Beslissing van 1 februari 2007, gewijzigd door de beslissingen van 11 maart 2010, 23 september 2010, 14 en 28 maart 2019, tot vaststelling van de voorwaarden en procedure voor erkenning van vormingsinstanties en de vormingen die ze organiseren, de HOOFDSTUK I. - Voorwaarden voor erkenning van vormingsinstanties Artikel 1. In dit reglement die(...) | Beslissing van 1 februari 2007, gewijzigd door de beslissingen van 11 maart 2010, 23 september 2010, 14 en 28 maart 2019, tot vaststelling van de voorwaarden en procedure voor erkenning van vormingsinstanties en de vormingen die ze organiseren, de HOOFDSTUK I. - Voorwaarden voor erkenning van vormingsinstanties Artikel 1. In dit reglement die(...) |
---|---|
FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE | FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE |
Beslissing van 1 februari 2007, gewijzigd door de beslissingen van 11 | Beslissing van 1 februari 2007, gewijzigd door de beslissingen van 11 |
maart 2010, 23 september 2010, 14 en 28 maart 2019, tot vaststelling | maart 2010, 23 september 2010, 14 en 28 maart 2019, tot vaststelling |
van de voorwaarden en procedure voor erkenning van vormingsinstanties | van de voorwaarden en procedure voor erkenning van vormingsinstanties |
en de vormingen die ze organiseren, de minimale vormingsprogramma's | en de vormingen die ze organiseren, de minimale vormingsprogramma's |
voor erkende bemiddelaars en de evaluaties tot het bekomen van een | voor erkende bemiddelaars en de evaluaties tot het bekomen van een |
erkenning | erkenning |
HOOFDSTUK I. - Voorwaarden voor erkenning van vormingsinstanties | HOOFDSTUK I. - Voorwaarden voor erkenning van vormingsinstanties |
Artikel 1.In dit reglement dient begrepen te worden onder : |
Artikel 1.In dit reglement dient begrepen te worden onder : |
1) "Instantie" : de fysieke persoon of rechtspersoon die een erkende | 1) "Instantie" : de fysieke persoon of rechtspersoon die een erkende |
vorming wenst aan te bieden als vormingsinstantie; | vorming wenst aan te bieden als vormingsinstantie; |
2) "Opleider-erkend bemiddelaar" : de erkende bemiddelaar die over de | 2) "Opleider-erkend bemiddelaar" : de erkende bemiddelaar die over de |
competenties en ervaring beschikt zoals voorzien in artikel 9. | competenties en ervaring beschikt zoals voorzien in artikel 9. |
Art. 2.De vormingsinstanties die één of meerdere gemeenschappelijke |
Art. 2.De vormingsinstanties die één of meerdere gemeenschappelijke |
gedeeltes van de vorming en/of gespecialiseerde vormingen wensen aan | gedeeltes van de vorming en/of gespecialiseerde vormingen wensen aan |
te bieden, dienen erkend te zijn als vormingsinstantie. | te bieden, dienen erkend te zijn als vormingsinstantie. |
Hierna genoemd "de kandidaten". | Hierna genoemd "de kandidaten". |
Art. 3.De kandidaten dienen bij de Federale Bemiddelingscommissie een |
Art. 3.De kandidaten dienen bij de Federale Bemiddelingscommissie een |
aanvraag tot erkenning in per betrokken type vorming. | aanvraag tot erkenning in per betrokken type vorming. |
De kandidaten dienen bij de Federale Bemiddelingscommissie een | De kandidaten dienen bij de Federale Bemiddelingscommissie een |
programma voor te leggen dat voldoet aan de voorwaarden omschreven in | programma voor te leggen dat voldoet aan de voorwaarden omschreven in |
hoofdstuk II. Indien deze kandidaten tevens de wens hebben om | hoofdstuk II. Indien deze kandidaten tevens de wens hebben om |
permanente vorming te organiseren, dienen zij daartoe een bijkomende | permanente vorming te organiseren, dienen zij daartoe een bijkomende |
aanvraag in bij de Federale Bemiddelingscommissie met minstens één | aanvraag in bij de Federale Bemiddelingscommissie met minstens één |
programma van een permanente vorming dat voldoet aan de voorwaarden | programma van een permanente vorming dat voldoet aan de voorwaarden |
omschreven in hoofdstuk III. | omschreven in hoofdstuk III. |
Art. 4.Bij hun aanvraag voegen de kandidaten het reglement |
Art. 4.Bij hun aanvraag voegen de kandidaten het reglement |
betreffende de wijze van evaluatie en de regels voor aflevering van | betreffende de wijze van evaluatie en de regels voor aflevering van |
het vormingscertificaat. | het vormingscertificaat. |
Art. 5.De verzoeken tot erkenning van één of meerdere vormingen voor |
Art. 5.De verzoeken tot erkenning van één of meerdere vormingen voor |
bemiddelaars zijn slechts ontvankelijk indien ze worden ingediend door | bemiddelaars zijn slechts ontvankelijk indien ze worden ingediend door |
een erkende vormingsinstantie of tezelfdertijd worden ingediend met | een erkende vormingsinstantie of tezelfdertijd worden ingediend met |
een verzoek tot erkenning als vormingsinstantie. | een verzoek tot erkenning als vormingsinstantie. |
De kandidaten die enkel een erkenning wensen te bekomen voor het geven | De kandidaten die enkel een erkenning wensen te bekomen voor het geven |
van permanente vormingen, dienen enkel een programma voor te leggen | van permanente vormingen, dienen enkel een programma voor te leggen |
aan de Federale Bemiddelingscommissie dat voldoet aan de voorwaarden | aan de Federale Bemiddelingscommissie dat voldoet aan de voorwaarden |
omschreven in hoofdstuk III. | omschreven in hoofdstuk III. |
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor erkenning van vormingen georganiseerd | HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor erkenning van vormingen georganiseerd |
door de vormingsinstanties | door de vormingsinstanties |
Afdeling 1. - Structuur van het vormingsprogramma | Afdeling 1. - Structuur van het vormingsprogramma |
Art. 6.Wijzigingen aangebracht aan het programma van een erkende |
Art. 6.Wijzigingen aangebracht aan het programma van een erkende |
vorming mogen niet afwijken van de in dit hoofdstuk vastgelegde | vorming mogen niet afwijken van de in dit hoofdstuk vastgelegde |
criteria en worden onmiddellijk meegedeeld aan de Federale | criteria en worden onmiddellijk meegedeeld aan de Federale |
Bemiddelingscommissie. | Bemiddelingscommissie. |
Art. 7.§ 1. De vormingen van bemiddelaars omvatten minimum 130 uur, |
Art. 7.§ 1. De vormingen van bemiddelaars omvatten minimum 130 uur, |
verdeeld over een gemeenschappelijk gedeelte en een | verdeeld over een gemeenschappelijk gedeelte en een |
specialisatieprogramma voor één van de domeinen van bemiddeling, zoals | specialisatieprogramma voor één van de domeinen van bemiddeling, zoals |
voorzien in de artikelen 13-17. | voorzien in de artikelen 13-17. |
§ 2. Het gemeenschappelijk gedeelte omvat minimaal 100 uur, waarvan | § 2. Het gemeenschappelijk gedeelte omvat minimaal 100 uur, waarvan |
minstens 40 uur theoretische vorming en minstens 40 uur praktische | minstens 40 uur theoretische vorming en minstens 40 uur praktische |
vorming. | vorming. |
§ 3. Uitgezonderd de gespecialiseerde vorming in familiale zaken die | § 3. Uitgezonderd de gespecialiseerde vorming in familiale zaken die |
minstens 60 u dient te omvatten, omvat ieder gespecialiseerd | minstens 60 u dient te omvatten, omvat ieder gespecialiseerd |
vormingsprogramma minstens 30 uur. | vormingsprogramma minstens 30 uur. |
Art. 8.Een vrijstelling voor één of meerdere onderdelen van de |
Art. 8.Een vrijstelling voor één of meerdere onderdelen van de |
vorming kan door de erkende vormingsinstantie slechts worden | vorming kan door de erkende vormingsinstantie slechts worden |
toegestaan indien het verzoek gesteund is op deelname aan vroegere | toegestaan indien het verzoek gesteund is op deelname aan vroegere |
bemiddelingsvormingen. | bemiddelingsvormingen. |
De vormingsinstanties hebben de plicht om een programma op te maken | De vormingsinstanties hebben de plicht om een programma op te maken |
dat voldoet aan de minimale normen van duurtijd en kwaliteit. | dat voldoet aan de minimale normen van duurtijd en kwaliteit. |
Het vormingsprogramma kan uiteraard meer uitgebreid zijn. | Het vormingsprogramma kan uiteraard meer uitgebreid zijn. |
De vormingsinstanties hebben de mogelijkheid om enkele variaties te | De vormingsinstanties hebben de mogelijkheid om enkele variaties te |
voorzien met betrekking tot de tijd besteed aan elk aspect van de | voorzien met betrekking tot de tijd besteed aan elk aspect van de |
vorming, rekening houdend met het profiel of de kennis van de personen | vorming, rekening houdend met het profiel of de kennis van de personen |
die de vorming zullen volgen. | die de vorming zullen volgen. |
Art. 9.Het vak "Bemiddelingsproces" waarvan sprake in artikel 10 en |
Art. 9.Het vak "Bemiddelingsproces" waarvan sprake in artikel 10 en |
alle praktische oefeningen waarvan sprake in artikel 11 worden gegeven | alle praktische oefeningen waarvan sprake in artikel 11 worden gegeven |
en omkaderd door een opleider-erkend bemiddelaar. | en omkaderd door een opleider-erkend bemiddelaar. |
