Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop personeelsleden van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering overgaan naar de gemeenschappen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie | Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop personeelsleden van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering overgaan naar de gemeenschappen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie |
---|---|
FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID | FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID |
31 AUGUSTUS 2014. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze | 31 AUGUSTUS 2014. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze |
waarop personeelsleden van het Rijksinstituut voor ziekte- en | waarop personeelsleden van het Rijksinstituut voor ziekte- en |
invaliditeitsverzekering overgaan naar de gemeenschappen en de | invaliditeitsverzekering overgaan naar de gemeenschappen en de |
Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie | Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie |
FILIP, Koning der Belgen, | FILIP, Koning der Belgen, |
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. | Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. |
Gelet op de wet van 13 maart 1991 betreffende de afschaffing of | Gelet op de wet van 13 maart 1991 betreffende de afschaffing of |
herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere | herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere |
overheidsdiensten, artikel 30/1, §§ 2 en 3, ingevoegd bij de wet van 6 | overheidsdiensten, artikel 30/1, §§ 2 en 3, ingevoegd bij de wet van 6 |
januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de | januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de |
aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet; | aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet; |
Gezien het artikel 8, § 1, 4°, van de wet van 15 december 2013 | Gezien het artikel 8, § 1, 4°, van de wet van 15 december 2013 |
houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging, is | houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging, is |
dit besluit vrijgesteld van een regelgevingsimpactanalyse; | dit besluit vrijgesteld van een regelgevingsimpactanalyse; |
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 | Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 |
april 2014; | april 2014; |
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 23 | Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 23 |
april 2014; | april 2014; |
Gelet op het akkoord van de Staatsecretaris voor Ambtenarenzaken, | Gelet op het akkoord van de Staatsecretaris voor Ambtenarenzaken, |
gegeven op 22 april 2014; | gegeven op 22 april 2014; |
Gelet op het advies van de Vlaamse Regering, gegeven op 5 mei 2014; | Gelet op het advies van de Vlaamse Regering, gegeven op 5 mei 2014; |
Gelet op het advies van de Franstalige Gemeenschapsregering, gegeven | Gelet op het advies van de Franstalige Gemeenschapsregering, gegeven |
op 23 april 2014; | op 23 april 2014; |
Gelet op het advies van de Duitstalige Gemeenschapsregering, gegeven | Gelet op het advies van de Duitstalige Gemeenschapsregering, gegeven |
op 24 april 2014; | op 24 april 2014; |
Gelet op het advies van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke | Gelet op het advies van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke |
Gemeenschapscommissie, gegeven op 24 april 2014; | Gemeenschapscommissie, gegeven op 24 april 2014; |
Gelet op het protocol nr. 700 van 23 mei 2014 van het Comité voor de | Gelet op het protocol nr. 700 van 23 mei 2014 van het Comité voor de |
federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten; | federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten; |
Gelet op het advies van het Algemeen Beheerscomité van het | Gelet op het advies van het Algemeen Beheerscomité van het |
Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 5 | Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 5 |
mei 2014; | mei 2014; |
Gelet op het advies 56.470/2 van de Raad van State, gegeven op 9 juli | Gelet op het advies 56.470/2 van de Raad van State, gegeven op 9 juli |
2014, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten | 2014, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten |
op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; | op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; |
Op voordracht van de Eerste Minister, van de Minister van Sociale | Op voordracht van de Eerste Minister, van de Minister van Sociale |
Zaken en van de Staatssecretarissen voor Staatshervorming, en op het | Zaken en van de Staatssecretarissen voor Staatshervorming, en op het |
advies van de in Raad vergaderde Ministers, | advies van de in Raad vergaderde Ministers, |
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : | Hebben Wij besloten en besluiten Wij : |
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden |
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden |
verstaan onder "personeelsleden", de ambtenaren, de stagiairs, de bij | verstaan onder "personeelsleden", de ambtenaren, de stagiairs, de bij |
arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden en de bij | arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden en de bij |
arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden met toepassing | arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden met toepassing |
van artikel 31 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de | van artikel 31 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de |
werkgelegenheid van het Rijksinstituut voor ziekte- en | werkgelegenheid van het Rijksinstituut voor ziekte- en |
invaliditeitsverzekering. | invaliditeitsverzekering. |
§ 2. Voor de toepassing van dit besluit worden de stagiairs geacht de | § 2. Voor de toepassing van dit besluit worden de stagiairs geacht de |
klasse of de graad te bezitten waarin zij aangeworven werden. | klasse of de graad te bezitten waarin zij aangeworven werden. |
De bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden worden | De bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden worden |
geacht de graad of de klasse te bekleden die overeenstemt met de | geacht de graad of de klasse te bekleden die overeenstemt met de |
betrekking waarvoor zij werden aangeworven, of indien de | betrekking waarvoor zij werden aangeworven, of indien de |
arbeidsovereenkomst zich niet uitspreekt over deze betrekking, de | arbeidsovereenkomst zich niet uitspreekt over deze betrekking, de |
graad of klasse waaraan de weddeschaal verbonden is waarin de | graad of klasse waaraan de weddeschaal verbonden is waarin de |
bezoldiging wordt vastgesteld. | bezoldiging wordt vastgesteld. |
Art. 2.§ 1. Voor de overdracht naar de Gemeenschappen en in |
Art. 2.§ 1. Voor de overdracht naar de Gemeenschappen en in |
voorkomend geval de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van de | voorkomend geval de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van de |
personeelsleden die de opdrachten in de domeinen bedoeld in artikel 5, | personeelsleden die de opdrachten in de domeinen bedoeld in artikel 5, |
§ 1, I, 2°, 3°, 4°, 5°, 6°, 8° en II, 4°, van de bijzondere wet van 8 | § 1, I, 2°, 3°, 4°, 5°, 6°, 8° en II, 4°, van de bijzondere wet van 8 |
augustus 1980 tot hervorming der instellingen vervullen, vindt de | augustus 1980 tot hervorming der instellingen vervullen, vindt de |
overdracht plaats overeenkomstig de paragrafen 2 tot 5. | overdracht plaats overeenkomstig de paragrafen 2 tot 5. |
§ 2. De overdracht van de personeelsleden bedoeld in paragraaf 1 wordt | § 2. De overdracht van de personeelsleden bedoeld in paragraaf 1 wordt |
ter kennis gebracht van de personeelsleden van het Rijksinstituut voor | ter kennis gebracht van de personeelsleden van het Rijksinstituut voor |
ziekte- en invaliditeitsverzekering, via een dienstorder waarin zij | ziekte- en invaliditeitsverzekering, via een dienstorder waarin zij |
worden verzocht schriftelijk en binnen dertig dagen te laten weten of | worden verzocht schriftelijk en binnen dertig dagen te laten weten of |
zij wensen te worden overgedragen aan de diensten van respectievelijk | zij wensen te worden overgedragen aan de diensten van respectievelijk |
de betrokken gemeenschappen of in voorkomend geval de | de betrokken gemeenschappen of in voorkomend geval de |
Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie op één van de betrekkingen | Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie op één van de betrekkingen |
vermeld in de dienstorder. | vermeld in de dienstorder. |
