordt vermenigvuldigd.
B.v.: Hiërarchie in dalende lijn Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Zo wordt aan een functie met hiërarchie over 20 personen voor dit criterium een score van 3x2 = 6 toegekend (3 voor de waarde en 2 voor de coëfficiënt). 2.3. Bepaling van de klasse Er wordt een score gegeven voor de verschillende criteria (waarde x coëfficiënt). De verschillende scores voor de criteria worden samengeteld en zo bekomt men een globale score, enerzijds voor omkadering (horizontale as) en anderzijds voor bijdrage (verticale as). Op basis van deze globale scores kan de functie op een bepaald niveau van elke as worden gesitueerd. De combinatie van de niveaus bepaalt de plaats van de functie in de tabel en op die manier kan een klasse worden toegekend (matrixbenadering). 2.4. Praktische regels ? Een eerste regel die gevolgd dient te worden bij deze wegingsoefening is het feit dat men zich moet baseren op de te wegen functie en niet op de persoon die deze uitoefent. De functie moet bekeken worden naar inhoud en vereisten, volgens wat door de organisatie verwacht wordt van de functie. Zo is het niet onmogelijk om een verschillende weging te hebben voor eenzelfde functietitel.
Bv. : een directeur HR kan diegene zijn die waakt over de uitvoering van de taken met betrekking tot het personeelsbeheer (de HR-strategie werd bepaald door de korpschef); hij kan echter ook door zijn korpschef de verantwoordelijkheid over de ontwikkeling van de HR-strategie en de uitvoering ervan toegewezen krijgen: in deze twee gevallen is zijn bijdrage verschillend. ? Informatie met betrekking tot elk criterium wordt overigens aangereikt om een goed begrip toe te laten en een uniforme toepassing te verzekeren. Het is namelijk essentieel dat de criteria op dezelfde manier worden begrepen en toegepast, ongeacht de betrokken dienst van de lokale of de federale politie. ? De weging van een functie moet ook rekening houden met de context van het functioneren (de functie staat niet op zichzelf, ze staat in relatie met de andere functies, in een gegeven context).
Bv. : voor het criterium "complexiteit van de te behandelen problemen", daar waar problemen van strategische aard behandeld worden op het niveau van een dienst, betekent dit niet noodzakelijk dat alle aanwezige functies in de dienst problemen van strategische aard behandelen. De piloot van het "strategisch" dossier draagt de reële verantwoordelijkheid en krijgt een score 3x4 voor dit criterium (zie bijlage 1); de andere functies die aan deze activiteit bijdragen door operationele taken uit te voeren krijgen een score 1x4 voor dit criterium (zie bijlage 1).
Gevolgen verbonden aan de weging Tijdens de eerste weging van de functies en vervolgens, tijdens de periodieke evaluaties van het systeem (met telkens een effect op 1 september daaropvolgend), kunnen zich drie gevallen voordoen: de functie verkrijgt door de weging een lagere/dezelfde/hogere klasse ten opzichte van de verkregen loonschaal bij de horizontale inschaling of ten gevolge van de vorige weging.
De functie krijgt een lagere klasse door de weging : In dit geval krijgt het personeelslid een loonschaal van de lagere klasse in kwestie; deze loonschaal wordt bepaald rekening houdende met de niveauanciënniteit verkregen als statutair, bonificaties inbegrepen (regel van 6 jaar). De overblijvende anciënniteit na de toepassing van de regel van 6 jaar, wordt de loonschaalanciënniteit in de nieuwe loonschaal.
Bv. : - een PL heeft een loonschaal AA4 en 10 jaar niveauanciënniteit als statutair; door horizontale inschaling krijgt het PL een loonschaal A31 (klasse 3), - na weging wordt zijn functie ingedeeld in klasse 2; hij krijgt dus een loonschaal A22 (de anciënniteit in kwestie is meer dan 6 jaar maar minder dan 12 jaar), met een loonschaalanciënniteit van 4 jaar (10 - 6 jaar) - het PL krijgt evenwel een vrijwaring (evolutief) van zijn laatste loonschaal (i.c. A31) De functie krijgt dezelfde klasse door de weging : In dit geval blijven zowel zijn klasse als zijn loonschaal onveranderd.
De functie krijgt een hogere klasse door de weging: In dit geval krijgt het PL de eerste loonschaal van de loonschalengroep behorende tot de hogere klasse, met een loonschaalanciënniteit = 0.
