Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Koninklijk Besluit van 13/06/2010
← Terug naar "Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende vergoeding ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (1) "
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende vergoeding ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (1) Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende vergoeding ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (1)
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
13 JUNI 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt 13 JUNI 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt
verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009, verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009,
gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de
toekenning aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende toekenning aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende
vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor
bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (1) bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor
bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2; bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve
arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel
28; 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf; Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Op de voordracht van de Minister van Werk,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage

overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009, gesloten overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009, gesloten
in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning
aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende vergoeding aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende vergoeding
(brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de
werklieden uit het bouwbedrijf". werklieden uit het bouwbedrijf".

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van

dit besluit. dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 juni 2010. Gegeven te Brussel, 13 juni 2010.
ALBERT ALBERT
Van Koningswege : Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister De Vice-Eerste Minister
en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en
asielbeleid, asielbeleid,
Mevr. J. MILQUET Mevr. J. MILQUET
_______ _______
Nota Nota
(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad :
Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958.
Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage Bijlage
Paritair Comité voor het bouwbedrijf Paritair Comité voor het bouwbedrijf
Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009 Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009
Toekenning aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende Toekenning aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende
vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor
bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (Overeenkomst bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (Overeenkomst
geregistreerd op 29 oktober 2009 onder het nummer 95399/CO/124) geregistreerd op 29 oktober 2009 onder het nummer 95399/CO/124)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op

de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor
het bouwbedrijf ressorteren en op de arbeiders die zij tewerkstellen. het bouwbedrijf ressorteren en op de arbeiders die zij tewerkstellen.
In deze collectieve arbeidsovereenkomst verstaat men onder : In deze collectieve arbeidsovereenkomst verstaat men onder :
- "arbeiders" : de arbeiders en arbeidsters; - "arbeiders" : de arbeiders en arbeidsters;
- "fonds voor bestaanszekerheid" : het "Fonds voor bestaanszekerheid - "fonds voor bestaanszekerheid" : het "Fonds voor bestaanszekerheid
van de werklieden uit het bouwbedrijf." van de werklieden uit het bouwbedrijf."
HOOFDSTUK II HOOFDSTUK II
Conventioneel brugpensioen vanaf 58 jaar Conventioneel brugpensioen vanaf 58 jaar

Art. 2.Het fonds voor bestaanszekerheid kent een maandelijkse

Art. 2.Het fonds voor bestaanszekerheid kent een maandelijkse

aanvullende vergoeding toe aan de arbeiders die tussen de leeftijd van aanvullende vergoeding toe aan de arbeiders die tussen de leeftijd van
58 en 65 jaar door een in artikel 1 bedoelde werkgever ontslagen zijn, 58 en 65 jaar door een in artikel 1 bedoelde werkgever ontslagen zijn,
behoudens omwille van dringende redenen. behoudens omwille van dringende redenen.

Art. 3.Om recht te hebben op de aanvullende vergoeding, moeten de in

Art. 3.Om recht te hebben op de aanvullende vergoeding, moeten de in

artikel 2 bedoelde arbeiders aan de volgende voorwaarden voldoen : artikel 2 bedoelde arbeiders aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt op het ogenblik van de 1° de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt op het ogenblik van de
beëindiging van de overeenkomst; beëindiging van de overeenkomst;
2° elke door de terzake toepasselijk reglementering niet toegelaten 2° elke door de terzake toepasselijk reglementering niet toegelaten
beroepsactiviteit hebben stopgezet; beroepsactiviteit hebben stopgezet;
3° werkloosheidsuitkeringen genieten; 3° werkloosheidsuitkeringen genieten;
4° tenminste 10 jaar van hun beroepsloopbaan doorgebracht hebben in 4° tenminste 10 jaar van hun beroepsloopbaan doorgebracht hebben in
dienst van één of meerdere van de in artikel 1 bedoelde ondernemingen; dienst van één of meerdere van de in artikel 1 bedoelde ondernemingen;
5° tenminste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen 5° tenminste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen
tijdens de laatste 10 jaar voor de op inactiviteitsstelling of 7 tijdens de laatste 10 jaar voor de op inactiviteitsstelling of 7
kaarten in de loop van de laatste 15 jaar; kaarten in de loop van de laatste 15 jaar;
6° voldoen aan de criteria, bepaald in het koninklijk besluit van 3 6° voldoen aan de criteria, bepaald in het koninklijk besluit van 3
mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader
van het Generatiepact. van het Generatiepact.

Art. 4.Voor de toepassing van artikel 3, 4° wordt als

Art. 4.Voor de toepassing van artikel 3, 4° wordt als

"beroepsloopbaan" beschouwd : de prestaties en de gelijkgestelde "beroepsloopbaan" beschouwd : de prestaties en de gelijkgestelde
periodes welke in aanmerking worden genomen voor het toekennen van een periodes welke in aanmerking worden genomen voor het toekennen van een
legitimatiekaart. legitimatiekaart.

