| Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de nieuwe arbeidsregelingen | Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de nieuwe arbeidsregelingen |
|---|---|
| MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID | MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID |
| 20 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend | 20 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend |
| wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 1997, | wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 1997, |
| gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de | gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de |
| nieuwe arbeidsregelingen (1) | nieuwe arbeidsregelingen (1) |
| ALBERT II, Koning der Belgen, | ALBERT II, Koning der Belgen, |
| Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. | Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. |
| Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve | Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve |
| arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel | arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel |
| 28; | 28; |
| Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het garagebedrijf; | Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het garagebedrijf; |
| Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, | Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, |
| Hebben Wij besloten en besluiten Wij : | Hebben Wij besloten en besluiten Wij : |
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage |
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage |
| overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 1997, gesloten | overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 1997, gesloten |
| in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de nieuwe | in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de nieuwe |
| arbeidsregelingen. | arbeidsregelingen. |
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering |
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering |
| van dit besluit. | van dit besluit. |
| Gegeven te Brussel, 20 december 2000. | Gegeven te Brussel, 20 december 2000. |
| ALBERT | ALBERT |
| Van Koningswege : | Van Koningswege : |
| De Minister van Werkgelegenheid, | De Minister van Werkgelegenheid, |
| Mevr. L. ONKELINX | Mevr. L. ONKELINX |
| _______ | _______ |
| Nota | Nota |
| (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : | (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : |
| Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. | Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. |
| Bijlage | Bijlage |
| Paritair Comité voor het garagebedrijf | Paritair Comité voor het garagebedrijf |
| Collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 1997 | Collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 1997 |
| Nieuwe arbeidsregelingen (Overeenkomst geregistreerd op 4 november | Nieuwe arbeidsregelingen (Overeenkomst geregistreerd op 4 november |
| 1997 onder het nummer 45824/CO/112) | 1997 onder het nummer 45824/CO/112) |
| HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied | HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied |
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op |
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op |
| de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die | de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die |
| ressorteren onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf. | ressorteren onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf. |
| Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder "werklieden" verstaan : | Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder "werklieden" verstaan : |
| de werklieden en werksters. | de werklieden en werksters. |
| HOOFDSTUK II. - Draagwijdte en toepassingssfeer van de overeenkomst | HOOFDSTUK II. - Draagwijdte en toepassingssfeer van de overeenkomst |
Art. 2.Onderhavig akkoord wordt afgesloten in toepassing van artikel |
Art. 2.Onderhavig akkoord wordt afgesloten in toepassing van artikel |
| 20bis, § 1 van de arbeidswet van 16 maart 1971, gewijzigd door artikel | 20bis, § 1 van de arbeidswet van 16 maart 1971, gewijzigd door artikel |
| 37 van hoofdstuk V van titel III van de wet van 26 juli 1996 tot | 37 van hoofdstuk V van titel III van de wet van 26 juli 1996 tot |
| bevordering van de werkgelegenheid en tot de preventieve vrijwaring | bevordering van de werkgelegenheid en tot de preventieve vrijwaring |
| van het concurrentievermogen. Dit impliceert dat het onderhavig | van het concurrentievermogen. Dit impliceert dat het onderhavig |