Een opleider- erkend bemiddelaar moet : | Een opleider- erkend bemiddelaar moet : |
-een erkend bemiddelaar zijn; | -een erkend bemiddelaar zijn; |
- blijk geven, op basis van een dossier, van de nodige competenties en | - blijk geven, op basis van een dossier, van de nodige competenties en |
pedagogische ervaring; | pedagogische ervaring; |
- blijk geven van een minimale praktijkervaring van 3 jaar als | - blijk geven van een minimale praktijkervaring van 3 jaar als |
bemiddelaar. | bemiddelaar. |
Elke wijziging van opleider dient onmiddellijk aan de Federale | Elke wijziging van opleider dient onmiddellijk aan de Federale |
Bemiddelingscommissie gemeld te worden. | Bemiddelingscommissie gemeld te worden. |
Afdeling 2. - Gemeenschappelijk gedeelte en evaluaties | Afdeling 2. - Gemeenschappelijk gedeelte en evaluaties |
Art. 10.§ 1. De theoretische vorming van het gemeenschappelijk |
Art. 10.§ 1. De theoretische vorming van het gemeenschappelijk |
gedeelte omvat minimaal de volgende onderwerpen : | gedeelte omvat minimaal de volgende onderwerpen : |
1. Noties over conflict. | 1. Noties over conflict. |
2. Kennismaking met bemiddeling : | 2. Kennismaking met bemiddeling : |
- analytische studie van de verschillende minnelijke en gerechtelijke | - analytische studie van de verschillende minnelijke en gerechtelijke |
vormen van conflictoplossing, met daarbij inbegrepen de specifieke | vormen van conflictoplossing, met daarbij inbegrepen de specifieke |
rollen van de juridische actoren met het oog op informatieverstrekking | rollen van de juridische actoren met het oog op informatieverstrekking |
en verjaring; | en verjaring; |
- definitie van bemiddeling; | - definitie van bemiddeling; |
- algemene principes van bemiddeling; | - algemene principes van bemiddeling; |
- kennismaking met beredeneerd onderhandelen. | - kennismaking met beredeneerd onderhandelen. |
3. Recht in verband met bemiddeling. | 3. Recht in verband met bemiddeling. |
- bemiddeling in Internationaal recht; | - bemiddeling in Internationaal recht; |
- bemiddeling in Europees recht; | - bemiddeling in Europees recht; |
- titel 9 van de wet van 18 juni 2018 en het zevende deel van het | - titel 9 van de wet van 18 juni 2018 en het zevende deel van het |
Gerechtelijk Wetboek; | Gerechtelijk Wetboek; |
- verbintenissenrecht, contractenrecht, zakelijk recht in het kader | - verbintenissenrecht, contractenrecht, zakelijk recht in het kader |
van bemiddeling, met inbegrip van o.a. het onderscheid tussen openbare | van bemiddeling, met inbegrip van o.a. het onderscheid tussen openbare |
orde, dwingend recht en aanvullende bepalingen; | orde, dwingend recht en aanvullende bepalingen; |
- aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in het kader van | - aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in het kader van |
bemiddeling | bemiddeling |
- de administratieve, fiscale en sociale verplichtingen van een erkend | - de administratieve, fiscale en sociale verplichtingen van een erkend |
bemiddelaar. | bemiddelaar. |
4. Sociologie in het kader van bemiddeling. | 4. Sociologie in het kader van bemiddeling. |
5. Psychologie in het kader van bemiddeling en voor de bemiddelaar. | 5. Psychologie in het kader van bemiddeling en voor de bemiddelaar. |
6. Communicatie in het kader van bemiddeling. | 6. Communicatie in het kader van bemiddeling. |
7. Deontologie en ethiek. | 7. Deontologie en ethiek. |
8. Het bemiddelingsproces : | 8. Het bemiddelingsproces : |
- van verzoek tot bemiddeling tot eventuele rechterlijke homologatie | - van verzoek tot bemiddeling tot eventuele rechterlijke homologatie |
van het akkoord; | van het akkoord; |
- de rol van de bemiddelaar, inclusief het verschil tussen informeren | - de rol van de bemiddelaar, inclusief het verschil tussen informeren |
en adviseren; | en adviseren; |
- bijdrage en rol van de partijen, advocaten in de bemiddeling, | - bijdrage en rol van de partijen, advocaten in de bemiddeling, |
experten en andere mogelijke tussenkomende partijen. | experten en andere mogelijke tussenkomende partijen. |
- het beheer van het kader. | - het beheer van het kader. |
§ 2. De verdeling van het aantal uren tussen de acht vermelde materies | § 2. De verdeling van het aantal uren tussen de acht vermelde materies |
vervat in paragraaf 1 van het huidige artikel, wordt aan de vrije | vervat in paragraaf 1 van het huidige artikel, wordt aan de vrije |
beoordeling van de vormingsinstanties gelaten. Zij beslissen in | beoordeling van de vormingsinstanties gelaten. Zij beslissen in |
functie van hun doelpubliek en de gebruikte pedagogische methode. | functie van hun doelpubliek en de gebruikte pedagogische methode. |
§ 3. De vormingsinstanties waken erover dat de inhoud van iedere | § 3. De vormingsinstanties waken erover dat de inhoud van iedere |
vorming rechtstreeks verband houdt met bemiddeling en deze link met | vorming rechtstreeks verband houdt met bemiddeling en deze link met |
bemiddeling wordt voorzien in de verschillende lessen. | bemiddeling wordt voorzien in de verschillende lessen. |
Het is aangewezen voor de vormingsinstanties dat minstens één | Het is aangewezen voor de vormingsinstanties dat minstens één |
opleider-erkend bemiddelaar de coördinatie van het gemeenschappelijk | opleider-erkend bemiddelaar de coördinatie van het gemeenschappelijk |
gedeelte van de vorming onder hen verzekert. | gedeelte van de vorming onder hen verzekert. |
§ 4 Opdat de kandidaat-bemiddelaars "het kennen, het kunnen en het | § 4 Opdat de kandidaat-bemiddelaars "het kennen, het kunnen en het |
zijn" zouden kunnen integreren, is het aangewezen om niet meer dan 7 | zijn" zouden kunnen integreren, is het aangewezen om niet meer dan 7 |
uur vorming (zonder pauzes) per dag te voorzien en het | uur vorming (zonder pauzes) per dag te voorzien en het |
gemeenschappelijk gedeelte van de vorming te spreiden over meer dan 6 | gemeenschappelijk gedeelte van de vorming te spreiden over meer dan 6 |
maanden. | maanden. |
Art. 11.§ 1. De praktijkoefeningen georganiseerd in het kader van het |
Art. 11.§ 1. De praktijkoefeningen georganiseerd in het kader van het |
gemeenschappelijk gedeelte omvatten minimaal de volgende onderwerpen : | gemeenschappelijk gedeelte omvatten minimaal de volgende onderwerpen : |
1. De communicatievaardigheden; | 1. De communicatievaardigheden; |
2. De vaardigheden op het vlak van onderhandelen; | 2. De vaardigheden op het vlak van onderhandelen; |
3. De stappen in een bemiddelingsproces; | 3. De stappen in een bemiddelingsproces; |
4. De vaardigheden op het vlak van het bemiddeling; | 4. De vaardigheden op het vlak van het bemiddeling; |
5. De interventies in concrete situaties; | 5. De interventies in concrete situaties; |
6. De toepassing van de bemiddelingsprincipes; | 6. De toepassing van de bemiddelingsprincipes; |
7. Rollenspelen en gevallenstudies. | 7. Rollenspelen en gevallenstudies. |
§ 2. Het volgen van een stage bij een erkend bemiddelaar van minstens | § 2. Het volgen van een stage bij een erkend bemiddelaar van minstens |
20u, waarbij deelgenomen wordt aan een volledig bemiddelingstraject, | 20u, waarbij deelgenomen wordt aan een volledig bemiddelingstraject, |
is aangewezen. De waardering en evaluatie van deze (actieve of | is aangewezen. De waardering en evaluatie van deze (actieve of |
passieve ) stage behoort tot de beoordelingsbevoegdheid van de erkende | passieve ) stage behoort tot de beoordelingsbevoegdheid van de erkende |
bemiddelaar. | bemiddelaar. |
Art. 12.§ 1. De evaluatiemethode van de deelnemers aan het |
Art. 12.§ 1. De evaluatiemethode van de deelnemers aan het |
gemeenschappelijk gedeelte wordt aan de vrije beoordeling gelaten van | gemeenschappelijk gedeelte wordt aan de vrije beoordeling gelaten van |
de erkende vormingsinstanties, in functie van hun doelpubliek en de | de erkende vormingsinstanties, in functie van hun doelpubliek en de |
gebruikte pedagogische methode. | gebruikte pedagogische methode. |
Het is aangewezen dat de vormingsinstanties de roosters voor | Het is aangewezen dat de vormingsinstanties de roosters voor |
"Self-assessment voor de bemiddelaar" en "eindevaluatie van de | "Self-assessment voor de bemiddelaar" en "eindevaluatie van de |
kandidaat bemiddelaar", opgesteld door de Federale | kandidaat bemiddelaar", opgesteld door de Federale |
Bemiddelingscommissie en gepubliceerd op onze website, gebruiken. | Bemiddelingscommissie en gepubliceerd op onze website, gebruiken. |
§ 2 Een attest van het met succes voltooien van het gemeenschappelijk | § 2 Een attest van het met succes voltooien van het gemeenschappelijk |
gedeelte kan enkel afgeleverd worden, indien de deelnemer effectief | gedeelte kan enkel afgeleverd worden, indien de deelnemer effectief |
100 lesuren conform artikel 7 § 2 heeft gevolgd en de deelnemer | 100 lesuren conform artikel 7 § 2 heeft gevolgd en de deelnemer |