Art. 5.De arbeidsovereenkomst van de in artikel 2 bedoelde arbeiders

Art. 5.De arbeidsovereenkomst van de in artikel 2 bedoelde arbeiders

moet een einde nemen tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve moet een einde nemen tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve
arbeidsovereenkomst. arbeidsovereenkomst.
De opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte De opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte
periode van de ontslagen arbeiders, bedoeld in artikel 2, mag evenwel periode van de ontslagen arbeiders, bedoeld in artikel 2, mag evenwel
een einde nemen buiten de geldigheidsduur van deze collectieve een einde nemen buiten de geldigheidsduur van deze collectieve
arbeidsovereenkomst, voor zover deze arbeiders de minimumleeftijd van arbeidsovereenkomst, voor zover deze arbeiders de minimumleeftijd van
58 jaar hebben bereikt tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve 58 jaar hebben bereikt tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve
arbeidsovereenkomst. arbeidsovereenkomst.
CHAPITRE III CHAPITRE III
Conventioneel brugpensioen vanaf 56 jaar Conventioneel brugpensioen vanaf 56 jaar
Afdeling 1. - Brugpensioen ingeval van ongeschiktheid tot voortzetting Afdeling 1. - Brugpensioen ingeval van ongeschiktheid tot voortzetting
van de beroepsactiviteit van de beroepsactiviteit

Art. 6.Deze afdeling bepaalt de toekenningsvoorwaarden en

Art. 6.Deze afdeling bepaalt de toekenningsvoorwaarden en

-modaliteiten van de regeling van het conventioneel brugpensioen voor -modaliteiten van de regeling van het conventioneel brugpensioen voor
de arbeiders die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen bedoeld in de arbeiders die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen bedoeld in
artikel 1 en die 56 jaar en ouder zijn op het ogenblik dat zij artikel 1 en die 56 jaar en ouder zijn op het ogenblik dat zij
ontslagen worden door hun werkgever, behoudens omwille van dringende ontslagen worden door hun werkgever, behoudens omwille van dringende
reden, en die beschikken over een attest dat hun ongeschiktheid tot reden, en die beschikken over een attest dat hun ongeschiktheid tot
voortzetting van hun beroepsactiviteit bevestigt, afgegeven door een voortzetting van hun beroepsactiviteit bevestigt, afgegeven door een
arbeidsgeneesheer. arbeidsgeneesheer.
De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid bepaalt de De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid bepaalt de
gevallen waarin voor de toepassing van het eerste lid, de schorsing gevallen waarin voor de toepassing van het eerste lid, de schorsing
van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld kan worden met een van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld kan worden met een
tewerkstelling. tewerkstelling.

Art. 7.De in artikel 6 bedoelde arbeiders genieten van een

Art. 7.De in artikel 6 bedoelde arbeiders genieten van een

maandelijkse aanvullende vergoeding ten laste van het fonds voor maandelijkse aanvullende vergoeding ten laste van het fonds voor
bestaanszekerheid, voor zover ze aan alle volgende voorwaarden voldoen bestaanszekerheid, voor zover ze aan alle volgende voorwaarden voldoen
: :
1° aan hun werkgever een attest van de arbeidsgeneesheer van de 1° aan hun werkgever een attest van de arbeidsgeneesheer van de
onderneming hebben overgemaakt dat de ongeschiktheid tot voortzetting onderneming hebben overgemaakt dat de ongeschiktheid tot voortzetting
van hun beroepsactiviteit bevestigt. Deze attestatie moet gebeuren van hun beroepsactiviteit bevestigt. Deze attestatie moet gebeuren
vóór iedere andere stap in de procedure; vóór iedere andere stap in de procedure;
2° de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt op het ogenblik van de 2° de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt op het ogenblik van de
beëindiging van de arbeidsovereenkomst; beëindiging van de arbeidsovereenkomst;
3° op het einde van de arbeidsovereenkomst volgende loopbaan kunnen 3° op het einde van de arbeidsovereenkomst volgende loopbaan kunnen
bewijzen : bewijzen :
- een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar als loontrekkende - een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar als loontrekkende
werknemer; werknemer;
- een beroepsloopbaan van minstens 10 jaar in één of meerdere - een beroepsloopbaan van minstens 10 jaar in één of meerdere
ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité voor het ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité voor het
bouwbedrijf; bouwbedrijf;
4° tenminste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen 4° tenminste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen
tijdens de laatste 10 jaar voor het einde van de arbeidsovereenkomst tijdens de laatste 10 jaar voor het einde van de arbeidsovereenkomst
of 7 kaarten in de loop van de laatste 15 jaar; de legitimatiekaarten of 7 kaarten in de loop van de laatste 15 jaar; de legitimatiekaarten
door gelijkstelling mogen niet in aanmerking worden genomen; door gelijkstelling mogen niet in aanmerking worden genomen;
5° werkloosheidsuitkeringen genieten; 5° werkloosheidsuitkeringen genieten;
6° elke door de ter zake toepasselijk reglementering niet toegelaten 6° elke door de ter zake toepasselijk reglementering niet toegelaten
beroepsactiviteit hebben stopgezet. beroepsactiviteit hebben stopgezet.

