Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende vergoeding ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (1) | Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende vergoeding ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (1) |
---|---|
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG | FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG |
13 JUNI 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt | 13 JUNI 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt |
verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009, | verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009, |
gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de | gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de |
toekenning aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende | toekenning aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende |
vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor | vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor |
bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (1) | bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (1) |
ALBERT II, Koning der Belgen, | ALBERT II, Koning der Belgen, |
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. | Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. |
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor | Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor |
bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2; | bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2; |
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve | Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve |
arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel | arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel |
28; | 28; |
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf; | Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf; |
Op de voordracht van de Minister van Werk, | Op de voordracht van de Minister van Werk, |
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : | Hebben Wij besloten en besluiten Wij : |
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage |
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage |
overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009, gesloten | overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009, gesloten |
in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning | in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning |
aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende vergoeding | aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende vergoeding |
(brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de | (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de |
werklieden uit het bouwbedrijf". | werklieden uit het bouwbedrijf". |
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van |
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van |
dit besluit. | dit besluit. |
Gegeven te Brussel, 13 juni 2010. | Gegeven te Brussel, 13 juni 2010. |
ALBERT | ALBERT |
Van Koningswege : | Van Koningswege : |
De Vice-Eerste Minister | De Vice-Eerste Minister |
en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en | en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en |
asielbeleid, | asielbeleid, |
Mevr. J. MILQUET | Mevr. J. MILQUET |
_______ | _______ |
Nota | Nota |
(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : | (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : |
Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. | Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. |
Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. | Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. |
Bijlage | Bijlage |
Paritair Comité voor het bouwbedrijf | Paritair Comité voor het bouwbedrijf |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009 | Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009 |
Toekenning aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende | Toekenning aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende |
vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor | vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor |
bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (Overeenkomst | bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (Overeenkomst |
geregistreerd op 29 oktober 2009 onder het nummer 95399/CO/124) | geregistreerd op 29 oktober 2009 onder het nummer 95399/CO/124) |
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied | HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied |
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op |
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op |
de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor | de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor |
het bouwbedrijf ressorteren en op de arbeiders die zij tewerkstellen. | het bouwbedrijf ressorteren en op de arbeiders die zij tewerkstellen. |
In deze collectieve arbeidsovereenkomst verstaat men onder : | In deze collectieve arbeidsovereenkomst verstaat men onder : |
- "arbeiders" : de arbeiders en arbeidsters; | - "arbeiders" : de arbeiders en arbeidsters; |
- "fonds voor bestaanszekerheid" : het "Fonds voor bestaanszekerheid | - "fonds voor bestaanszekerheid" : het "Fonds voor bestaanszekerheid |
van de werklieden uit het bouwbedrijf." | van de werklieden uit het bouwbedrijf." |
HOOFDSTUK II | HOOFDSTUK II |
Conventioneel brugpensioen vanaf 58 jaar | Conventioneel brugpensioen vanaf 58 jaar |
Art. 2.Het fonds voor bestaanszekerheid kent een maandelijkse |
