Koninklijk besluit tot vaststelling van de rechten en plichten op gerechtelijke opleiding, evenals de uitvoeringsmodaliteiten van de opleidingen ten aanzien van de personen bedoeld in artikel 2, 4° tot 10°, van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding | Koninklijk besluit tot vaststelling van de rechten en plichten op gerechtelijke opleiding, evenals de uitvoeringsmodaliteiten van de opleidingen ten aanzien van de personen bedoeld in artikel 2, 4° tot 10°, van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding |
---|---|
FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE | FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE |
18 MEI 2009. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de rechten en | 18 MEI 2009. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de rechten en |
plichten op gerechtelijke opleiding, evenals de | plichten op gerechtelijke opleiding, evenals de |
uitvoeringsmodaliteiten van de opleidingen ten aanzien van de personen | uitvoeringsmodaliteiten van de opleidingen ten aanzien van de personen |
bedoeld in artikel 2, 4° tot 10°, van de wet van 31 januari 2007 | bedoeld in artikel 2, 4° tot 10°, van de wet van 31 januari 2007 |
inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut | inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut |
voor gerechtelijke opleiding | voor gerechtelijke opleiding |
ALBERT II, Koning der Belgen, | ALBERT II, Koning der Belgen, |
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. | Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. |
Gelet op artikel 108 van de Grondwet; | Gelet op artikel 108 van de Grondwet; |
Gelet op de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding | Gelet op de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding |
en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding, | en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding, |
artikelen 6 en 8, § 1, tweede lid; | artikelen 6 en 8, § 1, tweede lid; |
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 | Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 |
september 2008; | september 2008; |
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, | Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, |
gegeven op 8 december 2008; | gegeven op 8 december 2008; |
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, | Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, |
gegeven op 14 januari 2009; | gegeven op 14 januari 2009; |
Gelet op het protocol van onderhandelingen nr. 338 van het | Gelet op het protocol van onderhandelingen nr. 338 van het |
Sectorcomité III gesloten op 23 april 2009; | Sectorcomité III gesloten op 23 april 2009; |
Gelet op het advies nr. 45.987/2 van de Raad van State, gegeven op 4 | Gelet op het advies nr. 45.987/2 van de Raad van State, gegeven op 4 |
maart 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de | maart 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de |
wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; | wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; |
Op voordracht van de Minister van Justitie en van de Staatssecretaris | Op voordracht van de Minister van Justitie en van de Staatssecretaris |
voor Begroting, | voor Begroting, |
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : | Hebben Wij besloten en besluiten Wij : |
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen | HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen |
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personen bedoeld in |
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personen bedoeld in |
artikel 2, 4° tot 10°, van de wet van 31 januari 2007 inzake de | artikel 2, 4° tot 10°, van de wet van 31 januari 2007 inzake de |
gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor | gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor |
gerechtelijke opleiding ongeacht of zij zijn benoemd of bij | gerechtelijke opleiding ongeacht of zij zijn benoemd of bij |
arbeidsovereenkomst in dienst zijn genomen. | arbeidsovereenkomst in dienst zijn genomen. |
De personen bedoeld in het eerste lid, die voorlopig benoemd zijn, | De personen bedoeld in het eerste lid, die voorlopig benoemd zijn, |
zijn uitgesloten van de bepalingen betreffende het opleidingsverlof. | zijn uitgesloten van de bepalingen betreffende het opleidingsverlof. |
Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : | Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : |
- gerechtspersoneel : alle personen bedoeld in het eerste lid; | - gerechtspersoneel : alle personen bedoeld in het eerste lid; |
- personeelslid : iedere persoon bedoeld in het eerste lid; | - personeelslid : iedere persoon bedoeld in het eerste lid; |
- de Wet : de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke | - de Wet : de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke |
opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke | opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke |
opleiding; | opleiding; |
- het Instituut : het Instituut voor gerechtelijke opleiding; | - het Instituut : het Instituut voor gerechtelijke opleiding; |
- OFO : Opleidingsinstituut van de Federale Overheid. | - OFO : Opleidingsinstituut van de Federale Overheid. |
Art. 2.Elk personeelslid heeft recht op een opleiding die nuttig is |
Art. 2.Elk personeelslid heeft recht op een opleiding die nuttig is |
voor zijn functioneren in de Rechterlijke Orde. | voor zijn functioneren in de Rechterlijke Orde. |
Art. 3.De Minister van Justitie laat zich bijstaan door een |
Art. 3.De Minister van Justitie laat zich bijstaan door een |