Art. 8.De beroepsloopbaan als loontrekkende werknemer wordt berekend

Art. 8.De beroepsloopbaan als loontrekkende werknemer wordt berekend

overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot
regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het
Generatiepact. Generatiepact.

Art. 9.De arbeidsovereenkomst van de in artikel 6 bedoelde arbeiders

Art. 9.De arbeidsovereenkomst van de in artikel 6 bedoelde arbeiders

moet een einde nemen tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve moet een einde nemen tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve
arbeidsovereenkomst. arbeidsovereenkomst.
De opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte De opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte
periode van de ontslagen arbeiders, bedoeld in artikel 6, mag evenwel periode van de ontslagen arbeiders, bedoeld in artikel 6, mag evenwel
een einde nemen buiten de geldigheidsduur van deze collectieve een einde nemen buiten de geldigheidsduur van deze collectieve
arbeidsovereenkomst, voor zover deze arbeiders de minimumleeftijd van arbeidsovereenkomst, voor zover deze arbeiders de minimumleeftijd van
56 jaar hebben bereikt tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve 56 jaar hebben bereikt tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve
arbeidsovereenkomst. arbeidsovereenkomst.
Afdeling 2. - Brugpensioen ingeval van 40 jaar loopbaan Afdeling 2. - Brugpensioen ingeval van 40 jaar loopbaan

Art. 10.Deze afdeling bepaalt de toekenningvoorwaarden en

Art. 10.Deze afdeling bepaalt de toekenningvoorwaarden en

-modaliteiten van de regeling van het conventioneel brugpensioen voor -modaliteiten van de regeling van het conventioneel brugpensioen voor
de arbeiders bedoeld in artikel 1 die 56 jaar en ouder zijn op het de arbeiders bedoeld in artikel 1 die 56 jaar en ouder zijn op het
ogenblik dat zij ontslagen worden door hun werkgever, behoudens ogenblik dat zij ontslagen worden door hun werkgever, behoudens
omwille van dringende reden, en die op dat ogenblik 40 jaar omwille van dringende reden, en die op dat ogenblik 40 jaar
beroepsverleden als loontrekkende kunnen rechtvaardigen. Het gaat om beroepsverleden als loontrekkende kunnen rechtvaardigen. Het gaat om
de regeling van het conventioneel brugpensioen bedoeld in de de regeling van het conventioneel brugpensioen bedoeld in de
collectieve arbeidsovereenkomst nr. 92 van 20 december 2007, gesloten collectieve arbeidsovereenkomst nr. 92 van 20 december 2007, gesloten
in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van
aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers die worden aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers die worden
ontslagen, ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 2 ontslagen, ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 2
februari 2007, en in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 96 van 20 februari 2007, en in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 96 van 20
februari 2009, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van februari 2009, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van
een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers
die worden ontslagen, ter uitvoering van het interprofessioneel die worden ontslagen, ter uitvoering van het interprofessioneel
akkoord van 22 december 2008. akkoord van 22 december 2008.

Art. 11.De in artikel 10 bedoelde arbeiders genieten van een

Art. 11.De in artikel 10 bedoelde arbeiders genieten van een

maandelijkse aanvullende vergoeding ten laste van het fonds voor maandelijkse aanvullende vergoeding ten laste van het fonds voor
bestaanszekerheid, voor zover ze aan alle volgende voorwaarden voldoen bestaanszekerheid, voor zover ze aan alle volgende voorwaarden voldoen
: :
1° de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt op het ogenblik van de 1° de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt op het ogenblik van de
beëindiging van de overeenkomst; beëindiging van de overeenkomst;
2° elke door de terzake toepasselijke reglementering niet toegelaten 2° elke door de terzake toepasselijke reglementering niet toegelaten
beroepsactiviteit hebben stopgezet; beroepsactiviteit hebben stopgezet;
3° werkloosheidsuitkeringen genieten; 3° werkloosheidsuitkeringen genieten;
4° tenminste 10 jaar van hun beroepsloopbaan doorgebracht hebben in 4° tenminste 10 jaar van hun beroepsloopbaan doorgebracht hebben in
dienst van één of meerdere van de in artikel 1 bedoelde ondernemingen; dienst van één of meerdere van de in artikel 1 bedoelde ondernemingen;
5° tenminste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen 5° tenminste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen
tijdens de laatste 10 jaar voor de op inactiviteitsstelling of 7 tijdens de laatste 10 jaar voor de op inactiviteitsstelling of 7
kaarten in de loop van de laatste 15 jaar; kaarten in de loop van de laatste 15 jaar;
6° voldoen aan de criteria, bepaald in het koninklijk besluit van 3 6° voldoen aan de criteria, bepaald in het koninklijk besluit van 3
mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader
van het Generatiepact, voor de brugpensioenregeling vanaf 56 jaar voor van het Generatiepact, voor de brugpensioenregeling vanaf 56 jaar voor
werknemers die 40 jaar beroepsverleden als loontrekkende kunnen werknemers die 40 jaar beroepsverleden als loontrekkende kunnen
rechtvaardigen; rechtvaardigen;
7° voldoen aan de voorwaarden bepaald, naar gelang het geval, in 7° voldoen aan de voorwaarden bepaald, naar gelang het geval, in
artikel 3 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 92 of artikel 3 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 92 of
in artikel 3 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 96. in artikel 3 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 96.

