Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Koninklijk Besluit van 22/08/1998
← Terug naar "Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels inzake bevordering door verhoging in weddeschaal en van de weddeschalen verbonden aan de graden van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat "
Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels inzake bevordering door verhoging in weddeschaal en van de weddeschalen verbonden aan de graden van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels inzake bevordering door verhoging in weddeschaal en van de weddeschalen verbonden aan de graden van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat
MINISTERIE VAN JUSTITIE MINISTERIE VAN JUSTITIE
22 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere 22 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere
regels inzake bevordering door verhoging in weddeschaal en van de regels inzake bevordering door verhoging in weddeschaal en van de
weddeschalen verbonden aan de graden van de buitendiensten van het weddeschalen verbonden aan de graden van de buitendiensten van het
Bestuur van de Veiligheid van de Staat Bestuur van de Veiligheid van de Staat
ALBERT II, Koning der Belgen, ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet; Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 4 augustus 1975 tot vaststelling Gelet op het koninklijk besluit van 4 augustus 1975 tot vaststelling
van de weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden bij het van de weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden bij het
Ministerie van Justitie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 Ministerie van Justitie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14
november 1978, 19 december 1986, 4 mei 1993, 6 april 1995, 26 november 1978, 19 december 1986, 4 mei 1993, 6 april 1995, 26
september 1995 en 28 februari 1997; september 1995 en 28 februari 1997;
Overwegende dat de loopbaan en de geldelijke bepalingen van de Overwegende dat de loopbaan en de geldelijke bepalingen van de
personeelsleden van de buitendiensten van het Bestuur van de personeelsleden van de buitendiensten van het Bestuur van de
Veiligheid van de Staat afgestemd zijn op die van de agenten en Veiligheid van de Staat afgestemd zijn op die van de agenten en
officieren van de gerechtelijke politie bij de parketten; officieren van de gerechtelijke politie bij de parketten;
Gelet op het advies van de directieraad, gegeven op 16 juni 1997; Gelet op het advies van de directieraad, gegeven op 16 juni 1997;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26
augustus 1996; augustus 1996;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting van 21 januari Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting van 21 januari
1997; 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 21 Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 21
januari 1997; januari 1997;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 27 juni 1997 over de Gelet op het besluit van de Ministerraad van 27 juni 1997 over de
adviesaanvraag binnen een termijn van een maand; adviesaanvraag binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 7 januari 1998, Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 7 januari 1998,
met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde
wetten op de Raad van State; wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister
van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde
Ministers, Ministers,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van de

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van de

buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat. buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat.

Art. 2.De weddeschalen verbonden aan de graden van de personeelsleden

Art. 2.De weddeschalen verbonden aan de graden van de personeelsleden

van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat
worden overeenkomstig bijlage 1 vastgesteld. worden overeenkomstig bijlage 1 vastgesteld.

Art. 3.In afwijking van de artikelen 7 en 14 van het koninklijk

Art. 3.In afwijking van de artikelen 7 en 14 van het koninklijk

besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het
personeel der ministeries, komen voor de toekenning van de personeel der ministeries, komen voor de toekenning van de
tussentijdse verhogingen alleen de werkelijke diensten in aanmerking tussentijdse verhogingen alleen de werkelijke diensten in aanmerking
die de bekleders van de graden vermeld in artikel 4, eerste lid, 1° die de bekleders van de graden vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°
tot 3° van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het tot 3° van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het
statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de
Veiligheid van de Staat, vanaf de leeftijd van 25 jaar hebben Veiligheid van de Staat, vanaf de leeftijd van 25 jaar hebben
verricht. verricht.