Art. 2.Het fonds voor bestaanszekerheid kent een maandelijkse |
aanvullende vergoeding toe aan de arbeiders die tussen de leeftijd van | aanvullende vergoeding toe aan de arbeiders die tussen de leeftijd van |
58 en 65 jaar door een in artikel 1 bedoelde werkgever ontslagen zijn, | 58 en 65 jaar door een in artikel 1 bedoelde werkgever ontslagen zijn, |
behoudens omwille van dringende redenen. | behoudens omwille van dringende redenen. |
Art. 3.Om recht te hebben op de aanvullende vergoeding, moeten de in |
Art. 3.Om recht te hebben op de aanvullende vergoeding, moeten de in |
artikel 2 bedoelde arbeiders aan de volgende voorwaarden voldoen : | artikel 2 bedoelde arbeiders aan de volgende voorwaarden voldoen : |
1° de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt op het ogenblik van de | 1° de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt op het ogenblik van de |
beëindiging van de overeenkomst; | beëindiging van de overeenkomst; |
2° elke door de terzake toepasselijk reglementering niet toegelaten | 2° elke door de terzake toepasselijk reglementering niet toegelaten |
beroepsactiviteit hebben stopgezet; | beroepsactiviteit hebben stopgezet; |
3° werkloosheidsuitkeringen genieten; | 3° werkloosheidsuitkeringen genieten; |
4° tenminste 10 jaar van hun beroepsloopbaan doorgebracht hebben in | 4° tenminste 10 jaar van hun beroepsloopbaan doorgebracht hebben in |
dienst van één of meerdere van de in artikel 1 bedoelde ondernemingen; | dienst van één of meerdere van de in artikel 1 bedoelde ondernemingen; |
5° tenminste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen | 5° tenminste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen |
tijdens de laatste 10 jaar voor de op inactiviteitsstelling of 7 | tijdens de laatste 10 jaar voor de op inactiviteitsstelling of 7 |
kaarten in de loop van de laatste 15 jaar; | kaarten in de loop van de laatste 15 jaar; |
6° voldoen aan de criteria, bepaald in het koninklijk besluit van 3 | 6° voldoen aan de criteria, bepaald in het koninklijk besluit van 3 |
mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader | mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader |
van het Generatiepact. | van het Generatiepact. |
Art. 4.Voor de toepassing van artikel 3, 4° wordt als |
Art. 4.Voor de toepassing van artikel 3, 4° wordt als |
"beroepsloopbaan" beschouwd : de prestaties en de gelijkgestelde | "beroepsloopbaan" beschouwd : de prestaties en de gelijkgestelde |
periodes welke in aanmerking worden genomen voor het toekennen van een | periodes welke in aanmerking worden genomen voor het toekennen van een |
legitimatiekaart. | legitimatiekaart. |
Art. 5.De arbeidsovereenkomst van de in artikel 2 bedoelde arbeiders |
Art. 5.De arbeidsovereenkomst van de in artikel 2 bedoelde arbeiders |
moet een einde nemen tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve | moet een einde nemen tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve |
arbeidsovereenkomst. | arbeidsovereenkomst. |
De opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte | De opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte |
periode van de ontslagen arbeiders, bedoeld in artikel 2, mag evenwel | periode van de ontslagen arbeiders, bedoeld in artikel 2, mag evenwel |
een einde nemen buiten de geldigheidsduur van deze collectieve | een einde nemen buiten de geldigheidsduur van deze collectieve |
arbeidsovereenkomst, voor zover deze arbeiders de minimumleeftijd van | arbeidsovereenkomst, voor zover deze arbeiders de minimumleeftijd van |
58 jaar hebben bereikt tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve | 58 jaar hebben bereikt tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve |
arbeidsovereenkomst. | arbeidsovereenkomst. |
CHAPITRE III | CHAPITRE III |
Conventioneel brugpensioen vanaf 56 jaar | Conventioneel brugpensioen vanaf 56 jaar |
Afdeling 1. - Brugpensioen ingeval van ongeschiktheid tot voortzetting | Afdeling 1. - Brugpensioen ingeval van ongeschiktheid tot voortzetting |
van de beroepsactiviteit | van de beroepsactiviteit |
Art. 6.Deze afdeling bepaalt de toekenningsvoorwaarden en |
Art. 6.Deze afdeling bepaalt de toekenningsvoorwaarden en |
-modaliteiten van de regeling van het conventioneel brugpensioen voor | -modaliteiten van de regeling van het conventioneel brugpensioen voor |
de arbeiders die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen bedoeld in | de arbeiders die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen bedoeld in |
artikel 1 en die 56 jaar en ouder zijn op het ogenblik dat zij | artikel 1 en die 56 jaar en ouder zijn op het ogenblik dat zij |
ontslagen worden door hun werkgever, behoudens omwille van dringende | ontslagen worden door hun werkgever, behoudens omwille van dringende |
reden, en die beschikken over een attest dat hun ongeschiktheid tot | reden, en die beschikken over een attest dat hun ongeschiktheid tot |
voortzetting van hun beroepsactiviteit bevestigt, afgegeven door een | voortzetting van hun beroepsactiviteit bevestigt, afgegeven door een |
arbeidsgeneesheer. | arbeidsgeneesheer. |
De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid bepaalt de | De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid bepaalt de |
gevallen waarin voor de toepassing van het eerste lid, de schorsing | gevallen waarin voor de toepassing van het eerste lid, de schorsing |
van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld kan worden met een | van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld kan worden met een |
