| Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, houdende sociale voordelen voor de uitzendkrachten | Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, houdende sociale voordelen voor de uitzendkrachten |
|---|---|
| MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID | MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID |
| 11 JUNI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt | 11 JUNI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt |
| verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 2001, gesloten | verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 2001, gesloten |
| in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, houdende sociale | in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, houdende sociale |
| voordelen voor de uitzendkrachten (1) | voordelen voor de uitzendkrachten (1) |
| ALBERT II, Koning der Belgen, | ALBERT II, Koning der Belgen, |
| Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. | Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. |
| Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve | Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve |
| arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel | arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel |
| 28; | 28; |
| Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid; | Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid; |
| Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, | Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, |
| Hebben Wij besloten en besluiten Wij : | Hebben Wij besloten en besluiten Wij : |
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage |
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage |
| overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 2001, gesloten | overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 2001, gesloten |
| in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, houdende sociale | in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, houdende sociale |
| voordelen voor de uitzendkrachten. | voordelen voor de uitzendkrachten. |
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering |
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering |
| van dit besluit. | van dit besluit. |
| Gegeven te Brussel, 11 juni 2002. | Gegeven te Brussel, 11 juni 2002. |
| ALBERT | ALBERT |
| Van Koningswege : | Van Koningswege : |
| De Minister van Werkgelegenheid, | De Minister van Werkgelegenheid, |
| Mevr. L. ONKELINX | Mevr. L. ONKELINX |
| _______ | _______ |
| Nota | Nota |
| (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : | (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : |
| Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. | Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. |
| Bijlage | Bijlage |
| Paritair Comité voor de uitzendarbeid | Paritair Comité voor de uitzendarbeid |
| Collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 2001 | Collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 2001 |
| Sociale voordelen voor de uitzendkrachten | Sociale voordelen voor de uitzendkrachten |
| (Overeenkomst geregistreerd op 13 augustus 2001 | (Overeenkomst geregistreerd op 13 augustus 2001 |
| onder het nummer 58535/CO/322) | onder het nummer 58535/CO/322) |
| HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied | HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied |
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op : |
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op : |
| a) de uitzendbureaus, bedoeld bij artikel 7, 1°, van de wet van 24 | a) de uitzendbureaus, bedoeld bij artikel 7, 1°, van de wet van 24 |
| juli 1987 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1987) betreffende de | juli 1987 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1987) betreffende de |
| tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van | tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van |
| werknemers ten behoeve van gebruikers, verder genoemd "de werkgever"; | werknemers ten behoeve van gebruikers, verder genoemd "de werkgever"; |
| b) de uitzendkrachten, bedoeld bij artikel 7, 3°, van voornoemde wet | b) de uitzendkrachten, bedoeld bij artikel 7, 3°, van voornoemde wet |
| van 24 juli 1987, die door deze uitzendbureaus worden tewerkgesteld, | van 24 juli 1987, die door deze uitzendbureaus worden tewerkgesteld, |