minstens een gelijkwaardig cijfer van 10/20 of meer op elk van de acht | minstens een gelijkwaardig cijfer van 10/20 of meer op elk van de acht |
onderwerpen zoals voorzien in artikel 10, § 1 heeft behaald. | onderwerpen zoals voorzien in artikel 10, § 1 heeft behaald. |
Afdeling 3. - Gespecialiseerde vormingen in functie van diverse | Afdeling 3. - Gespecialiseerde vormingen in functie van diverse |
bemiddelingsdomeinen en hun evaluaties | bemiddelingsdomeinen en hun evaluaties |
§ 1. Gespecialiseerd vormingsprogramma voor de bemiddeling in | § 1. Gespecialiseerd vormingsprogramma voor de bemiddeling in |
familiale zaken | familiale zaken |
Art. 13.Het gespecialiseerd vormingsprogramma voor bemiddeling in |
Art. 13.Het gespecialiseerd vormingsprogramma voor bemiddeling in |
familiale zaken bedraagt minimum 60 uur en omvat de volgende minimale | familiale zaken bedraagt minimum 60 uur en omvat de volgende minimale |
onderwerpen : | onderwerpen : |
* Minimale theoretische onderwerpen : | * Minimale theoretische onderwerpen : |
1. Recht | 1. Recht |
- Huwelijk, wettelijke samenwoning, feitelijke samenwoning; | - Huwelijk, wettelijke samenwoning, feitelijke samenwoning; |
- Echtscheiding en scheiding van tafel en bed, feitelijke scheiding; | - Echtscheiding en scheiding van tafel en bed, feitelijke scheiding; |
- Financiële aspecten en aangelegenheden met betrekking tot de | - Financiële aspecten en aangelegenheden met betrekking tot de |
kinderen (bijvoorbeeld ouderlijk gezag, persoonlijke relaties, | kinderen (bijvoorbeeld ouderlijk gezag, persoonlijke relaties, |
modaliteiten van huisvesting van de kinderen, | modaliteiten van huisvesting van de kinderen, |
onderhoudsverplichtingen, verdeling van het vermogen, procedures, | onderhoudsverplichtingen, verdeling van het vermogen, procedures, |
fiscale en sociale aspecten, levensonderhoud, enz.); | fiscale en sociale aspecten, levensonderhoud, enz.); |
- Onderhoudsverplichtingen tussen meerderjarigen; | - Onderhoudsverplichtingen tussen meerderjarigen; |
- Huwelijksvermogensrecht en erfrecht; | - Huwelijksvermogensrecht en erfrecht; |
- Gerechtelijke procedures in familiezaken. | - Gerechtelijke procedures in familiezaken. |
2. Psychologie en sociologie | 2. Psychologie en sociologie |
- Psychologie en sociologie van families; | - Psychologie en sociologie van families; |
- Psychologische effecten van familiale conflicten (lijden, rouw, | - Psychologische effecten van familiale conflicten (lijden, rouw, |
enz.); | enz.); |
- Familiale verhoudingen en -dynamieken (daaronder begrepen degene die | - Familiale verhoudingen en -dynamieken (daaronder begrepen degene die |
voortvloeien uit de vooruitgang van de geneeskunde, meemoederschap, | voortvloeien uit de vooruitgang van de geneeskunde, meemoederschap, |
enz.); | enz.); |
- Bijzondere situaties : geweld binnen de familie, verslavingsvormen, | - Bijzondere situaties : geweld binnen de familie, verslavingsvormen, |
interculturele dimensie, nieuwe vormen van ouderschap, enz.; | interculturele dimensie, nieuwe vormen van ouderschap, enz.; |
- Plaats van het kind, de jongere in de bemiddeling, enz. (waarde van | - Plaats van het kind, de jongere in de bemiddeling, enz. (waarde van |
het akkoord). | het akkoord). |
* Minimale praktische onderwerpen : | * Minimale praktische onderwerpen : |
3. Bemiddeling in familiezaken | 3. Bemiddeling in familiezaken |
- Specifieke vormen, begripsinhoud en oefeningen (onder meer | - Specifieke vormen, begripsinhoud en oefeningen (onder meer |
echtscheiding en scheiding, ouderlijk gezag, huisvesting van de | echtscheiding en scheiding, ouderlijk gezag, huisvesting van de |
kinderen, recht op persoonlijke relaties, financiële aspecten (ten | kinderen, recht op persoonlijke relaties, financiële aspecten (ten |
aanzien van de kinderen, de andere partner), verdeling van het | aanzien van de kinderen, de andere partner), verdeling van het |
vermogen, seniorenbemiddelling, intergenerationele bemiddeling, enz.); | vermogen, seniorenbemiddelling, intergenerationele bemiddeling, enz.); |
- Bemiddeling in het kader van de familiale verhoudingen (genogram); | - Bemiddeling in het kader van de familiale verhoudingen (genogram); |
- Bemiddeling in bijzondere situaties : gezinsherenigingen, geweld, | - Bemiddeling in bijzondere situaties : gezinsherenigingen, geweld, |
mishandeling, verslaving, overlijden, culturele diversiteit, enz.; | mishandeling, verslaving, overlijden, culturele diversiteit, enz.; |
- Bemiddeling en jeugdbescherming; | - Bemiddeling en jeugdbescherming; |
- Praktische oefeningen inzake bemiddeling in familiezaken; | - Praktische oefeningen inzake bemiddeling in familiezaken; |
- Kennismaking met internationale familiale bemiddeling. | - Kennismaking met internationale familiale bemiddeling. |
§ 2. Gespecialiseerd vormingsprogramma voor bemiddeling in burgerlijke | § 2. Gespecialiseerd vormingsprogramma voor bemiddeling in burgerlijke |
zaken | zaken |
Art. 14.Het gespecialiseerd vormingsprogramma voor bemiddeling in |
Art. 14.Het gespecialiseerd vormingsprogramma voor bemiddeling in |
burgerlijke zaken bedraagt minimum 30 uur en omvat de volgende | burgerlijke zaken bedraagt minimum 30 uur en omvat de volgende |
minimale onderwerpen : | minimale onderwerpen : |
* Minimale theoretische onderwerpen : | * Minimale theoretische onderwerpen : |
1. Specifieke vragen van verbintenissenrecht in verband met | 1. Specifieke vragen van verbintenissenrecht in verband met |
bemiddeling (specifieke contracten : verkoop, mandeligheid, | bemiddeling (specifieke contracten : verkoop, mandeligheid, |
onderneming, architectuur, huur, enz.; burgerlijke aansprakelijkheid); | onderneming, architectuur, huur, enz.; burgerlijke aansprakelijkheid); |
2. Specifieke vragen van zakenrecht in verband met bemiddeling : | 2. Specifieke vragen van zakenrecht in verband met bemiddeling : |
(mede-) eigendom (waarbij inbegrepen de gemeenschap), | (mede-) eigendom (waarbij inbegrepen de gemeenschap), |
erfdienstbaarheden, andere zakelijke rechten m.b.t. vastgoed, | erfdienstbaarheden, andere zakelijke rechten m.b.t. vastgoed, |
overschrijving op hypotheekkantoor, conflicten tussen buren (met | overschrijving op hypotheekkantoor, conflicten tussen buren (met |
inbegrip van de stedenbouwkundige aspecten van het geschil), enz.; | inbegrip van de stedenbouwkundige aspecten van het geschil), enz.; |
3. Specifieke vragen van consumentenbescherming in verband met | 3. Specifieke vragen van consumentenbescherming in verband met |
bemiddeling; | bemiddeling; |
4. Theorie en praktijk m.b.t. tussenkomende betalende | 4. Theorie en praktijk m.b.t. tussenkomende betalende |
derden(verzekeraar en anderen) | derden(verzekeraar en anderen) |
* Minimale praktische onderwerpen : | * Minimale praktische onderwerpen : |
1. Specifieke kenmerken van interpersoonlijke bemiddelingen en | 1. Specifieke kenmerken van interpersoonlijke bemiddelingen en |
collectieve bemiddelingen (groepsdynamiek, de begrippen "leiderschap" | collectieve bemiddelingen (groepsdynamiek, de begrippen "leiderschap" |
en "macht", delegatie van bevoegdheden, etc.); | en "macht", delegatie van bevoegdheden, etc.); |
2. Rol en beheer van de partijen; | 2. Rol en beheer van de partijen; |
3. Tussenkomst, rol en beheer van de raadslieden van partijen; | 3. Tussenkomst, rol en beheer van de raadslieden van partijen; |
4. Tussenkomst, rol en beheer van de experten; | 4. Tussenkomst, rol en beheer van de experten; |
5. Tussenkomst, rol en beheer van andere mogelijke tussenkomende | 5. Tussenkomst, rol en beheer van andere mogelijke tussenkomende |
personen (derden, getuigen, enz.); | personen (derden, getuigen, enz.); |
6. Praktische oefeningen inzake bemiddeling in burgerlijke zaken; | 6. Praktische oefeningen inzake bemiddeling in burgerlijke zaken; |
7. Kennismaking met internationale burgerlijke bemiddeling. | 7. Kennismaking met internationale burgerlijke bemiddeling. |
§ 3. Gespecialiseerd vormingsprogramma voor bemiddeling in | § 3. Gespecialiseerd vormingsprogramma voor bemiddeling in |
ondernemingszaken. | ondernemingszaken. |
Art. 15.Het gespecialiseerd vormingsprogramma voor bemiddeling in |
Art. 15.Het gespecialiseerd vormingsprogramma voor bemiddeling in |
ondernemingszaken bedraagt minimum 30 uur en omvat de volgende | ondernemingszaken bedraagt minimum 30 uur en omvat de volgende |
minimale onderwerpen : | minimale onderwerpen : |
* Minimale theoretische onderwerpen : | * Minimale theoretische onderwerpen : |
1. Specifieke vragen van economisch recht en vennootschapsrecht in | 1. Specifieke vragen van economisch recht en vennootschapsrecht in |
verband met bemiddeling; | verband met bemiddeling; |
2. Contractuele relaties binnen de onderneming; | 2. Contractuele relaties binnen de onderneming; |
3. De grens aan contractuele vrijheid binnen het economisch recht | 3. De grens aan contractuele vrijheid binnen het economisch recht |
