Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector | Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector |
---|---|
FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE | FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE |
19 JULI 2012. - Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds | 19 JULI 2012. - Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds |
werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector (1) | werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector (1) |
ALBERT II, Koning der Belgen, | ALBERT II, Koning der Belgen, |
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. | Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. |
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : | De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : |
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen | HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen |
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel |
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel |
78 van de Grondwet. | 78 van de Grondwet. |
Art. 2.Deze wet is van toepassing op het federaal administratief |
Art. 2.Deze wet is van toepassing op het federaal administratief |
openbaar ambt, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de wet van 22 juli | openbaar ambt, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de wet van 22 juli |
1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken. | 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken. |
Deze wet is eveneens van toepassing op de door de Koning, bij in | Deze wet is eveneens van toepassing op de door de Koning, bij in |
Ministerraad overlegd besluit, aangewezen andere besturen en diensten | Ministerraad overlegd besluit, aangewezen andere besturen en diensten |
van de federale Staat en overheidsdiensten die onder het gezag of het | van de federale Staat en overheidsdiensten die onder het gezag of het |
toezicht vallen van de federale overheid. | toezicht vallen van de federale overheid. |
De Koning bepaalt bij in Ministerraad overlegd besluit de nadere | De Koning bepaalt bij in Ministerraad overlegd besluit de nadere |
regelen en voorwaarden voor het uit oefenen van het recht op de | regelen en voorwaarden voor het uit oefenen van het recht op de |
vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar voor de | vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar voor de |
personeelsleden tewerkgesteld bij de in het eerste en tweede lid | personeelsleden tewerkgesteld bij de in het eerste en tweede lid |
bedoelde overheidsdiensten, alsook voor welke functies de titularissen | bedoelde overheidsdiensten, alsook voor welke functies de titularissen |
uitgesloten zijn van dit recht. | uitgesloten zijn van dit recht. |
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, onder de | De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, onder de |
nadere regelen en voorwaarden die Hij bepaalt, de vierdagenweek | nadere regelen en voorwaarden die Hij bepaalt, de vierdagenweek |
bepaald in de artikelen 4 tot 6 en het halftijds werken vanaf 50 of 55 | bepaald in de artikelen 4 tot 6 en het halftijds werken vanaf 50 of 55 |
jaar bepaald in de artikelen 7 en 8, geheel of gedeeltelijk van | jaar bepaald in de artikelen 7 en 8, geheel of gedeeltelijk van |
toepassing maken op het personeel verbonden aan hoven en rechtbanken. | toepassing maken op het personeel verbonden aan hoven en rechtbanken. |
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, onder de | De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, onder de |
nadere regelen en voorwaarden die Hij bepaalt, de vierdagenweek | nadere regelen en voorwaarden die Hij bepaalt, de vierdagenweek |
bepaald in de artikelen 4 tot 6 en het halftijds werken vanaf 50 of 55 | bepaald in de artikelen 4 tot 6 en het halftijds werken vanaf 50 of 55 |
jaar bepaald in de artikelen 7 en 8, geheel of gedeeltelijk van | jaar bepaald in de artikelen 7 en 8, geheel of gedeeltelijk van |
toepassing maken op alle of bepaalde personeelsleden van het | toepassing maken op alle of bepaalde personeelsleden van het |
operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de | operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de |