tewerkstelling. | tewerkstelling. |
Art. 7.De in artikel 6 bedoelde arbeiders genieten van een |
Art. 7.De in artikel 6 bedoelde arbeiders genieten van een |
maandelijkse aanvullende vergoeding ten laste van het fonds voor | maandelijkse aanvullende vergoeding ten laste van het fonds voor |
bestaanszekerheid, voor zover ze aan alle volgende voorwaarden voldoen | bestaanszekerheid, voor zover ze aan alle volgende voorwaarden voldoen |
: | : |
1° aan hun werkgever een attest van de arbeidsgeneesheer van de | 1° aan hun werkgever een attest van de arbeidsgeneesheer van de |
onderneming hebben overgemaakt dat de ongeschiktheid tot voortzetting | onderneming hebben overgemaakt dat de ongeschiktheid tot voortzetting |
van hun beroepsactiviteit bevestigt. Deze attestatie moet gebeuren | van hun beroepsactiviteit bevestigt. Deze attestatie moet gebeuren |
vóór iedere andere stap in de procedure; | vóór iedere andere stap in de procedure; |
2° de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt op het ogenblik van de | 2° de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt op het ogenblik van de |
beëindiging van de arbeidsovereenkomst; | beëindiging van de arbeidsovereenkomst; |
3° op het einde van de arbeidsovereenkomst volgende loopbaan kunnen | 3° op het einde van de arbeidsovereenkomst volgende loopbaan kunnen |
bewijzen : | bewijzen : |
- een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar als loontrekkende | - een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar als loontrekkende |
werknemer; | werknemer; |
- een beroepsloopbaan van minstens 10 jaar in één of meerdere | - een beroepsloopbaan van minstens 10 jaar in één of meerdere |
ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité voor het | ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité voor het |
bouwbedrijf; | bouwbedrijf; |
4° tenminste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen | 4° tenminste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen |
tijdens de laatste 10 jaar voor het einde van de arbeidsovereenkomst | tijdens de laatste 10 jaar voor het einde van de arbeidsovereenkomst |
of 7 kaarten in de loop van de laatste 15 jaar; de legitimatiekaarten | of 7 kaarten in de loop van de laatste 15 jaar; de legitimatiekaarten |
door gelijkstelling mogen niet in aanmerking worden genomen; | door gelijkstelling mogen niet in aanmerking worden genomen; |
5° werkloosheidsuitkeringen genieten; | 5° werkloosheidsuitkeringen genieten; |
6° elke door de ter zake toepasselijk reglementering niet toegelaten | 6° elke door de ter zake toepasselijk reglementering niet toegelaten |
beroepsactiviteit hebben stopgezet. | beroepsactiviteit hebben stopgezet. |
Art. 8.De beroepsloopbaan als loontrekkende werknemer wordt berekend |
Art. 8.De beroepsloopbaan als loontrekkende werknemer wordt berekend |
overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot | overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot |
regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het | regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het |
Generatiepact. | Generatiepact. |
Art. 9.De arbeidsovereenkomst van de in artikel 6 bedoelde arbeiders |
Art. 9.De arbeidsovereenkomst van de in artikel 6 bedoelde arbeiders |
moet een einde nemen tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve | moet een einde nemen tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve |
arbeidsovereenkomst. | arbeidsovereenkomst. |
De opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte | De opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte |
periode van de ontslagen arbeiders, bedoeld in artikel 6, mag evenwel | periode van de ontslagen arbeiders, bedoeld in artikel 6, mag evenwel |
een einde nemen buiten de geldigheidsduur van deze collectieve | een einde nemen buiten de geldigheidsduur van deze collectieve |
arbeidsovereenkomst, voor zover deze arbeiders de minimumleeftijd van | arbeidsovereenkomst, voor zover deze arbeiders de minimumleeftijd van |
56 jaar hebben bereikt tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve | 56 jaar hebben bereikt tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve |
arbeidsovereenkomst. | arbeidsovereenkomst. |
Afdeling 2. - Brugpensioen ingeval van 40 jaar loopbaan | Afdeling 2. - Brugpensioen ingeval van 40 jaar loopbaan |
Art. 10.Deze afdeling bepaalt de toekenningvoorwaarden en |
Art. 10.Deze afdeling bepaalt de toekenningvoorwaarden en |
-modaliteiten van de regeling van het conventioneel brugpensioen voor | -modaliteiten van de regeling van het conventioneel brugpensioen voor |
de arbeiders bedoeld in artikel 1 die 56 jaar en ouder zijn op het | de arbeiders bedoeld in artikel 1 die 56 jaar en ouder zijn op het |
ogenblik dat zij ontslagen worden door hun werkgever, behoudens | ogenblik dat zij ontslagen worden door hun werkgever, behoudens |
omwille van dringende reden, en die op dat ogenblik 40 jaar | omwille van dringende reden, en die op dat ogenblik 40 jaar |
beroepsverleden als loontrekkende kunnen rechtvaardigen. Het gaat om | beroepsverleden als loontrekkende kunnen rechtvaardigen. Het gaat om |
de regeling van het conventioneel brugpensioen bedoeld in de | de regeling van het conventioneel brugpensioen bedoeld in de |
collectieve arbeidsovereenkomst nr. 92 van 20 december 2007, gesloten | collectieve arbeidsovereenkomst nr. 92 van 20 december 2007, gesloten |
in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van | in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van |
aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers die worden | aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers die worden |
ontslagen, ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 2 | ontslagen, ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 2 |
februari 2007, en in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 96 van 20 | februari 2007, en in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 96 van 20 |
februari 2009, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van | februari 2009, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van |
een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers | een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers |
die worden ontslagen, ter uitvoering van het interprofessioneel | die worden ontslagen, ter uitvoering van het interprofessioneel |
akkoord van 22 december 2008. | akkoord van 22 december 2008. |
Art. 11.De in artikel 10 bedoelde arbeiders genieten van een |
Art. 11.De in artikel 10 bedoelde arbeiders genieten van een |
maandelijkse aanvullende vergoeding ten laste van het fonds voor | maandelijkse aanvullende vergoeding ten laste van het fonds voor |
bestaanszekerheid, voor zover ze aan alle volgende voorwaarden voldoen | bestaanszekerheid, voor zover ze aan alle volgende voorwaarden voldoen |
: | : |
1° de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt op het ogenblik van de | 1° de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt op het ogenblik van de |
beëindiging van de overeenkomst; | beëindiging van de overeenkomst; |
2° elke door de terzake toepasselijke reglementering niet toegelaten | 2° elke door de terzake toepasselijke reglementering niet toegelaten |
beroepsactiviteit hebben stopgezet; | beroepsactiviteit hebben stopgezet; |
3° werkloosheidsuitkeringen genieten; | 3° werkloosheidsuitkeringen genieten; |
4° tenminste 10 jaar van hun beroepsloopbaan doorgebracht hebben in | 4° tenminste 10 jaar van hun beroepsloopbaan doorgebracht hebben in |
dienst van één of meerdere van de in artikel 1 bedoelde ondernemingen; | dienst van één of meerdere van de in artikel 1 bedoelde ondernemingen; |
5° tenminste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen | 5° tenminste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen |
tijdens de laatste 10 jaar voor de op inactiviteitsstelling of 7 | tijdens de laatste 10 jaar voor de op inactiviteitsstelling of 7 |
kaarten in de loop van de laatste 15 jaar; | kaarten in de loop van de laatste 15 jaar; |
6° voldoen aan de criteria, bepaald in het koninklijk besluit van 3 | 6° voldoen aan de criteria, bepaald in het koninklijk besluit van 3 |
mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader | mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader |
van het Generatiepact, voor de brugpensioenregeling vanaf 56 jaar voor | van het Generatiepact, voor de brugpensioenregeling vanaf 56 jaar voor |
werknemers die 40 jaar beroepsverleden als loontrekkende kunnen | werknemers die 40 jaar beroepsverleden als loontrekkende kunnen |
rechtvaardigen; | rechtvaardigen; |
7° voldoen aan de voorwaarden bepaald, naar gelang het geval, in | 7° voldoen aan de voorwaarden bepaald, naar gelang het geval, in |
artikel 3 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 92 of | artikel 3 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 92 of |
in artikel 3 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 96. | in artikel 3 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 96. |
Art. 12.Voor de toepassing van artikel 11, 4°, wordt als |
Art. 12.Voor de toepassing van artikel 11, 4°, wordt als |
"beroepsloopbaan" beschouwd : de prestaties en de gelijkgestelde | "beroepsloopbaan" beschouwd : de prestaties en de gelijkgestelde |
periodes welke in aanmerking worden genomen voor het toekennen van een | periodes welke in aanmerking worden genomen voor het toekennen van een |
legitimatiekaart. | legitimatiekaart. |
Art. 13.De arbeidsovereenkomst van de in artikel 10 bedoelde |
Art. 13.De arbeidsovereenkomst van de in artikel 10 bedoelde |
arbeiders moet een einde nemen tijdens de geldigheidsduur van deze | arbeiders moet een einde nemen tijdens de geldigheidsduur van deze |
collectieve arbeidsovereenkomst. | collectieve arbeidsovereenkomst. |
De opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte | De opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte |
periode van de ontslagen arbeiders, bedoeld in artikel 10, mag evenwel | periode van de ontslagen arbeiders, bedoeld in artikel 10, mag evenwel |
een einde nemen buiten de geldigheidsduur van deze collectieve | een einde nemen buiten de geldigheidsduur van deze collectieve |
arbeidsovereenkomst, voor zover deze arbeiders de minimumleeftijd van | arbeidsovereenkomst, voor zover deze arbeiders de minimumleeftijd van |
56 jaar hebben bereikt tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve | 56 jaar hebben bereikt tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve |
arbeidsovereenkomst. | arbeidsovereenkomst. |
HOOFDSTUK IV | HOOFDSTUK IV |
Bedrag van de aanvullende vergoeding | Bedrag van de aanvullende vergoeding |
Art. 14.§ 1. De maandbedragen van de aanvullende vergoeding ten laste |
Art. 14.§ 1. De maandbedragen van de aanvullende vergoeding ten laste |
van het fonds voor bestaanszekerheid, bedoeld in de hoofdstukken II en | van het fonds voor bestaanszekerheid, bedoeld in de hoofdstukken II en |
III, worden vastgesteld op : | III, worden vastgesteld op : |