(beperkingen aan de mogelijkheid om een dading op te stellen); | (beperkingen aan de mogelijkheid om een dading op te stellen); |
4. Vertegenwoordiging van rechtspersonen; | 4. Vertegenwoordiging van rechtspersonen; |
5. Combinatie van geschillenoplossingsmethodes ter beschikking van de | 5. Combinatie van geschillenoplossingsmethodes ter beschikking van de |
ondernemingen (bv. Med.-Arb., getrapte clausules, enz.). | ondernemingen (bv. Med.-Arb., getrapte clausules, enz.). |
* Minimale praktische onderwerpen : | * Minimale praktische onderwerpen : |
1. Specifieke kenmerken van de bemiddeling in ondernemingen (plaats | 1. Specifieke kenmerken van de bemiddeling in ondernemingen (plaats |
van de bemiddeling, zittingen / sessies, machtposities, adviezen, | van de bemiddeling, zittingen / sessies, machtposities, adviezen, |
caucus, meerpartijenoverleg, nieuwe technologieën, enz.); | caucus, meerpartijenoverleg, nieuwe technologieën, enz.); |
2. Theorie en praktijk van de beredeneerde onderhandeling (herhaling); | 2. Theorie en praktijk van de beredeneerde onderhandeling (herhaling); |
3. Uitdrukking van emoties; | 3. Uitdrukking van emoties; |
4. Rol en beheer van de partijen; | 4. Rol en beheer van de partijen; |
5. Tussenkomst, rol en beheer van de raadslieden; | 5. Tussenkomst, rol en beheer van de raadslieden; |
6. Tussenkomst, rol en beheer van de experten; | 6. Tussenkomst, rol en beheer van de experten; |
7. Tussenkomst, rol en beheer van andere mogelijke tussenkomende | 7. Tussenkomst, rol en beheer van andere mogelijke tussenkomende |
personen (derden, getuigen, enz.); | personen (derden, getuigen, enz.); |
8. Praktische oefeningen; | 8. Praktische oefeningen; |
9. Kennismaking met internationale bemiddeling in ondernemingen. | 9. Kennismaking met internationale bemiddeling in ondernemingen. |
§ 4. Gespecialiseerd vormingsprogramma voor bemiddeling in | § 4. Gespecialiseerd vormingsprogramma voor bemiddeling in |
arbeidsrelaties en sociale zekerheid | arbeidsrelaties en sociale zekerheid |
Art. 16.Het gespecialiseerd vormingsprogramma voor bemiddeling in |
Art. 16.Het gespecialiseerd vormingsprogramma voor bemiddeling in |
arbeidsrelaties en sociale zekerheid bedraagt minimum 30 uur en omvat | arbeidsrelaties en sociale zekerheid bedraagt minimum 30 uur en omvat |
de volgende minimale onderwerpen : | de volgende minimale onderwerpen : |
* Minimale theoretische onderwerpen : | * Minimale theoretische onderwerpen : |
1. Noties van het arbeidsrecht (individueel en collectief), de sociale | 1. Noties van het arbeidsrecht (individueel en collectief), de sociale |
zekerheid en maatschappelijke integratie (bv. OCMW, uitkeringen voor | zekerheid en maatschappelijke integratie (bv. OCMW, uitkeringen voor |
gehandicapten, werkloosheid, ziekteverzekering, pensioen, uitkeringen, | gehandicapten, werkloosheid, ziekteverzekering, pensioen, uitkeringen, |
arbeidsongeval), rechten en verplichtingen van werknemers en | arbeidsongeval), rechten en verplichtingen van werknemers en |
werkgevers; | werkgevers; |
2. Verzoeningsprocedure bij de arbeidsrechtbank en bemiddeling; | 2. Verzoeningsprocedure bij de arbeidsrechtbank en bemiddeling; |
3. De grenzen aan autonomie van de actoren binnen sociale | 3. De grenzen aan autonomie van de actoren binnen sociale |
geschillenoplossing; | geschillenoplossing; |
4. Verschillende dimensies in de arbeidsomgeving : | 4. Verschillende dimensies in de arbeidsomgeving : |
- Menselijk, individueel, subjectief (uitdrukking van emoties, enz.); | - Menselijk, individueel, subjectief (uitdrukking van emoties, enz.); |
- Relationeel, de uitwisselingen tussen individuen of groepen van | - Relationeel, de uitwisselingen tussen individuen of groepen van |
individuen; | individuen; |
- Materieel, structureel, tactisch; | - Materieel, structureel, tactisch; |
- Milieu gerelateerd; | - Milieu gerelateerd; |
5. De verschillende logica's van de actoren in de organisaties en de | 5. De verschillende logica's van de actoren in de organisaties en de |
bedrijfscultuur; | bedrijfscultuur; |
6. Welzijn op het werk (pesterijen, burn-out, enz.) en de | 6. Welzijn op het werk (pesterijen, burn-out, enz.) en de |
arbeidsgeneeskunde; | arbeidsgeneeskunde; |
7. Interpersoonlijke en collectieve conflicten op het werk. | 7. Interpersoonlijke en collectieve conflicten op het werk. |
* Minimale praktische onderwerpen : | * Minimale praktische onderwerpen : |
1. Groeps- en teamdynamiek in de arbeidswereld (interpersoonlijke, | 1. Groeps- en teamdynamiek in de arbeidswereld (interpersoonlijke, |
collectieve communicatie); | collectieve communicatie); |
2. Naast elkaar bestaande paradigma's (dynamische spiraal); | 2. Naast elkaar bestaande paradigma's (dynamische spiraal); |
3. Terugkerend gedrag, grondbestanddelen, bronnen van conflicten op | 3. Terugkerend gedrag, grondbestanddelen, bronnen van conflicten op |
het werk; | het werk; |
4. Autoriteit en machtsverhoudingen; | 4. Autoriteit en machtsverhoudingen; |
5. Rol van de raadslieden van partijen bij de bemiddeling; | 5. Rol van de raadslieden van partijen bij de bemiddeling; |
6. Bemiddeling in de arbeidsrelaties (voor - tijdens - na de | 6. Bemiddeling in de arbeidsrelaties (voor - tijdens - na de |
procedure) - bijzondere technieken - interpersoonlijke aspecten van de | procedure) - bijzondere technieken - interpersoonlijke aspecten van de |
communicatie; | communicatie; |
7. Praktische oefeningen inzake bemiddeling in arbeidsrelaties; | 7. Praktische oefeningen inzake bemiddeling in arbeidsrelaties; |
8. Kennismaking met internationale sociale bemiddeling. | 8. Kennismaking met internationale sociale bemiddeling. |
§ 5. Gespecialiseerd vormingsprogramma voor bemiddeling met de | § 5. Gespecialiseerd vormingsprogramma voor bemiddeling met de |
overheid | overheid |
Art. 17.Het gespecialiseerd vormingsprogramma voor bemiddeling met de |
Art. 17.Het gespecialiseerd vormingsprogramma voor bemiddeling met de |
overheid bedraagt minimum 30 uur en omvat de volgende minimale | overheid bedraagt minimum 30 uur en omvat de volgende minimale |
onderwerpen : | onderwerpen : |
* Minimale theoretische onderwerpen : | * Minimale theoretische onderwerpen : |
1. De objectieve "bemiddelbaarheid" van conflicten met de overheid | 1. De objectieve "bemiddelbaarheid" van conflicten met de overheid |
(domein van bemiddeling, grenzen aan wettelijkheid van akkoorden); | (domein van bemiddeling, grenzen aan wettelijkheid van akkoorden); |
2. Veranderingen in de verhouding tussen de administratie en de burger | 2. Veranderingen in de verhouding tussen de administratie en de burger |
(meer horizontale en wederkerige relatie, mondige burger die zich | (meer horizontale en wederkerige relatie, mondige burger die zich |
verdedigt tegen de overheid, onderhandelende administratie, ...); | verdedigt tegen de overheid, onderhandelende administratie, ...); |
3. Wat is er typisch aan conflicten met de overheid (koude conflicten, | 3. Wat is er typisch aan conflicten met de overheid (koude conflicten, |
snelle juridisering, machtspositie overheid, kloof tussen de | snelle juridisering, machtspositie overheid, kloof tussen de |
benadering van de overheid en de leefwereld van de burger, ...); | benadering van de overheid en de leefwereld van de burger, ...); |
4. Juridisch kader van de bemiddeling met de overheid, grote principes | 4. Juridisch kader van de bemiddeling met de overheid, grote principes |
van het publiek en administratief recht (overheid kan | van het publiek en administratief recht (overheid kan |
publiekrechtelijk en privaatrechtelijk optreden, legaliteitsbeginsel, | publiekrechtelijk en privaatrechtelijk optreden, legaliteitsbeginsel, |
specialiteitsbeginsel, publiciteit van administratieve aktes, | specialiteitsbeginsel, publiciteit van administratieve aktes, |
mogelijkheid om een akkoord te sluiten via vertegenwoordiging, waarde, | mogelijkheid om een akkoord te sluiten via vertegenwoordiging, waarde, |
wettelijkheid en uitvoering van een bemiddelingsovereenkomst, | wettelijkheid en uitvoering van een bemiddelingsovereenkomst, |
homologatie, enz.); | homologatie, enz.); |
5. Beleidsmatig kader van de bemiddeling met de overheid (invloed van | 5. Beleidsmatig kader van de bemiddeling met de overheid (invloed van |
vastgesteld beleid); | vastgesteld beleid); |
6. Financieel kader van de bemiddeling met de overheid (budgettaire | 6. Financieel kader van de bemiddeling met de overheid (budgettaire |
controles en beperkingen). | controles en beperkingen). |
* Minimale praktische onderwerpen : | * Minimale praktische onderwerpen : |
1. Waar lopen ambtenaren tegenaan als ze in een bemiddeling stappen ? | 1. Waar lopen ambtenaren tegenaan als ze in een bemiddeling stappen ? |
(bv. Gebondenheid aan instructies, reflex om direct naar de regels | (bv. Gebondenheid aan instructies, reflex om direct naar de regels |