begeleidingscomité inzake gerechtelijke opleiding, dat is belast met : | begeleidingscomité inzake gerechtelijke opleiding, dat is belast met : |
1° het onderzoeken van de opleidingsbehoeften; | 1° het onderzoeken van de opleidingsbehoeften; |
2° het voorbereiden van de richtlijnen met betrekking tot het | 2° het voorbereiden van de richtlijnen met betrekking tot het |
opleidingsprogramma welke genoemd zijn in artikel 8, § 1, eerste lid, | opleidingsprogramma welke genoemd zijn in artikel 8, § 1, eerste lid, |
van de Wet; | van de Wet; |
3° het hem voorleggen van voorstellen inzake het uitwerken van de | 3° het hem voorleggen van voorstellen inzake het uitwerken van de |
lijst van gecertificeerde opleidingen voorzien in artikel 281 van het | lijst van gecertificeerde opleidingen voorzien in artikel 281 van het |
Gerechtelijk Wetboek. | Gerechtelijk Wetboek. |
Art. 4.Het begeleidingscomité wordt voorgezeten door de ambtenaar |
Art. 4.Het begeleidingscomité wordt voorgezeten door de ambtenaar |
hiertoe aangesteld door de directeur-generaal van het | hiertoe aangesteld door de directeur-generaal van het |
directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie van de Federale | directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie van de Federale |
Overheidsdienst Justitie. | Overheidsdienst Justitie. |
Het begeleidingscomité is naast de voorzitter samengesteld uit een | Het begeleidingscomité is naast de voorzitter samengesteld uit een |
magistraat van de zetel, één magistraat van het openbaar ministerie, | magistraat van de zetel, één magistraat van het openbaar ministerie, |
drie personeelsleden van de griffies, drie personeelsleden van de | drie personeelsleden van de griffies, drie personeelsleden van de |
parketsecretariaten, een personeelslid van niveau A van een hof of een | parketsecretariaten, een personeelslid van niveau A van een hof of een |
rechtbank en een personeelslid van niveau A van het parket bij een hof | rechtbank en een personeelslid van niveau A van het parket bij een hof |
of een rechtbank. | of een rechtbank. |
Zij worden aangewezen door de Minister van Justitie na hun | Zij worden aangewezen door de Minister van Justitie na hun |
kandidaatstelling via een publieke oproep. | kandidaatstelling via een publieke oproep. |
Het begeleidingscomité is behoudens de voorzitter samengesteld uit een | Het begeleidingscomité is behoudens de voorzitter samengesteld uit een |
gelijk aantal leden van de Nederlandse taalrol en van de Franse | gelijk aantal leden van de Nederlandse taalrol en van de Franse |
taalrol. | taalrol. |
Het begeleidingscomité beslist bij consensus. Bij gebreke van | Het begeleidingscomité beslist bij consensus. Bij gebreke van |
consensus, deelt het aan de Minister van Justitie, die beslist, een | consensus, deelt het aan de Minister van Justitie, die beslist, een |
advies mee waarin de verschillende standpunten zijn opgenomen. | advies mee waarin de verschillende standpunten zijn opgenomen. |
De leden worden aangewezen voor een verlengbare termijn van zes jaar. | De leden worden aangewezen voor een verlengbare termijn van zes jaar. |
Art. 5.Het Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie van de |
Art. 5.Het Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie van de |
Federale Overheidsdienst Justitie, is belast met : | Federale Overheidsdienst Justitie, is belast met : |
1° de praktische bevraging omtrent de opleidingsbehoeften; | 1° de praktische bevraging omtrent de opleidingsbehoeften; |
2° het secretariaat en ondersteuning van het begeleidingscomité; | 2° het secretariaat en ondersteuning van het begeleidingscomité; |
3° het onderhouden van de contacten met het OFO met betrekking tot de | 3° het onderhouden van de contacten met het OFO met betrekking tot de |
gecertificeerde opleidingen; | gecertificeerde opleidingen; |
4° het onderhouden van de contacten met het Instituut; | 4° het onderhouden van de contacten met het Instituut; |
5° verspreiding van informatie omtrent de gecertificeerde opleidingen | 5° verspreiding van informatie omtrent de gecertificeerde opleidingen |
en het opleidingsverlof. | en het opleidingsverlof. |
Art. 6.De hiërarchische meerdere is : |
Art. 6.De hiërarchische meerdere is : |
1° ten opzichte van de referendarissen en de parketjuristen of het | 1° ten opzichte van de referendarissen en de parketjuristen of het |
gerechtspersoneel van het niveau A, de korpschef van het hof, de | gerechtspersoneel van het niveau A, de korpschef van het hof, de |
rechtbank of van het parket waaraan ze zijn toegewezen; | rechtbank of van het parket waaraan ze zijn toegewezen; |
2° ten opzichte van de attachés in de dienst voor documentatie en | 2° ten opzichte van de attachés in de dienst voor documentatie en |
overeenstemming der teksten bij het Hof van Cassatie, de eerste | overeenstemming der teksten bij het Hof van Cassatie, de eerste |
voorzitter bij het Hof van Cassatie en de procureur-generaal bij dat | voorzitter bij het Hof van Cassatie en de procureur-generaal bij dat |
hof; | hof; |
3° ten opzichte van de hoofdgriffier, de korpschef, de oudst benoemde | 3° ten opzichte van de hoofdgriffier, de korpschef, de oudst benoemde |
rechter in de politierechtbank of de vrederechter; | rechter in de politierechtbank of de vrederechter; |
4° ten opzichte van de hoofdsecretarissen, de korpschef; | 4° ten opzichte van de hoofdsecretarissen, de korpschef; |
5° ten opzichte van de griffiers, de hoofdgriffier; | 5° ten opzichte van de griffiers, de hoofdgriffier; |
6° ten opzichte van de secretarissen, de hoofdsecretaris; | 6° ten opzichte van de secretarissen, de hoofdsecretaris; |