- 161,24 EUR als het uurloon van de arbeider lager is dan het | - 161,24 EUR als het uurloon van de arbeider lager is dan het |
conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IA; | conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IA; |
- 168,99 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan | - 168,99 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan |
het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IA, maar lager | het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IA, maar lager |
dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie II; | dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie II; |
- 191,25 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan | - 191,25 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan |
het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie II, maar lager | het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie II, maar lager |
dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IIA; | dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IIA; |
- 200,49 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan | - 200,49 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan |
het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IIA, maar | het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IIA, maar |
lager dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie III; | lager dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie III; |
- 225,61 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan | - 225,61 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan |
het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie III, maar | het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie III, maar |
lager dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IV; | lager dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IV; |
- 254,52 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan | - 254,52 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan |
het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IV. | het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IV. |
In afwijking op het vorige lid, laatste streepje, zijn de | In afwijking op het vorige lid, laatste streepje, zijn de |
maandbedragen van de aanvullende vergoeding ten laste van het fonds | maandbedragen van de aanvullende vergoeding ten laste van het fonds |
voor bestaanszekerheid vastgesteld op : | voor bestaanszekerheid vastgesteld op : |
- 289,92 EUR voor de arbeider die gedurende 10 jaar ononderbroken | - 289,92 EUR voor de arbeider die gedurende 10 jaar ononderbroken |
tenminste de kwalificatie ploegbaas B heeft genoten; | tenminste de kwalificatie ploegbaas B heeft genoten; |
- 325,32 EUR voor de arbeider die gedurende 10 jaar ononderbroken de | - 325,32 EUR voor de arbeider die gedurende 10 jaar ononderbroken de |
kwalificatie meestergast heeft genoten. | kwalificatie meestergast heeft genoten. |
§ 2. Voor de arbeiders die behoren tot de categorie "werknemers die | § 2. Voor de arbeiders die behoren tot de categorie "werknemers die |
samenwonen met een echtgenoot of echtgenote die niet over een | samenwonen met een echtgenoot of echtgenote die niet over een |
beroepsinkomen beschikt", zoals gedefinieerd in artikel 110, § 1, 1° | beroepsinkomen beschikt", zoals gedefinieerd in artikel 110, § 1, 1° |
van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de | van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de |
werkloosheidsreglementering, worden de bedragen vermeld in § 1, | werkloosheidsreglementering, worden de bedragen vermeld in § 1, |
vermeerderd met 55,50 EUR. | vermeerderd met 55,50 EUR. |
§ 3. Onverminderd de verhoging bedoeld in § 2, wordt het bedrag van de | § 3. Onverminderd de verhoging bedoeld in § 2, wordt het bedrag van de |
aanvullende vergoeding die uitgekeerd wordt in de maand december | aanvullende vergoeding die uitgekeerd wordt in de maand december |
verhoogd met : | verhoogd met : |
- 122,50 EUR voor de arbeiders die behoren tot de categorie | - 122,50 EUR voor de arbeiders die behoren tot de categorie |
"werknemers met gezinslast", zoals gedefinieerd in artikel 110, § 1 | "werknemers met gezinslast", zoals gedefinieerd in artikel 110, § 1 |
van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de | van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de |
werkloosheidsreglementering; | werkloosheidsreglementering; |
- 61,25 EUR voor de overige arbeiders. | - 61,25 EUR voor de overige arbeiders. |
Art. 15.Het fonds voor bestaanszekerheid neemt, naast de aanvullende |
Art. 15.Het fonds voor bestaanszekerheid neemt, naast de aanvullende |
vergoeding, ook de bijzondere werkgeversbijdragen ten laste, met name | vergoeding, ook de bijzondere werkgeversbijdragen ten laste, met name |
: | : |
- de bijzondere compenserende maandelijkse werkgeversbijdrage, bedoeld | - de bijzondere compenserende maandelijkse werkgeversbijdrage, bedoeld |
in artikel 111 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch | in artikel 111 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch |
actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen; | actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen; |
- de bijzondere werkgeversbijdrage voor de pensioenen, bedoeld in | - de bijzondere werkgeversbijdrage voor de pensioenen, bedoeld in |
artikel 268 van de programmawet van 22 december 1989; | artikel 268 van de programmawet van 22 december 1989; |
- de bijzondere werkgeversbijdrage voor de werkloosheidsverzekering, | - de bijzondere werkgeversbijdrage voor de werkloosheidsverzekering, |