terug te grijpen, op veilig willen spelen, persoonlijke eigenschappen | terug te grijpen, op veilig willen spelen, persoonlijke eigenschappen |
die bemiddeling uitdagender maken, ...); | die bemiddeling uitdagender maken, ...); |
2. Waar lopen burgers tegenaan als ze in een bemiddeling met de | 2. Waar lopen burgers tegenaan als ze in een bemiddeling met de |
overheid stappen ? (bv. weinig inzicht in werking overheid, de | overheid stappen ? (bv. weinig inzicht in werking overheid, de |
onbeweeglijke overheid, niet verder kunnen kijken dan het individueel | onbeweeglijke overheid, niet verder kunnen kijken dan het individueel |
belang, ...); | belang, ...); |
3. Wanneer is bemiddeling met de overheid al of niet aangewezen ?; | 3. Wanneer is bemiddeling met de overheid al of niet aangewezen ?; |
4. Enkele specifieke thema's (naar keuze van de vormingsinstanties) : | 4. Enkele specifieke thema's (naar keuze van de vormingsinstanties) : |
bv. bemiddeling in leefmilieu en ruimtelijke ordening, in | bv. bemiddeling in leefmilieu en ruimtelijke ordening, in |
ambtenarenzaken/in arbeidsrelaties, bij bouwprojecten met de overheid, | ambtenarenzaken/in arbeidsrelaties, bij bouwprojecten met de overheid, |
in publieke ziekenhuizen, in het gemeenschapsonderwijs, bij | in publieke ziekenhuizen, in het gemeenschapsonderwijs, bij |
handhaving, enz. | handhaving, enz. |
5. Te nemen voorzorgen (informatie door te geven door de bemiddelaar, | 5. Te nemen voorzorgen (informatie door te geven door de bemiddelaar, |
verjaringstermijnen, enz.); | verjaringstermijnen, enz.); |
6. Deelname in de kosten van de bemiddeling. | 6. Deelname in de kosten van de bemiddeling. |
§ 6. Inhoud lessen in verband met bemiddeling, aanbevelingen en | § 6. Inhoud lessen in verband met bemiddeling, aanbevelingen en |
evaluaties | evaluaties |
Art. 18.§ 1. De vormingsinstanties waken erover dat de inhoud van |
Art. 18.§ 1. De vormingsinstanties waken erover dat de inhoud van |
iedere les binnen de gespecialiseerde vormingen direct verband houdt | iedere les binnen de gespecialiseerde vormingen direct verband houdt |
met bemiddeling en deze link met bemiddeling wordt voorzien in de | met bemiddeling en deze link met bemiddeling wordt voorzien in de |
verschillende lessen. | verschillende lessen. |
Het is aangewezen voor de vormingsinstanties dat minstens één | Het is aangewezen voor de vormingsinstanties dat minstens één |
opleider-erkend bemiddelaar de coördinatie van de gespecialiseerde | opleider-erkend bemiddelaar de coördinatie van de gespecialiseerde |
vormingen onder hen verzekert. | vormingen onder hen verzekert. |
§ 2. Opdat de kandidaat-bemiddelaars "het kennen, het kunnen en het | § 2. Opdat de kandidaat-bemiddelaars "het kennen, het kunnen en het |
zijn" zouden kunnen integreren, is het aangewezen om niet meer dan 7 | zijn" zouden kunnen integreren, is het aangewezen om niet meer dan 7 |
uur vorming (zonder pauzes) per dag te voorzien en de gespecialiseerde | uur vorming (zonder pauzes) per dag te voorzien en de gespecialiseerde |
vorming te spreiden over meer dan 2 maanden. | vorming te spreiden over meer dan 2 maanden. |
Art. 19.§ 1. De evaluatiemethode van de deelnemers aan de |
Art. 19.§ 1. De evaluatiemethode van de deelnemers aan de |
gespecialiseerde vorming wordt aan de vrije beoordeling gelaten van de | gespecialiseerde vorming wordt aan de vrije beoordeling gelaten van de |
erkende vormingsinstanties, in functie van hun doelpubliek en de | erkende vormingsinstanties, in functie van hun doelpubliek en de |
gebruikte pedagogische methode. | gebruikte pedagogische methode. |
Het is aangewezen dat de vormingsinstanties de roosters voor | Het is aangewezen dat de vormingsinstanties de roosters voor |
"Self-assessment voor de bemiddelaar" en "eindevaluatie van de | "Self-assessment voor de bemiddelaar" en "eindevaluatie van de |
kandidaat bemiddelaar", opgesteld door de Federale | kandidaat bemiddelaar", opgesteld door de Federale |
Bemiddelingscommissie en gepubliceerd op onze website, gebruiken. | Bemiddelingscommissie en gepubliceerd op onze website, gebruiken. |
§ 2. Een attest van het met succes voltooien van de gespecialiseerde | § 2. Een attest van het met succes voltooien van de gespecialiseerde |
vorming kan enkel afgeleverd worden, indien de deelnemer effectief de | vorming kan enkel afgeleverd worden, indien de deelnemer effectief de |
minimale lesuren conform artikel 7 § 2 en § 3 heeft gevolgd en de | minimale lesuren conform artikel 7 § 2 en § 3 heeft gevolgd en de |
deelnemer minstens een gelijkwaardig cijfer van 10/20 of meer heeft | deelnemer minstens een gelijkwaardig cijfer van 10/20 of meer heeft |
behaald op de inhoud van iedere les die het minimale programma | behaald op de inhoud van iedere les die het minimale programma |
uitmaken van de desbetreffende gespecialiseerde vorming. | uitmaken van de desbetreffende gespecialiseerde vorming. |
HOOFDSTUK III. - Voorwaarden voor erkenning van permanente vormingen | HOOFDSTUK III. - Voorwaarden voor erkenning van permanente vormingen |
Art. 20.Permanente vorming kan bestaan uit theoretische vorming (de |
Art. 20.Permanente vorming kan bestaan uit theoretische vorming (de |
follow-up van cursussen, congressen, conferenties, cycli van | follow-up van cursussen, congressen, conferenties, cycli van |
congressen, symposium, seminar, studiedag, e-seminar, en andere | congressen, symposium, seminar, studiedag, e-seminar, en andere |
workshops) of praktische vorming (gevallenstudies, supervisie, | workshops) of praktische vorming (gevallenstudies, supervisie, |
rollenspelen of intervisie). | rollenspelen of intervisie). |
Indien de vormingsinstantie een intervisie organiseert, dient zij toe | Indien de vormingsinstantie een intervisie organiseert, dient zij toe |
te zien op het ernstige verloop ervan. | te zien op het ernstige verloop ervan. |
De theoretische vorming dient een direct nut te hebben voor de | De theoretische vorming dient een direct nut te hebben voor de |
bemiddelingspraktijk. | bemiddelingspraktijk. |
De praktijkoefeningen worden in principe gegeven en omkaderd door een | De praktijkoefeningen worden in principe gegeven en omkaderd door een |
erkend bemiddelaar-opleider, zoals omschreven in artikel 9. | erkend bemiddelaar-opleider, zoals omschreven in artikel 9. |
Intervisie is een gedachtewisseling van een aantal collega | Intervisie is een gedachtewisseling van een aantal collega |
bemiddelaars over bemiddelingscases. Voorafgaand aan de intervisie | bemiddelaars over bemiddelingscases. Voorafgaand aan de intervisie |
worden door de deelnemers de spelregels, de doelstellingen en de | worden door de deelnemers de spelregels, de doelstellingen en de |
werkwijze afgesproken. | werkwijze afgesproken. |
Een intervisie kan pas in aanmerking genomen worden wanneer deze is | Een intervisie kan pas in aanmerking genomen worden wanneer deze is |
gehouden met minimaal vijf deelnemers, waarvan de meerderheid erkende | gehouden met minimaal vijf deelnemers, waarvan de meerderheid erkende |
bemiddelaars. | bemiddelaars. |
Supervisie is een uitwisseling georganiseerd door een ervaren | Supervisie is een uitwisseling georganiseerd door een ervaren |
verantwoordelijke, die door middel van een kritische en constructieve | verantwoordelijke, die door middel van een kritische en constructieve |
blik, helpt om één of meerdere professionelen de kwaliteit van hun | blik, helpt om één of meerdere professionelen de kwaliteit van hun |
werk te verbeteren. De supervisie steunt op concrete, door de | werk te verbeteren. De supervisie steunt op concrete, door de |
deelnemers meegemaakte, situaties. De supervisie heeft in het | deelnemers meegemaakte, situaties. De supervisie heeft in het |
bijzonder tot doel dat de bemiddelaar inzicht krijgt in zijn | bijzonder tot doel dat de bemiddelaar inzicht krijgt in zijn |
persoonlijk functioneren als hij geconfronteerd wordt met conflicten | persoonlijk functioneren als hij geconfronteerd wordt met conflicten |
en personen in conflict en hij nadenkt over zijn opgewekte indrukken, | en personen in conflict en hij nadenkt over zijn opgewekte indrukken, |
zijn weerstanden, zijn vooroordelen, zijn associaties. | zijn weerstanden, zijn vooroordelen, zijn associaties. |
De supervisie moet omkaderd worden door een expert (al dan niet | De supervisie moet omkaderd worden door een expert (al dan niet |
bemiddelaar), die beschikt over minstens een professionele ervaring | bemiddelaar), die beschikt over minstens een professionele ervaring |
van 5 jaar (aan te tonen door de voorlegging van een C.V.), hetzij in | van 5 jaar (aan te tonen door de voorlegging van een C.V.), hetzij in |
een bepaald deelaspect van bemiddeling, hetzij in het geven van | een bepaald deelaspect van bemiddeling, hetzij in het geven van |
supervisies. | supervisies. |