Art. 4.In afwijking van de artikelen 7 en 14 van het koninklijk

Art. 4.In afwijking van de artikelen 7 en 14 van het koninklijk

besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het
personeel der ministeries, komen voor de toekenning van de personeel der ministeries, komen voor de toekenning van de
tussentijdse verhogingen alleen de werkelijke diensten in aanmerking tussentijdse verhogingen alleen de werkelijke diensten in aanmerking
die de bekleders van de graden vermeld in artikel 4, eerste lid, 4° en die de bekleders van de graden vermeld in artikel 4, eerste lid, 4° en
5° van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het 5° van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het
statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de
Veiligheid van de Staat, vanaf de leeftijd van 21 jaar hebben Veiligheid van de Staat, vanaf de leeftijd van 21 jaar hebben
verricht. verricht.
HOOFDSTUK II. - Weddeschalen HOOFDSTUK II. - Weddeschalen

Art. 5.Weddeschaal 2A wordt verbonden aan de graad van inspecteur.

Art. 5.Weddeschaal 2A wordt verbonden aan de graad van inspecteur.

Art. 6.Weddeschaal 2C wordt verbonden aan de graad van

Art. 6.Weddeschaal 2C wordt verbonden aan de graad van

afdelingsinspecteur. afdelingsinspecteur.

Art. 7.Weddeschaal 1A wordt verbonden aan de graad van commissaris.

Art. 7.Weddeschaal 1A wordt verbonden aan de graad van commissaris.

Art. 8.Weddeschaal 1C wordt verbonden aan de graad van

Art. 8.Weddeschaal 1C wordt verbonden aan de graad van

afdelingscommissaris. afdelingscommissaris.

Art. 9.Aan de graad van directeur van de operaties wordt weddeschaal

Art. 9.Aan de graad van directeur van de operaties wordt weddeschaal

1C of 1D verbonden naargelang het personeelslid dat die graad bekleedt 1C of 1D verbonden naargelang het personeelslid dat die graad bekleedt
al dan niet tot deze laatste weddeschaal is bevorderd. al dan niet tot deze laatste weddeschaal is bevorderd.
HOOFDSTUK III. - Bevorderingen door verhoging in weddeschaal HOOFDSTUK III. - Bevorderingen door verhoging in weddeschaal
Afdeling I. - Algemene bepaling Afdeling I. - Algemene bepaling

Art. 10.De bevordering door verhoging in weddeschaal wordt door de

Art. 10.De bevordering door verhoging in weddeschaal wordt door de

minister van Justitie verleend. minister van Justitie verleend.
Alleen de personeelsleden die in de loop van elk van de drie jaren die Alleen de personeelsleden die in de loop van elk van de drie jaren die
aan de bevordering voorafgaan ten minste de beoordeling "goed" aan de bevordering voorafgaan ten minste de beoordeling "goed"
gekregen hebben, kunnen door verhoging in weddeschaal bevorderd gekregen hebben, kunnen door verhoging in weddeschaal bevorderd
worden. worden.
Afdeling II. - Bevorderingsvoorwaarden Afdeling II. - Bevorderingsvoorwaarden

Art. 11.De inspecteurs die een graadanciënniteit hebben van ten

Art. 11.De inspecteurs die een graadanciënniteit hebben van ten

minste acht jaar, kunnen bevorderd worden tot weddeschaal 2B. minste acht jaar, kunnen bevorderd worden tot weddeschaal 2B.

Art. 12.Voor zover er vacante betrekkingen zijn, kunnen worden

Art. 12.Voor zover er vacante betrekkingen zijn, kunnen worden

bevorderd tot weddeschaal 2D, de afdelingsinspecteurs, die : bevorderd tot weddeschaal 2D, de afdelingsinspecteurs, die :
1° een totale graadanciënniteit hebben van ten minste veertien jaar in 1° een totale graadanciënniteit hebben van ten minste veertien jaar in
de graden van inspecteur en afdelingsinspecteur; de graden van inspecteur en afdelingsinspecteur;
2° geslaagd zijn voor het bekwaamheidsexamen voor verhoging in 2° geslaagd zijn voor het bekwaamheidsexamen voor verhoging in
weddeschaal. weddeschaal.

Art. 13.De commissarissen, die een graadanciënniteit hebben van ten

Art. 13.De commissarissen, die een graadanciënniteit hebben van ten

minste acht jaar, kunnen bevorderd worden tot weddeschaal 1B. minste acht jaar, kunnen bevorderd worden tot weddeschaal 1B.