7° ten opzichte van de deskundigen, de assistenten, de medewerkers, al | 7° ten opzichte van de deskundigen, de assistenten, de medewerkers, al |
naargelang van het geval, de hoofdgriffier of de hoofdsecretaris. | naargelang van het geval, de hoofdgriffier of de hoofdsecretaris. |
Art. 7.De functionele chef aangewezen door de hiërarchische meerdere, |
Art. 7.De functionele chef aangewezen door de hiërarchische meerdere, |
die de dagelijkse leiding heeft van of het toezicht heeft over het | die de dagelijkse leiding heeft van of het toezicht heeft over het |
werk van de personeelsleden, geeft in samenspraak met die | werk van de personeelsleden, geeft in samenspraak met die |
personeelsleden en rekening houdend met de functievereisten en de | personeelsleden en rekening houdend met de functievereisten en de |
evaluatie, aan die hiërarchische meerdere advies omtrent de behoeften | evaluatie, aan die hiërarchische meerdere advies omtrent de behoeften |
aan opleiding. | aan opleiding. |
HOOFDSTUK 2. - Gerechtelijke opleiding | HOOFDSTUK 2. - Gerechtelijke opleiding |
Art. 8.De opleiding moet een opleiding zijn zoals bedoeld in artikel |
Art. 8.De opleiding moet een opleiding zijn zoals bedoeld in artikel |
3 van de Wet en moet erkend zijn. | 3 van de Wet en moet erkend zijn. |
Art. 9.§ 1. Volgende opleidingen worden van rechtswege erkend : |
Art. 9.§ 1. Volgende opleidingen worden van rechtswege erkend : |
1° De opleidingen voorzien in het opleidingsprogramma, zoals opgesteld | 1° De opleidingen voorzien in het opleidingsprogramma, zoals opgesteld |
door het Instituut; | door het Instituut; |
2° de opleidingen voorzien in het opleidingsprogramma van het OFO; | 2° de opleidingen voorzien in het opleidingsprogramma van het OFO; |
3° de initiële opleiding; | 3° de initiële opleiding; |
4° de opleidingen ter voorbereiding op een vergelijkend wervingsexamen | 4° de opleidingen ter voorbereiding op een vergelijkend wervingsexamen |
of een bevorderingsexamen in de rechterlijke organisatie; | of een bevorderingsexamen in de rechterlijke organisatie; |
5° gerichte opleidingen met betrekking tot te gebruiken | 5° gerichte opleidingen met betrekking tot te gebruiken |
informaticatoepassingen; | informaticatoepassingen; |
6° de opleidingen met betrekking tot een andere landstaal; | 6° de opleidingen met betrekking tot een andere landstaal; |
7° de gecertificeerde opleidingen genoemd in artikel 279 van het | 7° de gecertificeerde opleidingen genoemd in artikel 279 van het |
Gerechtelijk Wetboek. | Gerechtelijk Wetboek. |
§ 2. De opleidingen die rechtstreeks verband houden met de functie van | § 2. De opleidingen die rechtstreeks verband houden met de functie van |
het personeelslid en die niet voorzien zijn in de eerste paragraaf, | het personeelslid en die niet voorzien zijn in de eerste paragraaf, |
kunnen worden erkend door het Instituut. | kunnen worden erkend door het Instituut. |
HOOFDSTUK 3. - De initiële opleiding | HOOFDSTUK 3. - De initiële opleiding |
Art. 10.Het personeelslid krijgt bij zijn indiensttreding, een |
Art. 10.Het personeelslid krijgt bij zijn indiensttreding, een |
opvangopleiding met medewerking van de functionele chef of de persoon | opvangopleiding met medewerking van de functionele chef of de persoon |
die daartoe door de hiërarchische meerdere wordt aangewezen. | die daartoe door de hiërarchische meerdere wordt aangewezen. |
Deze opleiding zorgt voor het onthaal in de rechtsmacht en bevordert | Deze opleiding zorgt voor het onthaal in de rechtsmacht en bevordert |
de integratie van het nieuw personeelslid. | de integratie van het nieuw personeelslid. |
De personeelsleden krijgen, binnen de zes maanden die volgen op hun | De personeelsleden krijgen, binnen de zes maanden die volgen op hun |
indiensttreding, een algemene opleiding omtrent de context van hun | indiensttreding, een algemene opleiding omtrent de context van hun |
tewerkstelling, de rechterlijke organisatie alsmede hun | tewerkstelling, de rechterlijke organisatie alsmede hun |
arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. | arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. |
HOOFDSTUK 4. - Modaliteiten | HOOFDSTUK 4. - Modaliteiten |
Afdeling 1. - Beginsel | Afdeling 1. - Beginsel |
Art. 11.De personeelsleden kunnen op initiatief van hun hiërarchische |
Art. 11.De personeelsleden kunnen op initiatief van hun hiërarchische |
meerdere, die de opleiding voorstelt of oplegt, of op eigen initiatief | meerdere, die de opleiding voorstelt of oplegt, of op eigen initiatief |
een gerechtelijke opleiding zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet | een gerechtelijke opleiding zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet |
volgen. Zij krijgen hiertoe een dienstvrijstelling of een | volgen. Zij krijgen hiertoe een dienstvrijstelling of een |
opleidingsverlof. | opleidingsverlof. |
Afdeling 2. - Dienstvrijstelling - Voorwaarden en toelating | Afdeling 2. - Dienstvrijstelling - Voorwaarden en toelating |
Art. 12.De opleiding, al dan niet georganiseerd door het Instituut, |
Art. 12.De opleiding, al dan niet georganiseerd door het Instituut, |
waartoe het initiatief uitgaat van de hierarchische meerdere geeft | waartoe het initiatief uitgaat van de hierarchische meerdere geeft |
recht op een dienstvrijstelling die wordt gelijkgesteld met een | recht op een dienstvrijstelling die wordt gelijkgesteld met een |
periode van dienstactiviteit. | periode van dienstactiviteit. |
Art. 13.De duur van deze opleiding is gelijk aan de tijd die nodig is |