Supervisie kan individueel of collectief georganiseerd worden. | Supervisie kan individueel of collectief georganiseerd worden. |
Het aanwezigheidsattest bevat : | Het aanwezigheidsattest bevat : |
- het aantal uren intervisie of supervisie; | - het aantal uren intervisie of supervisie; |
- de behandelde onderwerpen; | - de behandelde onderwerpen; |
- de naam en hoedanigheid van de deelnemers (opleider, al dan niet | - de naam en hoedanigheid van de deelnemers (opleider, al dan niet |
erkend bemiddelaar). | erkend bemiddelaar). |
Het attest is ondertekend door alle deelnemers. | Het attest is ondertekend door alle deelnemers. |
In geval van een intervisie bevat het aanwezigheidsattest in bijlage | In geval van een intervisie bevat het aanwezigheidsattest in bijlage |
een document dat de spelregels, de doelstellingen en de werkwijze van | een document dat de spelregels, de doelstellingen en de werkwijze van |
de intervisie verduidelijkt. | de intervisie verduidelijkt. |
HOOFDSTUK IV. - Procedure voor erkenning van de vormingsinstanties en | HOOFDSTUK IV. - Procedure voor erkenning van de vormingsinstanties en |
van de vormingen die zij organiseren | van de vormingen die zij organiseren |
Art. 21.§ 1. De kandidaten voor erkenning als vormingsinstantie |
Art. 21.§ 1. De kandidaten voor erkenning als vormingsinstantie |
dienen per specifiek domein van bemiddeling een aanvraag in te dienen | dienen per specifiek domein van bemiddeling een aanvraag in te dienen |
bij het secretariaat van de Federale Bemiddelingscommissie. | bij het secretariaat van de Federale Bemiddelingscommissie. |
§ 2. Indien zij de bedoeling hebben een programma van permanente | § 2. Indien zij de bedoeling hebben een programma van permanente |
vorming te organiseren, leggen de kandidaten tegelijkertijd een | vorming te organiseren, leggen de kandidaten tegelijkertijd een |
verzoek daartoe neer met minstens één programma van een permanente | verzoek daartoe neer met minstens één programma van een permanente |
vorming. | vorming. |
Indien de kandidaat een erkenning bekomt als vormingsinstantie voor | Indien de kandidaat een erkenning bekomt als vormingsinstantie voor |
één of meerdere specifieke domeinen van bemiddeling én voor permanente | één of meerdere specifieke domeinen van bemiddeling én voor permanente |
vorming, dan worden alle verdere initiatieven van permanente vorming | vorming, dan worden alle verdere initiatieven van permanente vorming |
die door die instantie worden georganiseerd gedurende de twee jaar die | die door die instantie worden georganiseerd gedurende de twee jaar die |
volgen op de erkenning geacht erkende vormingen te zijn voor het | volgen op de erkenning geacht erkende vormingen te zijn voor het |
aantal uren dat zal worden opgegeven door de vormingsinstantie. | aantal uren dat zal worden opgegeven door de vormingsinstantie. |
Art. 22.De kandidaten die enkel een erkenning aanvragen voor één of |
Art. 22.De kandidaten die enkel een erkenning aanvragen voor één of |
meerdere permanente vormingen dienen een aanvraag in bij het | meerdere permanente vormingen dienen een aanvraag in bij het |
secretariaat van de Federale Bemiddelingscommissie, met een één of | secretariaat van de Federale Bemiddelingscommissie, met een één of |
meerdere programma's die voldoen aan de voorwaarden omschreven in | meerdere programma's die voldoen aan de voorwaarden omschreven in |
hoofdstuk III. | hoofdstuk III. |
Het programma van elke permanente vorming vermeldt het aantal uren | Het programma van elke permanente vorming vermeldt het aantal uren |
waarvoor een erkenning wordt gevraagd. | waarvoor een erkenning wordt gevraagd. |
De vormingen die aldus erkend werden, kunnen verschillende keren | De vormingen die aldus erkend werden, kunnen verschillende keren |
georganiseerd worden, zolang het programma of de lesgevers niet | georganiseerd worden, zolang het programma of de lesgevers niet |
veranderen. | veranderen. |
Elk nieuw programma van permanente vorming dient het voorwerp uit te | Elk nieuw programma van permanente vorming dient het voorwerp uit te |
maken van een nieuwe aanvraag tot erkenning. | maken van een nieuwe aanvraag tot erkenning. |
Art. 23.Bij de aanvraag wordt een administratief dossier gevoegd dat |
Art. 23.Bij de aanvraag wordt een administratief dossier gevoegd dat |
minstens de volgende stukken bevat : | minstens de volgende stukken bevat : |
1. de statuten of oprichtingsakte met aanduiding van de publicatie en, | 1. de statuten of oprichtingsakte met aanduiding van de publicatie en, |
desgevallend, het reglement van inwendige orde (in het geval van een | desgevallend, het reglement van inwendige orde (in het geval van een |
erkenning als vormingsinstantie); | erkenning als vormingsinstantie); |
2. de identiteit van de contactpersoon; | 2. de identiteit van de contactpersoon; |
3. de regels betreffende de wijze van evaluatie en de aflevering van | 3. de regels betreffende de wijze van evaluatie en de aflevering van |
het vormingscertificaat. Het vormingscertificaat dient te attesteren | het vormingscertificaat. Het vormingscertificaat dient te attesteren |
over de aanwezigheid van de kandidaat en over de kwalitatieve | over de aanwezigheid van de kandidaat en over de kwalitatieve |
beoordeling van de kandidaat. De kandidaat moet het gemeenschappelijk | beoordeling van de kandidaat. De kandidaat moet het gemeenschappelijk |
gedeelte en een gespecialiseerde vorming met succes hebben gevolgd. | gedeelte en een gespecialiseerde vorming met succes hebben gevolgd. |
Art. 24.De kandidaten dienen tezelfdertijd een inhoudelijk dossier in |
Art. 24.De kandidaten dienen tezelfdertijd een inhoudelijk dossier in |
dat de volgende stukken bevat : | dat de volgende stukken bevat : |
1. de beschrijving van de vormingsprogramma's, conform de vereisten | 1. de beschrijving van de vormingsprogramma's, conform de vereisten |
van artikelen 10 tot 11, alsook conform artikelen13-17 per specifiek | van artikelen 10 tot 11, alsook conform artikelen13-17 per specifiek |
domein van bemiddeling met voor elk onderdeel de vermelding van het | domein van bemiddeling met voor elk onderdeel de vermelding van het |
aantal uren dat er aan besteed zal worden en de naam van de opleider | aantal uren dat er aan besteed zal worden en de naam van de opleider |
of opleiders; | of opleiders; |
2. het Curriculum Vitae van de opleiders vermeld in de beschrijving | 2. het Curriculum Vitae van de opleiders vermeld in de beschrijving |
van het programma; | van het programma; |
3. de beschrijving van de evaluatiemethodes waarvan sprake in artikel | 3. de beschrijving van de evaluatiemethodes waarvan sprake in artikel |
12 en artikel 19; | 12 en artikel 19; |
4. desgevallend de beschrijving van de programma's van permanente | 4. desgevallend de beschrijving van de programma's van permanente |
vorming, voorgesteld conform punt 1 en met de Curriculum Vitae | vorming, voorgesteld conform punt 1 en met de Curriculum Vitae |
voorzien in punt 2. | voorzien in punt 2. |
Art. 25.De aanvragen voor vorming worden onderzocht door de |
Art. 25.De aanvragen voor vorming worden onderzocht door de |
Bijzondere Commissie bevoegd voor het domein van bemiddeling waarvoor | Bijzondere Commissie bevoegd voor het domein van bemiddeling waarvoor |
de erkenning wordt gevraagd. Indien dit voor een permanente vorming | de erkenning wordt gevraagd. Indien dit voor een permanente vorming |
niet duidelijk is, wordt de aanvraag onderzocht door alle Bijzondere | niet duidelijk is, wordt de aanvraag onderzocht door alle Bijzondere |
Commissies. | Commissies. |
Indien zij het nuttig acht nodigt de Bijzondere Commissie de kandidaat | Indien zij het nuttig acht nodigt de Bijzondere Commissie de kandidaat |
uit om gehoord te worden. | uit om gehoord te worden. |
De Bijzondere Commissie maakt een gemotiveerd advies over aan de | De Bijzondere Commissie maakt een gemotiveerd advies over aan de |
Algemene Commissie die op haar beurt, indien zij het nuttig acht, de | Algemene Commissie die op haar beurt, indien zij het nuttig acht, de |
kandidaat kan horen. | kandidaat kan horen. |
De Algemene Commissie neemt een gemotiveerde beslissing. | De Algemene Commissie neemt een gemotiveerde beslissing. |
Art. 26.De kandidaten voor de erkenning als vormingsinstantie |
Art. 26.De kandidaten voor de erkenning als vormingsinstantie |
verbinden er zich toe om elke twee jaar spontaan hun verslag neer te | verbinden er zich toe om elke twee jaar spontaan hun verslag neer te |
leggen van alle vormingen die door hen werden georganiseerd, op | leggen van alle vormingen die door hen werden georganiseerd, op |
straffe van verval van de erkenning als vormingsinstantie. Iedere | straffe van verval van de erkenning als vormingsinstantie. Iedere |
erkende vormingsinstantie dient minstens één gemeenschappelijk | erkende vormingsinstantie dient minstens één gemeenschappelijk |