Art. 14.Voor zover er vacante betrekkingen zijn, kunnen bevorderd

Art. 14.Voor zover er vacante betrekkingen zijn, kunnen bevorderd

worden tot weddeschaal 1D, de afdelingscommissarissen, die : worden tot weddeschaal 1D, de afdelingscommissarissen, die :
1° een totale graadanciënniteit hebben van ten minste veertien jaar in 1° een totale graadanciënniteit hebben van ten minste veertien jaar in
de graden van commissaris en afdelingscommissaris; de graden van commissaris en afdelingscommissaris;
2° geslaagd zijn voor het bekwaamheidsexamen voor verhoging in 2° geslaagd zijn voor het bekwaamheidsexamen voor verhoging in
weddeschaal; weddeschaal;
3° houder zijn van een diploma vereist voor de werving in de graad van 3° houder zijn van een diploma vereist voor de werving in de graad van
commissaris. commissaris.

Art. 15.De bekwaamheidsexamens voor bevordering tot weddeschalen 1D

Art. 15.De bekwaamheidsexamens voor bevordering tot weddeschalen 1D

en 2D bestaan uit een schriftelijk en een mondeling gedeelte. en 2D bestaan uit een schriftelijk en een mondeling gedeelte.
Het programma, de organisatie en de samenstelling van de Het programma, de organisatie en de samenstelling van de
examencommissie voor de bekwaamheidsexamens voor verhoging in examencommissie voor de bekwaamheidsexamens voor verhoging in
weddeschaal, bedoeld in de artikelen 12 en 14, worden vastgesteld door weddeschaal, bedoeld in de artikelen 12 en 14, worden vastgesteld door
de minister van Justitie. de minister van Justitie.

Art. 16.Het personeelslid dat de graad van directeur van de operaties

Art. 16.Het personeelslid dat de graad van directeur van de operaties

bekleedt kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, bevorderd bekleedt kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, bevorderd
worden tot weddeschaal 1D overeenkomstig de voorwaarden en nadere worden tot weddeschaal 1D overeenkomstig de voorwaarden en nadere
regels die gelden voor de afdelingscommissarissen. regels die gelden voor de afdelingscommissarissen.

Art. 17.De vacatures voor de bevorderingen bedoeld in de artikelen

Art. 17.De vacatures voor de bevorderingen bedoeld in de artikelen

12, 14 en 16, worden ter kennis gebracht van de gegadigden 12, 14 en 16, worden ter kennis gebracht van de gegadigden
overeenkomstig de nadere regels voorzien in artikel 72, §§1 tot 3 van overeenkomstig de nadere regels voorzien in artikel 72, §§1 tot 3 van
het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het
Rijkspersoneel. Rijkspersoneel.
Afdeling III. - Gemotiveerd advies Afdeling III. - Gemotiveerd advies

Art. 18.Elke bevordering door verhoging in weddeschaal, bedoeld in de

Art. 18.Elke bevordering door verhoging in weddeschaal, bedoeld in de

artikelen 11 tot 14 en 16, maakt het voorwerp uit van het gemotiveerd artikelen 11 tot 14 en 16, maakt het voorwerp uit van het gemotiveerd
advies van de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat, advies van de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat,
in toepassing van de procedure bedoeld in de artikelen 41, tweede en in toepassing van de procedure bedoeld in de artikelen 41, tweede en
derde lid, 42, eerste lid en 43 tot 45 van het koninklijk besluit van derde lid, 42, eerste lid en 43 tot 45 van het koninklijk besluit van
22 augustus 1998 houdende het statuut van het personeel van de 22 augustus 1998 houdende het statuut van het personeel van de
buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat. buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat.
Indien het door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Indien het door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de
Staat uitgebrachte advies ongunstig is voor een bevordering door Staat uitgebrachte advies ongunstig is voor een bevordering door
verhoging in weddeschaal bedoeld in de artikelen 12, 14 en 16 dan verhoging in weddeschaal bedoeld in de artikelen 12, 14 en 16 dan
geldt het als een gemotiveerd voorstel tot weigering van bevordering. geldt het als een gemotiveerd voorstel tot weigering van bevordering.
Indien het door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Indien het door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de
Staat uitgebrachte advies ongunstig is voor een bevordering door Staat uitgebrachte advies ongunstig is voor een bevordering door
verhoging in weddeschaal bedoeld in de artikelen 11 en 13 dan geldt verhoging in weddeschaal bedoeld in de artikelen 11 en 13 dan geldt
het als een gemotiveerd voorstel tot uitstel van bevordering. het als een gemotiveerd voorstel tot uitstel van bevordering.
Afdeling IV. - Toekennen van bevorderingen Afdeling IV. - Toekennen van bevorderingen