Art. 13.De duur van deze opleiding is gelijk aan de tijd die nodig is |
voor deze opleiding. | voor deze opleiding. |
Voor het open hoger onderwijs in de Gemeenschappen komt de duur van de | Voor het open hoger onderwijs in de Gemeenschappen komt de duur van de |
opleiding overeen met een vierde van de studielast die voor deze | opleiding overeen met een vierde van de studielast die voor deze |
cursus is vastgesteld. Dit aantal staat op het inschrijvingsbewijs | cursus is vastgesteld. Dit aantal staat op het inschrijvingsbewijs |
vermeld. | vermeld. |
Het personeelslid mag de uren van de opleiding die buiten de normale | Het personeelslid mag de uren van de opleiding die buiten de normale |
diensturen vallen, compenseren tijdens de diensturen. | diensturen vallen, compenseren tijdens de diensturen. |
Art. 14.Er wordt steeds een dienstvrijstelling toegestaan voor de |
Art. 14.Er wordt steeds een dienstvrijstelling toegestaan voor de |
initiële opleiding. | initiële opleiding. |
Art. 15.De dienstvrijstelling wordt toegekend door de hiërarchische |
Art. 15.De dienstvrijstelling wordt toegekend door de hiërarchische |
meerdere. | meerdere. |
Afdeling 3. - Opleidingsverlof - Voorwaarden en toelating | Afdeling 3. - Opleidingsverlof - Voorwaarden en toelating |
Art. 16.De opleiding, al dan niet georganiseerd door het Instituut, |
Art. 16.De opleiding, al dan niet georganiseerd door het Instituut, |
die uitgaat van het initiatief van het personeelslid zelf geeft recht | die uitgaat van het initiatief van het personeelslid zelf geeft recht |
op een opleidingsverlof dat wordt gelijkgesteld met een periode van | op een opleidingsverlof dat wordt gelijkgesteld met een periode van |
dienstactiviteit. | dienstactiviteit. |
Het personeelslid krijgt gedurende de periode vermeld in artikel 20 | Het personeelslid krijgt gedurende de periode vermeld in artikel 20 |
een opleidingsverlof. | een opleidingsverlof. |
Art. 17.Het opleidingsverlof wordt toegekend door de voorzitter van |
Art. 17.Het opleidingsverlof wordt toegekend door de voorzitter van |
het begeleidingscomité. Het personeelslid richt zijn verzoek voor het | het begeleidingscomité. Het personeelslid richt zijn verzoek voor het |
opleidingsverlof, vergezeld van het advies van zijn hiërarchische | opleidingsverlof, vergezeld van het advies van zijn hiërarchische |
meerdere, tot het Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie. | meerdere, tot het Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie. |
De opleidingen niet bedoeld in artikel 9, § 1, worden voorafgaandelijk | De opleidingen niet bedoeld in artikel 9, § 1, worden voorafgaandelijk |
voor erkenning voorgelegd aan het Instituut. | voor erkenning voorgelegd aan het Instituut. |
Art. 18.Voor opleidingen waarbij men in de les aanwezig moet zijn, |
Art. 18.Voor opleidingen waarbij men in de les aanwezig moet zijn, |
mag het opleidingsverlof niet meer dan twee keer worden toegekend voor | mag het opleidingsverlof niet meer dan twee keer worden toegekend voor |
een zelfde opleiding. | een zelfde opleiding. |
Voor het afstandsonderwijs mag het opleidingsverlof slechts eenmaal | Voor het afstandsonderwijs mag het opleidingsverlof slechts eenmaal |
worden toegekend voor eenzelfde leerprogramma. | worden toegekend voor eenzelfde leerprogramma. |
Voor het open hoger onderwijs in de Gemeenschappen mag het | Voor het open hoger onderwijs in de Gemeenschappen mag het |
opleidingsverlof slechts eenmaal worden toegekend voor eenzelfde | opleidingsverlof slechts eenmaal worden toegekend voor eenzelfde |
cursus. Er kan slechts een opleidingsverlof voor een andere cursus van | cursus. Er kan slechts een opleidingsverlof voor een andere cursus van |
dit onderwijs gevraagd worden, indien het personeelslid geslaagd is | dit onderwijs gevraagd worden, indien het personeelslid geslaagd is |
voor de cursus waarvoor hij het eerste verlof heeft gekregen, of | voor de cursus waarvoor hij het eerste verlof heeft gekregen, of |
indien hij geslaagd is voor een andere cursus van dit onderwijs. | indien hij geslaagd is voor een andere cursus van dit onderwijs. |
Art. 19.De opleiding kan uitsluitend geheel of gedeeltelijk geweigerd |
Art. 19.De opleiding kan uitsluitend geheel of gedeeltelijk geweigerd |
worden als ze onverenigbaar is met het belang van de dienst. | worden als ze onverenigbaar is met het belang van de dienst. |
Het belang van de dienst mag echter niet in twee opeenvolgende jaren | Het belang van de dienst mag echter niet in twee opeenvolgende jaren |
ingeroepen worden om een opleiding te weigeren. | ingeroepen worden om een opleiding te weigeren. |
Afdeling 4. - Opleidingsverlof - Duur | Afdeling 4. - Opleidingsverlof - Duur |
Art. 20.§ 1. Een opleidingsverlof op initiatief van het personeelslid |
Art. 20.§ 1. Een opleidingsverlof op initiatief van het personeelslid |
mag per gerechtelijk jaar niet langer zijn dan 120 uur. | mag per gerechtelijk jaar niet langer zijn dan 120 uur. |
§ 2. Het maximum dat in de eerste paragraaf is vastgesteld, wordt | § 2. Het maximum dat in de eerste paragraaf is vastgesteld, wordt |
evenredig verminderd naargelang van de volgende afwezigheden die | evenredig verminderd naargelang van de volgende afwezigheden die |
gedurende het lopende gerechtelijk jaar verkregen zijn : | gedurende het lopende gerechtelijk jaar verkregen zijn : |
1° de afwezigheden waarbij het personeelslid in de administratieve | 1° de afwezigheden waarbij het personeelslid in de administratieve |
stand van non-activiteit of disponibiliteit is geplaatst; | stand van non-activiteit of disponibiliteit is geplaatst; |
2° het verlof om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen; | 2° het verlof om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen; |
3° het verlof voor een stage of een proefperiode; | 3° het verlof voor een stage of een proefperiode; |
4° het verlof om dwingende redenen van familiaal belang; | 4° het verlof om dwingende redenen van familiaal belang; |
5° het verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan; | 5° het verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan; |
6° de halftijdse vervroegde uittreding; | 6° de halftijdse vervroegde uittreding; |
7° de vrijwillige vierdagenweek. | 7° de vrijwillige vierdagenweek. |
§ 3. Het maximum dat vastgesteld werd overeenkomstig de paragrafen 1 | § 3. Het maximum dat vastgesteld werd overeenkomstig de paragrafen 1 |
en 2 wordt verhoogd met het aantal uren opleidingsverlof dat voor het | en 2 wordt verhoogd met het aantal uren opleidingsverlof dat voor het |
vorige jaar in het belang van de dienst geweigerd werd. | vorige jaar in het belang van de dienst geweigerd werd. |
Art. 21.Voor de opleidingen waarbij men in de les aanwezig moet zijn, |
Art. 21.Voor de opleidingen waarbij men in de les aanwezig moet zijn, |
komt het opleidingsverlof overeen met het aantal cursusuren, | komt het opleidingsverlof overeen met het aantal cursusuren, |
verminderd met de uren waarvan het personeelslid vrijgesteld is. | verminderd met de uren waarvan het personeelslid vrijgesteld is. |
Voor het afstandsonderwijs komt het opleidingsverlof overeen met het | Voor het afstandsonderwijs komt het opleidingsverlof overeen met het |
aantal cursusuren dat nodig zou zijn om dezelfde materie te volgen in | aantal cursusuren dat nodig zou zijn om dezelfde materie te volgen in |
een onderwijssysteem waarbij men in de les aanwezig moet zijn. Dit | een onderwijssysteem waarbij men in de les aanwezig moet zijn. Dit |
aantal staat op het inschrijvingsbewijs vermeld. | aantal staat op het inschrijvingsbewijs vermeld. |
Voor het open hoger onderwijs in de Gemeenschappen komt het aantal | Voor het open hoger onderwijs in de Gemeenschappen komt het aantal |
uren opleidingsverlof overeen met een vierde van de studielast die | uren opleidingsverlof overeen met een vierde van de studielast die |
voor deze cursus is vastgesteld. Dit aantal staat op het | voor deze cursus is vastgesteld. Dit aantal staat op het |
inschrijvingsbewijs vermeld. | inschrijvingsbewijs vermeld. |
Afdeling 5. - Sancties | Afdeling 5. - Sancties |
Art. 22.Het recht op een opleiding wordt geschorst indien uit het |
Art. 22.Het recht op een opleiding wordt geschorst indien uit het |
bewijs van regelmatige aanwezigheid, voorgeschreven in artikel 25, | bewijs van regelmatige aanwezigheid, voorgeschreven in artikel 25, |
blijkt dat het personeelslid de opleiding waarvoor hij een | blijkt dat het personeelslid de opleiding waarvoor hij een |
opleidingsverlof of een dienstvrijstelling heeft gekregen, niet | opleidingsverlof of een dienstvrijstelling heeft gekregen, niet |
nauwgezet heeft gevolgd : | nauwgezet heeft gevolgd : |
1° voor de opleidingen waarbij men in de les aanwezig moet zijn, als | 1° voor de opleidingen waarbij men in de les aanwezig moet zijn, als |
het personeelslid gedurende meer dan één vijfde van de opleiding | het personeelslid gedurende meer dan één vijfde van de opleiding |
ongewettigd afwezig is geweest; | ongewettigd afwezig is geweest; |
2° voor het afstandsonderwijs, als het personeelslid een hoger aantal | 2° voor het afstandsonderwijs, als het personeelslid een hoger aantal |
uren opleidingsverlof of dienstvrijstelling heeft opgenomen dan wat | uren opleidingsverlof of dienstvrijstelling heeft opgenomen dan wat |
mocht volgens de artikelen 13 en 20; | mocht volgens de artikelen 13 en 20; |
3° voor het open hoger onderwijs in de Gemeenschappen, als het | 3° voor het open hoger onderwijs in de Gemeenschappen, als het |
personeelslid in de twaalf maanden die op zijn inschrijving volgen : | personeelslid in de twaalf maanden die op zijn inschrijving volgen : |
a) hetzij uren opleidingsverlof heeft gebruikt, maar aan geen enkel | a) hetzij uren opleidingsverlof heeft gebruikt, maar aan geen enkel |
examen heeft deelgenomen; | examen heeft deelgenomen; |
b) hetzij na niet geslaagd te zijn voor een examen, uren | b) hetzij na niet geslaagd te zijn voor een examen, uren |
opleidingsverlof heeft gebruikt, maar niet meer aan een ander examen | opleidingsverlof heeft gebruikt, maar niet meer aan een ander examen |
heeft deelgenomen. | heeft deelgenomen. |
De schorsing geldt voor het resterende gedeelte van het gerechtelijk | De schorsing geldt voor het resterende gedeelte van het gerechtelijk |
jaar en voor de twee volgende gerechtelijke jaren. | jaar en voor de twee volgende gerechtelijke jaren. |
Afdeling 6. - Inschrijving - Individuele opvolging | Afdeling 6. - Inschrijving - Individuele opvolging |
Art. 23.De controle van de inschrijving gebeurt door het |
Art. 23.De controle van de inschrijving gebeurt door het |
Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie, aan de hand van een | Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie, aan de hand van een |
inschrijvingsbewijs : | inschrijvingsbewijs : |
1° voor de opleidingen waarbij men in de les aanwezig moet zijn, is | 1° voor de opleidingen waarbij men in de les aanwezig moet zijn, is |
dit bewijs conform het model dat is vastgelegd in bijlage I van dit | dit bewijs conform het model dat is vastgelegd in bijlage I van dit |
besluit; | besluit; |
2° voor het afstandsonderwijs bevat het inschrijvingsbewijs op zijn | 2° voor het afstandsonderwijs bevat het inschrijvingsbewijs op zijn |