politiediensten bedoeld in artikel 116 van de wet van 7 december 1998 | politiediensten bedoeld in artikel 116 van de wet van 7 december 1998 |
tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op | tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op |
twee niveaus, of op die van één van beide voornoemde kaders en van de | twee niveaus, of op die van één van beide voornoemde kaders en van de |
algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie | algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie |
bedoeld in artikel 143 van diezelfde wet van 7 december 1998. | bedoeld in artikel 143 van diezelfde wet van 7 december 1998. |
Art. 3.De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in |
Art. 3.De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in |
de Ministerraad, de nadere regelen voor het van toepassing verklaren | de Ministerraad, de nadere regelen voor het van toepassing verklaren |
van de bijzondere bepalingen inzake de sociale zekerheid op het | van de bijzondere bepalingen inzake de sociale zekerheid op het |
personeel van de andere administratieve overheden wanneer deze | personeel van de andere administratieve overheden wanneer deze |
overheden beslist hebben om de maatregelen van de vierdagenweek | overheden beslist hebben om de maatregelen van de vierdagenweek |
bepaald in de artikelen 4 tot 6 en het halftijds werken vanaf 50 of 55 | bepaald in de artikelen 4 tot 6 en het halftijds werken vanaf 50 of 55 |
jaar bepaald in de artikelen 7 en 8 van toepassing te maken op hun | jaar bepaald in de artikelen 7 en 8 van toepassing te maken op hun |
personeel. | personeel. |
Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder « de andere | Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder « de andere |
administratieve overheden » : | administratieve overheden » : |
1° de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten en de | 1° de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten en de |
gemeenschapscommissies, alsook de publiekrechterlijke rechspersonen | gemeenschapscommissies, alsook de publiekrechterlijke rechspersonen |
die van deze overheidsdiensten afhangen; | die van deze overheidsdiensten afhangen; |
2° de gemeenten en de provincies met inbegrip van de | 2° de gemeenten en de provincies met inbegrip van de |
gemeentebedrijven, de autonome gemeentebedrijven, de | gemeentebedrijven, de autonome gemeentebedrijven, de |
provinciebedrijven en de autonome provinciebedrijven, de openbare | provinciebedrijven en de autonome provinciebedrijven, de openbare |
centra voor maatschappelijk welzijn en de openbare inrichtingen en | centra voor maatschappelijk welzijn en de openbare inrichtingen en |
publiekrechtelijke verenigingen die afhangen van een provincie of een | publiekrechtelijke verenigingen die afhangen van een provincie of een |
gemeente. | gemeente. |
Voor de toepassing van het eerste lid wordt niet verstaan onder « | Voor de toepassing van het eerste lid wordt niet verstaan onder « |
andere administratieve overheden », de overheden die vallen onder het | andere administratieve overheden », de overheden die vallen onder het |
toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de | toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de |
collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. | collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. |
Voor wat andere administratieve overheden vermeld onder het tweede | Voor wat andere administratieve overheden vermeld onder het tweede |
lid, 2°, betreft, kan alleen een verzoek voor het van toepassing | lid, 2°, betreft, kan alleen een verzoek voor het van toepassing |
verklaren van de bijzondere bepalingen van de sociale zekerheid | verklaren van de bijzondere bepalingen van de sociale zekerheid |
bedoeld in het eerste lid ingediend worden door de bevoegde overheid | bedoeld in het eerste lid ingediend worden door de bevoegde overheid |
van de betrokken Gemeenschap of het betrokken Gewest. | van de betrokken Gemeenschap of het betrokken Gewest. |
HOOFDSTUK II. - De vierdagenweek | HOOFDSTUK II. - De vierdagenweek |
Art. 4.§ 1. De in vast verband benoemde personeelsleden die voltijds |