Art. 19.§ 1. Voor de bevordering tot weddeschaal 2D rangschikt de

Art. 19.§ 1. Voor de bevordering tot weddeschaal 2D rangschikt de

minister van Justitie de gegadigden die aan de bevorderingsvoorwaarden minister van Justitie de gegadigden die aan de bevorderingsvoorwaarden
voldoen in deze volgorde : voldoen in deze volgorde :
1° de geslaagden voor het bekwaamheidsexamen voor verhoging in 1° de geslaagden voor het bekwaamheidsexamen voor verhoging in
weddeschaal waarvan het proces-verbaal het eerst is afgesloten; weddeschaal waarvan het proces-verbaal het eerst is afgesloten;
2° wat de geslaagden voor hetzelfde bekwaamheidsexamen betreft : 2° wat de geslaagden voor hetzelfde bekwaamheidsexamen betreft :
a) de gegadigde met de meeste graadanciënniteit; a) de gegadigde met de meeste graadanciënniteit;
b) bij gelijke graadanciënniteit, de gegadigde met de meeste b) bij gelijke graadanciënniteit, de gegadigde met de meeste
dienstanciënniteit; dienstanciënniteit;
c) bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste gegadigde. c) bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste gegadigde.
De minister van Justitie benoemt de best gerangschikte gegadigde die De minister van Justitie benoemt de best gerangschikte gegadigde die
hij niet geweigerd heeft te bevorderen. hij niet geweigerd heeft te bevorderen.
Wanneer de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat of, Wanneer de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat of,
in geval van beroep, de raad van advies van de buitendiensten van de in geval van beroep, de raad van advies van de buitendiensten van de
Veiligheid van de Staat een ongunstig advies uitbrengt voor de Veiligheid van de Staat een ongunstig advies uitbrengt voor de
bevordering en de minister van Justitie zich daarbij aansluit, wordt bevordering en de minister van Justitie zich daarbij aansluit, wordt
de bevordering geweigerd. de bevordering geweigerd.
Komt de gegadigde in aanmerking voor benoeming en beslist de minister Komt de gegadigde in aanmerking voor benoeming en beslist de minister
van Justitie te benoemen of de benoeming te weigeren, dan moet hij, van Justitie te benoemen of de benoeming te weigeren, dan moet hij,
wanneer de beslissing niet overeenstemt met het uitgebrachte advies, wanneer de beslissing niet overeenstemt met het uitgebrachte advies,
in de motivering van zijn beslissing uitdrukkelijk de redenen daarvoor in de motivering van zijn beslissing uitdrukkelijk de redenen daarvoor
vermelden. vermelden.
§ 2. Voor de bevordering tot weddeschaal 1 D rangschikt de minister § 2. Voor de bevordering tot weddeschaal 1 D rangschikt de minister
van Justitie de gegadigden die aan de bevorderingsvoorwaarden voldoen van Justitie de gegadigden die aan de bevorderingsvoorwaarden voldoen
in deze volgorde : in deze volgorde :
1° de geslaagden voor het bekwaamheidsexamen voor verhoging in 1° de geslaagden voor het bekwaamheidsexamen voor verhoging in
weddeschaal waarvan het proces-verbaal het eerst is afgesloten; weddeschaal waarvan het proces-verbaal het eerst is afgesloten;
2° wat de geslaagden voor hetzelfde bekwaamheidsexamen betreft, de 2° wat de geslaagden voor hetzelfde bekwaamheidsexamen betreft, de
geslaagde die het best gerangschikt is voor het bekwaamheidsexamen. geslaagde die het best gerangschikt is voor het bekwaamheidsexamen.
De cijfers die behaald zijn voor het mondeling gedeelte van het De cijfers die behaald zijn voor het mondeling gedeelte van het
bekwaamheidsexamen voor verhoging in weddeschaal bepalen de bekwaamheidsexamen voor verhoging in weddeschaal bepalen de
rangschikking van de geslaagden. rangschikking van de geslaagden.
De minister van Justitie benoemt de best gerangschikte gegadigde die De minister van Justitie benoemt de best gerangschikte gegadigde die
hij niet geweigerd heeft te bevorderen. hij niet geweigerd heeft te bevorderen.
Wanneer de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat of, Wanneer de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat of,
in geval van beroep, de raad van advies van de buitendiensten van de in geval van beroep, de raad van advies van de buitendiensten van de
Veiligheid van de Staat een ongunstig advies uitbrengt voor de Veiligheid van de Staat een ongunstig advies uitbrengt voor de
bevordering en de minister van Justitie zich daarbij aansluit, wordt bevordering en de minister van Justitie zich daarbij aansluit, wordt
de bevordering geweigerd. de bevordering geweigerd.
Komt de gegadigde in aanmerking voor benoeming en beslist de Minister Komt de gegadigde in aanmerking voor benoeming en beslist de Minister
van Justitie te benoemen of de benoeming te weigeren, dan moet hij, van Justitie te benoemen of de benoeming te weigeren, dan moet hij,
wanneer de beslissing niet overeenstemt met het uitgebrachte advies, wanneer de beslissing niet overeenstemt met het uitgebrachte advies,
in de motivering van zijn beslissing uitdrukkelijk de redenen daarvoor in de motivering van zijn beslissing uitdrukkelijk de redenen daarvoor
vermelden. vermelden.