minst volgende vermeldingen : | minst volgende vermeldingen : |
a) de naam en het adres van de cursist(e); | a) de naam en het adres van de cursist(e); |
b) de naam en het type van de cursus; | b) de naam en het type van de cursus; |
c) het aantal uren opleidingsverlof berekend volgens artikel 21, | c) het aantal uren opleidingsverlof berekend volgens artikel 21, |
tweede lid; | tweede lid; |
d) een raming van het aantal vereiste studieweken; | d) een raming van het aantal vereiste studieweken; |
e) de inschrijvingsdatum; | e) de inschrijvingsdatum; |
f) de datum van de verzending van het inschrijvingsbewijs aan de | f) de datum van de verzending van het inschrijvingsbewijs aan de |
cursist; | cursist; |
g) het aantal lessen of bundels; | g) het aantal lessen of bundels; |
3° voor het open hoger onderwijs in de Gemeenschappen bevat het | 3° voor het open hoger onderwijs in de Gemeenschappen bevat het |
inschrijvingsbewijs op zijn minst de volgende vermeldingen : | inschrijvingsbewijs op zijn minst de volgende vermeldingen : |
a) de naam en het adres van de cursist; | a) de naam en het adres van de cursist; |
b) de naam van de cursus en de studielast; | b) de naam van de cursus en de studielast; |
c) het aantal uren opleidingsverlof berekend volgens artikel 21, derde | c) het aantal uren opleidingsverlof berekend volgens artikel 21, derde |
lid; | lid; |
d) de inschrijvingsdatum; | d) de inschrijvingsdatum; |
e) de datum van de laatste mogelijkheid om een examen af te leggen; | e) de datum van de laatste mogelijkheid om een examen af te leggen; |
f) de datum van de verzending van het inschrijvingsbewijs aan de | f) de datum van de verzending van het inschrijvingsbewijs aan de |
cursist(e). | cursist(e). |
Art. 24.De inschrijvingsprocedure verloopt als volgt : |
Art. 24.De inschrijvingsprocedure verloopt als volgt : |
1° voor de onderwijsinstellingen die het inschrijvingsbewijs gebruiken | 1° voor de onderwijsinstellingen die het inschrijvingsbewijs gebruiken |
waarvan het model als bijlage van dit besluit is gevoegd : | waarvan het model als bijlage van dit besluit is gevoegd : |
a) bezorgt het personeelslid het inschrijvingsbewijs aan de | a) bezorgt het personeelslid het inschrijvingsbewijs aan de |
instelling; | instelling; |
b) vult de instelling het in en geeft het in de loop van de eerste | b) vult de instelling het in en geeft het in de loop van de eerste |
drie weken van de opleiding terug aan het personeelslid; | drie weken van de opleiding terug aan het personeelslid; |
c) bezorgt het personeelslid het, uiterlijk twee weken nadat hij het | c) bezorgt het personeelslid het, uiterlijk twee weken nadat hij het |
ontvangen heeft, aan het Directoraat-generaal Rechterlijke | ontvangen heeft, aan het Directoraat-generaal Rechterlijke |
Organisatie; | Organisatie; |
2° voor het open hoger onderwijs in de Gemeenschappen en voor het | 2° voor het open hoger onderwijs in de Gemeenschappen en voor het |
afstandsonderwijs : | afstandsonderwijs : |
a) vraagt het personeelslid het inschrijvingsbewijs aan de instelling | a) vraagt het personeelslid het inschrijvingsbewijs aan de instelling |
die de opleiding organiseert; | die de opleiding organiseert; |
b) bezorgt deze instelling hem uiterlijk na een week het | b) bezorgt deze instelling hem uiterlijk na een week het |
inschrijvingsbewijs; | inschrijvingsbewijs; |
c) bezorgt het personeelslid dit uiterlijk twee weken nadat hij het | c) bezorgt het personeelslid dit uiterlijk twee weken nadat hij het |
ontvangen heeft aan het Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie. | ontvangen heeft aan het Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie. |
Art. 25.De controle op de nauwgezetheid gebeurt aan de hand van een |
Art. 25.De controle op de nauwgezetheid gebeurt aan de hand van een |
bewijs van regelmatige aanwezigheid. | bewijs van regelmatige aanwezigheid. |
Voor de opleidingen waarbij men in de les aanwezig moet zijn, moet dit | Voor de opleidingen waarbij men in de les aanwezig moet zijn, moet dit |
bewijs conform het model zijn dat in bijlage II bij dit besluit | bewijs conform het model zijn dat in bijlage II bij dit besluit |
gevoegd is. | gevoegd is. |
Voor het afstandsonderwijs bevat het bewijs van regelmatige | Voor het afstandsonderwijs bevat het bewijs van regelmatige |
aanwezigheid op zijn minst de volgende vermeldingen : | aanwezigheid op zijn minst de volgende vermeldingen : |
a) de naam en het adres van de cursist(e); | a) de naam en het adres van de cursist(e); |
b) de naam en het type van de cursus; | b) de naam en het type van de cursus; |
c) het aantal lessen of bundels waaruit de opleiding bestaat en de | c) het aantal lessen of bundels waaruit de opleiding bestaat en de |
datum van hun verzending naar de cursist(e); | datum van hun verzending naar de cursist(e); |
d) het aantal lessen of bundels dat de dienst Afstandsonderwijs van de | d) het aantal lessen of bundels dat de dienst Afstandsonderwijs van de |
cursist(e) ontvangen heeft; | cursist(e) ontvangen heeft; |
e) de datum waarop deze dienst de laatste les of bundel van de | e) de datum waarop deze dienst de laatste les of bundel van de |
cursist(e) ontvangen heeft; deze datum geldt als het einde van de | cursist(e) ontvangen heeft; deze datum geldt als het einde van de |
opleiding; | opleiding; |
f) de datum van de verzending van het bewijs van regelmatige | f) de datum van de verzending van het bewijs van regelmatige |
aanwezigheid aan de cursist(e). | aanwezigheid aan de cursist(e). |
