Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Koninklijk Besluit van 28/09/2006
← Terug naar "Koninklijk besluit waarbij aan de NV Fluxys, Kunstlaan 31, 1040 Brussel, een verlenging van de vergunningen verleend wordt voor het opsporen en exploiteren van een ondergrondse bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van gas, in de streek van Loenhout "
Koninklijk besluit waarbij aan de NV Fluxys, Kunstlaan 31, 1040 Brussel, een verlenging van de vergunningen verleend wordt voor het opsporen en exploiteren van een ondergrondse bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van gas, in de streek van Loenhout Koninklijk besluit waarbij aan de NV Fluxys, Kunstlaan 31, 1040 Brussel, een verlenging van de vergunningen verleend wordt voor het opsporen en exploiteren van een ondergrondse bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van gas, in de streek van Loenhout
FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE
28 SEPTEMBER 2006. - Koninklijk besluit waarbij aan de NV Fluxys, 28 SEPTEMBER 2006. - Koninklijk besluit waarbij aan de NV Fluxys,
Kunstlaan 31, 1040 Brussel, een verlenging van de vergunningen Kunstlaan 31, 1040 Brussel, een verlenging van de vergunningen
verleend wordt voor het opsporen en exploiteren van een ondergrondse verleend wordt voor het opsporen en exploiteren van een ondergrondse
bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van gas, in de streek van bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van gas, in de streek van
Loenhout Loenhout
ALBERT II, Koning der Belgen, ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 18 juli 1975 betreffende het opsporen en Gelet op de wet van 18 juli 1975 betreffende het opsporen en
exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het
opslaan van gas, inzonderheid op artikel 2; opslaan van gas, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 december 1975 tot bepaling van Gelet op het koninklijk besluit van 29 december 1975 tot bepaling van
de voorschriften en de wijze waarop een vergunning voor het opsporen de voorschriften en de wijze waarop een vergunning voor het opsporen
en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het
opslaan van gas wordt verleend; opslaan van gas wordt verleend;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 december 1975 betreffende de Gelet op het koninklijk besluit van 29 december 1975 betreffende de
verklaring van openbaar nut voor het oprichten van gebouwen en verklaring van openbaar nut voor het oprichten van gebouwen en
bovengrondse installaties die nodig zijn voor het opsporen of bovengrondse installaties die nodig zijn voor het opsporen of
exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het
opslaan van gas; opslaan van gas;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 april 1977, ref. Gelet op het koninklijk besluit van 27 april 1977, ref.
76/OL/Ver/72/G/Opsl/K/87, waarbij aan de NV Distrigas vergunning 76/OL/Ver/72/G/Opsl/K/87, waarbij aan de NV Distrigas vergunning
verleend wordt voor het opsporen en exploiteren van een ondergrondse verleend wordt voor het opsporen en exploiteren van een ondergrondse
bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van gas, in de streek van bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van gas, in de streek van
Loenhout; Loenhout;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 september 1981, ref. Gelet op het koninklijk besluit van 25 september 1981, ref.
81/OL/Ver/72/G/opsl/K/176, waarbij vastgesteld wordt dat de opsporing 81/OL/Ver/72/G/opsl/K/176, waarbij vastgesteld wordt dat de opsporing
van een ondergrondse bergruimte in situ in de streek van Loenhout van een ondergrondse bergruimte in situ in de streek van Loenhout
gunstige resultaten heeft opgeleverd en dat deze bergruimte in situ de gunstige resultaten heeft opgeleverd en dat deze bergruimte in situ de
nodige waarborgen tegen de bekende risico's biedt en waarbij de nodige waarborgen tegen de bekende risico's biedt en waarbij de
voorwaarden voor de exploitatie van deze bergruimte in situ door de voorwaarden voor de exploitatie van deze bergruimte in situ door de
N.V. DISTRIGAS worden bepaald; N.V. DISTRIGAS worden bepaald;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 februari 1984 houdende Gelet op het koninklijk besluit van 23 februari 1984 houdende
toelating tot wijziging van de kenmerken van het vervoerde gas, zoals toelating tot wijziging van de kenmerken van het vervoerde gas, zoals
ze bepaald worden in het bestek gevoegd bij de gasvervoervergunningen, ze bepaald worden in het bestek gevoegd bij de gasvervoervergunningen,
inzonderheid op artikel 2; inzonderheid op artikel 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 6 februari 1990, ref. Gelet op het koninklijk besluit van 6 februari 1990, ref.
89/OL/Ver/72/G/opsl/K/137, waarbij aan de NV Distrigas vergunning 89/OL/Ver/72/G/opsl/K/137, waarbij aan de NV Distrigas vergunning
verleend wordt voor het opsporen en exploiteren van een uitbreiding verleend wordt voor het opsporen en exploiteren van een uitbreiding
van een ondergrondse bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van van een ondergrondse bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van
gas in de streek van Loenhout; gas in de streek van Loenhout;
Gelet op het koninklijk besluit van 6 juli 1990, ref. Gelet op het koninklijk besluit van 6 juli 1990, ref.
8G/90/OL/Ver/72/G/opsl/K/119, waarbij vastgesteld wordt dat de 8G/90/OL/Ver/72/G/opsl/K/119, waarbij vastgesteld wordt dat de
opsporing van een uitbreiding van de ondergrondse bergruimte in situ opsporing van een uitbreiding van de ondergrondse bergruimte in situ
in de streek van Loenhout gunstige resultaten heeft opgeleverd en dat in de streek van Loenhout gunstige resultaten heeft opgeleverd en dat
deze verruimde bergruimte in situ de nodige waarborgen tegen de deze verruimde bergruimte in situ de nodige waarborgen tegen de
bekende risico's biedt, waarbij de voorwaarden voor de exploitatie van bekende risico's biedt, waarbij de voorwaarden voor de exploitatie van
deze bergruimte in situ door de NV DISTRIGAS worden bepaald en deze bergruimte in situ door de NV DISTRIGAS worden bepaald en
houdende wijziging van het koninklijk besluit van 25 september 1981; houdende wijziging van het koninklijk besluit van 25 september 1981;
Gelet op het koninklijk besluit van 4 oktober 1991, ref. Gelet op het koninklijk besluit van 4 oktober 1991, ref.
8G/91/OL/Ver/72/G/Opsl/K/202, houdende wijziging van de technische 8G/91/OL/Ver/72/G/Opsl/K/202, houdende wijziging van de technische
voorwaarden van de bijlage bij het koninklijk besluit van 6 februari voorwaarden van de bijlage bij het koninklijk besluit van 6 februari
1990 waarbij aan de NV Distrigas vergunning verleend wordt voor het 1990 waarbij aan de NV Distrigas vergunning verleend wordt voor het
opsporen en exploiteren van een uitbreiding van een ondergrondse opsporen en exploiteren van een uitbreiding van een ondergrondse
bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van gas, in de streek van bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van gas, in de streek van
Loenhout; Loenhout;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 juli 1994 waarbij vastgesteld Gelet op het koninklijk besluit van 5 juli 1994 waarbij vastgesteld
wordt dat de opsporing voor een tweede uitbreiding van de ondergrondse wordt dat de opsporing voor een tweede uitbreiding van de ondergrondse
bergruimte in situ in de streek van Loenhout gunstige resultaten heeft bergruimte in situ in de streek van Loenhout gunstige resultaten heeft
opgeleverd, de nodige waarborgen biedt tegen de bekende risico's en opgeleverd, de nodige waarborgen biedt tegen de bekende risico's en
waarbij de voorwaarden voor de exploitatie van deze bergruimte in situ waarbij de voorwaarden voor de exploitatie van deze bergruimte in situ
worden bepaald, en waarbij het koninklijk besluit van 25 september worden bepaald, en waarbij het koninklijk besluit van 25 september
1981, gewijzigd door het koninklijk besluit van 6 juli 1990, gewijzigd 1981, gewijzigd door het koninklijk besluit van 6 juli 1990, gewijzigd
wordt en het koninklijk besluit van 6 juli 1990 opgeheven wordt; wordt en het koninklijk besluit van 6 juli 1990 opgeheven wordt;
Gelet op de akten van 2 september 1985, 22 december 1988, 19 juni Gelet op de akten van 2 september 1985, 22 december 1988, 19 juni
1990, 18 mei 1994, 6 mei 1996, 24 juni 1997, 10 oktober 1997, 16 1990, 18 mei 1994, 6 mei 1996, 24 juni 1997, 10 oktober 1997, 16
oktober 1997, 14 september 1998, 7 mei 1999 en 26 juli 1999 met oktober 1997, 14 september 1998, 7 mei 1999 en 26 juli 1999 met
betrekking tot het boren van bijkomende putten en de akten van 2 betrekking tot het boren van bijkomende putten en de akten van 2
september 1985, 23 oktober 1986, 15 juli 1987, 22 december 1988, 29 september 1985, 23 oktober 1986, 15 juli 1987, 22 december 1988, 29
september 1989, 11 oktober 1999, 8 november 2000, 25 oktober 2001 en september 1989, 11 oktober 1999, 8 november 2000, 25 oktober 2001 en
25 juni 2004 met betrekking tot bijkomende bovengrondse installaties, 25 juni 2004 met betrekking tot bijkomende bovengrondse installaties,
die door de mijningenieur verleend werden en waarvoor geen wijziging die door de mijningenieur verleend werden en waarvoor geen wijziging
van koninklijke besluiten noodzakelijk was; van koninklijke besluiten noodzakelijk was;
Gelet op de aanvraag van 2 juli 2004 met bijhorende plannen en Gelet op de aanvraag van 2 juli 2004 met bijhorende plannen en
documenten, gericht aan de Minister van Economie, waarbij de NV documenten, gericht aan de Minister van Economie, waarbij de NV
Fluxys, Kunstlaan 31, 1040 Brussel, een verlenging voor een termijn Fluxys, Kunstlaan 31, 1040 Brussel, een verlenging voor een termijn
van 30 jaar vraagt van de opsporings- en exploitatievergunningen van van 30 jaar vraagt van de opsporings- en exploitatievergunningen van
27 april 1977, 25 september 1981, 6 februari 1990, 6 juli 1990, 4 27 april 1977, 25 september 1981, 6 februari 1990, 6 juli 1990, 4
oktober 1991 en 5 juli 1994 en van de bijhorende aktes van verklaring oktober 1991 en 5 juli 1994 en van de bijhorende aktes van verklaring
met betrekking tot de putten en de bovengrondse installaties en dit met betrekking tot de putten en de bovengrondse installaties en dit
met behoud van de vergunde kenmerken in verband met omtrekken, met behoud van de vergunde kenmerken in verband met omtrekken,
opslagdiepte en maximale druk in de ondergrondse bergruimte; opslagdiepte en maximale druk in de ondergrondse bergruimte;
Gelet op de procuratie opgesteld volgens het artikel 20 van de Gelet op de procuratie opgesteld volgens het artikel 20 van de
statuten van de NV Fluxys, waarbij de heer Jacques Laurent, Voorzitter statuten van de NV Fluxys, waarbij de heer Jacques Laurent, Voorzitter
van de Raad van Bestuur, en de heer Vincent Wittebolle, Gedelegeerd van de Raad van Bestuur, en de heer Vincent Wittebolle, Gedelegeerd
Bestuurder, volmacht geven, aan de heer Gérard de Hemptinne, Directeur Bestuurder, volmacht geven, aan de heer Gérard de Hemptinne, Directeur
Asset Management, en aan de heer Dirk Deberdt, Authority Engineering Asset Management, en aan de heer Dirk Deberdt, Authority Engineering
Manager, om in hun naam en gezamenlijk handelend, elke bestuursdaad te Manager, om in hun naam en gezamenlijk handelend, elke bestuursdaad te
stellen en elke akte of document te ondertekenen die betrekking hebben stellen en elke akte of document te ondertekenen die betrekking hebben
op de verlenging van de exploitatie- en opsporingsvergunningen van de op de verlenging van de exploitatie- en opsporingsvergunningen van de
ondergrondse opslagplaats voor aardgas gekend als « Loenhout-Heibaart ondergrondse opslagplaats voor aardgas gekend als « Loenhout-Heibaart
», op het grondgebied van de gemeenten Brecht, Hoogstraten, Malle, », op het grondgebied van de gemeenten Brecht, Hoogstraten, Malle,
Rijkevorsel en Wuustwezel, alsook voor het ten uitvoer brengen van Rijkevorsel en Wuustwezel, alsook voor het ten uitvoer brengen van
elke akte of formaliteit te dien einde; elke akte of formaliteit te dien einde;
Gelet op de aangetekende brief van 20 juli 2004, ref. Gelet op de aangetekende brief van 20 juli 2004, ref.
E6/175.3.1/47868, waarmee de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid E6/175.3.1/47868, waarmee de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid
aan de NV Fluxys een ontvangstbewijs en de bevestiging van de aan de NV Fluxys een ontvangstbewijs en de bevestiging van de
volledigheid van de aanvraag verleende; volledigheid van de aanvraag verleende;
Gelet op de aangetekende brief van 20 juli 2004, ref. Gelet op de aangetekende brief van 20 juli 2004, ref.
E6/175.3.1/47869, waarmee de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid E6/175.3.1/47869, waarmee de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid
de NV Fluxys verzocht om de tekst van de aanvraag van 2 juli 2004 en de NV Fluxys verzocht om de tekst van de aanvraag van 2 juli 2004 en
de lijst van de betrokken gemeenten op haar kosten in twee dagbladen de lijst van de betrokken gemeenten op haar kosten in twee dagbladen
van de streek van Loenhout te laten publiceren; van de streek van Loenhout te laten publiceren;
Gelet op de aangetekende brieven van 20 juli 2004, ref. Gelet op de aangetekende brieven van 20 juli 2004, ref.
E6/175.3.1/47870, 47871, 47872, 47873 en 47874, waarmee de Algemene E6/175.3.1/47870, 47871, 47872, 47873 en 47874, waarmee de Algemene
Directie Kwaliteit en Veiligheid de tekst van de aanvraag van 2 juli Directie Kwaliteit en Veiligheid de tekst van de aanvraag van 2 juli
2004, het algemeen liggingsplan van de opsporings- en exploitatiezone 2004, het algemeen liggingsplan van de opsporings- en exploitatiezone
en bijkomende plannen of schetsen met de ligging van de putten en de en bijkomende plannen of schetsen met de ligging van de putten en de
bovengrondse installaties, ter kennisgeving, zond aan de bovengrondse installaties, ter kennisgeving, zond aan de
burgemeesters, respectievelijke van de gemeente Brecht, de stad burgemeesters, respectievelijke van de gemeente Brecht, de stad
Hoogstraten, en de gemeenten Malle, Rijkevorsel en Wuustwezel; Hoogstraten, en de gemeenten Malle, Rijkevorsel en Wuustwezel;
Gelet op de publicatie in twee dagbladen van de streek van Loenhout, Gelet op de publicatie in twee dagbladen van de streek van Loenhout,
met name in de « Gazet van Antwerpen » op 27 juli 2004 en in « Het met name in de « Gazet van Antwerpen » op 27 juli 2004 en in « Het
Laatste Nieuws » op 27 juli 2004, van de tekst van de aanvraag van 2 Laatste Nieuws » op 27 juli 2004, van de tekst van de aanvraag van 2
juli 2004 en de lijst van de betrokken gemeenten; juli 2004 en de lijst van de betrokken gemeenten;
Gelet op de brief van 22 november 2004, ref. E6/04/Set4.05/1513, Gelet op de brief van 22 november 2004, ref. E6/04/Set4.05/1513,
waarmee de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid een exemplaar van waarmee de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid een exemplaar van
het dossier van de hierboven vermelde aanvraag naar de bevoegde dienst het dossier van de hierboven vermelde aanvraag naar de bevoegde dienst
van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap zond en deze dienst van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap zond en deze dienst
verzocht om binnen de voorziene termijn advies te geven; verzocht om binnen de voorziene termijn advies te geven;
Gelet op het advies van 20 december 2004, ref. BD-gl-20041220, van de Gelet op het advies van 20 december 2004, ref. BD-gl-20041220, van de
Afdeling Water van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap; Afdeling Water van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
Overwegende dat het opsporen en exploiteren van ondergrondse Overwegende dat het opsporen en exploiteren van ondergrondse
bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas geschiedt om bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas geschiedt om
redenen van openbaar nut; redenen van openbaar nut;
Overwegende dat de streek van Loenhout een plaats in België is die op Overwegende dat de streek van Loenhout een plaats in België is die op
geologisch vlak bijzonder geschikt is om als ondergrondse opslagplaats geologisch vlak bijzonder geschikt is om als ondergrondse opslagplaats
voor grote hoeveelheden aardgas te worden gebruikt; voor grote hoeveelheden aardgas te worden gebruikt;
Overwegende dat de NV Fluxys over de technische en financiële middelen Overwegende dat de NV Fluxys over de technische en financiële middelen
beschikt die nodig zijn voor het opsporen en exploiteren van een beschikt die nodig zijn voor het opsporen en exploiteren van een
ondergrondse bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van gas; ondergrondse bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van gas;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Op de voordracht van Onze Minister van Economie,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De koninklijke besluiten van 27 april1977, 25 september

Artikel 1.De koninklijke besluiten van 27 april1977, 25 september

1981, 6 februari 1990, 6 juli 1990, 4 oktober 1991 en 5 juli 1994 in 1981, 6 februari 1990, 6 juli 1990, 4 oktober 1991 en 5 juli 1994 in
verband met het opsporen en exploiteren van een ondergrondse verband met het opsporen en exploiteren van een ondergrondse
bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van gas in de streek van bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van gas in de streek van
Loenhout, worden vervangen door het onderhavig besluit. Loenhout, worden vervangen door het onderhavig besluit.

Art. 2.Aan de NV Fluxys, Kunstlaan 31, te 1040 Brussel, wordt

Art. 2.Aan de NV Fluxys, Kunstlaan 31, te 1040 Brussel, wordt

vergunning verleend voor het opsporen van ondergrondse bergruimten in vergunning verleend voor het opsporen van ondergrondse bergruimten in
situ bestemd voor het opslaan van gas, in een gebied gelegen op het situ bestemd voor het opslaan van gas, in een gebied gelegen op het
grondgebied van de gemeente Brecht, de stad Hoogstraten, de gemeenten grondgebied van de gemeente Brecht, de stad Hoogstraten, de gemeenten
Malle, Rijkevorsel en Wuustwezel en afgebakend door de veelhoek Malle, Rijkevorsel en Wuustwezel en afgebakend door de veelhoek
waarvan de hoekpunten de volgende Lambertcoördinaten hebben: waarvan de hoekpunten de volgende Lambertcoördinaten hebben:
hoekpunt 1 : X = 168.230 en Y = 227.120; hoekpunt 1 : X = 168.230 en Y = 227.120;
hoekpunt 2 : X = 172.025 en Y = 232.500; hoekpunt 2 : X = 172.025 en Y = 232.500;
hoekpunt 3 : X = 177.329,96 en Y = 232.423,25; hoekpunt 3 : X = 177.329,96 en Y = 232.423,25;
hoekpunt 4 : X = 177.228,05 en Y = 221.000. hoekpunt 4 : X = 177.228,05 en Y = 221.000.
De opsporingen in de ondergrond moeten worden beperkt tot een diepte De opsporingen in de ondergrond moeten worden beperkt tot een diepte
van -2.000 m ten opzichte van de zeespiegel. van -2.000 m ten opzichte van de zeespiegel.

Art. 3.Aan de NV Fluxys, Kunstlaan 31 te 1040 Brussel, wordt

Art. 3.Aan de NV Fluxys, Kunstlaan 31 te 1040 Brussel, wordt

vergunning verleend voor de exploitatie van een ondergrondse vergunning verleend voor de exploitatie van een ondergrondse
bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van gas, in een gebied bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van gas, in een gebied
gelegen op het grondgebied van de gemeente Brecht, de stad gelegen op het grondgebied van de gemeente Brecht, de stad
Hoogstraten, de gemeente Malle, de gemeente Rijkevorsel en de gemeente Hoogstraten, de gemeente Malle, de gemeente Rijkevorsel en de gemeente
Wuustwezel en afgebakend door de veelhoek waarvan de hoekpunten de Wuustwezel en afgebakend door de veelhoek waarvan de hoekpunten de
volgende Lambertcoördinaten hebben: volgende Lambertcoördinaten hebben:
hoekpunt A2 : X = 171.100 en Y = 227.650; hoekpunt A2 : X = 171.100 en Y = 227.650;
hoekpunt B2 : X = 171.100 en Y = 231.000; hoekpunt B2 : X = 171.100 en Y = 231.000;
hoekpunt C2 : X = 172.057 en Y = 232.435; hoekpunt C2 : X = 172.057 en Y = 232.435;
hoekpunt D2 : X = 175.859 en Y = 231.035; hoekpunt D2 : X = 175.859 en Y = 231.035;
hoekpunt E2 : X = 176.600 en Y = 227.000; hoekpunt E2 : X = 176.600 en Y = 227.000;
hoekpunt F2 : X = 175.831 en Y = 224.950. hoekpunt F2 : X = 175.831 en Y = 224.950.
Er mag enkel aardgas worden opgeslagen. Dit gas moet worden opgeslagen Er mag enkel aardgas worden opgeslagen. Dit gas moet worden opgeslagen
in het Dinantiaan op een diepte tussen -1.080 m en -1.295 m ten in het Dinantiaan op een diepte tussen -1.080 m en -1.295 m ten
opzichte van de zeespiegel. opzichte van de zeespiegel.

Art. 4.De vergunning voor de exploitatie van de ondergrondse

Art. 4.De vergunning voor de exploitatie van de ondergrondse

bergruimte wordt verleend op voorwaarde dat de opsporing gunstige bergruimte wordt verleend op voorwaarde dat de opsporing gunstige
resultaten heeft opgeleverd. resultaten heeft opgeleverd.

Art. 5.De beveiligingsomtrek wordt bepaald door een curve, bestaande

Art. 5.De beveiligingsomtrek wordt bepaald door een curve, bestaande

uit punten waarvan de kleinste afstand tot de stockeeromtrek 10 km uit punten waarvan de kleinste afstand tot de stockeeromtrek 10 km
bedraagt. bedraagt.
De veiligheidszone van de ondergrondse bergruimte in situ wordt De veiligheidszone van de ondergrondse bergruimte in situ wordt
bepaald als de oppervlakte gelegen tussen de stockeer- en bepaald als de oppervlakte gelegen tussen de stockeer- en
beveiligingsomtrek, met dien verstande dat deze laatste in het noorden beveiligingsomtrek, met dien verstande dat deze laatste in het noorden
door de Belgisch-Nederlandse grens vervangen wordt. door de Belgisch-Nederlandse grens vervangen wordt.

Art. 6.Binnen de stockeeromtrek zijn geen werken dieper dan -400 m

Art. 6.Binnen de stockeeromtrek zijn geen werken dieper dan -400 m

onder de zeespiegel toegelaten, behalve deze die worden uitgevoerd in onder de zeespiegel toegelaten, behalve deze die worden uitgevoerd in
het kader van de exploitatie van de ondergrondse bergruimte. het kader van de exploitatie van de ondergrondse bergruimte.
Elk inzicht tot de uitvoering van werken binnen de stockeeromtrek op Elk inzicht tot de uitvoering van werken binnen de stockeeromtrek op
een diepte tussen -100 m en -400 m moet aan de vergunninghouder worden een diepte tussen -100 m en -400 m moet aan de vergunninghouder worden
gemeld. Indien de vergunninghouder na een grondige studie kan aantonen gemeld. Indien de vergunninghouder na een grondige studie kan aantonen
dat de goede werking van de opslag verstoord zou kunnen worden, dan dat de goede werking van de opslag verstoord zou kunnen worden, dan
zullen deze werken verboden worden. zullen deze werken verboden worden.
Elk inzicht tot uitvoering van werken in de veiligheidszone dieper dan Elk inzicht tot uitvoering van werken in de veiligheidszone dieper dan
-400 m onder de zeespiegel moet aan de vergunninghouder worden gemeld. -400 m onder de zeespiegel moet aan de vergunninghouder worden gemeld.
Indien de vergunninghouder na een grondige studie kan aantonen dat de Indien de vergunninghouder na een grondige studie kan aantonen dat de
goede werking van de opslag verstoord zou kunnen worden, dan zullen goede werking van de opslag verstoord zou kunnen worden, dan zullen
deze werken verboden worden. deze werken verboden worden.

Art. 7.Om de invloed van mogelijke ingrepen op Nederlands grondgebied

Art. 7.Om de invloed van mogelijke ingrepen op Nederlands grondgebied

in het Dinantiaan te kunnen bepalen, moeten, zo de mijningenieur in het Dinantiaan te kunnen bepalen, moeten, zo de mijningenieur
daarom verzoekt, nabij de Belgisch-Nederlandse grens ofwel één of daarom verzoekt, nabij de Belgisch-Nederlandse grens ofwel één of
meerdere radiogoniometrische peilputten tot in deze laag geboord meerdere radiogoniometrische peilputten tot in deze laag geboord
worden ofwel door de mijningenieur aanvaarde evenwaardige worden ofwel door de mijningenieur aanvaarde evenwaardige
controleinrichtingen aangebracht worden. controleinrichtingen aangebracht worden.

Art. 8.De effectieve druk in het Dinantiaan mag nooit 150 bar

Art. 8.De effectieve druk in het Dinantiaan mag nooit 150 bar

overschrijden op een diepte van -1.080 m ten opzichte van de overschrijden op een diepte van -1.080 m ten opzichte van de
zeespiegel. zeespiegel.
De druk van de bergruimte zal bovengronds aan de boorputten worden De druk van de bergruimte zal bovengronds aan de boorputten worden
gemeten. Daarbij moet er rekening gehouden worden met het feit dat het gemeten. Daarbij moet er rekening gehouden worden met het feit dat het
verband tussen de druk van de bergruimte en de druk afgelezen op de verband tussen de druk van de bergruimte en de druk afgelezen op de
bovengrond afhangt van de drukverliezen in de leidingen en van het bovengrond afhangt van de drukverliezen in de leidingen en van het
gewicht van de gaskolom. gewicht van de gaskolom.
Deze afhankelijkheid moet voor elke put door de vergunninghouder Deze afhankelijkheid moet voor elke put door de vergunninghouder
vooraf worden bepaald. De plaatsing van een ijktoestel moet mogelijk vooraf worden bepaald. De plaatsing van een ijktoestel moet mogelijk
zijn. zijn.

Art. 9.Voor de aanleg van de verbindingsleidingen tussen de

Art. 9.Voor de aanleg van de verbindingsleidingen tussen de

verschillende platformen en het centraal station zijn de bepalingen verschillende platformen en het centraal station zijn de bepalingen
van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige
producten en andere door middel van leidingen van toepassing. producten en andere door middel van leidingen van toepassing.

Art. 10.De opsporings- en de exploitatiewerkzaamheden zijn

Art. 10.De opsporings- en de exploitatiewerkzaamheden zijn

onderworpen aan de bij dit besluit bijgevoegde voorwaarden. onderworpen aan de bij dit besluit bijgevoegde voorwaarden.

Art. 11.De opsporings- en exploitatievergunningen worden verleend

Art. 11.De opsporings- en exploitatievergunningen worden verleend

voor een termijn van dertig jaar vanaf de ondertekening van dit voor een termijn van dertig jaar vanaf de ondertekening van dit
besluit. besluit.

Art. 12.De opsporings- en exploitatievergunningen kunnen worden

Art. 12.De opsporings- en exploitatievergunningen kunnen worden

ingetrokken indien er geen gebruik van gemaakt wordt gedurende een ingetrokken indien er geen gebruik van gemaakt wordt gedurende een
periode van vijf jaar. periode van vijf jaar.

Art. 13.Een eensluidend afschrift van dit besluit en van de bijlage

Art. 13.Een eensluidend afschrift van dit besluit en van de bijlage

wordt toegezonden: wordt toegezonden:
1° in één exemplaar aan de N.V. Fluxys, Kunstlaan 31, 1040 Brussel; 1° in één exemplaar aan de N.V. Fluxys, Kunstlaan 31, 1040 Brussel;
2° in vier exemplaren aan de Directeur-generaal van de Algemene 2° in vier exemplaren aan de Directeur-generaal van de Algemene
Directie Kwaliteit en Veiligheid; Directie Kwaliteit en Veiligheid;
3° in één exemplaar aan het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap; 3° in één exemplaar aan het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
4° in één exemplaar aan de burgemeesters van de gemeente Brecht, de 4° in één exemplaar aan de burgemeesters van de gemeente Brecht, de
stad Hoogstraten, de gemeente Malle, de gemeente Rijkevorsel en de stad Hoogstraten, de gemeente Malle, de gemeente Rijkevorsel en de
gemeente Wuustwezel. gemeente Wuustwezel.

Art. 14.Onze Minister bevoegd voor Economie is belast met de

Art. 14.Onze Minister bevoegd voor Economie is belast met de

uitvoering van dit besluit. uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 september 2006. Gegeven te Brussel, 28 september 2006.
ALBERT ALBERT
Van Koningswege : Van Koningswege :
De Minister van Economie, De Minister van Economie,
M. VERWILGHEN M. VERWILGHEN
BIJLAGE BIJLAGE
1. Voorwaarden betreffende de exploratie van de ondergrondse 1. Voorwaarden betreffende de exploratie van de ondergrondse
bergruimte. bergruimte.
1.1. Algemeenheden. 1.1. Algemeenheden.
1.1.1. De vergunninghouder is verplicht alle maatregelen te treffen 1.1.1. De vergunninghouder is verplicht alle maatregelen te treffen
die nodig zijn om de openbare veiligheid te verzekeren. die nodig zijn om de openbare veiligheid te verzekeren.
1.1.2. De vergunninghouder moet de wetten en de besluiten die van 1.1.2. De vergunninghouder moet de wetten en de besluiten die van
kracht zijn of zullen worden en de voorgeschreven maatregelen naleven. kracht zijn of zullen worden en de voorgeschreven maatregelen naleven.
1.1.3. De vergunninghouder moet in zijn inrichtingen controlebezoeken 1.1.3. De vergunninghouder moet in zijn inrichtingen controlebezoeken
door de ambtenaren, daartoe aangeduid door de wetten en besluiten, door de ambtenaren, daartoe aangeduid door de wetten en besluiten,
toelaten. toelaten.
1.1.4. Voor werkzaamheden die door derden uitgevoerd worden moet een 1.1.4. Voor werkzaamheden die door derden uitgevoerd worden moet een
leider der werken aangeduid worden en kenbaar gemaakt worden aan de leider der werken aangeduid worden en kenbaar gemaakt worden aan de
vergunninghouder. vergunninghouder.
1.1.5. De vergunninghouder moet de vergunningsvoorwaarden meedelen aan 1.1.5. De vergunninghouder moet de vergunningsvoorwaarden meedelen aan
derden die werken voor hem uitvoeren. Hij moet van hen contractueel de derden die werken voor hem uitvoeren. Hij moet van hen contractueel de
naleving van deze vergunningsvoorwaarden eisen. naleving van deze vergunningsvoorwaarden eisen.
1.2. Wetten en reglementen. 1.2. Wetten en reglementen.
De werkzaamheden zijn, behalve aan de voorwaarden van dit besluit, De werkzaamheden zijn, behalve aan de voorwaarden van dit besluit,
onder meer onderworpen aan: onder meer onderworpen aan:
1.2.1. De wetten en besluiten in verband met de ondergrondse 1.2.1. De wetten en besluiten in verband met de ondergrondse
bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas; bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas;
1.2.2. De veiligheidsvoorwaarden van de wetten en besluiten in verband 1.2.2. De veiligheidsvoorwaarden van de wetten en besluiten in verband
met het gasvervoer door middel van leidingen; met het gasvervoer door middel van leidingen;
1.2.3. Het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming en de Codex 1.2.3. Het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming en de Codex
over het Welzijn op het Werk; over het Welzijn op het Werk;
1.2.4. Het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties. 1.2.4. Het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties.
1.3. Fasering van de werkzaamheden. 1.3. Fasering van de werkzaamheden.
1.3.1. De werkzaamheden voor het opsporen van de uitbreiding van de 1.3.1. De werkzaamheden voor het opsporen van de uitbreiding van de
bergruimte in situ, bestemd voor het opslaan van gas, worden in bergruimte in situ, bestemd voor het opslaan van gas, worden in
opeenvolgende fasen uitgevoerd. opeenvolgende fasen uitgevoerd.
1.3.2. Voor de aanvang van elke fase wordt een gedetailleerd plan van 1.3.2. Voor de aanvang van elke fase wordt een gedetailleerd plan van
de werken ter kennisgeving voorgelegd aan de mijningenieur. Dit plan de werken ter kennisgeving voorgelegd aan de mijningenieur. Dit plan
geeft onder meer een duidelijke inventarisatie van de eventuele geeft onder meer een duidelijke inventarisatie van de eventuele
risico's en vermeldt de preventiemaatregelen die zullen worden risico's en vermeldt de preventiemaatregelen die zullen worden
genomen. genomen.
1.3.3. Na het beëindigen van elke fase moet een verslag over de 1.3.3. Na het beëindigen van elke fase moet een verslag over de
uitgevoerde werkzaamheden gestuurd worden naar de mijningenieur. uitgevoerde werkzaamheden gestuurd worden naar de mijningenieur.
1.4. Invloed van de exploratie en de exploitatie. 1.4. Invloed van de exploratie en de exploitatie.
1.4.1. Bij het boren en uitrusten van de exploratieboringen wordt 1.4.1. Bij het boren en uitrusten van de exploratieboringen wordt
rekening gehouden met een mogelijk later gebruik als controle- of rekening gehouden met een mogelijk later gebruik als controle- of
exploitatieput. exploitatieput.
1.4.2. Voor de inplanting en de uitvoering van de boringen wordt de 1.4.2. Voor de inplanting en de uitvoering van de boringen wordt de
mogelijke wederzijdse beïnvloeding met de in exploitatie zijnde mogelijke wederzijdse beïnvloeding met de in exploitatie zijnde
gasopslagplaats onderzocht en worden de nodige maatregelen genomen om gasopslagplaats onderzocht en worden de nodige maatregelen genomen om
eventuele negatieve effecten te voorkomen. eventuele negatieve effecten te voorkomen.
1.5. Veiligheidsmaatregelen tiidens het boren van putten. 1.5. Veiligheidsmaatregelen tiidens het boren van putten.
1.5.1. Er moeten maatregelen genomen worden om erupties uit de 1.5.1. Er moeten maatregelen genomen worden om erupties uit de
ondergrond te voorkomen. Hiervoor is het nodig dat de nodige ondergrond te voorkomen. Hiervoor is het nodig dat de nodige
parameters gecontroleerd worden om tijdig een mogelijke eruptie te parameters gecontroleerd worden om tijdig een mogelijke eruptie te
onderkennen, en dat de nodige inrichtingen voorzien worden om een onderkennen, en dat de nodige inrichtingen voorzien worden om een
eventuele eruptie te controleren, af te remmen en te stoppen. eventuele eruptie te controleren, af te remmen en te stoppen.
1.5.2. Er moet rekening gehouden worden met het mogelijk vrijkomen van 1.5.2. Er moet rekening gehouden worden met het mogelijk vrijkomen van
gassen die explosie- of vergiftigingsgevaar kunnen opleveren. Op gassen die explosie- of vergiftigingsgevaar kunnen opleveren. Op
representatieve plaatsen moeten gasmetingen uitgevoerd worden. Bij representatieve plaatsen moeten gasmetingen uitgevoerd worden. Bij
overschrijden van vooraf bepaalde grenswaarden moeten duidelijk overschrijden van vooraf bepaalde grenswaarden moeten duidelijk
waarneembare alarmen in werking treden. waarneembare alarmen in werking treden.
1.5.3. Ook voor tijdelijke werken moet een zoneringsplan opgesteld 1.5.3. Ook voor tijdelijke werken moet een zoneringsplan opgesteld
worden volgens de bepalingen van het Algemeen Reglement op de worden volgens de bepalingen van het Algemeen Reglement op de
Elektrische Installaties. De keuze van het elektrisch materieel moet Elektrische Installaties. De keuze van het elektrisch materieel moet
gebeuren in functie van dit zoneringsplan. Er moet een gebeuren in functie van dit zoneringsplan. Er moet een
conformiteitsverslag worden opgesteld door een onafhankelijk conformiteitsverslag worden opgesteld door een onafhankelijk
organisme. organisme.
1.5.4. De zone waar volgens het zoneringsplan ontploffingsgevaar is, 1.5.4. De zone waar volgens het zoneringsplan ontploffingsgevaar is,
moet ter plaatse duidelijk zichtbaar afgebakend worden. Uit deze zone moet ter plaatse duidelijk zichtbaar afgebakend worden. Uit deze zone
worden mogelijke ontstekingsbronnen geweerd. worden mogelijke ontstekingsbronnen geweerd.
1.5.5. Op de werf moeten de nodige blusmiddelen geplaatst worden op 1.5.5. Op de werf moeten de nodige blusmiddelen geplaatst worden op
goed aangeduide plaatsen. goed aangeduide plaatsen.
1.5.6. De boortoren moet beschouwd worden als een hijswerktuig en moet 1.5.6. De boortoren moet beschouwd worden als een hijswerktuig en moet
gekeurd worden door een erkend organisme. gekeurd worden door een erkend organisme.
1.5.7. De booruitrustingen moeten beantwoorden aan internationaal 1.5.7. De booruitrustingen moeten beantwoorden aan internationaal
aanvaarde normen. aanvaarde normen.
1.6. Personeel. 1.6. Personeel.
1.6.1. Het personeel moet opgeleid zijn om de boringen op een alerte 1.6.1. Het personeel moet opgeleid zijn om de boringen op een alerte
en deskundige wijze uit te voeren en onder controle te houden. en deskundige wijze uit te voeren en onder controle te houden.
1.6.2. Voor alle soorten noodsituaties moeten vooraf 1.6.2. Voor alle soorten noodsituaties moeten vooraf
interventieplannen worden opgesteld. interventieplannen worden opgesteld.
1.6.3. De vergunninghouder moet beschikken over personen die voor het 1.6.3. De vergunninghouder moet beschikken over personen die voor het
uitvoeren van interventies opgeleid zijn en die regelmatig oefenen. uitvoeren van interventies opgeleid zijn en die regelmatig oefenen.
1.6.4. Het personeel moet vooraf de nodige schriftelijke instructies 1.6.4. Het personeel moet vooraf de nodige schriftelijke instructies
ontvangen betreffende de werkmethoden, de veiligheidsvoorschriften en ontvangen betreffende de werkmethoden, de veiligheidsvoorschriften en
de alarm- en interventieprocedures. de alarm- en interventieprocedures.
1.7. Biizondere bepalingen. 1.7. Biizondere bepalingen.
1.7.1. De vergunninghouder moet steeds kunnen aantonen dat voldaan 1.7.1. De vergunninghouder moet steeds kunnen aantonen dat voldaan
wordt aan de bepalingen van dit besluit. Hiervoor houdt hij ter wordt aan de bepalingen van dit besluit. Hiervoor houdt hij ter
plaatse de nodige informatie en documenten ter beschikking. Hij plaatse de nodige informatie en documenten ter beschikking. Hij
verschaft alle faciliteiten die nodig zijn om het toezicht uit te verschaft alle faciliteiten die nodig zijn om het toezicht uit te
oefenen. oefenen.
1.7.2. De vergunninghouder moet alle onderrichtingen naleven die hem 1.7.2. De vergunninghouder moet alle onderrichtingen naleven die hem
door de mijningenieur worden meegedeeld. door de mijningenieur worden meegedeeld.
1.7.3. Zware ongevallen of incidenten, die zich in de inrichting 1.7.3. Zware ongevallen of incidenten, die zich in de inrichting
voordoen, moeten zo snel mogelijk aan de mijningenieur worden voordoen, moeten zo snel mogelijk aan de mijningenieur worden
meegedeeld. Als zware ongevallen of incidenten gelden deze die de dood meegedeeld. Als zware ongevallen of incidenten gelden deze die de dood
of een belangrijke blijvende ongeschiktheid veroorzaakt hebben of of een belangrijke blijvende ongeschiktheid veroorzaakt hebben of
kunnen veroorzaken en deze die de veiligheid van de installaties of de kunnen veroorzaken en deze die de veiligheid van de installaties of de
bovengrondse eigendommen in gevaar brengen. bovengrondse eigendommen in gevaar brengen.
2. Voorwaarden betreffende de exploitatie van de ondergrondse 2. Voorwaarden betreffende de exploitatie van de ondergrondse
bergruimte en de bovengrondse installaties. bergruimte en de bovengrondse installaties.
2.1. Algemeenheden. 2.1. Algemeenheden.
2.1.1. De vergunninghouder is verplicht alle maatregelen te treffen 2.1.1. De vergunninghouder is verplicht alle maatregelen te treffen
die nodig zijn om de openbare veiligheid te verzekeren. die nodig zijn om de openbare veiligheid te verzekeren.
2.1.2. De vergunninghouder moet de wetten en de besluiten die van 2.1.2. De vergunninghouder moet de wetten en de besluiten die van
kracht zijn of zullen worden en de voorgeschreven maatregelen naleven. kracht zijn of zullen worden en de voorgeschreven maatregelen naleven.
2.1.3. De vergunninghouder moet in zijn inrichtingen controlebezoeken 2.1.3. De vergunninghouder moet in zijn inrichtingen controlebezoeken
door de ambtenaren, daartoe aangeduid door de wetten en besluiten, door de ambtenaren, daartoe aangeduid door de wetten en besluiten,
toelaten. toelaten.
2.1.4. Voor werkzaamheden die door derden uitgevoerd worden moet een 2.1.4. Voor werkzaamheden die door derden uitgevoerd worden moet een
leider der werken aangeduid worden en kenbaar gemaakt worden aan de leider der werken aangeduid worden en kenbaar gemaakt worden aan de
vergunninghouder. vergunninghouder.
2.1.5. De vergunninghouder moet de vergunningsvoorwaarden meedelen aan 2.1.5. De vergunninghouder moet de vergunningsvoorwaarden meedelen aan
derden die werken voor hem uitvoeren. Hij moet van hen contractueel de derden die werken voor hem uitvoeren. Hij moet van hen contractueel de
naleving van deze vergunningsvoorwaarden eisen. naleving van deze vergunningsvoorwaarden eisen.
2.2. Wetten en reglementen. 2.2. Wetten en reglementen.
De werkzaamheden zijn, behalve aan de voorwaarden van dit besluit, De werkzaamheden zijn, behalve aan de voorwaarden van dit besluit,
onder meer onderworpen aan: onder meer onderworpen aan:
2.2.1. De wetten en besluiten in verband met de ondergrondse 2.2.1. De wetten en besluiten in verband met de ondergrondse
bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas; bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas;
2.2.2. De veiligheidsvoorwaarden van de wetten en besluiten in verband 2.2.2. De veiligheidsvoorwaarden van de wetten en besluiten in verband
met het gasvervoer door middel van leidingen; met het gasvervoer door middel van leidingen;
2.2.3. Het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming en de Codex 2.2.3. Het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming en de Codex
over het Welzijn op het Werk; over het Welzijn op het Werk;
2.2.4. Het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties. 2.2.4. Het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties.
2.3. Algemene inrichting. 2.3. Algemene inrichting.
2.3.1. De installaties van de gasopslagplaats moeten gebouwd worden in 2.3.1. De installaties van de gasopslagplaats moeten gebouwd worden in
overeenstemming met de bij de aanvraag gevoegde schetsen en overeenstemming met de bij de aanvraag gevoegde schetsen en
beschrijvingen, voor zover hierna geen strengere of afwijkende beschrijvingen, voor zover hierna geen strengere of afwijkende
voorwaarden opgelegd worden. voorwaarden opgelegd worden.
2.3.2. Voor wijzigingen aan de installaties waarvoor geen bijkomend 2.3.2. Voor wijzigingen aan de installaties waarvoor geen bijkomend
koninklijk besluit vereist is, moet een aangifte gedaan worden bij de koninklijk besluit vereist is, moet een aangifte gedaan worden bij de
mijningenieur, die er akte van verleent en eventueel bijkomende mijningenieur, die er akte van verleent en eventueel bijkomende
voorwaarden oplegt. voorwaarden oplegt.
2.3.3. De installaties moeten zodanig gebouwd en gebruikt worden dat 2.3.3. De installaties moeten zodanig gebouwd en gebruikt worden dat
de hinder beperkt blijft. de hinder beperkt blijft.
2.3.4. De vergunninghouder moet de mijningenieur ten minste vijftien 2.3.4. De vergunninghouder moet de mijningenieur ten minste vijftien
dagen vooraf verwittigen van de datum waarop belangrijke bijkomende dagen vooraf verwittigen van de datum waarop belangrijke bijkomende
installaties in dienst zullen genomen worden. installaties in dienst zullen genomen worden.
2.4. Programma van exploitatie. 2.4. Programma van exploitatie.
2.4.1 De vergunninghouder moet om de drie maanden een programma van 2.4.1 De vergunninghouder moet om de drie maanden een programma van
exploitatie van de bergruimte in situ opmaken en het ten minste één exploitatie van de bergruimte in situ opmaken en het ten minste één
maand voor de ingang van elke termijn aan de ingenieur ter goedkeuring maand voor de ingang van elke termijn aan de ingenieur ter goedkeuring
voorleggen. Dit programma moet ten minste volgende gegevens bevatten: voorleggen. Dit programma moet ten minste volgende gegevens bevatten:
de voorziene evolutie van de opgeslagen hoeveelheid gas, de ligging de voorziene evolutie van de opgeslagen hoeveelheid gas, de ligging
van het scheidingsvlak tussen gas en water, de injectiedruk en de uit van het scheidingsvlak tussen gas en water, de injectiedruk en de uit
te voeren controles. De termijn van drie maanden kan door de te voeren controles. De termijn van drie maanden kan door de
mijningenieur worden aangepast. mijningenieur worden aangepast.
2.4.2. Op het einde van elke maand moet de vergunninghouder een 2.4.2. Op het einde van elke maand moet de vergunninghouder een
verslag over de verrichtingen en over de opgeslagen en gerecupereerde verslag over de verrichtingen en over de opgeslagen en gerecupereerde
hoeveelheid gas naar de mijningenieur sturen. Deze termijn kan door de hoeveelheid gas naar de mijningenieur sturen. Deze termijn kan door de
mijningenieur worden aangepast. mijningenieur worden aangepast.
2.5. Boorputten. 2.5. Boorputten.
2.5.1. Voor de uitbating en de controle van het opgeslagen gas in de 2.5.1. Voor de uitbating en de controle van het opgeslagen gas in de
ondergrondse bergruimte werden negen groepen putten geboord. ondergrondse bergruimte werden negen groepen putten geboord.
De controlemetingen moeten de inlichtingen verschaffen die toelaten de De controlemetingen moeten de inlichtingen verschaffen die toelaten de
veiligheid van de opslagplaats in haar geheel te verzekeren. Voor elke veiligheid van de opslagplaats in haar geheel te verzekeren. Voor elke
put moet de meetapparatuur aangepast zijn aan de functie van de put. put moet de meetapparatuur aangepast zijn aan de functie van de put.
De negen groepen putten zijn: De negen groepen putten zijn:
2.5.1.1. Elf uitbatingsputten, met name DZHI0l, DZH102, DZH103, 2.5.1.1. Elf uitbatingsputten, met name DZHI0l, DZH102, DZH103,
DZHl04, DZHI05, DZHI06, DZHI07, DZH108, DZHI09, DZH3 en DZH9, die open DZHl04, DZHI05, DZHI06, DZHI07, DZH108, DZHI09, DZH3 en DZH9, die open
zijn in het Dinantiaan. zijn in het Dinantiaan.
In deze putten moet continu de druk van het gas worden gemeten. Voor In deze putten moet continu de druk van het gas worden gemeten. Voor
tenminste één put per platform gebeurt de meting met een tenminste één put per platform gebeurt de meting met een
zelfregistrerende drukmeter die de resultaten onmiddellijk doorzendt zelfregistrerende drukmeter die de resultaten onmiddellijk doorzendt
aan de controlezaal. aan de controlezaal.
2.5.1.2. Tien grensvlak-bewakingsputten, met name DZHI, DZH2, DZH4, 2.5.1.2. Tien grensvlak-bewakingsputten, met name DZHI, DZH2, DZH4,
DZH6, DZH7, DZHlO, DZHI4, DZH24, DZH34 en Hel bis, die open zijn in DZH6, DZH7, DZHlO, DZHI4, DZH24, DZH34 en Hel bis, die open zijn in
het Dinantiaan. het Dinantiaan.
Al deze putten worden gebruikt voor de controle van de ligging van het Al deze putten worden gebruikt voor de controle van de ligging van het
grensvlak gas-water. In deze putten moet de druk van het gas continu grensvlak gas-water. In deze putten moet de druk van het gas continu
worden gemeten. worden gemeten.
Voor de put Hel bis worden de meetresultaten onmiddellijk doorgezonden Voor de put Hel bis worden de meetresultaten onmiddellijk doorgezonden
naar de controlezaal, waar ze geregistreerd worden. naar de controlezaal, waar ze geregistreerd worden.
Minstens éénmaal per maand moet de ligging van het grensvlak berekend Minstens éénmaal per maand moet de ligging van het grensvlak berekend
worden voor alle putten. Door middel van een directe meting moet de worden voor alle putten. Door middel van een directe meting moet de
ligging van het grensvlak bepaald worden in vier putten, die ligging van het grensvlak bepaald worden in vier putten, die
regelmatig verspreid liggen. regelmatig verspreid liggen.
De tijdspanne tussen twee opeenvolgende metingen zal vastgesteld De tijdspanne tussen twee opeenvolgende metingen zal vastgesteld
worden aan de hand van de minimale periode beantwoordend aan: worden aan de hand van de minimale periode beantwoordend aan:
- hetzij een verhoging van de totale opslag met 250.106 Nm3 ten - hetzij een verhoging van de totale opslag met 250.106 Nm3 ten
opzichte van de totale opslag bij opzichte van de totale opslag bij
de voorgaande meting; de voorgaande meting;
- hetzij een verlaging van het grensvlak water-gas met een waarde h in - hetzij een verlaging van het grensvlak water-gas met een waarde h in
meter ten opzichte van het peil van het grensvlak tijdens de meter ten opzichte van het peil van het grensvlak tijdens de
voorgaande meting: (zie tabel); voorgaande meting: (zie tabel);
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
- hetzij een jaar. - hetzij een jaar.
2.5.1.3. Zes omtrek-bewakingsputten, met name DZH15, DZH18, DZH19, 2.5.1.3. Zes omtrek-bewakingsputten, met name DZH15, DZH18, DZH19,
DZH23, DZH25 en DZH26, die open zijn in het Dinantiaan. DZH23, DZH25 en DZH26, die open zijn in het Dinantiaan.
In deze putten moet wekelijks gecontroleerd worden of er gas aanwezig In deze putten moet wekelijks gecontroleerd worden of er gas aanwezig
is. is.
2.5.1.4. Vier bewakingsputten in het Namuriaan, met name DZH22, DZH28, 2.5.1.4. Vier bewakingsputten in het Namuriaan, met name DZH22, DZH28,
DZH29 en DZH33, die open zijn in het Namuriaan. DZH29 en DZH33, die open zijn in het Namuriaan.
In deze putten moet de druk van het gas opgevolgd worden. In deze putten moet de druk van het gas opgevolgd worden.
2.5.1.5. Acht bewakingsputten in het Krijt, met name He1F, DZH8, 2.5.1.5. Acht bewakingsputten in het Krijt, met name He1F, DZH8,
DZH16, DZH27, DZH30, DZH31, DZH32 en DZH35, die open zijn in het DZH16, DZH27, DZH30, DZH31, DZH32 en DZH35, die open zijn in het
Krijt. Krijt.
Tenminste éénmaal per jaar en ook in het geval van anomalieën in het Tenminste éénmaal per jaar en ook in het geval van anomalieën in het
Krijt, Eoceen en PlioMioceen moet de aanwezigheid van vrij gas in de Krijt, Eoceen en PlioMioceen moet de aanwezigheid van vrij gas in de
bovenliggende watervoerende lagen worden nagegaan in één van de bovenliggende watervoerende lagen worden nagegaan in één van de
bewakingsputten in het Krijt. In de putten van het Krijt moet bewakingsputten in het Krijt. In de putten van het Krijt moet
wekelijks worden gecontroleerd of er gas aanwezig is. Om de 2 maanden wekelijks worden gecontroleerd of er gas aanwezig is. Om de 2 maanden
moet in een laboratorium een analyse op sporen van gas uitgevoerd moet in een laboratorium een analyse op sporen van gas uitgevoerd
worden op representatieve watermonsters genomen uit de Krijtlaag. De worden op representatieve watermonsters genomen uit de Krijtlaag. De
monstemame moet beurtelings uitgevoerd worden in één van deze putten. monstemame moet beurtelings uitgevoerd worden in één van deze putten.
De put HelF moet uitgerust zijn met een gasdetector, voorzien van een De put HelF moet uitgerust zijn met een gasdetector, voorzien van een
alarm dat rechtstreeks in verbinding staat met de controlezaal. alarm dat rechtstreeks in verbinding staat met de controlezaal.
2.5.1.6. Vier bewakingsputten in het Eoceen, met name DZH12, DZH13, 2.5.1.6. Vier bewakingsputten in het Eoceen, met name DZH12, DZH13,
DZH20 en DZH21, die open zijn in het Eoceen. DZH20 en DZH21, die open zijn in het Eoceen.
In deze putten moet wekelijks worden gemeten of er gas aanwezig is. In deze putten moet wekelijks worden gemeten of er gas aanwezig is.
Eén van de putten moet uitgerust zijn met een gasdetector, voorzien Eén van de putten moet uitgerust zijn met een gasdetector, voorzien
van een alarm dat rechtstreeks in verbinding staat met de van een alarm dat rechtstreeks in verbinding staat met de
controlezaal. controlezaal.
2.5.1.7. Acht bewakingsputten in het Plio-Mioceen, met name MP1, MP2, 2.5.1.7. Acht bewakingsputten in het Plio-Mioceen, met name MP1, MP2,
MP3, MP4, MP5, MP6, MP7 en MP8. MP3, MP4, MP5, MP6, MP7 en MP8.
In deze putten moet wekelijks worden nagegaan of er gas aanwezig is. In deze putten moet wekelijks worden nagegaan of er gas aanwezig is.
Om de 2 maanden moet in een laboratorium een analyse op sporen van gas Om de 2 maanden moet in een laboratorium een analyse op sporen van gas
worden uitgevoerd op monsters die door middel van een representatieve worden uitgevoerd op monsters die door middel van een representatieve
bemonsteringsmethode werden genomen in het water van de bemonsteringsmethode werden genomen in het water van de
PlioMioceen1aag. Deze monstemame moet beurtelings gebeuren in één van PlioMioceen1aag. Deze monstemame moet beurtelings gebeuren in één van
deze 8 putten. deze 8 putten.
2.5.1.8. Twee observatieputten, met name DZH11 en DZH17, 2.5.1.8. Twee observatieputten, met name DZH11 en DZH17,
respectievelijk open in het Dinantiaan en het Krijt. respectievelijk open in het Dinantiaan en het Krijt.
Deze putten worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek waarvan de Deze putten worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek waarvan de
mijningenieur op de hoogte gebracht wordt. mijningenieur op de hoogte gebracht wordt.
2.5.1.9. Eén reïnjectieput, met name DZH5, open in het Dinantiaan. 2.5.1.9. Eén reïnjectieput, met name DZH5, open in het Dinantiaan.
Deze put dient voor de injectie van het afgescheiden water in het Deze put dient voor de injectie van het afgescheiden water in het
Dinantiaan. Dinantiaan.
2.6. Biikomende maatregelen in verband met de putten. 2.6. Biikomende maatregelen in verband met de putten.
2.6.1. De mijningenieur kan het aantal controleputten en de methode en 2.6.1. De mijningenieur kan het aantal controleputten en de methode en
frequentie van de controles wijzigen, rekening houdend met de betere frequentie van de controles wijzigen, rekening houdend met de betere
kennis van de structuur van de ondergrondse opslagplaats. kennis van de structuur van de ondergrondse opslagplaats.
2.6.2. De uitbatingsputten en grensvlakcontroleputten in het 2.6.2. De uitbatingsputten en grensvlakcontroleputten in het
Dinantiaan worden elk uitgerust met een automatische Dinantiaan worden elk uitgerust met een automatische
veiligheidsafsluiter, die minstens 3 m onder het maaiveld geplaatst veiligheidsafsluiter, die minstens 3 m onder het maaiveld geplaatst
is. is.
2.6.3. De meettoestellen moeten regelmatig gecontroleerd worden door 2.6.3. De meettoestellen moeten regelmatig gecontroleerd worden door
een door de vergunninghouder aangeduide persoon. Ze moeten jaarlijks een door de vergunninghouder aangeduide persoon. Ze moeten jaarlijks
gecontroleerd worden door een keuringsdienst, die een verslag van de gecontroleerd worden door een keuringsdienst, die een verslag van de
controles aflevert. controles aflevert.
2.6.4. Alle meetresultaten moeten op de dag van de meting worden 2.6.4. Alle meetresultaten moeten op de dag van de meting worden
genoteerd. Voor de continue metingen moet dagelijks een representatief genoteerd. Voor de continue metingen moet dagelijks een representatief
meetresultaat worden genoteerd. meetresultaat worden genoteerd.
2.6.5. Wordt in een van de putten, uitgezonderd de exploitatieputten, 2.6.5. Wordt in een van de putten, uitgezonderd de exploitatieputten,
de grensvlak-bewakingsputten en de bewakingsputten in het Namuriaan, de grensvlak-bewakingsputten en de bewakingsputten in het Namuriaan,
de aanwezigheid van gas vastgesteld, dan moet de vergunninghouder zo de aanwezigheid van gas vastgesteld, dan moet de vergunninghouder zo
snel mogelijk laten nagaan waar dit gas vandaan komt en moeten snel mogelijk laten nagaan waar dit gas vandaan komt en moeten
onmiddellijk de nodige maatregelen genomen worden. onmiddellijk de nodige maatregelen genomen worden.
Indien een gebrek aan dichtheid van de bergruimte wordt vastgesteld Indien een gebrek aan dichtheid van de bergruimte wordt vastgesteld
dan moeten alle gasinjecties gestopt worden en moet de mijningenieur dan moeten alle gasinjecties gestopt worden en moet de mijningenieur
onmiddellijk op de hoogte gebracht worden. onmiddellijk op de hoogte gebracht worden.
Elke vaststelling van de aanwezigheid van gas moet worden genoteerd. Elke vaststelling van de aanwezigheid van gas moet worden genoteerd.
2.6.6. Vooraf moeten de nodige interventieplannen worden opgesteld. 2.6.6. Vooraf moeten de nodige interventieplannen worden opgesteld.
De vergunninghouder moet beschikken over personeel dat voor het De vergunninghouder moet beschikken over personeel dat voor het
uitvoeren van interventies opgeleid is en hiervoor geregeld oefent. uitvoeren van interventies opgeleid is en hiervoor geregeld oefent.
2.6.7. Boren in de nabijheid van de onder gasdruk staande bergruimte 2.6.7. Boren in de nabijheid van de onder gasdruk staande bergruimte
is slechts toegelaten na akkoord van de mijningenieur en op voorwaarde is slechts toegelaten na akkoord van de mijningenieur en op voorwaarde
dat alle behoudende maatregelen getroffen zijn. dat alle behoudende maatregelen getroffen zijn.
2.6.8. Al het water, dat bij het oppompen van het gas wordt 2.6.8. Al het water, dat bij het oppompen van het gas wordt