Art. 20.§ 1. Wanneer de administrateur-generaal van de Veiligheid van

Art. 20.§ 1. Wanneer de administrateur-generaal van de Veiligheid van

de Staat of, in geval van beroep, de raad van advies van de de Staat of, in geval van beroep, de raad van advies van de
buitendiensten van de Veiligheid van de Staat een ongunstig advies buitendiensten van de Veiligheid van de Staat een ongunstig advies
uitbrengt voor een bevordering door verhoging in weddeschaal bedoeld uitbrengt voor een bevordering door verhoging in weddeschaal bedoeld
in de artikelen 11 en 13 en de minister van Justitie zich daarbij in de artikelen 11 en 13 en de minister van Justitie zich daarbij
aansluit, wordt de bevordering uitgesteld. aansluit, wordt de bevordering uitgesteld.
Wanneer de minister van Justitie, met betrekking tot een bevordering Wanneer de minister van Justitie, met betrekking tot een bevordering
door verhoging in weddeschaal bedoeld in de artikelen 11 en 13, door verhoging in weddeschaal bedoeld in de artikelen 11 en 13,
beslist te benoemen of de benoeming uit te stellen, en de beslissing beslist te benoemen of de benoeming uit te stellen, en de beslissing
niet overeenstemt met het uitgebrachte advies, dan moet hij in de niet overeenstemt met het uitgebrachte advies, dan moet hij in de
motivering van zijn beslissing uitdrukkelijk de redenen daarvoor motivering van zijn beslissing uitdrukkelijk de redenen daarvoor
vermelden. vermelden.
De minister van Justitie bepaalt, ofwel ambtshalve, ofwel op voorstel De minister van Justitie bepaalt, ofwel ambtshalve, ofwel op voorstel
van de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat of van van de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat of van
de raad van advies, naar gelang van het geval, hoe lang de benoeming de raad van advies, naar gelang van het geval, hoe lang de benoeming
wordt uitgesteld. wordt uitgesteld.
De beslissing om de benoeming voor bepaalde of onbepaalde tijd uit te De beslissing om de benoeming voor bepaalde of onbepaalde tijd uit te
stellen, geldt vanaf de dag waarop de anciënniteitsvoorwaarde, genoemd stellen, geldt vanaf de dag waarop de anciënniteitsvoorwaarde, genoemd
in de artikelen 11 en 13, vervuld is. in de artikelen 11 en 13, vervuld is.
§ 2. Het lid van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid § 2. Het lid van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid
van de Staat wiens bevordering uitgesteld is voor een onbepaalde tijd van de Staat wiens bevordering uitgesteld is voor een onbepaalde tijd
of voor een duur van meer dan twee jaar kan, na verloop van twee jaar, of voor een duur van meer dan twee jaar kan, na verloop van twee jaar,
aan de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat een aan de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat een
nieuw onderzoek vragen van zijn aanspraken. In dit geval wordt nieuw onderzoek vragen van zijn aanspraken. In dit geval wordt
gehandeld zoals bij het vervullen van de anciënniteits- en gehandeld zoals bij het vervullen van de anciënniteits- en
beoordelingsvoorwaarde. beoordelingsvoorwaarde.