| akkoord de afwijkingen inzake arbeidstijd regelt voor de ondernemingen | akkoord de afwijkingen inzake arbeidstijd regelt voor de ondernemingen |
| die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het | die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het |
| garagebedrijf ressorteren. | garagebedrijf ressorteren. |
| HOOFDSTUK III. - Toepassingsmodaliteiten | HOOFDSTUK III. - Toepassingsmodaliteiten |
| Sectie 1. - Seizoenpieken | Sectie 1. - Seizoenpieken |
Art. 3.Om het hoofd te kunnen bieden aan een voorziene toename van |
Art. 3.Om het hoofd te kunnen bieden aan een voorziene toename van |
| het werk in het bedrijf tijdens sommige periodes van het jaar, kunnen | het werk in het bedrijf tijdens sommige periodes van het jaar, kunnen |
| de ondernemingen een glijdende werkweek instellen, zoals voorzien in | de ondernemingen een glijdende werkweek instellen, zoals voorzien in |
| artikel 20bis van de arbeidswet van 16 maart 1971, volgens de hierna | artikel 20bis van de arbeidswet van 16 maart 1971, volgens de hierna |
| volgende modaliteiten, op voorwaarde dat zij, over een periode van een | volgende modaliteiten, op voorwaarde dat zij, over een periode van een |
| jaar, de conventionele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur, zijnde 38 | jaar, de conventionele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur, zijnde 38 |
| uren niet overschrijden. | uren niet overschrijden. |
Art. 4.§ 1. Over een periode van één jaar welke overeenstemt met het |
Art. 4.§ 1. Over een periode van één jaar welke overeenstemt met het |
| kalenderjaar, bedraagt het te presteren aantal arbeidsuren, 52 maal de | kalenderjaar, bedraagt het te presteren aantal arbeidsuren, 52 maal de |
| wekelijkse arbeidsduur voorzien in het arbeidsreglement, van de | wekelijkse arbeidsduur voorzien in het arbeidsreglement, van de |
| onderneming hierna genoemd "arbeidsreglement". | onderneming hierna genoemd "arbeidsreglement". |
| De rustdagen bepaald bij de wet van 4 januari 1974 betreffende de | De rustdagen bepaald bij de wet van 4 januari 1974 betreffende de |
| feestdagen en de periodes van schorsing van uitvoering van de | feestdagen en de periodes van schorsing van uitvoering van de |
| arbeidsovereenkomst vastgesteld bij de wet van 3 juli 1978, | arbeidsovereenkomst vastgesteld bij de wet van 3 juli 1978, |
| betreffende de arbeidsovereenkomsten gelden als arbeidstijd voor de | betreffende de arbeidsovereenkomsten gelden als arbeidstijd voor de |
| berekening van de arbeidsduur die over het jaar moet nageleefd worden. | berekening van de arbeidsduur die over het jaar moet nageleefd worden. |
| § 2. Het aantal uur dat gepresteerd mag worden beneden of boven het | § 2. Het aantal uur dat gepresteerd mag worden beneden of boven het |
| normaal dagrooster dat voorzien is in het arbeidsreglement, bedraagt | normaal dagrooster dat voorzien is in het arbeidsreglement, bedraagt |
| maximum 2 uur per dag. De dagelijkse arbeidsduur mag evenwel nooit de | maximum 2 uur per dag. De dagelijkse arbeidsduur mag evenwel nooit de |
| 9 uren overschrijden. | 9 uren overschrijden. |
| § 3. Het aantal uur dat gepresteerd mag worden beneden of boven de | § 3. Het aantal uur dat gepresteerd mag worden beneden of boven de |
| wekelijkse grens van de arbeid, zoals vastgesteld in het | wekelijkse grens van de arbeid, zoals vastgesteld in het |
| arbeidsreglement, bedraagt maximum 5 uur per week. De wekelijkse | arbeidsreglement, bedraagt maximum 5 uur per week. De wekelijkse |
| arbeidsduur mag evenwel nooit de 45 uren overschrijden. | arbeidsduur mag evenwel nooit de 45 uren overschrijden. |
| § 4. De arbeidsperiodes tijdens dewelke de wekelijkse arbeidsduur mag | § 4. De arbeidsperiodes tijdens dewelke de wekelijkse arbeidsduur mag |
| worden overschreden, worden bepaald met een maximum van 60 | worden overschreden, worden bepaald met een maximum van 60 |
| arbeidsdagen per jaar. De uren die boven de gewone in artikel 4 | arbeidsdagen per jaar. De uren die boven de gewone in artikel 4 |
| bedoelde grenzen worden verricht, worden gerecupereerd in de loop van | bedoelde grenzen worden verricht, worden gerecupereerd in de loop van |
| drie kalendermaanden die op deze periode volgen, echter binnen de | drie kalendermaanden die op deze periode volgen, echter binnen de |
| grenzen bepaald in § 1. | grenzen bepaald in § 1. |
| § 5. De keuze van de periode(s) gebeurt voor 31 december van het | § 5. De keuze van de periode(s) gebeurt voor 31 december van het |
| voorafgaande kalenderjaar. | voorafgaande kalenderjaar. |
| § 6. In de ondernemingen waar een vakbondsafvaardiging bestaat, worden | § 6. In de ondernemingen waar een vakbondsafvaardiging bestaat, worden |