Het Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie kan in de loop van | Het Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie kan in de loop van |
de opleiding aan de dienst Afstandsonderwijs vragen hoeveel lessen of | de opleiding aan de dienst Afstandsonderwijs vragen hoeveel lessen of |
bundels de cursist(e) heeft opgestuurd. | bundels de cursist(e) heeft opgestuurd. |
Voor het open hoger onderwijs in de Gemeenschappen bevat het bewijs | Voor het open hoger onderwijs in de Gemeenschappen bevat het bewijs |
van regelmatige aanwezigheid op zijn minst de volgende vermeldingen : | van regelmatige aanwezigheid op zijn minst de volgende vermeldingen : |
a) de naam en het adres van de cursist(e); | a) de naam en het adres van de cursist(e); |
b) de naam van de cursus; | b) de naam van de cursus; |
c) de data van deelname aan examens; | c) de data van deelname aan examens; |
d) de datum van verzending van het bewijs van regelmatige aanwezigheid | d) de datum van verzending van het bewijs van regelmatige aanwezigheid |
aan de cursist(e). | aan de cursist(e). |
Art. 26.Op het einde van de opleiding verloopt de procedure als volgt |
Art. 26.Op het einde van de opleiding verloopt de procedure als volgt |
: | : |
1° voor de onderwijsinstellingen die het bewijs van regelmatige | 1° voor de onderwijsinstellingen die het bewijs van regelmatige |
aanwezigheid gebruiken waarvan het model als bijlage aan dit besluit | aanwezigheid gebruiken waarvan het model als bijlage aan dit besluit |
is gevoegd : | is gevoegd : |
a) bezorgt het personeelslid het bewijs van regelmatige aanwezigheid | a) bezorgt het personeelslid het bewijs van regelmatige aanwezigheid |
aan de instelling die de opleiding organiseert; | aan de instelling die de opleiding organiseert; |
b) vult deze instelling het bewijs in en geeft het uiterlijk drie | b) vult deze instelling het bewijs in en geeft het uiterlijk drie |
weken na het einde van de opleiding aan het personeel terug; | weken na het einde van de opleiding aan het personeel terug; |
c) bezorgt het personeelslid het, uiterlijk twee weken nadat hij het | c) bezorgt het personeelslid het, uiterlijk twee weken nadat hij het |
ontvangen heeft, aan het Directoraat-generaal Rechterlijke | ontvangen heeft, aan het Directoraat-generaal Rechterlijke |
Organisatie. | Organisatie. |
2° voor het open hoger onderwijs in de Gemeenschappen en voor het | 2° voor het open hoger onderwijs in de Gemeenschappen en voor het |
afstandsonderwijs : | afstandsonderwijs : |
a) vraagt het personeelslid een bewijs van regelmatige aanwezigheid | a) vraagt het personeelslid een bewijs van regelmatige aanwezigheid |
aan de instelling die de opleiding organiseert; | aan de instelling die de opleiding organiseert; |
b) bezorgt deze instelling hem dit bewijs uiterlijk een week na het | b) bezorgt deze instelling hem dit bewijs uiterlijk een week na het |
einde van de opleiding; | einde van de opleiding; |
c) bezorgt het personeelslid dit uiterlijk twee weken nadat hij het | c) bezorgt het personeelslid dit uiterlijk twee weken nadat hij het |
ontvangen heeft aan het Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie. | ontvangen heeft aan het Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie. |
Art. 27.Als het personeelslid uit eigen beweging voortijdig stopt met |
Art. 27.Als het personeelslid uit eigen beweging voortijdig stopt met |
de opleiding of, voor het afstandsonderwijs, als hij geen lessen of | de opleiding of, voor het afstandsonderwijs, als hij geen lessen of |
bundels meer terugstuurt, komt er op dat ogenblik een einde aan het | bundels meer terugstuurt, komt er op dat ogenblik een einde aan het |
opleidingsverlof of de dienstvrijstelling. In dit geval meldt het | opleidingsverlof of de dienstvrijstelling. In dit geval meldt het |
personeelslid zijn voortijdige stopzetting onmiddellijk aan het | personeelslid zijn voortijdige stopzetting onmiddellijk aan het |
Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie. Hij bezorgt het | Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie. Hij bezorgt het |
Instituut het bewijs van regelmatige aanwezigheid volgens de procedure | Instituut het bewijs van regelmatige aanwezigheid volgens de procedure |
vastgesteld in de artikelen 25 en 26. | vastgesteld in de artikelen 25 en 26. |
Afdeling 7. - Aanwending van de dienstvrijstelling en het | Afdeling 7. - Aanwending van de dienstvrijstelling en het |
opleidingsverlof | opleidingsverlof |
Art. 28.Voor de opleidingen waarbij men in de les aanwezig moet zijn, |
Art. 28.Voor de opleidingen waarbij men in de les aanwezig moet zijn, |
moeten de uren van de dienstvrijstelling of van het opleidingsverlof | moeten de uren van de dienstvrijstelling of van het opleidingsverlof |
gebruikt worden tijdens de periode waarin de lessen gegeven worden; | gebruikt worden tijdens de periode waarin de lessen gegeven worden; |
deze periode wordt eventueel verlengd met de examenzittijden waaraan | deze periode wordt eventueel verlengd met de examenzittijden waaraan |
het personeelslid deelneemt. | het personeelslid deelneemt. |
Voor het afstandsonderwijs wordt het aantal uren dienstvrijstelling of | Voor het afstandsonderwijs wordt het aantal uren dienstvrijstelling of |
opleidingsverlof evenredig verdeeld over het aantal bundels of lessen | opleidingsverlof evenredig verdeeld over het aantal bundels of lessen |
van de opleiding. Het personeelslid mag de uren ten vroegste opnemen | van de opleiding. Het personeelslid mag de uren ten vroegste opnemen |
naarmate hij lessen of bundels krijgt. Eventueel kan hij met de | naarmate hij lessen of bundels krijgt. Eventueel kan hij met de |