gedeelte of één gespecialiseerde vorming per twee jaar te organiseren | gedeelte of één gespecialiseerde vorming per twee jaar te organiseren |
om haar erkenning te behouden. | om haar erkenning te behouden. |
Alle erkende vormingsinstanties en erkende vormingen worden | Alle erkende vormingsinstanties en erkende vormingen worden |
gepubliceerd op de website van de Federale Bemiddelingscommissie. | gepubliceerd op de website van de Federale Bemiddelingscommissie. |
Art. 27.De Algemene Commissie kan op gelijk welk ogenblik, hetzij op |
Art. 27.De Algemene Commissie kan op gelijk welk ogenblik, hetzij op |
gemotiveerd advies van een Bijzondere Commissie, hetzij ingevolge een | gemotiveerd advies van een Bijzondere Commissie, hetzij ingevolge een |
klacht, hetzij ambtshalve, de erkenning van een vormingsinstantie of | klacht, hetzij ambtshalve, de erkenning van een vormingsinstantie of |
van een vorming intrekken, na aan de betrokken instantie de | van een vorming intrekken, na aan de betrokken instantie de |
mogelijkheid te hebben gegeven gehoord te worden. | mogelijkheid te hebben gegeven gehoord te worden. |
HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding en overgangsbepaling | HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding en overgangsbepaling |
Art. 28.De gecoördineerde beslissingen betreffende de vormingen van |
Art. 28.De gecoördineerde beslissingen betreffende de vormingen van |
13 september 2018, 11 oktober 2018 en 14 februari 2019 zijn, met | 13 september 2018, 11 oktober 2018 en 14 februari 2019 zijn, met |
uitzondering van de bepaling van het aantal uren van het | uitzondering van de bepaling van het aantal uren van het |
gemeenschappelijk gedeelte en de gespecialiseerde vormingen, vervat in | gemeenschappelijk gedeelte en de gespecialiseerde vormingen, vervat in |
de beslissing van 13 september 2018, opgeheven. | de beslissing van 13 september 2018, opgeheven. |
Art. 29.De op 1 januari 2019 erkende vormingsinstituten mogen onder |
Art. 29.De op 1 januari 2019 erkende vormingsinstituten mogen onder |
dezelfde voorwaarden en modaliteiten vormingen aanbieden conform de | dezelfde voorwaarden en modaliteiten vormingen aanbieden conform de |
oude artikelen 1726 en 1727 Ger.W. tot 1 september 2019. | oude artikelen 1726 en 1727 Ger.W. tot 1 september 2019. |
Op straffe van verval van hun erkenning, zijn de erkende | Op straffe van verval van hun erkenning, zijn de erkende |
vormingsinstanties verplicht om uiterlijk tegen 31 juli 2019 hun | vormingsinstanties verplicht om uiterlijk tegen 31 juli 2019 hun |
aangepaste programma(`s) vanaf 2 september 2019 conform deze | aangepaste programma(`s) vanaf 2 september 2019 conform deze |
beslissing mee te delen aan het secretariaat van de Federale | beslissing mee te delen aan het secretariaat van de Federale |
Bemiddelingscommissie | Bemiddelingscommissie |
Bijlage I | Bijlage I |
Gedetailleerd programma van hoe het gemeenschappelijk gedeelte zou | Gedetailleerd programma van hoe het gemeenschappelijk gedeelte zou |
kunnen samengesteld worden : | kunnen samengesteld worden : |
Onderdeel "conflict" (12u) | Onderdeel "conflict" (12u) |
1. Begrip, onderscheid en identificatie van het ontstaan en de | 1. Begrip, onderscheid en identificatie van het ontstaan en de |
escalatie van het conflict (ontwikkeling van het conflict); | escalatie van het conflict (ontwikkeling van het conflict); |
2. Standpunten en reacties van alle partijen (bemiddelden en | 2. Standpunten en reacties van alle partijen (bemiddelden en |
bemiddelaar) ten aanzien van het conflict; | bemiddelaar) ten aanzien van het conflict; |
3. Aanpak van het conflict overeenkomstig de begrippen angst, | 3. Aanpak van het conflict overeenkomstig de begrippen angst, |
verdediging, verlangen; | verdediging, verlangen; |
4. Verduidelijking en beheer van het conflict; | 4. Verduidelijking en beheer van het conflict; |
5. Interventiestrategieën naargelang het soort conflict, | 5. Interventiestrategieën naargelang het soort conflict, |
interpersoonlijke en collectieve conflicten; | interpersoonlijke en collectieve conflicten; |
6. Bijdragen uit diverse theorieën, zoals systeemdenken en het | 6. Bijdragen uit diverse theorieën, zoals systeemdenken en het |
constructivisme voor de notie van het probleem. | constructivisme voor de notie van het probleem. |
Kennismaking met "bemiddeling" (10u) | Kennismaking met "bemiddeling" (10u) |
1. Algemene bemiddelingsprincipes (ethiek/filosofische, psychosociale | 1. Algemene bemiddelingsprincipes (ethiek/filosofische, psychosociale |
benadering van de bemiddeling, enz.); | benadering van de bemiddeling, enz.); |
2. Kader, proces, houding, rol, uitdagingen, enz.; | 2. Kader, proces, houding, rol, uitdagingen, enz.; |
3. Analytische studie van de verschillende vormen van | 3. Analytische studie van de verschillende vormen van |
conflictoplossing (ADR); | conflictoplossing (ADR); |
4. Gebruik van de term "bemiddeling" in verschillende domeinen (zoals | 4. Gebruik van de term "bemiddeling" in verschillende domeinen (zoals |
bijvoorbeeld familiale zaken, burengeschillen, arbeidsverhoudingen, | bijvoorbeeld familiale zaken, burengeschillen, arbeidsverhoudingen, |
interculturele verhoudingen, ondernemingszaken, met de overheid, | interculturele verhoudingen, ondernemingszaken, met de overheid, |
enz.); | enz.); |
5. Grenzen aan de interventie van de bemiddelaar, plaats van de | 5. Grenzen aan de interventie van de bemiddelaar, plaats van de |
deelnemers aan het bemiddelingstraject en alle actoren in de | deelnemers aan het bemiddelingstraject en alle actoren in de |
bemiddeling; | bemiddeling; |
6. Beredeneerd onderhandelen; | 6. Beredeneerd onderhandelen; |
7. Filosofische en psychosociale toolbox om de menselijke relaties te | 7. Filosofische en psychosociale toolbox om de menselijke relaties te |
analyseren en in dit perspectief actie te ondernemen : de analytische | analyseren en in dit perspectief actie te ondernemen : de analytische |
beginselen en paradigma's, de concepten "psychosociale actor" en | beginselen en paradigma's, de concepten "psychosociale actor" en |
"psychosociale verhoudingen", het symbolisch interactionisme | "psychosociale verhoudingen", het symbolisch interactionisme |
(Goffman), de theorie van het communicatieve handelen (Habermas), de | (Goffman), de theorie van het communicatieve handelen (Habermas), de |
rechtvaardigingstheorie (Boltanski en Thévenot), de erkenningstheorie | rechtvaardigingstheorie (Boltanski en Thévenot), de erkenningstheorie |
(Honneth) en anderen. | (Honneth) en anderen. |
Onderdeel "recht in verband met bemiddeling" (12u) | Onderdeel "recht in verband met bemiddeling" (12u) |
1. Rechtsbronnen (Belgisch, Europees en internationaal recht); | 1. Rechtsbronnen (Belgisch, Europees en internationaal recht); |
2. Grondige analyse van titel 9 van de wet van 18 juni 2018 en van het | 2. Grondige analyse van titel 9 van de wet van 18 juni 2018 en van het |
zevende deel van het gerechtelijk wetboek (algemene principes, met | zevende deel van het gerechtelijk wetboek (algemene principes, met |
inbegrip van de samenstelling en rol van de FBC, vertrouwelijkheid en | inbegrip van de samenstelling en rol van de FBC, vertrouwelijkheid en |
vrijwillig karakter van bemiddeling, specifieke regels | vrijwillig karakter van bemiddeling, specifieke regels |
gerechtelijke/buitengerechtelijke bemiddeling) en noties Gerechtelijk | gerechtelijke/buitengerechtelijke bemiddeling) en noties Gerechtelijk |
Recht (aanvraagmogelijkheden gerechtelijke homologatie, bevoegdheid, | Recht (aanvraagmogelijkheden gerechtelijke homologatie, bevoegdheid, |
gedwongen tenuitvoerlegging, enz.); | gedwongen tenuitvoerlegging, enz.); |
3. Verbintenissenrecht (onder meer : juridische bekwaamheid, verschil | 3. Verbintenissenrecht (onder meer : juridische bekwaamheid, verschil |
tussen openbare orde - dwingende bepalingen - aanvullende bepalingen; | tussen openbare orde - dwingende bepalingen - aanvullende bepalingen; |
contractenrecht met inbegrip van onder meer bemiddelingsclausules, | contractenrecht met inbegrip van onder meer bemiddelingsclausules, |
mandaat, dading, bemiddelingsakkoord; verzekeringen en | mandaat, dading, bemiddelingsakkoord; verzekeringen en |
aansprakelijkheid, enz.); | aansprakelijkheid, enz.); |
4. Administratieve, fiscale en sociale verplichtingen van de erkende | 4. Administratieve, fiscale en sociale verplichtingen van de erkende |
bemiddelaar. | bemiddelaar. |
Onderdeel "psychologie in verband met bemiddeling en voor de | Onderdeel "psychologie in verband met bemiddeling en voor de |
bemiddelaar" (12u) | bemiddelaar" (12u) |
1. Begrippen "het kunnen zijn/savoir-être", attitude en | 1. Begrippen "het kunnen zijn/savoir-être", attitude en |
auto-discipline; | auto-discipline; |
2. Begrippen uit de psychologie en de psychopathologie | 2. Begrippen uit de psychologie en de psychopathologie |