Art. 12.Voor de toepassing van artikel 11, 4°, wordt als

Art. 12.Voor de toepassing van artikel 11, 4°, wordt als

"beroepsloopbaan" beschouwd : de prestaties en de gelijkgestelde "beroepsloopbaan" beschouwd : de prestaties en de gelijkgestelde
periodes welke in aanmerking worden genomen voor het toekennen van een periodes welke in aanmerking worden genomen voor het toekennen van een
legitimatiekaart. legitimatiekaart.

Art. 13.De arbeidsovereenkomst van de in artikel 10 bedoelde

Art. 13.De arbeidsovereenkomst van de in artikel 10 bedoelde

arbeiders moet een einde nemen tijdens de geldigheidsduur van deze arbeiders moet een einde nemen tijdens de geldigheidsduur van deze
collectieve arbeidsovereenkomst. collectieve arbeidsovereenkomst.
De opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte De opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte
periode van de ontslagen arbeiders, bedoeld in artikel 10, mag evenwel periode van de ontslagen arbeiders, bedoeld in artikel 10, mag evenwel
een einde nemen buiten de geldigheidsduur van deze collectieve een einde nemen buiten de geldigheidsduur van deze collectieve
arbeidsovereenkomst, voor zover deze arbeiders de minimumleeftijd van arbeidsovereenkomst, voor zover deze arbeiders de minimumleeftijd van
56 jaar hebben bereikt tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve 56 jaar hebben bereikt tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve
arbeidsovereenkomst. arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK IV HOOFDSTUK IV
Bedrag van de aanvullende vergoeding Bedrag van de aanvullende vergoeding

Art. 14.§ 1. De maandbedragen van de aanvullende vergoeding ten laste

Art. 14.§ 1. De maandbedragen van de aanvullende vergoeding ten laste

van het fonds voor bestaanszekerheid, bedoeld in de hoofdstukken II en van het fonds voor bestaanszekerheid, bedoeld in de hoofdstukken II en
III, worden vastgesteld op : III, worden vastgesteld op :
- 161,24 EUR als het uurloon van de arbeider lager is dan het - 161,24 EUR als het uurloon van de arbeider lager is dan het
conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IA; conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IA;
- 168,99 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan - 168,99 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan
het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IA, maar lager het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IA, maar lager
dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie II; dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie II;
- 191,25 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan - 191,25 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan
het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie II, maar lager het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie II, maar lager
dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IIA; dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IIA;
- 200,49 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan - 200,49 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan
het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IIA, maar het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IIA, maar
lager dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie III; lager dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie III;
- 225,61 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan - 225,61 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan
het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie III, maar het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie III, maar
lager dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IV; lager dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IV;
- 254,52 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan - 254,52 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan
het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IV. het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IV.
In afwijking op het vorige lid, laatste streepje, zijn de In afwijking op het vorige lid, laatste streepje, zijn de
maandbedragen van de aanvullende vergoeding ten laste van het fonds maandbedragen van de aanvullende vergoeding ten laste van het fonds
voor bestaanszekerheid vastgesteld op : voor bestaanszekerheid vastgesteld op :
- 289,92 EUR voor de arbeider die gedurende 10 jaar ononderbroken - 289,92 EUR voor de arbeider die gedurende 10 jaar ononderbroken
tenminste de kwalificatie ploegbaas B heeft genoten; tenminste de kwalificatie ploegbaas B heeft genoten;
- 325,32 EUR voor de arbeider die gedurende 10 jaar ononderbroken de - 325,32 EUR voor de arbeider die gedurende 10 jaar ononderbroken de
kwalificatie meestergast heeft genoten. kwalificatie meestergast heeft genoten.
§ 2. Voor de arbeiders die behoren tot de categorie "werknemers die § 2. Voor de arbeiders die behoren tot de categorie "werknemers die
samenwonen met een echtgenoot of echtgenote die niet over een samenwonen met een echtgenoot of echtgenote die niet over een
beroepsinkomen beschikt", zoals gedefinieerd in artikel 110, § 1, 1° beroepsinkomen beschikt", zoals gedefinieerd in artikel 110, § 1, 1°
van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de
werkloosheidsreglementering, worden de bedragen vermeld in § 1, werkloosheidsreglementering, worden de bedragen vermeld in § 1,
vermeerderd met 55,50 EUR. vermeerderd met 55,50 EUR.
§ 3. Onverminderd de verhoging bedoeld in § 2, wordt het bedrag van de § 3. Onverminderd de verhoging bedoeld in § 2, wordt het bedrag van de
aanvullende vergoeding die uitgekeerd wordt in de maand december aanvullende vergoeding die uitgekeerd wordt in de maand december
verhoogd met : verhoogd met :
- 122,50 EUR voor de arbeiders die behoren tot de categorie - 122,50 EUR voor de arbeiders die behoren tot de categorie
"werknemers met gezinslast", zoals gedefinieerd in artikel 110, § 1 "werknemers met gezinslast", zoals gedefinieerd in artikel 110, § 1
van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de
werkloosheidsreglementering; werkloosheidsreglementering;
- 61,25 EUR voor de overige arbeiders. - 61,25 EUR voor de overige arbeiders.