| verder genoemd "de uitzendkracht". | verder genoemd "de uitzendkracht". |
| HOOFDSTUK II. - Bijkomende vergoeding | HOOFDSTUK II. - Bijkomende vergoeding |
| in geval van technische of economische werkloosheid | in geval van technische of economische werkloosheid |
Art. 2.In geval van technische of economische werkloosheid bij de |
Art. 2.In geval van technische of economische werkloosheid bij de |
| gebruikende onderneming, zoals bedoeld bij de artikelen 49 en 51 van | gebruikende onderneming, zoals bedoeld bij de artikelen 49 en 51 van |
| de wet van 3 juli 1978 (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978) | de wet van 3 juli 1978 (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978) |
| betreffende de arbeidsovereenkomsten, heeft de uitzendkracht, ten | betreffende de arbeidsovereenkomsten, heeft de uitzendkracht, ten |
| laste van het sociaal fonds, recht op een bijkomende vergoeding | laste van het sociaal fonds, recht op een bijkomende vergoeding |
| bovenop de werkloosheidsuitkeringen. | bovenop de werkloosheidsuitkeringen. |
| Deze bijkomende vergoeding bedraagt 150 BEF (3,72 EUR) per werkdag | Deze bijkomende vergoeding bedraagt 150 BEF (3,72 EUR) per werkdag |
| die, omwille van de werkloosheid, niet werd gepresteerd en is | die, omwille van de werkloosheid, niet werd gepresteerd en is |
| verschuldigd tot het einde van de lopende arbeidsovereenkomst voor | verschuldigd tot het einde van de lopende arbeidsovereenkomst voor |
| uitzendarbeid, met een maximum van 4 500 BEF (111,55 EUR) per | uitzendarbeid, met een maximum van 4 500 BEF (111,55 EUR) per |
| kalenderjaar en per uitzendkracht. | kalenderjaar en per uitzendkracht. |
Art. 3.Om recht te hebben op de bijkomende vergoeding, bedoeld bij |
Art. 3.Om recht te hebben op de bijkomende vergoeding, bedoeld bij |
| artikel 2, moet de uitzendkracht : | artikel 2, moet de uitzendkracht : |
| a) op het ogenblik dat de technische of economische werkloosheid zich | a) op het ogenblik dat de technische of economische werkloosheid zich |
| voordoet, gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor | voordoet, gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor |
| uitzendarbeid; | uitzendarbeid; |
| b) genieten van werkloosheidsuitkeringen voor de werkdagen die niet | b) genieten van werkloosheidsuitkeringen voor de werkdagen die niet |
| gepresteerd werden omwille van de economische of technische | gepresteerd werden omwille van de economische of technische |
| werkloosheid; | werkloosheid; |
| c) 65 werkdagen als uitzendkracht bewijzen in de loop van een periode | c) 65 werkdagen als uitzendkracht bewijzen in de loop van een periode |
| van één jaar vóór de aanvang van de werkloosheid. | van één jaar vóór de aanvang van de werkloosheid. |
Art. 4.De betalingsmodaliteiten van deze bijkomende vergoeding en de |
Art. 4.De betalingsmodaliteiten van deze bijkomende vergoeding en de |
| procedure om deze te bekomen, worden bepaald door de raad van beheer | procedure om deze te bekomen, worden bepaald door de raad van beheer |
| van het sociaal fonds. | van het sociaal fonds. |
| HOOFDSTUK III | HOOFDSTUK III |
| Borgstelling door het sociaal fonds voor een lening | Borgstelling door het sociaal fonds voor een lening |
Art. 5.Voorzover hij de in de volgende artikelen vermelde voorwaarden |
Art. 5.Voorzover hij de in de volgende artikelen vermelde voorwaarden |
| vervult en zijn dossier door het sociaal fonds wordt aanvaard, zal de | vervult en zijn dossier door het sociaal fonds wordt aanvaard, zal de |
| uitzendkracht die een lening aangaat van sociale aard, of een lening | uitzendkracht die een lening aangaat van sociale aard, of een lening |
| bestemd voor de oplossing van mobiliteitsproblemen, het sociaal fonds | bestemd voor de oplossing van mobiliteitsproblemen, het sociaal fonds |
| als borg kunnen aanduiden. | als borg kunnen aanduiden. |
| Met een "lening van sociale aard" worden leningen bedoeld bestemd voor | Met een "lening van sociale aard" worden leningen bedoeld bestemd voor |
| onvoorziene uitgaven of uitgaven waaraan een sociaal aspect is | onvoorziene uitgaven of uitgaven waaraan een sociaal aspect is |
| verbonden (onder andere medische zorgen, hospitalisatie, thuishulp, | verbonden (onder andere medische zorgen, hospitalisatie, thuishulp, |
