Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, betreffende vorming en tewerkstelling | Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, betreffende vorming en tewerkstelling |
---|---|
MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID | MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID |
10 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend | 10 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend |
wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1999, | wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1999, |
gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en | gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en |
confectiebedrijf, betreffende vorming en tewerkstelling (1) | confectiebedrijf, betreffende vorming en tewerkstelling (1) |
ALBERT II, Koning der Belgen, | ALBERT II, Koning der Belgen, |
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. | Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. |
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve | Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve |
arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel | arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel |
28; | 28; |
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van het | Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van het |
kleding- en confectiebedrijf; | kleding- en confectiebedrijf; |
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, | Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, |
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : | Hebben Wij besloten en besluiten Wij : |
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage |
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage |
overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1999, gesloten | overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1999, gesloten |
in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en | in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en |
confectiebedrijf, betreffende vorming en tewerkstelling. | confectiebedrijf, betreffende vorming en tewerkstelling. |
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering |
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering |
van dit besluit. | van dit besluit. |
Gegeven te Brussel, 10 november 2001. | Gegeven te Brussel, 10 november 2001. |
ALBERT | ALBERT |
Van Koningswege : | Van Koningswege : |
De Minister van Werkgelegenheid, | De Minister van Werkgelegenheid, |
Mevr. L. ONKELINX | Mevr. L. ONKELINX |
_______ | _______ |
Nota | Nota |
(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : | (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : |
Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. | Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. |
Bijlage | Bijlage |
Paritair Comité voor de bedienden | Paritair Comité voor de bedienden |
van het kleding- en confectiebedrijf | van het kleding- en confectiebedrijf |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1999 | Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1999 |
Vorming en tewerkstelling | Vorming en tewerkstelling |
(Overeenkomst geregistreerd op 14 juli 1999 | (Overeenkomst geregistreerd op 14 juli 1999 |
onder het nummer 51483/COF/215) | onder het nummer 51483/COF/215) |
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op |
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op |
de werkgevers en op de bedienden van de ondernemingen die onder het | de werkgevers en op de bedienden van de ondernemingen die onder het |
Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf | Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf |
ressorteren. | ressorteren. |
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in |
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in |
uitvoering van hoofdstuk II, sectie IV en hoofdstuk III, afdeling VI, | uitvoering van hoofdstuk II, sectie IV en hoofdstuk III, afdeling VI, |
onderafdeling 1 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch | onderafdeling 1 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch |
actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen | actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen |
evenals van het koninklijk besluit van 4 juni 1999 houdende de | evenals van het koninklijk besluit van 4 juni 1999 houdende de |
vormvoorwaarden waaraan de collectieve arbeidsovereenkomst en het | vormvoorwaarden waaraan de collectieve arbeidsovereenkomst en het |
akkoord betreffende de vorming en tewerkstelling dienen te voldoen | akkoord betreffende de vorming en tewerkstelling dienen te voldoen |
alsook de procedure tot raadpleging van de werknemers die in acht | alsook de procedure tot raadpleging van de werknemers die in acht |
dient genomen te worden bij de sluiting van een akkoord betreffende | dient genomen te worden bij de sluiting van een akkoord betreffende |
vorming en tewerkstelling. | vorming en tewerkstelling. |
Art. 3.De werkgevers bedoeld in artikel 1 van deze collectieve |
Art. 3.De werkgevers bedoeld in artikel 1 van deze collectieve |
arbeidsovereenkomst zijn voor de jaren 1999 en 2000 een inspanning van | arbeidsovereenkomst zijn voor de jaren 1999 en 2000 een inspanning van |
0,10 pct. verschuldigd berekend op grond van de volledige wedde van de | 0,10 pct. verschuldigd berekend op grond van de volledige wedde van de |
bedienden, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 | bedienden, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 |
houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor | houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor |
werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet. | werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet. |
Deze inspanning is bestemd voor de personen die behoren tot de | Deze inspanning is bestemd voor de personen die behoren tot de |
risicogroepen of op wie een begeleidingsplan van toepassing is. | risicogroepen of op wie een begeleidingsplan van toepassing is. |
De betaling wordt verricht aan het "Sociaal Waarborgfonds voor de | De betaling wordt verricht aan het "Sociaal Waarborgfonds voor de |
bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", zoals voorzien in | bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", zoals voorzien in |
artikel 3, 8° van de statuten van dit fonds. Het sociaal waarborgfonds | artikel 3, 8° van de statuten van dit fonds. Het sociaal waarborgfonds |
draagt deze bedragen over aan het "Instituut voor Vorming en Onderzoek | draagt deze bedragen over aan het "Instituut voor Vorming en Onderzoek |
in de Confectie (IVOC)". | in de Confectie (IVOC)". |
Art. 4.Binnen het "Instituut voor Vorming en Onderzoek in de |
Art. 4.Binnen het "Instituut voor Vorming en Onderzoek in de |
Confectie (IVOC)" wordt door de ondertekenende organisaties beslist | Confectie (IVOC)" wordt door de ondertekenende organisaties beslist |
welke vormings- en opleidingsinitiatieven verder ontwikkeld worden ten | welke vormings- en opleidingsinitiatieven verder ontwikkeld worden ten |
gunste van de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie een | gunste van de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie een |
begeleidingsplan van toepassing is. | begeleidingsplan van toepassing is. |
Personen die behoren tot de risicogroepen zijn werkzoekenden en | Personen die behoren tot de risicogroepen zijn werkzoekenden en |
werknemers die door opleidingsinitiatieven hun werkgelegenheid kunnen | werknemers die door opleidingsinitiatieven hun werkgelegenheid kunnen |
behouden of hun kansen op de arbeidsmarkt kunnen verhogen. | behouden of hun kansen op de arbeidsmarkt kunnen verhogen. |
Art. 5.§ 1. In uitvoering van het interprofessioneel akkoord |
Art. 5.§ 1. In uitvoering van het interprofessioneel akkoord |
1999-2000 van 8 december 1998 doen de ondernemingen een bijkomende | 1999-2000 van 8 december 1998 doen de ondernemingen een bijkomende |
inspanning op het vlak van vorming en opleiding. Deze bijkomende | inspanning op het vlak van vorming en opleiding. Deze bijkomende |
inspanning wordt gerealiseerd door een sectorale bijdrage van 0,20 | inspanning wordt gerealiseerd door een sectorale bijdrage van 0,20 |
pct. op de wedden van 1 januari 2000 tot 31 december 2001. Aldus | pct. op de wedden van 1 januari 2000 tot 31 december 2001. Aldus |
levert de sector zijn aandeel tot de uitvoering van het engagement om | levert de sector zijn aandeel tot de uitvoering van het engagement om |
bijkomende inspanningen op het vlak van permanente vorming te doen. | bijkomende inspanningen op het vlak van permanente vorming te doen. |
Binnen het "Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie | Binnen het "Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie |
(IVOC)" wordt door de ondertekenende organisaties beslist welke | (IVOC)" wordt door de ondertekenende organisaties beslist welke |
vormings- en opleidingsinitiatieven zullen ontwikkeld worden met deze | vormings- en opleidingsinitiatieven zullen ontwikkeld worden met deze |
middelen. | middelen. |
§ 2. Ondernemingen die bij het "Instituut voor Vorming en Onderzoek in | § 2. Ondernemingen die bij het "Instituut voor Vorming en Onderzoek in |
de Confectie (IVOC)" een opleidingsplan indienen, dat voorafgaandelijk | de Confectie (IVOC)" een opleidingsplan indienen, dat voorafgaandelijk |
wordt goedgekeurd door de sociale partners binnen het "Instituut voor | wordt goedgekeurd door de sociale partners binnen het "Instituut voor |
Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC)", kunnen hun 0,20 | Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC)", kunnen hun 0,20 |
pct.-bijdrage recupereren. Hiertoe zal binnen het "Instituut voor | pct.-bijdrage recupereren. Hiertoe zal binnen het "Instituut voor |
Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC)" een specifieke procedure | Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC)" een specifieke procedure |
uitgewerkt worden. | uitgewerkt worden. |
Art. 6.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met |
Art. 6.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met |
ingang van 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 | ingang van 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 |
december 2001. Zij zou evenwel slechts uitwerking hebben onder de | december 2001. Zij zou evenwel slechts uitwerking hebben onder de |
opschortende voorwaarde dat de in deze collectieve arbeidsovereenkomst | opschortende voorwaarde dat de in deze collectieve arbeidsovereenkomst |
voorziene inspanningen voor de jaren 1999 en 2000 door de Minister van | voorziene inspanningen voor de jaren 1999 en 2000 door de Minister van |
Tewerkstelling en Arbeid goedgekeurd worden overeenkomstig de wet van | Tewerkstelling en Arbeid goedgekeurd worden overeenkomstig de wet van |
26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de | 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de |
werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen. | werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen. |
Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst volgt op de collectieve |
Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst volgt op de collectieve |
arbeidsovereenkomst van 3 juni 1997 gesloten in het Paritair Comité | arbeidsovereenkomst van 3 juni 1997 gesloten in het Paritair Comité |
voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, betreffende | voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, betreffende |
maatregelen ten voordele van de werkgelegenheid en de vorming, | maatregelen ten voordele van de werkgelegenheid en de vorming, |
algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 28 september | algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 28 september |
1998 die opgehouden heeft van kracht te zijn op 31 december 1998. | 1998 die opgehouden heeft van kracht te zijn op 31 december 1998. |
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november | Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november |
2001. | 2001. |
De Minister van Werkgelegenheid, | De Minister van Werkgelegenheid, |
Mevr. L. ONKELINX | Mevr. L. ONKELINX |