Art. 15.Het fonds voor bestaanszekerheid neemt, naast de aanvullende

Art. 15.Het fonds voor bestaanszekerheid neemt, naast de aanvullende

vergoeding, ook de bijzondere werkgeversbijdragen ten laste, met name vergoeding, ook de bijzondere werkgeversbijdragen ten laste, met name
: :
- de bijzondere compenserende maandelijkse werkgeversbijdrage, bedoeld - de bijzondere compenserende maandelijkse werkgeversbijdrage, bedoeld
in artikel 111 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch in artikel 111 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch
actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen; actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen;
- de bijzondere werkgeversbijdrage voor de pensioenen, bedoeld in - de bijzondere werkgeversbijdrage voor de pensioenen, bedoeld in
artikel 268 van de programmawet van 22 december 1989; artikel 268 van de programmawet van 22 december 1989;
- de bijzondere werkgeversbijdrage voor de werkloosheidsverzekering, - de bijzondere werkgeversbijdrage voor de werkloosheidsverzekering,
bedoeld in artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende bedoeld in artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende
sociale bepalingen. sociale bepalingen.
Bij opheffing van de in het 1ste lid bedoelde bepalingen door de Bij opheffing van de in het 1ste lid bedoelde bepalingen door de
inwerkingtreding van het hoofdstuk VI van titel XI van de wet houdende inwerkingtreding van het hoofdstuk VI van titel XI van de wet houdende
diverse bepalingen (I) van 27 december 2006, neemt het fonds voor diverse bepalingen (I) van 27 december 2006, neemt het fonds voor
bestaanszekerheid vanaf dat ogenblik de bijzondere werkgeversbijdragen bestaanszekerheid vanaf dat ogenblik de bijzondere werkgeversbijdragen
op het conventioneel brugpensioen ten laste die in het voormelde op het conventioneel brugpensioen ten laste die in het voormelde
hoofdstuk van de wet van 27 december 2006 zijn bepaald. hoofdstuk van de wet van 27 december 2006 zijn bepaald.
HOOFDSTUK V. - Halftijds brugpensioen HOOFDSTUK V. - Halftijds brugpensioen

Art. 16.De bij artikel 1 bedoelde arbeiders die voldoen aan de bij

Art. 16.De bij artikel 1 bedoelde arbeiders die voldoen aan de bij

artikel 17 bepaalde voorwaarden, kunnen tot het halftijds brugpensioen artikel 17 bepaalde voorwaarden, kunnen tot het halftijds brugpensioen
toetreden volgens de bij dit hoofdstuk bepaalde modaliteiten. toetreden volgens de bij dit hoofdstuk bepaalde modaliteiten.
Afdeling 1. - Toetredingsvoorwaarden Afdeling 1. - Toetredingsvoorwaarden

Art. 17.Het recht op halftijds brugpensioen wordt toegekend aan de

Art. 17.Het recht op halftijds brugpensioen wordt toegekend aan de

arbeiders die voltijds tewerkgesteld zijn in de bij artikel 1 bedoelde arbeiders die voltijds tewerkgesteld zijn in de bij artikel 1 bedoelde
ondernemingen en die op het ogenblik waarop de halvering van hun ondernemingen en die op het ogenblik waarop de halvering van hun
arbeidsprestaties ingaat, aan alle volgende voorwaarden voldoen : arbeidsprestaties ingaat, aan alle volgende voorwaarden voldoen :
1° 57 jaar oud zijn; 1° 57 jaar oud zijn;
2° minstens 25 jaar loopbaan als loontrekkende hebben; 2° minstens 25 jaar loopbaan als loontrekkende hebben;
3° minstens 10 jaar van hun beroepsloopbaan in één of meerdere bij 3° minstens 10 jaar van hun beroepsloopbaan in één of meerdere bij
artikel 1 bedoelde ondernemingen hebben doorgebracht; artikel 1 bedoelde ondernemingen hebben doorgebracht;
4° minstens één jaar anciënniteit hebben in de onderneming waar zij 4° minstens één jaar anciënniteit hebben in de onderneming waar zij
hun arbeidsprestaties verminderen; hun arbeidsprestaties verminderen;
5° minstens 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen 5° minstens 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen
tijdens de laatste 10 jaar vóór de vermindering van de tijdens de laatste 10 jaar vóór de vermindering van de
arbeidsprestaties of 7 kaarten in de loop van de laatste 15 jaar; arbeidsprestaties of 7 kaarten in de loop van de laatste 15 jaar;
6° met de werkgever de modaliteiten van de vermindering van de 6° met de werkgever de modaliteiten van de vermindering van de
arbeidsprestaties hebben overeengekomen overeenkomstig de bepalingen arbeidsprestaties hebben overeengekomen overeenkomstig de bepalingen
van de artikelen 18 en 19. van de artikelen 18 en 19.

Art. 18.De tussen de werkgever en de arbeider gesloten overeenkomst

Art. 18.De tussen de werkgever en de arbeider gesloten overeenkomst

tot halvering van de arbeidsprestaties wordt ten laatste op het tot halvering van de arbeidsprestaties wordt ten laatste op het
tijdstip waarop de vermindering van de arbeidsprestaties aanvangt, tijdstip waarop de vermindering van de arbeidsprestaties aanvangt,
schriftelijk vastgesteld. schriftelijk vastgesteld.
De bij lid 1 bedoelde overeenkomst bevat met name de aanduiding van de De bij lid 1 bedoelde overeenkomst bevat met name de aanduiding van de
deeltijdse arbeidsregeling, de overeenkomstig de bepalingen van deeltijdse arbeidsregeling, de overeenkomstig de bepalingen van
artikel 19 vastgestelde arbeidscyclus en het uurrooster. artikel 19 vastgestelde arbeidscyclus en het uurrooster.
De werkgever stuurt een kopie van de bij lid 1 bedoelde overeenkomst De werkgever stuurt een kopie van de bij lid 1 bedoelde overeenkomst
naar het fonds voor bestaanszekerheid. naar het fonds voor bestaanszekerheid.
Afdeling 2. - Toepassingsmodaliteiten Afdeling 2. - Toepassingsmodaliteiten

Art. 19.De wekelijkse arbeidsduur van de arbeider die toetreedt tot

Art. 19.De wekelijkse arbeidsduur van de arbeider die toetreedt tot

het halftijds brugpensioen is gemiddeld gelijk aan de helft van het het halftijds brugpensioen is gemiddeld gelijk aan de helft van het
aantal arbeidsuren in de normale voltijdse wekelijkse arbeidsregeling aantal arbeidsuren in de normale voltijdse wekelijkse arbeidsregeling
die geldt in de onderneming. die geldt in de onderneming.
Wanneer de arbeidsdagen worden gespreid over een langere cyclus dan Wanneer de arbeidsdagen worden gespreid over een langere cyclus dan
een week, wordt de arbeidsduur bedoeld in lid 1 berekend op basis van een week, wordt de arbeidsduur bedoeld in lid 1 berekend op basis van
deze cyclus. De arbeidscyclus mag niet meer bedragen dan een periode deze cyclus. De arbeidscyclus mag niet meer bedragen dan een periode
van 4 weken. van 4 weken.

Art. 20.Voor zijn halftijds brugpensioen ontvangt de arbeider bovenop

Art. 20.Voor zijn halftijds brugpensioen ontvangt de arbeider bovenop

de werkloosheidsuitkering, een aanvullende vergoeding die berekend de werkloosheidsuitkering, een aanvullende vergoeding die berekend
wordt overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV van collectieve wordt overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV van collectieve
arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993 tot instelling van een arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993 tot instelling van een
regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers,
ingeval van halvering van de arbeidsprestaties, gewijzigd door de ingeval van halvering van de arbeidsprestaties, gewijzigd door de
collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 55bis van 7 februari 1995 en nr. collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 55bis van 7 februari 1995 en nr.
55ter van 10 maart 1998. Het bedrag van deze aanvullende vergoeding 55ter van 10 maart 1998. Het bedrag van deze aanvullende vergoeding
mag niet minder bedragen dan de helft van de forfaitaire vergoeding mag niet minder bedragen dan de helft van de forfaitaire vergoeding
toegekend aan een arbeider van dezelfde beroepscategorie die toetreedt toegekend aan een arbeider van dezelfde beroepscategorie die toetreedt
tot het voltijds brugpensioen. tot het voltijds brugpensioen.
Het bedrag van de bij lid 1 bedoelde aanvullende vergoeding en het Het bedrag van de bij lid 1 bedoelde aanvullende vergoeding en het
bedrag van de daarop berekende hoofdelijke bijdrage wordt gedragen bedrag van de daarop berekende hoofdelijke bijdrage wordt gedragen
door het fonds voor bestaanszekerheid. door het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 21.Het fonds voor bestaanszekerheid wordt belast met de controle

Art. 21.Het fonds voor bestaanszekerheid wordt belast met de controle

op de toepassing van de bij dit hoofdstuk bedoelde bepalingen. op de toepassing van de bij dit hoofdstuk bedoelde bepalingen.
De werkgever is verplicht het in lid 1 bedoelde fonds alle gegevens De werkgever is verplicht het in lid 1 bedoelde fonds alle gegevens
mee te delen die nodig zijn voor de berekening van het bedrag van de mee te delen die nodig zijn voor de berekening van het bedrag van de
aanvullende vergoedingen die verschuldigd zijn aan de arbeider die aanvullende vergoedingen die verschuldigd zijn aan de arbeider die
toetreedt tot het halftijds brugpensioen. toetreedt tot het halftijds brugpensioen.
HOOFDSTUK VI HOOFDSTUK VI
Procedure en algemene bepalingen Procedure en algemene bepalingen

Art. 22.De aanvraag tot toekenning van de aanvullende vergoeding moet

Art. 22.De aanvraag tot toekenning van de aanvullende vergoeding moet

worden ingediend bij het fonds voor bestaanszekerheid door toedoen van worden ingediend bij het fonds voor bestaanszekerheid door toedoen van
een vakbondsorganisatie die deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft een vakbondsorganisatie die deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft
ondertekend of door de betrokkene rechtstreeks bij middel van een ondertekend of door de betrokkene rechtstreeks bij middel van een
bijzonder formulier. bijzonder formulier.
De aanvraag moet vergezeld gaan van de documenten tot staving van het De aanvraag moet vergezeld gaan van de documenten tot staving van het
recht om de aanvullende vergoeding. recht om de aanvullende vergoeding.

Art. 23.De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid

Art. 23.De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid

bepaalt de praktische modaliteiten en de procedure die moet worden bepaalt de praktische modaliteiten en de procedure die moet worden
gevolgd bij het indienen en het behandelen van de aanvragen tot gevolgd bij het indienen en het behandelen van de aanvragen tot
toekenning. toekenning.

Art. 24.De Patronale Dienst bedoeld in artikel 23 van de statuten van

Art. 24.De Patronale Dienst bedoeld in artikel 23 van de statuten van

het fonds voor bestaanszekerheid is belast met de administratieve, het fonds voor bestaanszekerheid is belast met de administratieve,
boekhoudkundige en financiële organisatie van de verrichtingen die boekhoudkundige en financiële organisatie van de verrichtingen die
voortvloeien uit de toepassing van deze collectieve voortvloeien uit de toepassing van deze collectieve
arbeidsovereenkomst. arbeidsovereenkomst.

Art. 25.De aanvullende vergoeding brugpensioen kan niet gecumuleerd

Art. 25.De aanvullende vergoeding brugpensioen kan niet gecumuleerd

worden met andere voordelen van bestaanszekerheid, met uitzondering worden met andere voordelen van bestaanszekerheid, met uitzondering
van de promotievergoeding. van de promotievergoeding.

Art. 26.De bijzondere gevallen die niet op grond van de bepalingen

Art. 26.De bijzondere gevallen die niet op grond van de bepalingen

van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen worden opgelost, van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen worden opgelost,
worden door de meest gerede partij voorgelegd aan de raad van bestuur worden door de meest gerede partij voorgelegd aan de raad van bestuur
van het fonds voor bestaanszekerheid. van het fonds voor bestaanszekerheid.
Bij enige moeilijkheid rond de toegang in het regime "brugpensioen", Bij enige moeilijkheid rond de toegang in het regime "brugpensioen",
kan de meest gerede partij deze problematiek bij het verzoeningsbureau kan de meest gerede partij deze problematiek bij het verzoeningsbureau
van het paritair comité aanhangig maken nadat de lokale van het paritair comité aanhangig maken nadat de lokale
verzoeningsprocedure werd uitgeput. verzoeningsprocedure werd uitgeput.
HOOFDSTUK VII. - Financiering HOOFDSTUK VII. - Financiering