Bv.: - een PL heeft een loonschaal AA2 en 9 jaar niveauanciënniteit als statutair; door inschaling krijgt hij een loonschaal A12, - na weging wordt zijn functie ondergebracht in klasse 2; hij krijgt dus een loonschaal A21 (1ste loonschaal van de loonschalengroep van klasse 2), met een loonschaalanciënniteit gelijk aan 0.
In geval van mobiliteit zijn dezelfde regels mutatis mutandis van toepassing, behalve voor wat betreft de vrijwaring. Als het PL mobiliteit maakt naar een functie van een lagere klasse, krijgt hij één van de loonschalen van deze klasse (regel van 6 jaar) met een loonschaalanciënniteit die overeenkomt met de anciënniteit die overblijft na de toepassing van de regel van 6 jaar (geen vrijwaring van de schaal van de hogere klasse).
Als de functie echter van een hogere klasse is, krijgt het PL de eerste loonschaal van deze klasse, met loonschaalanciënniteit gelijk aan 0.
Als de inhoud van de door het personeelslid uitgeoefende functie gewijzigd wordt door de overheid en deze wijziging tot gevolg heeft dat de functie in een lagere klasse gewogen wordt, geniet het PL een evolutieve vrijwaring van zijn laatste loonschaal.
Als deze wijziging echter een weging in een hogere klasse met zich meebrengt, krijgt het PL de eerste loonschaal van de hogere klasse, en dit te beginnen vanaf 1 september volgend op de beslissing.
Inwerkingtreding Het ministerieel besluit betreffende de weging van de functies van het niveau A van het administratief en logistiek kader van de politiediensten voorziet in de toepassing van de gevolgen verbonden aan de weging vanaf 1 september 2007.
Voor de lokale politie komt het de gemeente- of politieraad toe om het systeem in werking te doen treden, na overleg in het betrokken basisoverlegcomité en vervolgens de beslissingen aan de toezichthoudende overheden te communiceren.
Het komt de minister toe deze inwerkingtreding uit te voeren, op voorstel van de commissaris-generaal en de directeurs-generaal, voor de betrokken personeelsleden van de federale politie, na overleg in het hoog overlegcomité.
Concreet zal de directie van de mobiliteit en het personeelsbeheer (DGS/DSP), na de verschijning van de wettelijke en reglementaire teksten betreffende de nieuwe loopbaan van het Calog-personeel, de verantwoordelijken (korpschefs, commissaris-generaal en directeurs-generaal) uitnodigen de weging te maken van de functies die onder hun verantwoordelijkheid vallen volgens de in deze omzendbrief vastgelegde principes.
De zonechefs zullen uitgenodigd worden hun gemotiveerd voorstel mee te delen aan DGS/DSP, die een advies hierover zal uitbrengen (naleving van de principes, coherente toepassing van de criteria). Dit advies zal toegevoegd worden aan het voorstel van de korpschef met het oog op het overleg met de syndicale organisaties.
De commissaris-generaal en de directeurs-generaal delen hun gemotiveerd wegingsvoorstel mee aan DGS/DSP, die deze valideert. Na overleg met de syndicale organisaties zal DGS het voorstel van de federale politie doorsturen naar de minister.
Het is de rol van DGS/DSP te waken over een coherente en uniforme toepassing van de principes inzake weging binnen de geïntegreerde politie; het is op deze voorwaarde dat het wegingssysteem haar volledige uitwerking zal kennen als erkenningsinstrument van de bijdrage aan het functioneren van de organisatie.
Een eerste globale evaluatie van het systeem zal twee jaar na haar inwerkingtreding plaatsvinden. Nadien zal telkens om de 5 jaar worden geëvalueerd.
In de loop van deze 5 jaar wordt de weging van een functie niet herzien tenzij de overheid de inhoud ervan wijzigt (activiteiten, verantwoordelijkheden in het nemen van beslissingen,...). In dit geval wordt een nieuwe weging van de functie uitgevoerd. De eventuele verandering van klasse die hieruit volgt moet ter kennis gebracht worden van DGS/DSP, voor advies.
Vanaf de datum van de inwerkingtreding van het wegingssysteem zal de klasse van de CALog-functies van niveau A vermeld worden in de publicaties van de vacante betrekkingen (aanwerving en mobiliteit), alsook in de personeelsformatie (de vermelding van de klasse zal het voorwerp uitmaken van een bijkomend veld naast de voorziene graden).
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL