Koninklijk besluit houdende precisering van bepaalde ministeriële bevoegdheden | Koninklijk besluit houdende precisering van bepaalde ministeriële bevoegdheden |
---|---|
DIENSTEN VAN DE EERSTE MINISTER | DIENSTEN VAN DE EERSTE MINISTER |
24 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit houdende precisering van | 24 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit houdende precisering van |
bepaalde ministeriële bevoegdheden | bepaalde ministeriële bevoegdheden |
ALBERT II, Koning der Belgen, | ALBERT II, Koning der Belgen, |
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. | Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. |
Gelet op de artikelen 37 en 96 van de Grondwet; | Gelet op de artikelen 37 en 96 van de Grondwet; |
Gelet op het koninklijk besluit van 12 juli 1999 houdende benoeming | Gelet op het koninklijk besluit van 12 juli 1999 houdende benoeming |
van de Regeringsleden; | van de Regeringsleden; |
Overwegende dat het noodzakelijk is de bevoegdheden van de Minister | Overwegende dat het noodzakelijk is de bevoegdheden van de Minister |
van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, bepaald | van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, bepaald |
in het koninklijk besluit van 20 juli 1999 houdende vaststelling van | in het koninklijk besluit van 20 juli 1999 houdende vaststelling van |
bepaalde ministeriële bevoegdheden, gewijzigd bij de koninklijke | bepaalde ministeriële bevoegdheden, gewijzigd bij de koninklijke |
besluiten van 19 september en 6 oktober 1999, nader te omschrijven; | besluiten van 19 september en 6 oktober 1999, nader te omschrijven; |
Op de voordracht van Onze Eerste Minister en op het advies van Onze in | Op de voordracht van Onze Eerste Minister en op het advies van Onze in |
Raad vergaderde Ministers, | Raad vergaderde Ministers, |
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : | Hebben Wij besloten en besluiten Wij : |
Artikel 1.Met uitzondering van de Nationale maatschappij der |
Artikel 1.Met uitzondering van de Nationale maatschappij der |
Belgische spoorwegen, en onverminderd de bevoegdheden en het | Belgische spoorwegen, en onverminderd de bevoegdheden en het |
initiatiefrecht van de Minister van Vervoer, bedoeld in de artikelen | initiatiefrecht van de Minister van Vervoer, bedoeld in de artikelen |
176ter en 195 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming | 176ter en 195 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming |
van sommige economische overheidsbedrijven, ressorteren de autonome | van sommige economische overheidsbedrijven, ressorteren de autonome |
overheidsbedrijven opgesomd in dezelfde wet, onder de Minister van | overheidsbedrijven opgesomd in dezelfde wet, onder de Minister van |
Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties. | Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties. |
Art. 2.De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en |
Art. 2.De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en |
Participaties oefent de voogdij uit over de Federale | Participaties oefent de voogdij uit over de Federale |
Participatiemaatschappij en de instellingen en bedrijven waarin de | Participatiemaatschappij en de instellingen en bedrijven waarin de |
Federale Participatiemaatschappij rechtstreeks of onrechtstreeks | Federale Participatiemaatschappij rechtstreeks of onrechtstreeks |
participaties houdt en waarover de voogdij wettelijk of reglementair | participaties houdt en waarover de voogdij wettelijk of reglementair |
is toegewezen aan één of meerdere federale ministers, onverminderd de | is toegewezen aan één of meerdere federale ministers, onverminderd de |
artikelen 6 tot 9 van dit besluit en onverminderd de bevoegdheden van | artikelen 6 tot 9 van dit besluit en onverminderd de bevoegdheden van |
de Minister van Financiën en de Minister van Economie zoals bedoeld in | de Minister van Financiën en de Minister van Economie zoals bedoeld in |
de bepalingen van het koninklijk besluit van 6 juli 1999 tot | de bepalingen van het koninklijk besluit van 6 juli 1999 tot |
uitvoering van artikel 5 van de wet van 30 december 1970 betreffende | uitvoering van artikel 5 van de wet van 30 december 1970 betreffende |
de economische expansie. | de economische expansie. |
Art. 3.Zonder afbreuk te doen aan de functionele bevoegdheden van de |
Art. 3.Zonder afbreuk te doen aan de functionele bevoegdheden van de |
betrokken Ministers, oefent de Minister van Telecommunicatie en | betrokken Ministers, oefent de Minister van Telecommunicatie en |
Overheidsbedrijven en Participaties de bevoegdheden en rechten uit die | Overheidsbedrijven en Participaties de bevoegdheden en rechten uit die |
verbonden zijn aan alle rechtstreekse en onrechtstreekse aandelen en | verbonden zijn aan alle rechtstreekse en onrechtstreekse aandelen en |
participaties van de Federale Staat in ondernemingen naar Belgisch, | participaties van de Federale Staat in ondernemingen naar Belgisch, |
buitenlands of internationaal recht. | buitenlands of internationaal recht. |
De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op : | De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op : |
1. Wereldbankgroep : | 1. Wereldbankgroep : |
- de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling; | - de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling; |
- de Internationale Ontwikkelingsassociatie; | - de Internationale Ontwikkelingsassociatie; |
- de Internationale Financieringsmaatschappij; | - de Internationale Financieringsmaatschappij; |
- het Multilateraal Agentschap voor Investeringswaarborg; | - het Multilateraal Agentschap voor Investeringswaarborg; |
2. Groep van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank : | 2. Groep van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank : |
- de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank; | - de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank; |
- het Fonds voor Bijzondere Verrichtingen; | - het Fonds voor Bijzondere Verrichtingen; |
3. Groep van de Aziatische Ontwikkelingsbank : | 3. Groep van de Aziatische Ontwikkelingsbank : |
- de Aziatische Ontwikkelingsbank; | - de Aziatische Ontwikkelingsbank; |
- het Aziatisch Ontwikkelingsfonds; | - het Aziatisch Ontwikkelingsfonds; |
4. Groep van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank : | 4. Groep van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank : |
- de Afrikaanse Ontwikkelingsbank; | - de Afrikaanse Ontwikkelingsbank; |
- het Afrikaans Ontwikkelingsfonds; | - het Afrikaans Ontwikkelingsfonds; |
5. de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling | 5. de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling |
6. de Europese Investeringsbank | 6. de Europese Investeringsbank |
7. het Internationaal Muntfonds | 7. het Internationaal Muntfonds |
8. de Nationale Bank van België | 8. de Nationale Bank van België |
9. de Koninklijke Munt van België | 9. de Koninklijke Munt van België |
10. het Paleis voor Schone Kunsten | 10. het Paleis voor Schone Kunsten |
11. Ander participatiesoorten : | 11. Ander participatiesoorten : |
- International Natural Rubber Organisation in Kuala-Lumpur; | - International Natural Rubber Organisation in Kuala-Lumpur; |
- het Internationaal Akkoord over het tin; | - het Internationaal Akkoord over het tin; |
- de Ruandese Ontwikkelingsbank; | - de Ruandese Ontwikkelingsbank; |
- de Economische Ontwikkelingsbank van Burundi; | - de Economische Ontwikkelingsbank van Burundi; |
- de Ontwikkelingsbank van de Staten van de Grote Meren; | - de Ontwikkelingsbank van de Staten van de Grote Meren; |
- de Bijzondere faciliteit voor Afrika ten zuiden van de Sahara; | - de Bijzondere faciliteit voor Afrika ten zuiden van de Sahara; |
- Sudan Rural Development Finance Company; | - Sudan Rural Development Finance Company; |
- de West-Afrikaanse Ontwikkelingsbank. | - de West-Afrikaanse Ontwikkelingsbank. |
De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en | De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en |
Participaties kan voorstellen formuleren voor de valorisatie van de | Participaties kan voorstellen formuleren voor de valorisatie van de |
participaties en aandelen die in het tweede lid worden omschreven. | participaties en aandelen die in het tweede lid worden omschreven. |
Deze voorstellen worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister die | Deze voorstellen worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister die |
de voogdij, de bevoegdheden, de rechten en de controlebevoegdheden | de voogdij, de bevoegdheden, de rechten en de controlebevoegdheden |
uitoefent betreffende de ondernemingen en instellingen die in het | uitoefent betreffende de ondernemingen en instellingen die in het |
tweede lid worden omschreven. | tweede lid worden omschreven. |
Art. 4.De Ministers van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en |
Art. 4.De Ministers van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en |
Participaties, Buitenlandse Zaken, Financiën, en Economie oefenen | Participaties, Buitenlandse Zaken, Financiën, en Economie oefenen |
gezamenlijk het geheel van de controle- en voogdijbevoegdheden uit | gezamenlijk het geheel van de controle- en voogdijbevoegdheden uit |
over de Nationale Delcrederedienst. De Minister van Telecommunicatie | over de Nationale Delcrederedienst. De Minister van Telecommunicatie |
en Overheidsbedrijven en Participaties verzekert de coördinatie van de | en Overheidsbedrijven en Participaties verzekert de coördinatie van de |
gezamenlijke uitoefening van deze bevoegdheden. | gezamenlijke uitoefening van deze bevoegdheden. |
De beslissingen van de raad van beheer genomen krachtens artikel 1, § | De beslissingen van de raad van beheer genomen krachtens artikel 1, § |
2, tweede lid, van de wet van 31 augustus 1939 op de Nationale | 2, tweede lid, van de wet van 31 augustus 1939 op de Nationale |
Delcrederedienst, worden evenwel overeenkomstig de modaliteiten | Delcrederedienst, worden evenwel overeenkomstig de modaliteiten |
bedoeld in artikel 13, zesde lid, van dezelfde wet, onderworpen aan : | bedoeld in artikel 13, zesde lid, van dezelfde wet, onderworpen aan : |
- de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Economie, | - de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Economie, |
wanneer deze beslissingen verband houden met de activiteit bedoeld in | wanneer deze beslissingen verband houden met de activiteit bedoeld in |
artikel 3, 3°, van dezelfde wet; | artikel 3, 3°, van dezelfde wet; |
- de Minister van Financiën, wanneer deze beslissingen betrekking | - de Minister van Financiën, wanneer deze beslissingen betrekking |
hebben op de activiteit bedoeld in artikel 3, 1°, van dezelfde wet. | hebben op de activiteit bedoeld in artikel 3, 1°, van dezelfde wet. |
Art. 5.De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en |
Art. 5.De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en |
Participaties oefent de controle- en voogdijbevoegdheden uit over het | Participaties oefent de controle- en voogdijbevoegdheden uit over het |
Participatiefonds, met uitzondering van de verrichtingen bedoeld in | Participatiefonds, met uitzondering van de verrichtingen bedoeld in |
artikel 15 van het koninklijk besluit van 22 december 1992 tot | artikel 15 van het koninklijk besluit van 22 december 1992 tot |
regeling van de organisatie en de werking van het Participatiefonds. | regeling van de organisatie en de werking van het Participatiefonds. |
De kandidaten voor de raad van bestuur worden voorgedragen door de | De kandidaten voor de raad van bestuur worden voorgedragen door de |
Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, | Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, |
op voorstel van de Minister van Werkgelegenheid, de Minister van | op voorstel van de Minister van Werkgelegenheid, de Minister van |
Middenstand, de Minister van Financiën en de Minister van Economie, in | Middenstand, de Minister van Financiën en de Minister van Economie, in |
overeenstemming met de bepalingen van artikel 6 van hetzelfde | overeenstemming met de bepalingen van artikel 6 van hetzelfde |
koninklijk besluit. | koninklijk besluit. |
Art. 6.De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en |
Art. 6.De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en |
Participaties en de Minister van Mobiliteit en Vervoer oefenen | Participaties en de Minister van Mobiliteit en Vervoer oefenen |
gezamenlijk de voogdij uit over HST Fin. | gezamenlijk de voogdij uit over HST Fin. |
Art. 7.De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en |
Art. 7.De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en |
Participaties en de Minister van Binnenlandse Zaken oefenen | Participaties en de Minister van Binnenlandse Zaken oefenen |
gezamenlijk de controlebevoegdheid uit over de N.V. A.S.T.R.I.D. | gezamenlijk de controlebevoegdheid uit over de N.V. A.S.T.R.I.D. |
Art. 8.De bevoegdheden toegewezen door de artikelen 1 tot en met 7 |
Art. 8.De bevoegdheden toegewezen door de artikelen 1 tot en met 7 |
worden uitgeoefend onverminderd de bevoegdheden toegewezen door de wet | worden uitgeoefend onverminderd de bevoegdheden toegewezen door de wet |
of andere reglementaire bepalingen aan de Minister van Begroting. | of andere reglementaire bepalingen aan de Minister van Begroting. |
Art. 9.De Minister van Financiën is als enige bevoegd wat betreft het |
Art. 9.De Minister van Financiën is als enige bevoegd wat betreft het |
verstrekken van de Staatswaarborg alsook de desbetreffende voorwaarden | verstrekken van de Staatswaarborg alsook de desbetreffende voorwaarden |
en controle en machtiging en de vaststelling van de voorwaarden inzake | en controle en machtiging en de vaststelling van de voorwaarden inzake |
leningen. | leningen. |
Art. 10.De toepassingsmodaliteiten van de bepalingen van de artikelen |
Art. 10.De toepassingsmodaliteiten van de bepalingen van de artikelen |
2, 3, derde lid, en 9 zullen worden vastgelegd in een protocol dat | 2, 3, derde lid, en 9 zullen worden vastgelegd in een protocol dat |
hiertoe zal worden gesloten tussen de Minister van Telecommunicatie en | hiertoe zal worden gesloten tussen de Minister van Telecommunicatie en |
Overheidsbedrijven en Participaties en de Minister van Financiën. | Overheidsbedrijven en Participaties en de Minister van Financiën. |
Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 23 december 1999. |
Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 23 december 1999. |
Art. 12.Onze Eerste Minister en Onze Ministers en Staatssecretarissen |
Art. 12.Onze Eerste Minister en Onze Ministers en Staatssecretarissen |
zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. | zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. |
Gegeven te Brussel, 24 december 1999. | Gegeven te Brussel, 24 december 1999. |
ALBERT | ALBERT |
Van Koningswege : | Van Koningswege : |
De Eerste Minister, | De Eerste Minister, |
G. VERHOFSTADT | G. VERHOFSTADT |