bedoeld in artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende | bedoeld in artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende |
sociale bepalingen. | sociale bepalingen. |
Bij opheffing van de in het 1ste lid bedoelde bepalingen door de | Bij opheffing van de in het 1ste lid bedoelde bepalingen door de |
inwerkingtreding van het hoofdstuk VI van titel XI van de wet houdende | inwerkingtreding van het hoofdstuk VI van titel XI van de wet houdende |
diverse bepalingen (I) van 27 december 2006, neemt het fonds voor | diverse bepalingen (I) van 27 december 2006, neemt het fonds voor |
bestaanszekerheid vanaf dat ogenblik de bijzondere werkgeversbijdragen | bestaanszekerheid vanaf dat ogenblik de bijzondere werkgeversbijdragen |
op het conventioneel brugpensioen ten laste die in het voormelde | op het conventioneel brugpensioen ten laste die in het voormelde |
hoofdstuk van de wet van 27 december 2006 zijn bepaald. | hoofdstuk van de wet van 27 december 2006 zijn bepaald. |
HOOFDSTUK V. - Halftijds brugpensioen | HOOFDSTUK V. - Halftijds brugpensioen |
Art. 16.De bij artikel 1 bedoelde arbeiders die voldoen aan de bij |
Art. 16.De bij artikel 1 bedoelde arbeiders die voldoen aan de bij |
artikel 17 bepaalde voorwaarden, kunnen tot het halftijds brugpensioen | artikel 17 bepaalde voorwaarden, kunnen tot het halftijds brugpensioen |
toetreden volgens de bij dit hoofdstuk bepaalde modaliteiten. | toetreden volgens de bij dit hoofdstuk bepaalde modaliteiten. |
Afdeling 1. - Toetredingsvoorwaarden | Afdeling 1. - Toetredingsvoorwaarden |
Art. 17.Het recht op halftijds brugpensioen wordt toegekend aan de |
Art. 17.Het recht op halftijds brugpensioen wordt toegekend aan de |
arbeiders die voltijds tewerkgesteld zijn in de bij artikel 1 bedoelde | arbeiders die voltijds tewerkgesteld zijn in de bij artikel 1 bedoelde |
ondernemingen en die op het ogenblik waarop de halvering van hun | ondernemingen en die op het ogenblik waarop de halvering van hun |
arbeidsprestaties ingaat, aan alle volgende voorwaarden voldoen : | arbeidsprestaties ingaat, aan alle volgende voorwaarden voldoen : |
1° 57 jaar oud zijn; | 1° 57 jaar oud zijn; |
2° minstens 25 jaar loopbaan als loontrekkende hebben; | 2° minstens 25 jaar loopbaan als loontrekkende hebben; |
3° minstens 10 jaar van hun beroepsloopbaan in één of meerdere bij | 3° minstens 10 jaar van hun beroepsloopbaan in één of meerdere bij |
artikel 1 bedoelde ondernemingen hebben doorgebracht; | artikel 1 bedoelde ondernemingen hebben doorgebracht; |
4° minstens één jaar anciënniteit hebben in de onderneming waar zij | 4° minstens één jaar anciënniteit hebben in de onderneming waar zij |
hun arbeidsprestaties verminderen; | hun arbeidsprestaties verminderen; |
5° minstens 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen | 5° minstens 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen |
tijdens de laatste 10 jaar vóór de vermindering van de | tijdens de laatste 10 jaar vóór de vermindering van de |
arbeidsprestaties of 7 kaarten in de loop van de laatste 15 jaar; | arbeidsprestaties of 7 kaarten in de loop van de laatste 15 jaar; |
6° met de werkgever de modaliteiten van de vermindering van de | 6° met de werkgever de modaliteiten van de vermindering van de |
arbeidsprestaties hebben overeengekomen overeenkomstig de bepalingen | arbeidsprestaties hebben overeengekomen overeenkomstig de bepalingen |
van de artikelen 18 en 19. | van de artikelen 18 en 19. |
Art. 18.De tussen de werkgever en de arbeider gesloten overeenkomst |
Art. 18.De tussen de werkgever en de arbeider gesloten overeenkomst |
tot halvering van de arbeidsprestaties wordt ten laatste op het | tot halvering van de arbeidsprestaties wordt ten laatste op het |
tijdstip waarop de vermindering van de arbeidsprestaties aanvangt, | tijdstip waarop de vermindering van de arbeidsprestaties aanvangt, |
schriftelijk vastgesteld. | schriftelijk vastgesteld. |
De bij lid 1 bedoelde overeenkomst bevat met name de aanduiding van de | De bij lid 1 bedoelde overeenkomst bevat met name de aanduiding van de |
deeltijdse arbeidsregeling, de overeenkomstig de bepalingen van | deeltijdse arbeidsregeling, de overeenkomstig de bepalingen van |
artikel 19 vastgestelde arbeidscyclus en het uurrooster. | artikel 19 vastgestelde arbeidscyclus en het uurrooster. |
De werkgever stuurt een kopie van de bij lid 1 bedoelde overeenkomst | De werkgever stuurt een kopie van de bij lid 1 bedoelde overeenkomst |
naar het fonds voor bestaanszekerheid. | naar het fonds voor bestaanszekerheid. |
Afdeling 2. - Toepassingsmodaliteiten | Afdeling 2. - Toepassingsmodaliteiten |
Art. 19.De wekelijkse arbeidsduur van de arbeider die toetreedt tot |
Art. 19.De wekelijkse arbeidsduur van de arbeider die toetreedt tot |
het halftijds brugpensioen is gemiddeld gelijk aan de helft van het | het halftijds brugpensioen is gemiddeld gelijk aan de helft van het |
aantal arbeidsuren in de normale voltijdse wekelijkse arbeidsregeling | aantal arbeidsuren in de normale voltijdse wekelijkse arbeidsregeling |
die geldt in de onderneming. | die geldt in de onderneming. |
Wanneer de arbeidsdagen worden gespreid over een langere cyclus dan | Wanneer de arbeidsdagen worden gespreid over een langere cyclus dan |
een week, wordt de arbeidsduur bedoeld in lid 1 berekend op basis van | een week, wordt de arbeidsduur bedoeld in lid 1 berekend op basis van |
deze cyclus. De arbeidscyclus mag niet meer bedragen dan een periode | deze cyclus. De arbeidscyclus mag niet meer bedragen dan een periode |