§ 3. De aanvragers worden per graad of per klasse en per taalrol of | § 3. De aanvragers worden per graad of per klasse en per taalrol of |
taalregime gerangschikt in onderstaande volgorde en aangewezen voor | taalregime gerangschikt in onderstaande volgorde en aangewezen voor |
een met hun graad of klasse overeenstemmende betrekking: | een met hun graad of klasse overeenstemmende betrekking: |
1° de personeelsleden die minstens een derde van een voltijds | 1° de personeelsleden die minstens een derde van een voltijds |
equivalente betrekking belast zijn met opdrachten bedoeld in paragraaf | equivalente betrekking belast zijn met opdrachten bedoeld in paragraaf |
1; | 1; |
2° de andere personeelsleden. | 2° de andere personeelsleden. |
Binnen elk van de hierboven opgesomde groepen stelt de overheid de | Binnen elk van de hierboven opgesomde groepen stelt de overheid de |
volgende orde vast voor de personeelsleden: | volgende orde vast voor de personeelsleden: |
1° de ambtenaren; | 1° de ambtenaren; |
2° de stagiairs; | 2° de stagiairs; |
3° de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden; | 3° de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden; |
4° de personeelsleden tewerkgesteld in het kader van een op artikel 31 | 4° de personeelsleden tewerkgesteld in het kader van een op artikel 31 |
van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de | van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de |
werkgelegenheid. | werkgelegenheid. |
§ 4. Binnen elk van de hierboven opgesomde groepen worden de | § 4. Binnen elk van de hierboven opgesomde groepen worden de |
personeelsleden met dezelfde hoedanigheid gerangschikt als volgt: | personeelsleden met dezelfde hoedanigheid gerangschikt als volgt: |
1° het personeelslid met de grootste graad - of klasseanciënniteit; | 1° het personeelslid met de grootste graad - of klasseanciënniteit; |
2° bij gelijke graad- of klasseanciënniteit, het personeelslid met de | 2° bij gelijke graad- of klasseanciënniteit, het personeelslid met de |
grootste dienstanciënniteit; | grootste dienstanciënniteit; |
3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste in leeftijd; | 3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste in leeftijd; |
Het criterium van de graad- of klasseanciënniteit wordt niet toegepast | Het criterium van de graad- of klasseanciënniteit wordt niet toegepast |
voor het personeelslid dat niet de hoedanigheid van ambtenaar heeft. | voor het personeelslid dat niet de hoedanigheid van ambtenaar heeft. |
De dienstanciënniteit van het personeelslid dat niet de hoedanigheid | De dienstanciënniteit van het personeelslid dat niet de hoedanigheid |
van ambtenaar heeft omvat de tijd gedurende welke hij in enige | van ambtenaar heeft omvat de tijd gedurende welke hij in enige |
hoedanigheid en zonder vrijwillige onderbreking deel heeft uitgemaakt | hoedanigheid en zonder vrijwillige onderbreking deel heeft uitgemaakt |
van een dienst, ministerie of rechtspersoon bedoeld in artikel 1 van | van een dienst, ministerie of rechtspersoon bedoeld in artikel 1 van |
de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake | de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake |
ambtenarenzaken. | ambtenarenzaken. |
§ 5. Indien er, nadat aan de aanvragen bedoeld in § 2 is voldaan, nog | § 5. Indien er, nadat aan de aanvragen bedoeld in § 2 is voldaan, nog |
betrekkingen te begeven zijn, worden de personeelsleden die belast | betrekkingen te begeven zijn, worden de personeelsleden die belast |
zijn met de opdrachten bedoeld in paragraaf 1, van ambtswege daar voor | zijn met de opdrachten bedoeld in paragraaf 1, van ambtswege daar voor |
aangewezen volgens de dalende volgorde van het percentage van de | aangewezen volgens de dalende volgorde van het percentage van de |
betrekking dat besteed wordt aan de overgedragen bevoegdheden, en | betrekking dat besteed wordt aan de overgedragen bevoegdheden, en |
vervolgens voor elk van deze percentages, in de omgekeerde volgorde | vervolgens voor elk van deze percentages, in de omgekeerde volgorde |
van de paragrafen 3 en 4. | van de paragrafen 3 en 4. |
Art. 3.De personeelsleden die overeenkomstig het artikel 2 worden |
Art. 3.De personeelsleden die overeenkomstig het artikel 2 worden |
overgedragen, worden aangeduid bij een in Ministerraad overlegd | overgedragen, worden aangeduid bij een in Ministerraad overlegd |