verantwoordelijke binnen het Directoraat-generaal Rechterlijke | verantwoordelijke binnen het Directoraat-generaal Rechterlijke |
Organisatie overeenkomen om een deel van de uren die hij al had kunnen | Organisatie overeenkomen om een deel van de uren die hij al had kunnen |
opnemen, uit te stellen uiterlijk tot het einde van de opleiding of | opnemen, uit te stellen uiterlijk tot het einde van de opleiding of |
uiterlijk tot de dag voor het examen waarop de opleiding voorbereidt. | uiterlijk tot de dag voor het examen waarop de opleiding voorbereidt. |
In het open hoger onderwijs in de Gemeenschappen moet het | In het open hoger onderwijs in de Gemeenschappen moet het |
personeelslid op zijn minst een keer in de twaalf maanden die op zijn | personeelslid op zijn minst een keer in de twaalf maanden die op zijn |
inschrijving volgen, de examens van de gekozen cursus afleggen. Hij | inschrijving volgen, de examens van de gekozen cursus afleggen. Hij |
mag de uren opleidingsverlof of dienstvrijstelling gebruiken op zijn | mag de uren opleidingsverlof of dienstvrijstelling gebruiken op zijn |
vroegst twee maanden voor het eerste examen en op zijn laatst voor het | vroegst twee maanden voor het eerste examen en op zijn laatst voor het |
laatste examen waaraan hij deelneemt. | laatste examen waaraan hij deelneemt. |
Afdeling 8. - Cumulatieverbod | Afdeling 8. - Cumulatieverbod |
Art. 29.Voor eenzelfde opleiding kan een personeelslid niet een |
Art. 29.Voor eenzelfde opleiding kan een personeelslid niet een |
opleidingsverlof en een dienstvrijstelling krijgen. | opleidingsverlof en een dienstvrijstelling krijgen. |
Een personeelslid dat een opleidingsverlof of een dienstvrijstelling | Een personeelslid dat een opleidingsverlof of een dienstvrijstelling |
krijgt, kan voor dezelfde opleiding geen aanspraak maken op de | krijgt, kan voor dezelfde opleiding geen aanspraak maken op de |
vergoeding van sociale promotie, bedoeld bij artikel 5 van het | vergoeding van sociale promotie, bedoeld bij artikel 5 van het |
koninklijk besluit van 21 augustus 1970 betreffende de toekenning van | koninklijk besluit van 21 augustus 1970 betreffende de toekenning van |
verlof en van een vergoeding van sociale promotie aan sommige | verlof en van een vergoeding van sociale promotie aan sommige |
categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel. | categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel. |
Afdeling 9. - Inschrijvings- en reiskosten | Afdeling 9. - Inschrijvings- en reiskosten |
Art. 30.De inschrijvings- en reiskosten zijn voor rekening van het |
Art. 30.De inschrijvings- en reiskosten zijn voor rekening van het |
Instituut. | Instituut. |
Personeelsleden die een opleiding volgen kunnen een terugbetaling | Personeelsleden die een opleiding volgen kunnen een terugbetaling |
ontvangen voor de volledige inschrijvingskosten. | ontvangen voor de volledige inschrijvingskosten. |
Alleen de personeelsleden die een opleiding volgen met | Alleen de personeelsleden die een opleiding volgen met |
dienstvrijstelling hebben recht op de terugbetaling van de reiskosten. | dienstvrijstelling hebben recht op de terugbetaling van de reiskosten. |
Die kosten worden terugbetaald onder de voorwaarden bepaald voor het | Die kosten worden terugbetaald onder de voorwaarden bepaald voor het |
personeel van de federale overheidsdiensten. | personeel van de federale overheidsdiensten. |
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen | HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen |
Art. 31.Het koninklijk besluit van 22 augustus 2006 betreffende de |
Art. 31.Het koninklijk besluit van 22 augustus 2006 betreffende de |
beroepsopleiding van sommige personeelsleden van de diensten die de | beroepsopleiding van sommige personeelsleden van de diensten die de |
rechterlijke macht terzijde staan, wordt opgeheven. | rechterlijke macht terzijde staan, wordt opgeheven. |
Art. 32.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009. |
Art. 32.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009. |
Art. 33.De Minister bevoegd voor Justitie en de Staatssecretaris |
Art. 33.De Minister bevoegd voor Justitie en de Staatssecretaris |
bevoegd voor Begroting zijn, ieder wat hem betreft, belast met de | bevoegd voor Begroting zijn, ieder wat hem betreft, belast met de |
uitvoering van dit besluit. | uitvoering van dit besluit. |
Gegeven te Brussel, 18 mei 2009. | Gegeven te Brussel, 18 mei 2009. |
ALBERT | ALBERT |
Van Koningswege : | Van Koningswege : |
De Minister van Justitie, | De Minister van Justitie, |
S. DE CLERCK | S. DE CLERCK |
De Staatssecretaris voor Begroting, | De Staatssecretaris voor Begroting, |
M. WATHELET | M. WATHELET |
Bijlage I | Bijlage I |
MODEL | MODEL |
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld | Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld |
Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 18 mei 2009. | Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 18 mei 2009. |
ALBERT | ALBERT |
Van Koningswege : | Van Koningswege : |
De Minister van Justitie, | De Minister van Justitie, |
S. DE CLERCK | S. DE CLERCK |
Bijlage II | Bijlage II |
BEWIJS VAN REGELMATIGE AANWEZIGHEID | BEWIJS VAN REGELMATIGE AANWEZIGHEID |
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld | Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld |
Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 18 mei 2009. | Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 18 mei 2009. |
ALBERT | ALBERT |
Van Koningswege : | Van Koningswege : |
De Minister van Justitie, | De Minister van Justitie, |
S. DE CLERCK | S. DE CLERCK |