afgescheiden of dat bij de zuivering van het gas bij uitzending wordt afgescheiden of dat bij de zuivering van het gas bij uitzending wordt
gerecupereerd of het water dat bij de monstername vermeld onder gerecupereerd of het water dat bij de monstername vermeld onder
artikelen 2.5.1.5 en 2.5.1.7 respectievelijk uit het Krijt en uit het artikelen 2.5.1.5 en 2.5.1.7 respectievelijk uit het Krijt en uit het
Plio-Mioceen gepompt wordt, mag langs boorput DZH5 in het Dinantiaan Plio-Mioceen gepompt wordt, mag langs boorput DZH5 in het Dinantiaan
gepompt worden. Dit inpompen moet zodanig gebeuren dat de exploitatie gepompt worden. Dit inpompen moet zodanig gebeuren dat de exploitatie
niet gehinderd wordt. niet gehinderd wordt.
2.7. Gasdetectie en gasalarm. 2.7. Gasdetectie en gasalarm.
2.7.1. De gasdetectieapparaten moeten zodanig geplaatst en ingesteld 2.7.1. De gasdetectieapparaten moeten zodanig geplaatst en ingesteld
worden dat elke gevaarlijke gasconcentratie vastgesteld wordt. worden dat elke gevaarlijke gasconcentratie vastgesteld wordt.
De bepaling van gasalarm mag gebeuren door een gecombineerde meting De bepaling van gasalarm mag gebeuren door een gecombineerde meting
van de verschillende detectiekoppen met dien verstande dat een meting van de verschillende detectiekoppen met dien verstande dat een meting
van meer dan 20 % van de onderste explosiegrens door meer dan één van meer dan 20 % van de onderste explosiegrens door meer dan één
toestel in eenzelfde hal of van meer dan 50 % van de onderste toestel in eenzelfde hal of van meer dan 50 % van de onderste
explosiegrens door één toestel als gasalarm wordt beschouwd. Bij explosiegrens door één toestel als gasalarm wordt beschouwd. Bij
meting van 20 % van de onderste explosiegrens moet onmiddellijk meting van 20 % van de onderste explosiegrens moet onmiddellijk
controle uitgevoerd worden om gasalarm te voorkomen. controle uitgevoerd worden om gasalarm te voorkomen.
2.7.2. Bij een gasalarm moeten de elektrische installaties 2.7.2. Bij een gasalarm moeten de elektrische installaties
uitgeschakeld worden in de gevarenzone, uitgezonderd de installaties uitgeschakeld worden in de gevarenzone, uitgezonderd de installaties
die omwille van de veiligheid van personen in dienst moeten blijven. die omwille van de veiligheid van personen in dienst moeten blijven.
2.7.3. Indien een gasgehalte van 50 % van de onderste explosiegrens 2.7.3. Indien een gasgehalte van 50 % van de onderste explosiegrens
wordt vastgesteld en dit de veiligheid van personen of eigendommen in wordt vastgesteld en dit de veiligheid van personen of eigendommen in
gevaar brengt, moeten de mijningenieur en de brandweer onmiddellijk gevaar brengt, moeten de mijningenieur en de brandweer onmiddellijk
verwittigd worden. verwittigd worden.
Als het gaslek ook gevolgen kan hebben voor de omgeving, moeten de Als het gaslek ook gevolgen kan hebben voor de omgeving, moeten de
gemeentebesturen en de omwonenden op de hoogte gebracht worden. gemeentebesturen en de omwonenden op de hoogte gebracht worden.
2.7.4. Het personeel moet vooraf de nodige instructies ontvangen 2.7.4. Het personeel moet vooraf de nodige instructies ontvangen
betreffende de alarm- en interventieprocedures. betreffende de alarm- en interventieprocedures.
2.8. Brandpreventie en brandbestriiding. 2.8. Brandpreventie en brandbestriiding.
2.8.1. Alle metalen delen van de installaties moeten geaard zijn of 2.8.1. Alle metalen delen van de installaties moeten geaard zijn of
deel uitmaken van een kathodisch beschermd geheel. deel uitmaken van een kathodisch beschermd geheel.
2.8.2. Op alle door de bevoegde brandweer aangeduide plaatsen moeten 2.8.2. Op alle door de bevoegde brandweer aangeduide plaatsen moeten
branddetectietoestellen met automatisch alarm geïnstalleerd worden. branddetectietoestellen met automatisch alarm geïnstalleerd worden.
2.8.3. De brandbestrijdingmiddelen, de organisatie van de 2.8.3. De brandbestrijdingmiddelen, de organisatie van de
brandbestrijding en het algemeen interventieplan moeten worden brandbestrijding en het algemeen interventieplan moeten worden
opgesteld in overleg met de bevoegde brandweer. opgesteld in overleg met de bevoegde brandweer.
2.8.4. Het gebruik van open vuur is op het hele terrein verboden, 2.8.4. Het gebruik van open vuur is op het hele terrein verboden,
behalve op de plaatsen die door de vergunninghouder in overleg met de behalve op de plaatsen die door de vergunninghouder in overleg met de
mijningenieur bepaald worden of voor andere plaatsen mits de mijningenieur bepaald worden of voor andere plaatsen mits de
vergunninghouder schriftelijke toestemming verleent. Deze vergunninghouder schriftelijke toestemming verleent. Deze
schriftelijke toestemming bepaalt de plaats, duur en aard van het werk schriftelijke toestemming bepaalt de plaats, duur en aard van het werk
en de personen die met de uitvoering, het toezicht en de nacontrole en de personen die met de uitvoering, het toezicht en de nacontrole
belast zijn. belast zijn.
2.8.5. Bij gasalarm is het gebruik van open vuur steeds verboden. 2.8.5. Bij gasalarm is het gebruik van open vuur steeds verboden.
2.9. Bewaking. 2.9. Bewaking.
2.9.1. De bovengrondse installaties staan onder bestendig toezicht. De 2.9.1. De bovengrondse installaties staan onder bestendig toezicht. De
vrije toegang wordt ontzegd aan alle onbevoegde personen en wordt vrije toegang wordt ontzegd aan alle onbevoegde personen en wordt
onmogelijk gemaakt door afsluitingen. onmogelijk gemaakt door afsluitingen.
2.10. Biizondere bepalingen. 2.10. Biizondere bepalingen.
2.10.1. De vergunninghouder moet aan de mijningenieur steeds kunnen 2.10.1. De vergunninghouder moet aan de mijningenieur steeds kunnen
aantonen dat voldaan wordt aan de bepalingen van dit besluit. Hiervoor aantonen dat voldaan wordt aan de bepalingen van dit besluit. Hiervoor
houdt hij ter plaatse de nodige informatie en documenten ter houdt hij ter plaatse de nodige informatie en documenten ter
beschikking. Hij verschaft alle faciliteiten die nodig zijn om het beschikking. Hij verschaft alle faciliteiten die nodig zijn om het
toezicht uit te oefenen. toezicht uit te oefenen.
2.10.2. Op verzoek van de mijningenieur moet ter plaatse het nodige 2.10.2. Op verzoek van de mijningenieur moet ter plaatse het nodige
personeel en materiaal ter beschikking gesteld worden om de personeel en materiaal ter beschikking gesteld worden om de
noodzakelijk geachte aanvullende analyses of proeven te verrichten noodzakelijk geachte aanvullende analyses of proeven te verrichten
teneinde het gevaar te bepalen dat de in de installaties uitgevoerde teneinde het gevaar te bepalen dat de in de installaties uitgevoerde
werkzaamheden zouden kunnen opleveren. werkzaamheden zouden kunnen opleveren.
2.10.3. De mijningenieur heeft steeds het recht op kosten van de 2.10.3. De mijningenieur heeft steeds het recht op kosten van de
vergunninghouder metingen en analyses te laten uitvoeren door een vergunninghouder metingen en analyses te laten uitvoeren door een
erkend organisme. erkend organisme.
2.10.4. De vergunninghouder moet alle onderrichtingen naleven die hem 2.10.4. De vergunninghouder moet alle onderrichtingen naleven die hem
door de mijningenieur worden meegedeeld. door de mijningenieur worden meegedeeld.
2.10.5. De vergunninghouder blijft tegenover derden aansprakelijk voor 2.10.5. De vergunninghouder blijft tegenover derden aansprakelijk voor
verliezen, nadeel of schade, veroorzaakt door de uitbating van zijn verliezen, nadeel of schade, veroorzaakt door de uitbating van zijn
installaties. Deze vergunning doet geen afbreuk aan het recht dat installaties. Deze vergunning doet geen afbreuk aan het recht dat
iedere belanghebbende heeft om als er aanleiding toe bestaat een iedere belanghebbende heeft om als er aanleiding toe bestaat een
vordering tot schadevergoeding in te dienen op grond van artikel 1382 vordering tot schadevergoeding in te dienen op grond van artikel 1382
en volgende van het Burgerlijk Wetboek. en volgende van het Burgerlijk Wetboek.
Zware ongevallen of incidenten die zich in de inrichting voordoen, Zware ongevallen of incidenten die zich in de inrichting voordoen,
moeten zo snel mogelijk aan de mijningenieur worden meegedeeld. Als moeten zo snel mogelijk aan de mijningenieur worden meegedeeld. Als
zware ongevallen of incidenten gelden deze die de dood of een zware ongevallen of incidenten gelden deze die de dood of een
belangrijke blijvende ongeschiktheid veroorzaakt hebben of kunnen belangrijke blijvende ongeschiktheid veroorzaakt hebben of kunnen
veroorzaken en deze die de veiligheid van de installaties of de veroorzaken en deze die de veiligheid van de installaties of de
bovengrondse eigendommen in gevaar brengen. bovengrondse eigendommen in gevaar brengen.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 28 september 2006, Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 28 september 2006,
ref. E6/05/Set4.05/, waarbij aan de N.V. Fluxys, Kunstlaan 31, 1040 ref. E6/05/Set4.05/, waarbij aan de N.V. Fluxys, Kunstlaan 31, 1040
Brussel, een verlenging van de vergunningen verleend wordt voor het Brussel, een verlenging van de vergunningen verleend wordt voor het
opsporen en exploiteren van een ondergrondse bergruimte in situ opsporen en exploiteren van een ondergrondse bergruimte in situ
bestemd voor het opslaan van gas, in de streek van Loenhout. bestemd voor het opslaan van gas, in de streek van Loenhout.
ALBERT ALBERT
Van Koningswege : Van Koningswege :
De Minister van Economie, De Minister van Economie,
M. VERWILGHEN M. VERWILGHEN
^