nominatief koninklijk besluit op de gezamenlijke voordracht van de | nominatief koninklijk besluit op de gezamenlijke voordracht van de |
Eerste Minister en de Minister van Sociale Zaken, na advies van de | Eerste Minister en de Minister van Sociale Zaken, na advies van de |
betrokken Regeringen. | betrokken Regeringen. |
Deze overdrachten zijn geen nieuwe benoemingen. Zij kunnen niet worden | Deze overdrachten zijn geen nieuwe benoemingen. Zij kunnen niet worden |
beschouwd als overplaatsingen volgens het koninklijk besluit van 2 | beschouwd als overplaatsingen volgens het koninklijk besluit van 2 |
oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel. | oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel. |
Art. 4.Artikel 4 van het koninklijk besluit van 25 juli 1989 tot |
Art. 4.Artikel 4 van het koninklijk besluit van 25 juli 1989 tot |
vaststelling van de wijze waarop personeelsleden van de federale | vaststelling van de wijze waarop personeelsleden van de federale |
ministeries overgaan naar de gemeenschaps- en gewestregeringen en naar | ministeries overgaan naar de gemeenschaps- en gewestregeringen en naar |
het verenigd college van de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie | het verenigd college van de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie |
is van overeenkomstige toepassing bij deze overdracht van de | is van overeenkomstige toepassing bij deze overdracht van de |
personeelsleden van het Rijksinstituut voor ziekte- en | personeelsleden van het Rijksinstituut voor ziekte- en |
invaliditeits-verzekering naar de gemeenschappen en de | invaliditeits-verzekering naar de gemeenschappen en de |
Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. | Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. |
Art. 5.De artikelen 5 en 6 van het koninklijk besluit van 25 juli |
Art. 5.De artikelen 5 en 6 van het koninklijk besluit van 25 juli |
1989 tot vaststelling van de wijze waarop personeelsleden van de | 1989 tot vaststelling van de wijze waarop personeelsleden van de |
federale ministeries overgaan naar de gemeenschaps- en | federale ministeries overgaan naar de gemeenschaps- en |
gewestregeringen en naar het verenigd college van de | gewestregeringen en naar het verenigd college van de |
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie zijn van overeenkomstige | gemeenschappelijke gemeenschapscommissie zijn van overeenkomstige |
toepassing op de personeelsleden van het Rijksinstituut voor ziekte- | toepassing op de personeelsleden van het Rijksinstituut voor ziekte- |
en invaliditeitsverzekering. | en invaliditeitsverzekering. |
Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2014. |
Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2014. |
Art. 7.De Eerste Minister en de minister bevoegd voor Sociale Zaken |
Art. 7.De Eerste Minister en de minister bevoegd voor Sociale Zaken |
zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. | zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. |
Gegeven te Brussel, 31 augustus 2014. | Gegeven te Brussel, 31 augustus 2014. |
FILIP | FILIP |
Van Koningswege : | Van Koningswege : |
De Eerste Minister, | De Eerste Minister, |
E. DI RUPO | E. DI RUPO |
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris | De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris |
en de Federale Culturele Instellingen, | en de Federale Culturele Instellingen, |
Mevr. L. ONKELINX | Mevr. L. ONKELINX |
De Staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de Eerste | De Staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de Eerste |
Minister, en Staatssecretaris voor de Regie der Gebouwen en Duurzame | Minister, en Staatssecretaris voor de Regie der Gebouwen en Duurzame |
Ontwikkeling, toegevoegd aan de Minister van Financiën, belast met | Ontwikkeling, toegevoegd aan de Minister van Financiën, belast met |
Ambtenarenzaken, | Ambtenarenzaken, |
S. VERHERSTRAETEN | S. VERHERSTRAETEN |
De Staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd | De Staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd |
aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en | aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en |
Staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de Eerste | Staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de Eerste |
Minister, | Minister, |
Mevr. C. FONCK | Mevr. C. FONCK |