Art. 4.§ 1. De in vast verband benoemde personeelsleden die voltijds |
tewerkgesteld zijn en de personeelsleden die in dienst genomen zijn | tewerkgesteld zijn en de personeelsleden die in dienst genomen zijn |
met een arbeidsovereenkomst en voltijds tewerkgesteld zijn, hebben het | met een arbeidsovereenkomst en voltijds tewerkgesteld zijn, hebben het |
recht om vier vijfde te verrichten van de prestaties die hun normaal | recht om vier vijfde te verrichten van de prestaties die hun normaal |
worden opgelegd. De prestaties worden verricht over vier werkdagen per | worden opgelegd. De prestaties worden verricht over vier werkdagen per |
week. | week. |
§ 2. Het in vast verband benoemde personeelslid alsook het met een | § 2. Het in vast verband benoemde personeelslid alsook het met een |
arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelslid van jonger dan 55 | arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelslid van jonger dan 55 |
jaar kan gebruik maken van de vierdagenweek, bedoeld in § 1, voor een | jaar kan gebruik maken van de vierdagenweek, bedoeld in § 1, voor een |
maximumperiode van 60 maanden. De maximumduur van 60 maanden wordt | maximumperiode van 60 maanden. De maximumduur van 60 maanden wordt |
verminderd met de reeds opgenomen periodes van de vrijwillige | verminderd met de reeds opgenomen periodes van de vrijwillige |
vierdagenweek krachtens de wet van 10 april 1995 betreffende de | vierdagenweek krachtens de wet van 10 april 1995 betreffende de |
herverdeling van de arbeid in de openbare sector vanaf de datum van | herverdeling van de arbeid in de openbare sector vanaf de datum van |
inwerkingtreding van deze wet. | inwerkingtreding van deze wet. |
§ 3. Het vastbenoemd personeelslid dat de leeftijd van 50 jaar heeft | § 3. Het vastbenoemd personeelslid dat de leeftijd van 50 jaar heeft |
bereikt, kan gebruik maken van de vierdagenweek, bedoeld in het § 1, | bereikt, kan gebruik maken van de vierdagenweek, bedoeld in het § 1, |
tot de datum van de al dan niet vervroegde opruststelling wanneer het | tot de datum van de al dan niet vervroegde opruststelling wanneer het |
vastbenoemd personeelslid op de begindatum van dit verlof voldoet aan | vastbenoemd personeelslid op de begindatum van dit verlof voldoet aan |
één van de volgende voorwaarden : | één van de volgende voorwaarden : |
1° het heeft een dienstanciënniteit van ten minste achtentwintig jaar; | 1° het heeft een dienstanciënniteit van ten minste achtentwintig jaar; |
2° het is voorafgaand aan de vierdagenweek actief in een zwaar beroep | 2° het is voorafgaand aan de vierdagenweek actief in een zwaar beroep |
gedurende minstens vijf jaar in de voorafgaande tien jaar of gedurende | gedurende minstens vijf jaar in de voorafgaande tien jaar of gedurende |
minstens zeven jaar in de daaraan voorafgaande vijftien jaar. | minstens zeven jaar in de daaraan voorafgaande vijftien jaar. |
Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, wordt als zwaar beroep | Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, wordt als zwaar beroep |
beschouwd : | beschouwd : |
1° het werk in wisselende ploegen, meer bepaald de ploegenarbeid in | 1° het werk in wisselende ploegen, meer bepaald de ploegenarbeid in |
minstens twee ploegen van minstens twee vastbenoemde personeelsleden, | minstens twee ploegen van minstens twee vastbenoemde personeelsleden, |
die hetzelfde werk doen, zowel qua inhoud als qua omvang en die elkaar | die hetzelfde werk doen, zowel qua inhoud als qua omvang en die elkaar |
in de loop van de dag opvolgen zonder dat er een onderbreking is | in de loop van de dag opvolgen zonder dat er een onderbreking is |
tussen de opeenvolgende ploegen en zonder dat de overlapping meer | tussen de opeenvolgende ploegen en zonder dat de overlapping meer |
bedraagt dan één vierde van hun dagtaak, op voorwaarde dat het | bedraagt dan één vierde van hun dagtaak, op voorwaarde dat het |
vastbenoemd personeelslid van ploegen alterneert; | vastbenoemd personeelslid van ploegen alterneert; |
2° het werk in onderbroken diensten waarbij het vastbenoemd | 2° het werk in onderbroken diensten waarbij het vastbenoemd |