| kinderoppas), dit in tegenstelling tot verbruikerskredieten. | kinderoppas), dit in tegenstelling tot verbruikerskredieten. |
| Met een "lening bestemd voor de oplossing van mobiliteitsproblemen" | Met een "lening bestemd voor de oplossing van mobiliteitsproblemen" |
| worden bedoeld leningen onderschreven voor uitgaven dankzij dewelke de | worden bedoeld leningen onderschreven voor uitgaven dankzij dewelke de |
| uitzendkracht zich gemakkelijker naar zijn werk kan begeven (onder | uitzendkracht zich gemakkelijker naar zijn werk kan begeven (onder |
| andere aankoop wagen, opgelopen kosten voor een verhuizing). | andere aankoop wagen, opgelopen kosten voor een verhuizing). |
Art. 6.Het sociaal fonds zal zich nooit borg stellen voor een krediet |
Art. 6.Het sociaal fonds zal zich nooit borg stellen voor een krediet |
| met betrekking tot een bedrag hoger dan 150 000 BEF (3.718,40 EUR). | met betrekking tot een bedrag hoger dan 150 000 BEF (3.718,40 EUR). |
| Bovendien zal het sociaal fonds enkel kredieten in aanmerking nemen | Bovendien zal het sociaal fonds enkel kredieten in aanmerking nemen |
| die de 36 maanden niet overschrijden. | die de 36 maanden niet overschrijden. |
Art. 7.Om een aanvraag tot borg te kunnen indienen bij het sociaal |
Art. 7.Om een aanvraag tot borg te kunnen indienen bij het sociaal |
| fonds, moet de uitzendkracht : | fonds, moet de uitzendkracht : |
| a) 260 werkdagen tellen als uitzendkracht over een periode van twee | a) 260 werkdagen tellen als uitzendkracht over een periode van twee |
| jaar, waarvan minstens de helft bij hetzelfde uitzendbureau, waarbij | jaar, waarvan minstens de helft bij hetzelfde uitzendbureau, waarbij |
| de referteperiode van twee jaar overeenstemt met deze van de laatste | de referteperiode van twee jaar overeenstemt met deze van de laatste |
| twee eindejaarspremies die vóór de aanvraag van de borg verschuldigd | twee eindejaarspremies die vóór de aanvraag van de borg verschuldigd |
| waren aan de uitzendkrachten; | waren aan de uitzendkrachten; |
| b) op het ogenblik van de leningsaanvraag en op het ogenblik van de | b) op het ogenblik van de leningsaanvraag en op het ogenblik van de |
| aanvraag van de borg een uitzendopdracht vervullen; | aanvraag van de borg een uitzendopdracht vervullen; |
| c) een leningaanbod van een financiële instelling van zijn keuze | c) een leningaanbod van een financiële instelling van zijn keuze |
| voorleggen aan het sociaal fonds. | voorleggen aan het sociaal fonds. |
| Onder financiële instelling dient te worden verstaan de openbare | Onder financiële instelling dient te worden verstaan de openbare |
| kredietinstellingen, de private banken en de spaarbanken. | kredietinstellingen, de private banken en de spaarbanken. |
Art. 8.De beheerder aangesteld door de voorzitter om het fonds te |
Art. 8.De beheerder aangesteld door de voorzitter om het fonds te |
| vertegenwoordigen beslist per geval of het sociaal fonds zich borg | vertegenwoordigen beslist per geval of het sociaal fonds zich borg |
| stelt voor de lening. | stelt voor de lening. |
| Worden onder meer uitgesloten, de aanvragen uitgaande van | Worden onder meer uitgesloten, de aanvragen uitgaande van |
| uitzendkrachten die het voorwerp zijn van een nog geldend leningverbod | uitzendkrachten die het voorwerp zijn van een nog geldend leningverbod |
| uitgaande van het bankwezen of van het gerecht, of die een schuldratio | uitgaande van het bankwezen of van het gerecht, of die een schuldratio |
| hebben die hoger is dan 30 pct. | hebben die hoger is dan 30 pct. |
Art. 9.De raad van beheer van het sociaal fonds bepaalt de |
Art. 9.De raad van beheer van het sociaal fonds bepaalt de |
| toekenningsvoorwaarden van deze borgstelling, alsook de procedure om | toekenningsvoorwaarden van deze borgstelling, alsook de procedure om |
| deze te bekomen. | deze te bekomen. |
Art. 10.In geval van betaling door het sociaal fonds voor rekening |
Art. 10.In geval van betaling door het sociaal fonds voor rekening |
| van de uitzendkracht, draagt de bank al haar rechten en rechtsmiddelen | van de uitzendkracht, draagt de bank al haar rechten en rechtsmiddelen |
| ten aanzien van deze uitzendkracht over aan het sociaal fonds. | ten aanzien van deze uitzendkracht over aan het sociaal fonds. |