van 4 weken. | van 4 weken. |
Art. 20.Voor zijn halftijds brugpensioen ontvangt de arbeider bovenop |
Art. 20.Voor zijn halftijds brugpensioen ontvangt de arbeider bovenop |
de werkloosheidsuitkering, een aanvullende vergoeding die berekend | de werkloosheidsuitkering, een aanvullende vergoeding die berekend |
wordt overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV van collectieve | wordt overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV van collectieve |
arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993 tot instelling van een | arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993 tot instelling van een |
regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, | regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, |
ingeval van halvering van de arbeidsprestaties, gewijzigd door de | ingeval van halvering van de arbeidsprestaties, gewijzigd door de |
collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 55bis van 7 februari 1995 en nr. | collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 55bis van 7 februari 1995 en nr. |
55ter van 10 maart 1998. Het bedrag van deze aanvullende vergoeding | 55ter van 10 maart 1998. Het bedrag van deze aanvullende vergoeding |
mag niet minder bedragen dan de helft van de forfaitaire vergoeding | mag niet minder bedragen dan de helft van de forfaitaire vergoeding |
toegekend aan een arbeider van dezelfde beroepscategorie die toetreedt | toegekend aan een arbeider van dezelfde beroepscategorie die toetreedt |
tot het voltijds brugpensioen. | tot het voltijds brugpensioen. |
Het bedrag van de bij lid 1 bedoelde aanvullende vergoeding en het | Het bedrag van de bij lid 1 bedoelde aanvullende vergoeding en het |
bedrag van de daarop berekende hoofdelijke bijdrage wordt gedragen | bedrag van de daarop berekende hoofdelijke bijdrage wordt gedragen |
door het fonds voor bestaanszekerheid. | door het fonds voor bestaanszekerheid. |
Art. 21.Het fonds voor bestaanszekerheid wordt belast met de controle |
Art. 21.Het fonds voor bestaanszekerheid wordt belast met de controle |
op de toepassing van de bij dit hoofdstuk bedoelde bepalingen. | op de toepassing van de bij dit hoofdstuk bedoelde bepalingen. |
De werkgever is verplicht het in lid 1 bedoelde fonds alle gegevens | De werkgever is verplicht het in lid 1 bedoelde fonds alle gegevens |
mee te delen die nodig zijn voor de berekening van het bedrag van de | mee te delen die nodig zijn voor de berekening van het bedrag van de |
aanvullende vergoedingen die verschuldigd zijn aan de arbeider die | aanvullende vergoedingen die verschuldigd zijn aan de arbeider die |
toetreedt tot het halftijds brugpensioen. | toetreedt tot het halftijds brugpensioen. |
HOOFDSTUK VI | HOOFDSTUK VI |
Procedure en algemene bepalingen | Procedure en algemene bepalingen |
Art. 22.De aanvraag tot toekenning van de aanvullende vergoeding moet |
Art. 22.De aanvraag tot toekenning van de aanvullende vergoeding moet |
worden ingediend bij het fonds voor bestaanszekerheid door toedoen van | worden ingediend bij het fonds voor bestaanszekerheid door toedoen van |
een vakbondsorganisatie die deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft | een vakbondsorganisatie die deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft |
ondertekend of door de betrokkene rechtstreeks bij middel van een | ondertekend of door de betrokkene rechtstreeks bij middel van een |
bijzonder formulier. | bijzonder formulier. |
De aanvraag moet vergezeld gaan van de documenten tot staving van het | De aanvraag moet vergezeld gaan van de documenten tot staving van het |
recht om de aanvullende vergoeding. | recht om de aanvullende vergoeding. |
Art. 23.De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid |
Art. 23.De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid |
bepaalt de praktische modaliteiten en de procedure die moet worden | bepaalt de praktische modaliteiten en de procedure die moet worden |
gevolgd bij het indienen en het behandelen van de aanvragen tot | gevolgd bij het indienen en het behandelen van de aanvragen tot |
toekenning. | toekenning. |
Art. 24.De Patronale Dienst bedoeld in artikel 23 van de statuten van |
Art. 24.De Patronale Dienst bedoeld in artikel 23 van de statuten van |
het fonds voor bestaanszekerheid is belast met de administratieve, | het fonds voor bestaanszekerheid is belast met de administratieve, |
boekhoudkundige en financiële organisatie van de verrichtingen die | boekhoudkundige en financiële organisatie van de verrichtingen die |
voortvloeien uit de toepassing van deze collectieve | voortvloeien uit de toepassing van deze collectieve |
arbeidsovereenkomst. | arbeidsovereenkomst. |
Art. 25.De aanvullende vergoeding brugpensioen kan niet gecumuleerd |
Art. 25.De aanvullende vergoeding brugpensioen kan niet gecumuleerd |
worden met andere voordelen van bestaanszekerheid, met uitzondering | worden met andere voordelen van bestaanszekerheid, met uitzondering |
van de promotievergoeding. | van de promotievergoeding. |
Art. 26.De bijzondere gevallen die niet op grond van de bepalingen |
Art. 26.De bijzondere gevallen die niet op grond van de bepalingen |
van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen worden opgelost, | van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen worden opgelost, |
worden door de meest gerede partij voorgelegd aan de raad van bestuur | worden door de meest gerede partij voorgelegd aan de raad van bestuur |
van het fonds voor bestaanszekerheid. | van het fonds voor bestaanszekerheid. |