personeelslid permanent werkt in dagprestaties waarvan de begintijd en | personeelslid permanent werkt in dagprestaties waarvan de begintijd en |
de eindtijd minimum elf uur uit elkaar liggen met een onderbreking van | de eindtijd minimum elf uur uit elkaar liggen met een onderbreking van |
minstens drie uur en minimumprestaties van zeven uur. Onder permanent | minstens drie uur en minimumprestaties van zeven uur. Onder permanent |
verstaat men dat de onderbroken dienst de gewone arbeidsregeling van | verstaat men dat de onderbroken dienst de gewone arbeidsregeling van |
het vastbenoemd personeelslid is en dat het niet occasioneel in een | het vastbenoemd personeelslid is en dat het niet occasioneel in een |
dergelijke dienst wordt tewerkgesteld; | dergelijke dienst wordt tewerkgesteld; |
3° het werk met prestaties tussen 20 uur en 6 uur. | 3° het werk met prestaties tussen 20 uur en 6 uur. |
Het begrip zwaar beroep kan, na advies van het Gemeenschappelijk | Het begrip zwaar beroep kan, na advies van het Gemeenschappelijk |
Comité van alle Overheidsdiensten, bij een in Ministerraad overlegd | Comité van alle Overheidsdiensten, bij een in Ministerraad overlegd |
besluit aangepast worden. | besluit aangepast worden. |
§ 4. Het vastbenoemd personeelslid dat de leeftijd van 55 jaar heeft | § 4. Het vastbenoemd personeelslid dat de leeftijd van 55 jaar heeft |
bereikt, kan gebruik maken van de vierdagenweek, bedoeld in § 1, tot | bereikt, kan gebruik maken van de vierdagenweek, bedoeld in § 1, tot |
de datum van de al dan niet vervroegde opruststelling. | de datum van de al dan niet vervroegde opruststelling. |
§ 5. Het personeelslid kan een einde maken aan de in § 1 bedoelde | § 5. Het personeelslid kan een einde maken aan de in § 1 bedoelde |
arbeidsregeling met een opzegging van drie maanden, tenzij de overheid | arbeidsregeling met een opzegging van drie maanden, tenzij de overheid |
waaronder de betrokkene ressorteert op zijn verzoek een kortere | waaronder de betrokkene ressorteert op zijn verzoek een kortere |
termijn aanvaardt. | termijn aanvaardt. |
Art. 5.§ 1. Het personeelslid dat gebruik maakt van het recht bedoeld |
Art. 5.§ 1. Het personeelslid dat gebruik maakt van het recht bedoeld |
in artikel 4 ontvangt tachtig procent van de wedde, vermeerderd met | in artikel 4 ontvangt tachtig procent van de wedde, vermeerderd met |
een premie van 70,14 EUR per maand. Dit bedrag is gekoppeld aan de | een premie van 70,14 EUR per maand. Dit bedrag is gekoppeld aan de |
spilindex 138,01. | spilindex 138,01. |
Wanneer tachtig percent van de wedde niet volledig wordt betaald, dan | Wanneer tachtig percent van de wedde niet volledig wordt betaald, dan |
wordt de premie bedoeld in het eerste lid prorata verminderd. | wordt de premie bedoeld in het eerste lid prorata verminderd. |
§ 2. Voor de vastbenoemde personeelsleden wordt de periode van | § 2. Voor de vastbenoemde personeelsleden wordt de periode van |
afwezigheid als verlof beschouwd en met dienstactiviteit gelijkgesteld | afwezigheid als verlof beschouwd en met dienstactiviteit gelijkgesteld |
of, wanneer deze stand niet bestaat in het statuut dat op het | of, wanneer deze stand niet bestaat in het statuut dat op het |
personeelslid van toepassing is, met een analoge stand. | personeelslid van toepassing is, met een analoge stand. |
§ 3. Voor de personeelsleden in dienst genomen met een | § 3. Voor de personeelsleden in dienst genomen met een |
arbeidsovereenkomst wordt gedurende de afwezigheid de uitvoering van | arbeidsovereenkomst wordt gedurende de afwezigheid de uitvoering van |
de arbeidsovereenkomst geschorst. | de arbeidsovereenkomst geschorst. |
Art. 6.Voor de contractuelen die in dienst worden genomen ter |
Art. 6.Voor de contractuelen die in dienst worden genomen ter |
vervanging van personeelsleden die gebruik maken van het in artikel 4 | vervanging van personeelsleden die gebruik maken van het in artikel 4 |
bedoelde verlof wordt er een vrijstelling verleend van de betaling van | bedoelde verlof wordt er een vrijstelling verleend van de betaling van |
de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid bepaald bij artikel 38, | de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid bepaald bij artikel 38, |