Art. 21.Wanneer in het aantal betrekkingen dat uitsluitend bestemd is

Art. 21.Wanneer in het aantal betrekkingen dat uitsluitend bestemd is

voor bevordering door verhoging in weddeschaal tot schaal 2D, niet voor bevordering door verhoging in weddeschaal tot schaal 2D, niet
volledig kan worden voorzien met toepassing van artikel 12, kunnen ten volledig kan worden voorzien met toepassing van artikel 12, kunnen ten
belope van het aantal niet toegewezen betrekkingen, bevorderingen belope van het aantal niet toegewezen betrekkingen, bevorderingen
geschieden tot de graad van afdelingsinspecteur. geschieden tot de graad van afdelingsinspecteur.

Art. 22.Wanneer in het aantal betrekkingen dat uitsluitend bestemd is

Art. 22.Wanneer in het aantal betrekkingen dat uitsluitend bestemd is

voor bevordering door verhoging in weddeschaal tot schaal 1D, niet voor bevordering door verhoging in weddeschaal tot schaal 1D, niet
volledig kan worden voorzien met toepassing van artikel 14, kunnen ten volledig kan worden voorzien met toepassing van artikel 14, kunnen ten
belope van het aantal niet toegewezen betrekkingen, bevorderingen belope van het aantal niet toegewezen betrekkingen, bevorderingen
geschieden tot de graad van afdelingscommissaris. geschieden tot de graad van afdelingscommissaris.

Art. 23.De artikelen 36, 38, 39 en 41 tot 46 van het koninklijk

Art. 23.De artikelen 36, 38, 39 en 41 tot 46 van het koninklijk

besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van het personeel besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van het personeel
van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat
zijn van toepassing op de bevorderingen bedoeld in de artikelen 21 en zijn van toepassing op de bevorderingen bedoeld in de artikelen 21 en
22. 22.
HOOFDSTUK IV. - Aanvullende wedde HOOFDSTUK IV. - Aanvullende wedde

Art. 24.De afdelingscommissaris die is aangewezen als directeur van

Art. 24.De afdelingscommissaris die is aangewezen als directeur van

de operaties van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid de operaties van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid
van de Staat heeft recht op een jaarlijkse aanvullende wedde van van de Staat heeft recht op een jaarlijkse aanvullende wedde van
200.000 frank. 200.000 frank.
Voor de aanvullende wedde geldt de mobiliteitsregeling die van Voor de aanvullende wedde geldt de mobiliteitsregeling die van
toepassing is op de wedden van het personeel van de ministeries. toepassing is op de wedden van het personeel van de ministeries.
De aanvullende wedde wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01. De aanvullende wedde wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.
Ze wordt tegelijk met en onder dezelfde voorwaarden als de wedde Ze wordt tegelijk met en onder dezelfde voorwaarden als de wedde
uitbetaald. uitbetaald.
Op de aanvullende wedde geschieden dezelfde inhoudingen van sociale Op de aanvullende wedde geschieden dezelfde inhoudingen van sociale
zekerheid als op de hoofdwedde. zekerheid als op de hoofdwedde.
HOOFDSTUK V. - Opheffingsbepaling HOOFDSTUK V. - Opheffingsbepaling