| HOOFDSTUK IV. - Bijkomende vergoeding | HOOFDSTUK IV. - Bijkomende vergoeding |
| in geval van langdurige ziekte | in geval van langdurige ziekte |
Art. 11.Bij langdurige arbeidsongeschiktheid als gevolg van een |
Art. 11.Bij langdurige arbeidsongeschiktheid als gevolg van een |
| ziekte of een ongeval van gemeen recht, heeft de uitzendkracht, ten | ziekte of een ongeval van gemeen recht, heeft de uitzendkracht, ten |
| laste van het sociaal fonds, recht op een bijkomende vergoeding | laste van het sociaal fonds, recht op een bijkomende vergoeding |
| bovenop de uitkering betaald door het ziekenfonds. | bovenop de uitkering betaald door het ziekenfonds. |
Art. 12.De bijkomende vergoeding, bedoeld in artikel 11, stemt |
Art. 12.De bijkomende vergoeding, bedoeld in artikel 11, stemt |
| overeen met 40 pct. van de bruto - uitkering betaald door het | overeen met 40 pct. van de bruto - uitkering betaald door het |
| ziekenfonds. | ziekenfonds. |
| Zij is verschuldigd vanaf de eerste dag van de tweede maand ziekte, | Zij is verschuldigd vanaf de eerste dag van de tweede maand ziekte, |
| voor een totale ononderbroken periode van maximum drie maanden. | voor een totale ononderbroken periode van maximum drie maanden. |
Art. 13.Om recht te hebben op deze bijkomende vergoeding dient de |
Art. 13.Om recht te hebben op deze bijkomende vergoeding dient de |
| uitzendkracht het bewijs te leveren : | uitzendkracht het bewijs te leveren : |
| a) dat hij, op het ogenblik van de aanvang van de | a) dat hij, op het ogenblik van de aanvang van de |
| arbeidsongeschiktheid, minstens twee maanden anciënniteit had bij | arbeidsongeschiktheid, minstens twee maanden anciënniteit had bij |
| hetzelfde uitzendkantoor; | hetzelfde uitzendkantoor; |
| b) dat hij, op het ogenblik van de aanvang van de | b) dat hij, op het ogenblik van de aanvang van de |
| arbeidsongeschiktheid, gebonden was door een arbeidsovereenkomst voor | arbeidsongeschiktheid, gebonden was door een arbeidsovereenkomst voor |
| uitzendarbeid en gewaarborgd loon heeft genoten; | uitzendarbeid en gewaarborgd loon heeft genoten; |
| c) van zijn arbeidsongeschiktheid voor de volledige periode waarvoor | c) van zijn arbeidsongeschiktheid voor de volledige periode waarvoor |
| de vergoeding gevraagd wordt, alsook de documenten te bezorgen nodig | de vergoeding gevraagd wordt, alsook de documenten te bezorgen nodig |
| voor de berekening van de bijkomende vergoeding (attest van het | voor de berekening van de bijkomende vergoeding (attest van het |
| ziekenfonds). | ziekenfonds). |
| De anciënniteit van 2 maanden wordt berekend overeenkomstig artikel 13 | De anciënniteit van 2 maanden wordt berekend overeenkomstig artikel 13 |
| van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de | van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de |
| uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten | uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten |
| behoeve van gebruikers. | behoeve van gebruikers. |
Art. 14.Zwangerschapsverlof wordt niet beschouwd als een langdurige |
Art. 14.Zwangerschapsverlof wordt niet beschouwd als een langdurige |
| ziekte. | ziekte. |
| HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding | HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding |
Art. 15.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met |
Art. 15.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met |
| ingang van 1 januari 2001. | ingang van 1 januari 2001. |
| Zij wordt gesloten voor een bepaalde duur en treedt buiten werking op | Zij wordt gesloten voor een bepaalde duur en treedt buiten werking op |
| 31 december 2001. | 31 december 2001. |
| Zij kan, met een opzegtermijn van drie maanden in acht genomen, door | Zij kan, met een opzegtermijn van drie maanden in acht genomen, door |
| elk van de partijen worden opgezegd met een aangetekend schrijven | elk van de partijen worden opgezegd met een aangetekend schrijven |
| gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de | gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de |
| uitzendarbeid. | uitzendarbeid. |
| Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 juni | Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 juni |
| 2002. | 2002. |
| De Minister van Werkgelegenheid, | De Minister van Werkgelegenheid, |
| Mevr. L. ONKELINX | Mevr. L. ONKELINX |