§ 3, 1° tot 7° en 9° en § 3bis, van de wet van 29 juni 1981 houdende | § 3, 1° tot 7° en 9° en § 3bis, van de wet van 29 juni 1981 houdende |
algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, alsook | algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, alsook |
in voorkomend geval van de bijdragen bepaald bij artikel 3, 3°, van de | in voorkomend geval van de bijdragen bepaald bij artikel 3, 3°, van de |
wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen en van de bijdrage | wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen en van de bijdrage |
bepaald bij artikel 56, 3°, van de wetten betreffende de preventie van | bepaald bij artikel 56, 3°, van de wetten betreffende de preventie van |
beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten | beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten |
voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970. | voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970. |
HOOFDSTUK III. - Halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar | HOOFDSTUK III. - Halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar |
Art. 7.§ 1. Het vastbenoemd personeelslid heeft het recht om |
Art. 7.§ 1. Het vastbenoemd personeelslid heeft het recht om |
halftijds te werken vanaf 50 jaar tot aan de datum van zijn al dan | halftijds te werken vanaf 50 jaar tot aan de datum van zijn al dan |
niet vervroegde opruststelling wanneer dit op de begindatum van dit | niet vervroegde opruststelling wanneer dit op de begindatum van dit |
verlof cumulatief voldoet aan de volgende voorwaarden : | verlof cumulatief voldoet aan de volgende voorwaarden : |
1° het was voorafgaand actief in een zwaar beroep gedurende minstens | 1° het was voorafgaand actief in een zwaar beroep gedurende minstens |
vijf jaar in de voorafgaande tien jaar of gedurende minstens zeven | vijf jaar in de voorafgaande tien jaar of gedurende minstens zeven |
jaar in de daaraan voorafgaande vijftien jaar; | jaar in de daaraan voorafgaande vijftien jaar; |
2° dit zwaar beroep komt voor op de lijst van de beroepen waarvoor een | 2° dit zwaar beroep komt voor op de lijst van de beroepen waarvoor een |
significant tekort aan arbeidskrachten bestaat, opgemaakt in | significant tekort aan arbeidskrachten bestaat, opgemaakt in |
toepassing van artikel 8bis, § 1, van het koninklijk besluit van 7 mei | toepassing van artikel 8bis, § 1, van het koninklijk besluit van 7 mei |
1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het | 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het |
personeel van de besturen. | personeel van de besturen. |
Voor de toepassing van het eerste lid wordt als zwaar beroep | Voor de toepassing van het eerste lid wordt als zwaar beroep |
beschouwd, het zwaar beroep zoals gedefinieerd in artikel 4, § 3, | beschouwd, het zwaar beroep zoals gedefinieerd in artikel 4, § 3, |
tweede en derde lid. | tweede en derde lid. |
§ 2. Het vastbenoemd personeelslid heeft het recht om halftijds te | § 2. Het vastbenoemd personeelslid heeft het recht om halftijds te |
werken vanaf 55 jaar tot aan de datum van zijn al dan niet vervroegde | werken vanaf 55 jaar tot aan de datum van zijn al dan niet vervroegde |
opruststelling. | opruststelling. |
§ 3. Het toekennen van dat recht bedoeld in §§ 1 en 2, is afhankelijk | § 3. Het toekennen van dat recht bedoeld in §§ 1 en 2, is afhankelijk |
van het indienen door het personeelslid van een aanvraag bij de | van het indienen door het personeelslid van een aanvraag bij de |
openbare dienst waaronder het personeelslid ressorteert. | openbare dienst waaronder het personeelslid ressorteert. |
De bepalingen met betrekking tot het aanvragen van het pensioen | De bepalingen met betrekking tot het aanvragen van het pensioen |
blijven gelden. | blijven gelden. |
§ 4. Het vastbenoemd personeelslid kan een einde maken aan de in §§ 1 | § 4. Het vastbenoemd personeelslid kan een einde maken aan de in §§ 1 |
en 2 bedoelde arbeidsregeling met een opzegging van drie maanden, | en 2 bedoelde arbeidsregeling met een opzegging van drie maanden, |
tenzij de overheid waaronder de betrokkene ressorteert op zijn verzoek | tenzij de overheid waaronder de betrokkene ressorteert op zijn verzoek |