Art. 25.De artikelen 1, rubriek III, B, 4 en 5 van het koninklijk

Art. 25.De artikelen 1, rubriek III, B, 4 en 5 van het koninklijk

besluit van 4 augustus 1975 tot vaststelling van de weddeschalen besluit van 4 augustus 1975 tot vaststelling van de weddeschalen
verbonden aan de bijzondere graden bij het Ministerie van Justitie, verbonden aan de bijzondere graden bij het Ministerie van Justitie,
gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 november 1978, 19 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 november 1978, 19
december 1986, 4 mei 1993, 6 april 1995, 26 september 1995 en 28 december 1986, 4 mei 1993, 6 april 1995, 26 september 1995 en 28
februari 1997, worden opgeheven. februari 1997, worden opgeheven.
HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen

Art. 26.De wedde van de commissarissen en de inspecteurs die bekleed

Art. 26.De wedde van de commissarissen en de inspecteurs die bekleed

zijn met een graad die krachtens artikel 50, eerste lid van het zijn met een graad die krachtens artikel 50, eerste lid van het
koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van het
personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van
de Staat geschrapt wordt, wordt vastgesteld in de weddeschaal die de Staat geschrapt wordt, wordt vastgesteld in de weddeschaal die
overeenkomstig de kolommen 1 en 2 van bijlage 2 met diezelfde graad overeenkomstig de kolommen 1 en 2 van bijlage 2 met diezelfde graad
overeenstemt. overeenstemt.
De wedde van de commissarissen en de inspecteurs die krachtens artikel De wedde van de commissarissen en de inspecteurs die krachtens artikel
50, eerste lid van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 50, eerste lid van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998
houdende het statuut van het personeel van de buitendiensten van het houdende het statuut van het personeel van de buitendiensten van het
Bestuur van de Veiligheid van de Staat ambtshalve benoemd worden in Bestuur van de Veiligheid van de Staat ambtshalve benoemd worden in
een nieuwe graad, wordt vastgesteld in de weddeschaal die een nieuwe graad, wordt vastgesteld in de weddeschaal die
overeenkomstig bijlage 2 overeenstemt met de ingevoerde graad. overeenkomstig bijlage 2 overeenstemt met de ingevoerde graad.

Art. 27.Artikel 14, 3° is niet van toepassing op de leden van de

Art. 27.Artikel 14, 3° is niet van toepassing op de leden van de

buitendiensten die krachtens artikel 50, eerste lid van het koninklijk buitendiensten die krachtens artikel 50, eerste lid van het koninklijk
besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van het personeel besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van het personeel
van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat
benoemd zijn tot commissaris of afdelingscommissaris. benoemd zijn tot commissaris of afdelingscommissaris.

Art. 28.De afdelingsinspecteurs, benoemd krachtens artikel 50, eerste

Art. 28.De afdelingsinspecteurs, benoemd krachtens artikel 50, eerste

lid van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het lid van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het
statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de
Veiligheid van de Staat, worden vrijgesteld van het schriftelijk Veiligheid van de Staat, worden vrijgesteld van het schriftelijk
gedeelte van het bekwaamheidsexamen voor bevordering tot weddeschaal gedeelte van het bekwaamheidsexamen voor bevordering tot weddeschaal
2D. 2D.