| het stelsel en de periodes bepaald volgens een paritair akkoord tussen | het stelsel en de periodes bepaald volgens een paritair akkoord tussen |
| de vakbondsafvaardigingen en de werkgever. | de vakbondsafvaardigingen en de werkgever. |
| In de ondernemingen met minder dan 50 werknemers en zonder | In de ondernemingen met minder dan 50 werknemers en zonder |
| vakbondsafvaardiging kan de procedure inzake aanpassing van het | vakbondsafvaardiging kan de procedure inzake aanpassing van het |
| arbeidsreglement slechts opgestart worden ten vroegste 30 dagen nadat | arbeidsreglement slechts opgestart worden ten vroegste 30 dagen nadat |
| zij die aanpassing per aangetekend schrijven hebben meegedeeld aan de | zij die aanpassing per aangetekend schrijven hebben meegedeeld aan de |
| voorzitter van het paritair comité. | voorzitter van het paritair comité. |
| § 7. De nationale vakbondsorganisaties of de voorzitter van het | § 7. De nationale vakbondsorganisaties of de voorzitter van het |
| paritair comité ontvangen een afschrift van de beslissing die in de | paritair comité ontvangen een afschrift van de beslissing die in de |
| onderneming wordt uitgehangen. | onderneming wordt uitgehangen. |
| Sectie 2. - Onvoorziene toename van het werk | Sectie 2. - Onvoorziene toename van het werk |
Art. 5.§ 1. Om het hoofd te kunnen bieden aan een onvoorziene toename |
Art. 5.§ 1. Om het hoofd te kunnen bieden aan een onvoorziene toename |
| van het werk, mogen bijkomende prestaties met een maximum van 5 uren | van het werk, mogen bijkomende prestaties met een maximum van 5 uren |
| per week worden verricht. | per week worden verricht. |
| § 2. Die uren worden gepresteerd binnen het raam van artikel 25 van de | § 2. Die uren worden gepresteerd binnen het raam van artikel 25 van de |
| arbeidswet van 16 maart 1971. | arbeidswet van 16 maart 1971. |
| § 3. Deze uren worden binnen de 30 kalenderdagen gerecupereerd. Deze | § 3. Deze uren worden binnen de 30 kalenderdagen gerecupereerd. Deze |
| variabele werktijd wordt enkel verricht door vrijwilligers. Deze | variabele werktijd wordt enkel verricht door vrijwilligers. Deze |
| bijkomende prestaties dienen te worden meegedeeld door aanplakking, 24 | bijkomende prestaties dienen te worden meegedeeld door aanplakking, 24 |
| uren op voorhand, van een bericht zoals voorzien in artikel 14 van de | uren op voorhand, van een bericht zoals voorzien in artikel 14 van de |
| wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen en de | wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen en de |
| latere wijzigingen ervan. | latere wijzigingen ervan. |
| § 4. De afwijkende regeling dient gemeld te worden aan de | § 4. De afwijkende regeling dient gemeld te worden aan de |
| ondernemingsraad of de vakbondsafvaardiging of bij ontstentenis aan | ondernemingsraad of de vakbondsafvaardiging of bij ontstentenis aan |
| het paritair comité. | het paritair comité. |
| § 5. De onderneming kan, tot beloop van maximum 60 werkdagen per jaar | § 5. De onderneming kan, tot beloop van maximum 60 werkdagen per jaar |
| en per werknemer, beroep doen op de soepele werktijdregeling wegens | en per werknemer, beroep doen op de soepele werktijdregeling wegens |
| onvoorziene toename van het werk, binnen het raam van de jaargrens | onvoorziene toename van het werk, binnen het raam van de jaargrens |
| bepaald in artikel 6. | bepaald in artikel 6. |
| Sectie 3. - Jaargrens | Sectie 3. - Jaargrens |
Art. 6.De totale duur van de periodes voorzien onder sectie 1 en 2 |
Art. 6.De totale duur van de periodes voorzien onder sectie 1 en 2 |
| mogen 60 werkdagen per jaar en per werkman niet overschrijden. | mogen 60 werkdagen per jaar en per werkman niet overschrijden. |
| HOOFDSTUK IV. - Algemene bepaling | HOOFDSTUK IV. - Algemene bepaling |
Art. 7.Bovenstaande bepalingen doen geen afbreuk aan de wettelijke |
Art. 7.Bovenstaande bepalingen doen geen afbreuk aan de wettelijke |
| bepalingen, aan de bestaande ondernemingsovereenkomsten of aan de | bepalingen, aan de bestaande ondernemingsovereenkomsten of aan de |
| besprekingen die in de ondernemingen aan de gang zijn. | besprekingen die in de ondernemingen aan de gang zijn. |
| HOOFDSTUK V. - Duurtijd | HOOFDSTUK V. - Duurtijd |
Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is geldig vanaf 1 januari |
Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is geldig vanaf 1 januari |
| 1997 tot en met 30 juni 1999. | 1997 tot en met 30 juni 1999. |
| Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 december | Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 december |
| 2000. | 2000. |
| De Minister van Werkgelegenheid, | De Minister van Werkgelegenheid, |
| Mevr. L. ONKELINX | Mevr. L. ONKELINX |