een kortere termijn aanvaardt. In dit geval, kan de betrokkene geen | een kortere termijn aanvaardt. In dit geval, kan de betrokkene geen |
nieuwe aanvraag meer indienen voor het stelsel van halftijds werken | nieuwe aanvraag meer indienen voor het stelsel van halftijds werken |
vanaf 50 of 55 jaar. | vanaf 50 of 55 jaar. |
Art. 8.§ 1. Het vastbenoemd personeelslid dat gebruik maakt van het |
Art. 8.§ 1. Het vastbenoemd personeelslid dat gebruik maakt van het |
recht bedoeld in artikel 7 ontvangt de helft van de wedde alsook een | recht bedoeld in artikel 7 ontvangt de helft van de wedde alsook een |
maandelijkse premie ten bedrage van 295,99 EUR. | maandelijkse premie ten bedrage van 295,99 EUR. |
Wanneer de helft van de wedde niet volledig betaald wordt, wordt de | Wanneer de helft van de wedde niet volledig betaald wordt, wordt de |
premie bedoeld in het eerste lid, prorata verminderd. | premie bedoeld in het eerste lid, prorata verminderd. |
§ 2. In afwijking van artikel 30, § 1, van het koninklijk besluit van | § 2. In afwijking van artikel 30, § 1, van het koninklijk besluit van |
28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot | 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot |
herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de | herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de |
maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wordt er geen rekening | maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wordt er geen rekening |
gehouden met de in § 1 bedoelde premie voor de berekening van de | gehouden met de in § 1 bedoelde premie voor de berekening van de |
sociale zekerheidsbijdragen. | sociale zekerheidsbijdragen. |
§ 3. Het vastbenoemd personeelslid kan afzien van de in § 1 bedoelde | § 3. Het vastbenoemd personeelslid kan afzien van de in § 1 bedoelde |
premie als de inning ervan de uitbetaling van een pensioen uitsluit. | premie als de inning ervan de uitbetaling van een pensioen uitsluit. |
Hij richt daartoe een bij de post aangetekende brief aan de dienst | Hij richt daartoe een bij de post aangetekende brief aan de dienst |
waaronder hij ressorteert. | waaronder hij ressorteert. |
§ 4. De periode van afwezigheid wordt als verlof beschouwd en met | § 4. De periode van afwezigheid wordt als verlof beschouwd en met |
dienstactiviteit gelijkgesteld of, wanneer deze stand niet bestaat in | dienstactiviteit gelijkgesteld of, wanneer deze stand niet bestaat in |
het statuut dat op het personeelslid van toepassing is, met een | het statuut dat op het personeelslid van toepassing is, met een |
analoge stand. | analoge stand. |
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de wet van 10 april 1995 betreffende de | HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de wet van 10 april 1995 betreffende de |
herverdeling van de arbeid in de openbare sector | herverdeling van de arbeid in de openbare sector |
Art. 9.Artikel 26, van de wet van 10 april 1995 betreffende de |
Art. 9.Artikel 26, van de wet van 10 april 1995 betreffende de |
herverdeling van de arbeid in de openbare sector, gewijzigd bij de wet | herverdeling van de arbeid in de openbare sector, gewijzigd bij de wet |
van 4 juni 2007, wordt opgeheven. | van 4 juni 2007, wordt opgeheven. |
Art. 10.In artikel 27, van dezelfde wet, worden de volgende |
Art. 10.In artikel 27, van dezelfde wet, worden de volgende |
wijzigingen aangebracht : | wijzigingen aangebracht : |
1° de eerste zin van § 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 | 1° de eerste zin van § 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 |
juni 1999, 14 december 2000, 3 oktober 2003, 1 februari 2005, 22 | juni 1999, 14 december 2000, 3 oktober 2003, 1 februari 2005, 22 |
februari 2006, 14 februari 2008, 19 december 2008 en 4 februari 2011, | februari 2006, 14 februari 2008, 19 december 2008 en 4 februari 2011, |
wordt vervangen door de volgende zin : | wordt vervangen door de volgende zin : |
« De Koning kan een einde stellen aan de toepassing van de artikelen | « De Koning kan een einde stellen aan de toepassing van de artikelen |
9, § 3, 10quater, § 2, en 12, § 1, bij een in Ministerraad overlegd | 9, § 3, 10quater, § 2, en 12, § 1, bij een in Ministerraad overlegd |