(manipulatie/persoonlijkheden, enz.); | (manipulatie/persoonlijkheden, enz.); |
3. Begrippen van groepsdynamiek en -psychologie; | 3. Begrippen van groepsdynamiek en -psychologie; |
4. Begrijpen en duiden van de psychologische posities van personen in | 4. Begrijpen en duiden van de psychologische posities van personen in |
conflict (slachtoffer/beul/redder), de conflicten en de persoonlijke | conflict (slachtoffer/beul/redder), de conflicten en de persoonlijke |
problemen; | problemen; |
5. Psychologische theorieën over de rol van de bemiddelaar en zijn | 5. Psychologische theorieën over de rol van de bemiddelaar en zijn |
verschillende posities (onderscheid met therapie, coaching, sociaal | verschillende posities (onderscheid met therapie, coaching, sociaal |
werk, management, enz.); | werk, management, enz.); |
6. Grote psychologische stromingen; | 6. Grote psychologische stromingen; |
7. Analysemodellen ter voorstelling van culturen en menselijke | 7. Analysemodellen ter voorstelling van culturen en menselijke |
conflicten; | conflicten; |
8. Verdedigingsmechanismen in conflictsituaties en emotionele redenen | 8. Verdedigingsmechanismen in conflictsituaties en emotionele redenen |
daarvoor, begrip rouw, gesocialiseerde uitdrukking van het conflict. | daarvoor, begrip rouw, gesocialiseerde uitdrukking van het conflict. |
Onderdeel "sociologie in verband met bemiddeling" (6u) | Onderdeel "sociologie in verband met bemiddeling" (6u) |
1. Analyse van situaties waarmee de bemiddelaar te maken krijgt (naast | 1. Analyse van situaties waarmee de bemiddelaar te maken krijgt (naast |
elkaar bestaande paradigma's - dynamische spiraal - context van | elkaar bestaande paradigma's - dynamische spiraal - context van |
multiculturele/interculturele of normatieve evoluties; begrip | multiculturele/interculturele of normatieve evoluties; begrip |
"probleem", sociale en relationele opbouw van problemen); | "probleem", sociale en relationele opbouw van problemen); |
2. Het vergroten van het denkvermogen ten aanzien van uiteenzettingen | 2. Het vergroten van het denkvermogen ten aanzien van uiteenzettingen |
(distantiëring, metapositie, enz.), de voorzieningen en de | (distantiëring, metapositie, enz.), de voorzieningen en de |
bemiddelingspraktijken; | bemiddelingspraktijken; |
3. Historisch-geografische oorsprong van bemiddeling, | 3. Historisch-geografische oorsprong van bemiddeling, |
referentiekaders, concepten om verschillende dimensies te | referentiekaders, concepten om verschillende dimensies te |
onderscheiden, actiestrategieën en/of vormen in de | onderscheiden, actiestrategieën en/of vormen in de |
bemiddelingspraktijk of andere vormen van conflictoplossing, tools | bemiddelingspraktijk of andere vormen van conflictoplossing, tools |
voor de sociologische analyse van sociale verhoudingen; | voor de sociologische analyse van sociale verhoudingen; |
4. Groepsaffiniteiten, sociale identiteiten en conflicten; | 4. Groepsaffiniteiten, sociale identiteiten en conflicten; |
5. Theorie van de autoritaire persoonlijkheid (Adorno); | 5. Theorie van de autoritaire persoonlijkheid (Adorno); |
6. Zondeboktheorie (Dollard & Miller); | 6. Zondeboktheorie (Dollard & Miller); |
7. Sociale leertheorie (Bandura & Mischel); | 7. Sociale leertheorie (Bandura & Mischel); |
8. Realistische conflicttheorie (Sheriff) en theorie van de sociale | 8. Realistische conflicttheorie (Sheriff) en theorie van de sociale |
identiteit (Tajfel & Turner); | identiteit (Tajfel & Turner); |
9. Groepsanalyse, structurering van overeenkomsten en verschillen. | 9. Groepsanalyse, structurering van overeenkomsten en verschillen. |
Onderdeel "Communicatie in verband met bemiddeling (15u) | Onderdeel "Communicatie in verband met bemiddeling (15u) |
1. Theorieën en praktijken (systemische, non-gewelddadige communicatie | 1. Theorieën en praktijken (systemische, non-gewelddadige communicatie |
en andere); | en andere); |
2. Ideeën en methodes van communicatie, pijlers van de communicatie | 2. Ideeën en methodes van communicatie, pijlers van de communicatie |
(vragen/ontvangen, geven/weigeren, enz.); | (vragen/ontvangen, geven/weigeren, enz.); |
3. Beheer van relaties en percepties; | 3. Beheer van relaties en percepties; |
4. Kritische overweging over de manier van communiceren als | 4. Kritische overweging over de manier van communiceren als |
bemiddelaar; | bemiddelaar; |
5. Strategieën en wisselwerking in communicatie; | 5. Strategieën en wisselwerking in communicatie; |
6. Obstakels van communicatie; | 6. Obstakels van communicatie; |
7. Veranderingstheorie (Type I-II). (Morris, Berlo, Newcomb, Barlund | 7. Veranderingstheorie (Type I-II). (Morris, Berlo, Newcomb, Barlund |
e.a.); | e.a.); |
8. Communicatietheorie (context, het impliciete, de argumentatie, | 8. Communicatietheorie (context, het impliciete, de argumentatie, |
e.a.); | e.a.); |
9. Groepsdynamiek en groepen in de arbeidswereld (interpersoonlijke en | 9. Groepsdynamiek en groepen in de arbeidswereld (interpersoonlijke en |
collectieve communicatie). | collectieve communicatie). |
Onderdeel "ethiek en deontologie" (9u) | Onderdeel "ethiek en deontologie" (9u) |
1. Onderscheid ethiek, moraal en wetgeving; | 1. Onderscheid ethiek, moraal en wetgeving; |
2. Definities en principes; | 2. Definities en principes; |
3. Concepten gelijkheid, billijkheid en rechtvaardigheid; | 3. Concepten gelijkheid, billijkheid en rechtvaardigheid; |
4. Specifieke deontologische regels voor de erkende bemiddelaar; | 4. Specifieke deontologische regels voor de erkende bemiddelaar; |
5. Respect voor de wil van de partijen; | 5. Respect voor de wil van de partijen; |
6. Uitgebreide bevoegdheid en macht van de bemiddelaar; | 6. Uitgebreide bevoegdheid en macht van de bemiddelaar; |
7. Deontologische vragen gelinkt aan het bemiddelingsproces en | 7. Deontologische vragen gelinkt aan het bemiddelingsproces en |
praktijkcasussen (geen protocol, verlies erkenning tijdens de | praktijkcasussen (geen protocol, verlies erkenning tijdens de |
bemiddeling, schenden van de vertrouwelijkheid, onverenigbaarheden, | bemiddeling, schenden van de vertrouwelijkheid, onverenigbaarheden, |
enz); | enz); |
8. Pluraliteit van deontologische codes en regels van een ander beroep | 8. Pluraliteit van deontologische codes en regels van een ander beroep |
dan bemiddelaar. | dan bemiddelaar. |
Onderdelen "bemiddelingsproces" (24u) | Onderdelen "bemiddelingsproces" (24u) |
1. Van aanvraag tot eventueel rechterlijke homologatie van het | 1. Van aanvraag tot eventueel rechterlijke homologatie van het |
akkoord; | akkoord; |
2. Rol en houding van de bemiddelaar (met inbegrip van het verschil | 2. Rol en houding van de bemiddelaar (met inbegrip van het verschil |
tussen informeren en adviseren); | tussen informeren en adviseren); |
3. Nazicht van de kwaliteit (partij, mandataris, advocaat of anderen), | 3. Nazicht van de kwaliteit (partij, mandataris, advocaat of anderen), |
de juridische omvang en bevoegdheid om zich te verbinden; | de juridische omvang en bevoegdheid om zich te verbinden; |
4. Inbreng, rol en beheer van de partijen, hun advocaten, de experten | 4. Inbreng, rol en beheer van de partijen, hun advocaten, de experten |
en andere tussenkomen personen; | en andere tussenkomen personen; |
5. Beheer van het kader (agenda, plaats, logistiek, caucus, emoties, | 5. Beheer van het kader (agenda, plaats, logistiek, caucus, emoties, |
eventueel gebruik van nieuwe technologieën,) enz. | eventueel gebruik van nieuwe technologieën,) enz. |
6. Toepassen communicatieregels en beredeneerd onderhandelen | 6. Toepassen communicatieregels en beredeneerd onderhandelen |
(onderscheid personen en de onderliggende conflicten, onderscheid | (onderscheid personen en de onderliggende conflicten, onderscheid |
posities en belangen, identificatie van de noden en behoeftes zowel | posities en belangen, identificatie van de noden en behoeftes zowel |
individueel en/of gemeenschappelijk, enz.); Bemiddelingsmodellen | individueel en/of gemeenschappelijk, enz.); Bemiddelingsmodellen |
7. Opvang en beheer van emoties; | 7. Opvang en beheer van emoties; |
8. Pogingen van manipulatie het hoofd bieden; | 8. Pogingen van manipulatie het hoofd bieden; |
9. Voorstelling van de diverse bemiddelingsmodellen; | 9. Voorstelling van de diverse bemiddelingsmodellen; |
10. Gebruik van specifieke tools van de bemiddelaar (actief luisteren, | 10. Gebruik van specifieke tools van de bemiddelaar (actief luisteren, |
distantiëring (van de eigen persoon en het proces), observatie, | distantiëring (van de eigen persoon en het proces), observatie, |
uitwerking van hypotheses, sociogram, genogram, creativiteit, enz.); | uitwerking van hypotheses, sociogram, genogram, creativiteit, enz.); |
11. Toepassen theoretische inbreng (het "kunnen zijn" en "kunnen | 11. Toepassen theoretische inbreng (het "kunnen zijn" en "kunnen |
doen"). | doen"). |