Art. 27.De aanvullende vergoeding wordt gefinancierd door de

Art. 27.De aanvullende vergoeding wordt gefinancierd door de

forfaitaire bijdrage verschuldigd aan het fonds voor bestaanszekerheid forfaitaire bijdrage verschuldigd aan het fonds voor bestaanszekerheid
(collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 2004 tot vaststelling van (collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 2004 tot vaststelling van
de forfaitaire bijdrage aan het fonds voor bestaanszekerheid). de forfaitaire bijdrage aan het fonds voor bestaanszekerheid).
HOOFDSTUK VIII. - Specifieke maatregelen HOOFDSTUK VIII. - Specifieke maatregelen

Art. 28.Aan de werkgever die, in toepassing van het koninklijk

Art. 28.Aan de werkgever die, in toepassing van het koninklijk

besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen
in het kader van het Generatiepact, overgaat tot de vervanging van een in het kader van het Generatiepact, overgaat tot de vervanging van een
bruggepensioneerde arbeider, wordt aanbevolen behoudens geldige reden bruggepensioneerde arbeider, wordt aanbevolen behoudens geldige reden
een jongere van minder dan 26 jaar aan te werven. een jongere van minder dan 26 jaar aan te werven.

Art. 29.Het is verboden arbeiders die een voltijds brugpensioen

Art. 29.Het is verboden arbeiders die een voltijds brugpensioen

genieten tewerk te stellen in de ondernemingen bedoeld in artikel 1 of genieten tewerk te stellen in de ondernemingen bedoeld in artikel 1 of
hen als uitzendkracht ter beschikking te stellen van deze hen als uitzendkracht ter beschikking te stellen van deze
ondernemingen. ondernemingen.

Art. 30.In afwijking op de toekenningsvoorwaarden bepaald in de

Art. 30.In afwijking op de toekenningsvoorwaarden bepaald in de

hoofdstukken II en III, betaalt het fonds voor bestaanszekerheid de hoofdstukken II en III, betaalt het fonds voor bestaanszekerheid de
aanvullende vergoeding verder uit in geval van werkhervatting door de aanvullende vergoeding verder uit in geval van werkhervatting door de
in de artikelen 2, 6 en 10 bedoelde arbeiders tijdens hun in de artikelen 2, 6 en 10 bedoelde arbeiders tijdens hun
brugpensioen. brugpensioen.
Dit geldt tevens voor de bruggepensioneerde die tijdelijk zijn Dit geldt tevens voor de bruggepensioneerde die tijdelijk zijn
brugpensioen schorst om in een opleidingscentrum (erkend door het brugpensioen schorst om in een opleidingscentrum (erkend door het
"Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid") bijkomende vorming te "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid") bijkomende vorming te
geven aan werkzoekenden en werknemers. geven aan werkzoekenden en werknemers.
De uitbetaling neemt in ieder geval een einde op het ogenblik dat de De uitbetaling neemt in ieder geval een einde op het ogenblik dat de
in de artikelen 2, 6 en 10 bedoelde arbeiders de wettelijke in de artikelen 2, 6 en 10 bedoelde arbeiders de wettelijke
pensioenleeftijd bereiken. pensioenleeftijd bereiken.
Ingeval er, in strijd met het verbod, toch werkhervatting zou zijn bij Ingeval er, in strijd met het verbod, toch werkhervatting zou zijn bij
dezelfde werkgever die de arbeider heeft ontslagen om reden van dezelfde werkgever die de arbeider heeft ontslagen om reden van
brugpensioen, vordert het fonds voor bestaanszekerheid van die brugpensioen, vordert het fonds voor bestaanszekerheid van die
werkgever de terugbetaling van de werkgeversbijdragen die op de werkgever de terugbetaling van de werkgeversbijdragen die op de
doorbetaalde aanvullende vergoeding verschuldigd zijn. doorbetaalde aanvullende vergoeding verschuldigd zijn.
HOOFDSTUK IX. - Geldigheidsduur HOOFDSTUK IX. - Geldigheidsduur

Art. 31.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een

Art. 31.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een

bepaalde duur. Ze treedt in werking op 1 januari 2009 en houdt op van bepaalde duur. Ze treedt in werking op 1 januari 2009 en houdt op van
kracht te zijn op 31 december 2010. kracht te zijn op 31 december 2010.
Ze vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 februari 2009 tot Ze vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 februari 2009 tot
verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 21 juni 2007 verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 21 juni 2007
en 22 februari 2008 betreffende de brugpensioen-regelingen. en 22 februari 2008 betreffende de brugpensioen-regelingen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 juni Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 juni
2010. 2010.
De Vice-Eerste Minister De Vice-Eerste Minister
en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en
asielbeleid, asielbeleid,
Mme J. MILQUET Mme J. MILQUET
^