gepubliceerd op 21 december 2005
Ministeriële omzendbrief aangaande het bijzonder rampenplan voor hulpverlening betreffende het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
4 AUGUSTUS 2005. - Ministeriële omzendbrief aangaande het bijzonder rampenplan voor hulpverlening betreffende het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen
Aan Mevrouw en de heren Gouverneurs van de provincies, Mevrouw de Gouverneur, Mijnheer de Gouverneur, De Ministerraad heeft tijdens zijn zitting van 19 december 2003 besloten de gemeentelijke en de provinciale overheden te verzoeken een bijzonder rampenplan voor hulpverlening op te stellen betreffende het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen, bedoeld in Richtlijn 90/219/EEG, zoals gewijzigd door de Richtlijn 98/81/EG van 26 oktober 1998 (bijlagen 1 en 2).
I. Definities Het lijkt me eerst en vooral nuttig enkele basisconcepten, zoals bepaald in de voormelde richtlijn, te preciseren. 1° Genetisch gemodificeerde micro-organismen Onder genetisch gemodificeerd micro-organisme, hierna GGM genoemd, wordt verstaan : elke cellulaire of niet-cellulaire microbiologische entiteit met het vermogen tot replicatie of tot overbrenging van genetisch materiaal, met inbegrip van virussen, viroïden, dierlijke en plantencellen in cultuur, waarvan het genetische materiaal veranderd is op een wijze die van nature door voortplanting en/of natuurlijke recombinatie niet plaatsvindt.(1) 2° Ingeperkt gebruik Het gaat om elke activiteit waarbij micro-organismen genetisch worden gemodificeerd of waarbij dergelijke GGM's worden gekweekt, opgeslagen, getransporteerd, vernietigd, verwijderd of anderszins gebruikt en waarbij specifieke inperkingsmaatregelen worden gebruikt om het contact van die micro-organismen met de bevolking in het algemeen en het milieu te beperken.(2) 3° Ongeval Wordt bedoeld : elk incident tijdens het ingeperkt gebruik waarbij onbedoeld een significante hoeveelheid GGM's vrijkomt waardoor de menselijke gezondheid of het milieu onmiddellijk of op termijn in gevaar kan worden gebracht.(3) 4° Gebruiker Het gaat om elke natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het ingeperkt gebruik van GGM's.(4) II. Informatie van de gemeentelijke en provinciale overheden De gemeentelijke overheden worden op de hoogte gebracht van het bestaan van een gebruiker op hun grondgebied via de kennisgeving die deze hen moet bezorgen overeenkomstig de richtlijn. Deze kennisgeving bevat in elk geval de informatie opgesomd in bijlage V van de richtlijn, deel A, B of C, volgens de klasse van het ingeperkt gebruik, en met name alle nodige elementen voor de opstelling van een bijzonder rampenplan voor hulpverlening, indien nodig.
De gebruiker zendt de kennisgeving aan de provinciale overheden.
Hij informeert de gemeentelijke en provinciale overheden onmiddellijk over elke significante wijziging van de in de kennisgeving vermelde inlichtingen.
Zowel de kennisgeving als de wijzigingen aan de inhoud ervan moeten vergezeld zijn van een advies van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid.
III. Bijzondere rampenplannen voor hulpverlening 1° Voor welke inrichtingen moeten bijzondere rampenplannen voor hulpverlening worden opgesteld ? De richtlijn verdeelt de inrichtingen waar ingeperkt gebruik van GGM's uitgevoerd wordt, in vier klassen : klasse 1, klasse 2, klasse 3 en klasse 4, waarbij deze laatste de klasse is waarbij een gebrek aan inperkingsmaatregelen het grootste gevaar voor de mens en het milieu kan veroorzaken. Er moeten rampenplannen worden opgesteld voor : A. de inrichtingen waar ingeperkt gebruik van de klassen 3 en 4 uitgevoerd wordt;
B. de inrichtingen waar ingeperkt gebruik van klasse 2 uitgevoerd wordt, behalve indien het risico, op basis van een evaluatieverslag van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, kan worden beschouwd als niet van die aard zijnde dat het de opstelling van een rampenplan verantwoordt;
C. de inrichtingen waar ingeperkt gebruik van klasse 1 uitgevoerd wordt, voor zover de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid hierom verzoekt, op basis van een evaluatieverslag van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. 2° Intern rampenplan Elke gebruiker die ertoe gehouden is een rampenplan op te stellen overeenkomstig de in punt III, 1°, opgesomde principes, moet een intern rampenplan aan de burgemeester bezorgen. Dit plan beschrijft in elk geval de procedures die het mogelijk maken het volgende te identificeren : de ongevallen, de maatregelen die moeten worden genomen binnen de inrichting om de mens en het milieu te beschermen tegen de gevolgen van een ongeval en de waarschuwingsprocedures van de betrokken overheden.
Het intern rampenplan moet vergezeld zijn van een advies van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. 3° Bijzonder gemeentelijk rampenplan voor hulpverlening Het bijzonder gemeentelijk rampenplan voor hulpverlening wordt opgesteld door de burgemeester naar gelang van de in punt II bedoelde elementen. Het moet met name de volgende elementen bevatten : A. De maatregelen om de ongevallen te verhinderen en te beheren teneinde de gevolgen ervan te minimaliseren en de aan de mens en aan het milieu veroorzaakte schade te beperken;
B. De processen inzake informatieverstrekking aan de bevolking, de diensten en betrokken overheden;
C. De maatregelen ter bescherming van de bevolking en het milieu, die moeten worden toegepast in geval van een ongeval.
De bijzondere gemeentelijke rampenplannen voor hulpverlening moeten ter goedkeuring voorgelegd worden aan de Gouverneur.