besluit, voor zover deze artikelen de vrijstelling van de betaling van | besluit, voor zover deze artikelen de vrijstelling van de betaling van |
de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid betreffen. »; | de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid betreffen. »; |
2° § 3 wordt opgeheven; | 2° § 3 wordt opgeheven; |
3° er wordt een § 5 toegevoegd, luidende als volgt : | 3° er wordt een § 5 toegevoegd, luidende als volgt : |
« § 5. Vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet van 19 juli 2012 | « § 5. Vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet van 19 juli 2012 |
betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 | betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 |
jaar in de openbare sector, wordt de maximumduur voor de vrijwillige | jaar in de openbare sector, wordt de maximumduur voor de vrijwillige |
vierdagenweek vastgesteld op 60 maanden. De periodes vóór deze datum | vierdagenweek vastgesteld op 60 maanden. De periodes vóór deze datum |
worden niet aangerekend op deze maximumduur. » | worden niet aangerekend op deze maximumduur. » |
HOOFDSTUK V. - diverse en slotbepalingen | HOOFDSTUK V. - diverse en slotbepalingen |
Art. 11.§ 1. Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de maand |
Art. 11.§ 1. Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de maand |
na die waarin deze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, met | na die waarin deze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, met |
uitzondering van de artikelen 3 tot 8, waarvan de Koning, bij een | uitzondering van de artikelen 3 tot 8, waarvan de Koning, bij een |
besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de datum van | besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de datum van |
inwerkingtreding bepaalt en met uitzondering van artikel 10, 1°, dat | inwerkingtreding bepaalt en met uitzondering van artikel 10, 1°, dat |
uitwerking heeft met ingang van 31 december 2011. | uitwerking heeft met ingang van 31 december 2011. |
§ 2. De Koning kan een einde stellen aan de toepassing van het artikel | § 2. De Koning kan een einde stellen aan de toepassing van het artikel |
6, bij een in Ministerraad overlegd besluit, voor zover dit artikel de | 6, bij een in Ministerraad overlegd besluit, voor zover dit artikel de |
vrijstelling van de betaling van de werkgeversbijdragen voor de | vrijstelling van de betaling van de werkgeversbijdragen voor de |
sociale zekerheid betreft. | sociale zekerheid betreft. |
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden | Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden |
bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. | bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. |
Gegeven te Brussel, 19 juli 2012. | Gegeven te Brussel, 19 juli 2012. |
ALBERT | ALBERT |
Van Koningswege : | Van Koningswege : |
De Minister belast met Ambtenarenzaken, | De Minister belast met Ambtenarenzaken, |
S. VANACKERE | S. VANACKERE |
De Minister van Sociale Zaken, | De Minister van Sociale Zaken, |
Mevr. L. ONKELINX | Mevr. L. ONKELINX |
De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, | De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, |
H. BOGAERT | H. BOGAERT |
Met 's Lands zegel gezegeld : | Met 's Lands zegel gezegeld : |
De Minister van Justitie, | De Minister van Justitie, |
Mevr. A. TURTELBOOM | Mevr. A. TURTELBOOM |
_______ | _______ |
Nota | Nota |
(1) 53-2232 -2011/2012 : | (1) 53-2232 -2011/2012 : |
Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : | Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : |
Nr. 1 : Wetsontwerp. | Nr. 1 : Wetsontwerp. |
Nr. 2 : Verslag. | Nr. 2 : Verslag. |
Nr. 3 : Tekst verbeterd door de commissie. | Nr. 3 : Tekst verbeterd door de commissie. |
Nr. 4 : Erratum. | Nr. 4 : Erratum. |
Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan | Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan |
de Senaat. | de Senaat. |
Integraal Verslag : 28 juni 2012. | Integraal Verslag : 28 juni 2012. |
Stukken van de Senaat : | Stukken van de Senaat : |
5-1683 -2011/2012 : | 5-1683 -2011/2012 : |
Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat. | Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat. |