Bij enige moeilijkheid rond de toegang in het regime "brugpensioen", | Bij enige moeilijkheid rond de toegang in het regime "brugpensioen", |
kan de meest gerede partij deze problematiek bij het verzoeningsbureau | kan de meest gerede partij deze problematiek bij het verzoeningsbureau |
van het paritair comité aanhangig maken nadat de lokale | van het paritair comité aanhangig maken nadat de lokale |
verzoeningsprocedure werd uitgeput. | verzoeningsprocedure werd uitgeput. |
HOOFDSTUK VII. - Financiering | HOOFDSTUK VII. - Financiering |
Art. 27.De aanvullende vergoeding wordt gefinancierd door de |
Art. 27.De aanvullende vergoeding wordt gefinancierd door de |
forfaitaire bijdrage verschuldigd aan het fonds voor bestaanszekerheid | forfaitaire bijdrage verschuldigd aan het fonds voor bestaanszekerheid |
(collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 2004 tot vaststelling van | (collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 2004 tot vaststelling van |
de forfaitaire bijdrage aan het fonds voor bestaanszekerheid). | de forfaitaire bijdrage aan het fonds voor bestaanszekerheid). |
HOOFDSTUK VIII. - Specifieke maatregelen | HOOFDSTUK VIII. - Specifieke maatregelen |
Art. 28.Aan de werkgever die, in toepassing van het koninklijk |
Art. 28.Aan de werkgever die, in toepassing van het koninklijk |
besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen | besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen |
in het kader van het Generatiepact, overgaat tot de vervanging van een | in het kader van het Generatiepact, overgaat tot de vervanging van een |
bruggepensioneerde arbeider, wordt aanbevolen behoudens geldige reden | bruggepensioneerde arbeider, wordt aanbevolen behoudens geldige reden |
een jongere van minder dan 26 jaar aan te werven. | een jongere van minder dan 26 jaar aan te werven. |
Art. 29.Het is verboden arbeiders die een voltijds brugpensioen |
Art. 29.Het is verboden arbeiders die een voltijds brugpensioen |
genieten tewerk te stellen in de ondernemingen bedoeld in artikel 1 of | genieten tewerk te stellen in de ondernemingen bedoeld in artikel 1 of |
hen als uitzendkracht ter beschikking te stellen van deze | hen als uitzendkracht ter beschikking te stellen van deze |
ondernemingen. | ondernemingen. |
Art. 30.In afwijking op de toekenningsvoorwaarden bepaald in de |
Art. 30.In afwijking op de toekenningsvoorwaarden bepaald in de |
hoofdstukken II en III, betaalt het fonds voor bestaanszekerheid de | hoofdstukken II en III, betaalt het fonds voor bestaanszekerheid de |
aanvullende vergoeding verder uit in geval van werkhervatting door de | aanvullende vergoeding verder uit in geval van werkhervatting door de |
in de artikelen 2, 6 en 10 bedoelde arbeiders tijdens hun | in de artikelen 2, 6 en 10 bedoelde arbeiders tijdens hun |
brugpensioen. | brugpensioen. |
Dit geldt tevens voor de bruggepensioneerde die tijdelijk zijn | Dit geldt tevens voor de bruggepensioneerde die tijdelijk zijn |
brugpensioen schorst om in een opleidingscentrum (erkend door het | brugpensioen schorst om in een opleidingscentrum (erkend door het |
"Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid") bijkomende vorming te | "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid") bijkomende vorming te |
geven aan werkzoekenden en werknemers. | geven aan werkzoekenden en werknemers. |
De uitbetaling neemt in ieder geval een einde op het ogenblik dat de | De uitbetaling neemt in ieder geval een einde op het ogenblik dat de |
in de artikelen 2, 6 en 10 bedoelde arbeiders de wettelijke | in de artikelen 2, 6 en 10 bedoelde arbeiders de wettelijke |
pensioenleeftijd bereiken. | pensioenleeftijd bereiken. |
Ingeval er, in strijd met het verbod, toch werkhervatting zou zijn bij | Ingeval er, in strijd met het verbod, toch werkhervatting zou zijn bij |
dezelfde werkgever die de arbeider heeft ontslagen om reden van | dezelfde werkgever die de arbeider heeft ontslagen om reden van |
brugpensioen, vordert het fonds voor bestaanszekerheid van die | brugpensioen, vordert het fonds voor bestaanszekerheid van die |
werkgever de terugbetaling van de werkgeversbijdragen die op de | werkgever de terugbetaling van de werkgeversbijdragen die op de |
doorbetaalde aanvullende vergoeding verschuldigd zijn. | doorbetaalde aanvullende vergoeding verschuldigd zijn. |
HOOFDSTUK IX. - Geldigheidsduur | HOOFDSTUK IX. - Geldigheidsduur |
Art. 31.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een |
Art. 31.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een |
bepaalde duur. Ze treedt in werking op 1 januari 2009 en houdt op van | bepaalde duur. Ze treedt in werking op 1 januari 2009 en houdt op van |
kracht te zijn op 31 december 2010. | kracht te zijn op 31 december 2010. |
Ze vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 februari 2009 tot | Ze vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 februari 2009 tot |
verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 21 juni 2007 | verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 21 juni 2007 |
en 22 februari 2008 betreffende de brugpensioen-regelingen. | en 22 februari 2008 betreffende de brugpensioen-regelingen. |
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 juni | Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 juni |
2010. | 2010. |
De Vice-Eerste Minister | De Vice-Eerste Minister |
en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en | en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en |
asielbeleid, | asielbeleid, |
Mme J. MILQUET | Mme J. MILQUET |