Het ingeperkt gebruik van GGM's dat geen voorwerp uitmaakt van bijzondere rampen- en interventieplannen, moet in het algemeen rampenplan voor hulpverlening vermeld worden. 4° Bijzonder provinciaal rampenplan voor hulpverlening Het bijzonder provinciaal rampenplan voor hulpverlening wordt opgesteld door de Gouverneur naargelang de in punt II bedoelde elementen. Het moet met name de volgende elementen bevatten : A. De maatregelen om de ongevallen te verhinderen en te beheren teneinde de gevolgen ervan te minimaliseren en de aan de mens en aan het milieu veroorzaakte schade te beperken;
B. De processen inzake informatieverstrekking aan de bevolking, de diensten en betrokken overheden;
C. De maatregelen ter bescherming van de bevolking en het milieu, die moeten worden toegepast in geval van een ongeval.
De bijzondere provinciale rampenplannen voor hulpverlening moeten onderworpen worden aan advies van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid en aan de goedkeuring van de Minister van Binnenlandse Zaken.
IV. Technische en wetenschappelijke bijstand Er is een overeenkomst gesloten tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Dienst Bioveiligheid en Biotechnologie.
De overeenkomst regelt de respectievelijke verplichtingen van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid et het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid op vlak van de organisatie van een bijstandssysteem in het kader van de richtlijn 98/81/EG betreffende het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen.
Dit systeem voorziet : 1° een bijstand van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid bij het opstellen van de bijzondere rampenplannen voor hulpverlening op gemeentelijk, provinciaal en federaal vlak : - op vraag van de federale, provinciale en gemeentelijke overheden, adviezen geven over de opstelling en de actualisering van de bijzondere rampenplannen voor hulpverlening; - opstellen van formulieren ter evaluatie van de bijzondere rampenplannen voor hulpverlening; - advies geven over de pertinentie van de bijzondere rampenplannen voor hulpverlening. 2° ingeval van ongeval : - een wetenschappelijke en technische expertise verschaffen aan de brandweerdiensten en aan de operationele eenheden van de Civiele Bescherming, met name voor het nemen van biologische stalen ter plaatse, hierin begrepen het verschaffen van materiaal voor staalname en het verzenden van de stalen naar de analyselaboratoria; - de directeur van de operaties raad geven ingeval van inwerkingstelling van een bijzonder rampenplan voor hulpverlening. 3° op algemene wijze : - adviezen en aanbevelingen formuleren aan de overheden aangaande alle vragen van bioveiligheid verbonden aan genetisch gemodificeerde micro-organismen en/of ziekteverwekende micro-organismen. Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid organiseert een telefoonpermanentie opdat zijn diensten 24 uur op 24 bereikbaar zouden zijn.
De aanvraag tot bijstand kan uitgaan van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid, van een Provinciegouverneur, van een Burgemeester of van een brandweerdienst.
Ze wordt gericht tot het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid : - in geval van hoogdringendheid, via telefonische oproep aan de permanentiedienst op nummer 02-642 51 11 tijdens de kantooruren en, buiten deze uren, aan het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering op nummer 02-506 47 11 waarop het nummer van de mobiele telefoon van de persoon van wacht kan verkregen worden; - schriftelijk, in de andere gevallen.
Ingeval van ongeval komt het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid tussen binnen de tijdspanne van een uur vanaf de oproep.
In de andere gevallen verschaft het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid zijn adviezen en aanbevelingen schriftelijk en ten laatste binnen een tijdspanne van zestig kalenderdagen vanaf de dag van ontvangst van de aanvraag.
De Algemene Directie van de Civiele Veiligheid verbindt zich ertoe de kosten van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid voor de organisatie van het bovenstaande bijstandsysteem, te dragen.
Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid informeert de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid over deze aanvragen tot bijstand waarbij de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid zich het recht voorbehoudt de gegrondheid van de aanvragen te onderzoeken en zo nodig, bijsturende maatregelen te nemen.
V. Communicatie Het bijzonder rampenplan voor hulpverlening moet meegedeeld worden aan de overheden en aan de openbare hulpdiensten die bij een ongeval zouden kunnen betrokken worden, zonder dat zij hierom verzoeken, en aan elke andere betrokken persoon die hierom verzoekt.
In geval van een ongeval moet de exploitant onmiddellijk het 100-centrum en het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering op de hoogte brengen.
Hij deelt aan het 100-centrum het volgende mee : 1° de omstandigheden van het ongeval;2° de identiteit van de GGM's of organismen, alsook de vrijgekomen hoeveelheden;3° de nodige elementen voor de evaluatie van de gevolgen van het ongeval voor de gezondheid van de hele bevolking en voor het milieu;4° de reeds genomen maatregelen. Het 100-centrum verwittigt de hulp- en interventiediensten die in het bijzonder rampenplan voor hulpverlening vermeld staan.
Gelieve deze omzendbrief mee te delen aan de burgemeesters van uw provincie.
De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL _______ Nota's (1) Artikel 2, a en b, van de richtlijn.(2) Artikel 2, c, van de richtlijn.(3) Artikel 2, d, van de richtlijn. (4) Artikel 2, e, van de richtlijn.