Art. 29.De afdelingscommissarissen, benoemd krachtens artikel 50,

Art. 29.De afdelingscommissarissen, benoemd krachtens artikel 50,

eerste lid van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende eerste lid van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende
het statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur het statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur
van de Veiligheid van de Staat worden vrijgesteld van het schriftelijk van de Veiligheid van de Staat worden vrijgesteld van het schriftelijk
gedeelte van het bekwaamheidsexamen voor bevordering tot weddeschaal gedeelte van het bekwaamheidsexamen voor bevordering tot weddeschaal
1D. 1D.

Art. 30.De afdelingsinspecteurs bevorderd met toepassing van artikel

Art. 30.De afdelingsinspecteurs bevorderd met toepassing van artikel

56 van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het 56 van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het
statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de
Veiligheid van de Staat kunnen slechts deelnemen aan het Veiligheid van de Staat kunnen slechts deelnemen aan het
bekwaamheidsexamen voor bevordering tot weddeschaal 2D nadat ze bekwaamheidsexamen voor bevordering tot weddeschaal 2D nadat ze
geslaagd zijn voor het tweede deel van de middelbare graad van de geslaagd zijn voor het tweede deel van de middelbare graad van de
School voor Criminologie en Criminalistiek. School voor Criminologie en Criminalistiek.

Art. 31.De artikelen 41 tot 45 van het koninklijk besluit van 22

Art. 31.De artikelen 41 tot 45 van het koninklijk besluit van 22

augustus 1998 houdende het statuut van het personeel van de augustus 1998 houdende het statuut van het personeel van de
buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat zijn buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat zijn
toepasselijk op de bevorderingen waarbij artikel 27, 28 of 29 wordt toepasselijk op de bevorderingen waarbij artikel 27, 28 of 29 wordt
toegepast. toegepast.
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 32.Het koninklijk besluit van 22 april 1974 tot vaststelling van

Art. 32.Het koninklijk besluit van 22 april 1974 tot vaststelling van

de toelagen en vergoedingen voor de leden, secretarissen en helpers de toelagen en vergoedingen voor de leden, secretarissen en helpers
van de examencommissies van de examens georganiseerd of voorgezeten van de examencommissies van de examens georganiseerd of voorgezeten
door de vaste wervingssecretaris, gewijzigd door de koninklijke door de vaste wervingssecretaris, gewijzigd door de koninklijke
besluiten van 12 augustus 1985, 17 maart 1995 en 10 april 1995, is besluiten van 12 augustus 1985, 17 maart 1995 en 10 april 1995, is
toepasselijk op de leden van de examencommissies bedoeld in artikel 15 toepasselijk op de leden van de examencommissies bedoeld in artikel 15
van huidig besluit. van huidig besluit.

Art. 33.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1998, met

Art. 33.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1998, met

uitzondering van de artikelen 2 en 26, eerste lid die uitwerking uitzondering van de artikelen 2 en 26, eerste lid die uitwerking
hebben met ingang van 1 januari 1995. hebben met ingang van 1 januari 1995.
Artikel 26, eerste lid houdt op uitwerking te hebben op de dag waarop Artikel 26, eerste lid houdt op uitwerking te hebben op de dag waarop
dit besluit in werking treedt. dit besluit in werking treedt.

Art. 34.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van

Art. 34.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van

dit besluit. dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 22 augustus 1998. Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 22 augustus 1998.
ALBERT ALBERT
Van Koningswege : Van Koningswege :
De Minister van Justitie, De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS T. VAN PARYS
De Minister van Begroting, De Minister van Begroting,
H. VAN ROMPUY H. VAN ROMPUY
De Minister van Ambtenaren, De Minister van Ambtenaren,
A. FLAHAUT A. FLAHAUT
Bijlagen Bijlagen
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 22 augustus 1998. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 22 augustus 1998.
ALBERT ALBERT
Van Koningswege : Van Koningswege :
De Minister van Justitie, De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS T. VAN PARYS
De Minister van Begroting, De Minister van Begroting,
H. VAN ROMPUY H. VAN ROMPUY
De Minister van Ambtenarenzaken, De Minister van Ambtenarenzaken,
A. FLAHAUT A. FLAHAUT
^