Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 januari 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, betreffende het brugpensioen in 1999 en 2000 in de suikernijverheid en haar bijproducten | Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 januari 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, betreffende het brugpensioen in 1999 en 2000 in de suikernijverheid en haar bijproducten |
---|---|
MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID | MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID |
10 MEI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt | 10 MEI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt |
verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 januari 1999, | verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 januari 1999, |
gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, | gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, |
betreffende het brugpensioen in 1999 en 2000 in de suikernijverheid en | betreffende het brugpensioen in 1999 en 2000 in de suikernijverheid en |
haar bijproducten (1) | haar bijproducten (1) |
ALBERT II, Koning der Belgen, | ALBERT II, Koning der Belgen, |
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. | Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. |
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve | Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve |
arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel | arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel |
28; | 28; |
Gelet op het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de | Gelet op het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de |
toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel | toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel |
brugpensioen, inzonderheid artikel 2; | brugpensioen, inzonderheid artikel 2; |
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de | Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de |
voedingsnijverheid; | voedingsnijverheid; |
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, | Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, |
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : | Hebben Wij besloten en besluiten Wij : |
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage |
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage |
overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 14 januari 1999, | overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 14 januari 1999, |
gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, | gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, |
betreffende het brugpensioen in 1999 en 2000 in de suikernijverheid en | betreffende het brugpensioen in 1999 en 2000 in de suikernijverheid en |
haar bijproducten. | haar bijproducten. |
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering |
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering |
van dit besluit. | van dit besluit. |
Gegeven te Brussel, 10 mei 2001. | Gegeven te Brussel, 10 mei 2001. |
ALBERT | ALBERT |
Van Koningswege : | Van Koningswege : |
De Minister van Werkgelegenheid, | De Minister van Werkgelegenheid, |
Mevr. L. ONKELINX | Mevr. L. ONKELINX |
_______ | _______ |
Nota | Nota |
(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : | (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : |
Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. | Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. |
Koninklijk besluit van 7 december 1992, Belgisch Staatsblad van 11 | Koninklijk besluit van 7 december 1992, Belgisch Staatsblad van 11 |
december 1992. | december 1992. |
Bijlage | Bijlage |
Paritair Comité voor de voedingsnijverheid | Paritair Comité voor de voedingsnijverheid |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 januari 1999 | Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 januari 1999 |
Brugpensioen in 1999 en 2000 in de suikernijverheid en haar | Brugpensioen in 1999 en 2000 in de suikernijverheid en haar |
bijproducten (Overeenkomst geregistreerd op 9 maart 1999 onder het | bijproducten (Overeenkomst geregistreerd op 9 maart 1999 onder het |
nummer 50222/CO/118.06) | nummer 50222/CO/118.06) |
Toepassingsgebied | Toepassingsgebied |
Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing |
Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing |
op de werkgevers en op de arbeiders van de suikerfabrieken, de | op de werkgevers en op de arbeiders van de suikerfabrieken, de |
raffinaderijen, de invertsuiker, het citroenzuur, de kandijfabrieken, | raffinaderijen, de invertsuiker, het citroenzuur, de kandijfabrieken, |
de gistfabrieken en de distilleerderijen. | de gistfabrieken en de distilleerderijen. |
§ 2. Met "arbeiders" worden de mannelijke en de vrouwelijke arbeiders | § 2. Met "arbeiders" worden de mannelijke en de vrouwelijke arbeiders |
bedoeld. | bedoeld. |
Ontslag | Ontslag |
Art. 2.§ 1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de |
Art. 2.§ 1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de |
collectieve arbeidsovereenkomst nr 17 van 19 december 1974, gesloten | collectieve arbeidsovereenkomst nr 17 van 19 december 1974, gesloten |
in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van | in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van |
aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers | aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers |
indien zij worden ontslagen, wordt toegekend aan de arbeiders die | indien zij worden ontslagen, wordt toegekend aan de arbeiders die |
worden ontslagen om een andere reden dan om een dringende reden en die | worden ontslagen om een andere reden dan om een dringende reden en die |
voldoen aan de hier verder vermelde voorwaarden. | voldoen aan de hier verder vermelde voorwaarden. |
§ 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van de | § 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van de |
arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 kan het ontslag dat | arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 kan het ontslag dat |
aanleiding geeft tot het statuut van bruggepensioneerde het gevolg | aanleiding geeft tot het statuut van bruggepensioneerde het gevolg |
zijn van een initiatief van de werkgever en/of van de arbeider. | zijn van een initiatief van de werkgever en/of van de arbeider. |
Deze regeling geldt niet voor de ondernemingen die minder dan tien | Deze regeling geldt niet voor de ondernemingen die minder dan tien |
werknemers tewerkstellen waar het initiatief uitsluitend uitgaat van | werknemers tewerkstellen waar het initiatief uitsluitend uitgaat van |
de werkgever. Voor wat betreft het ontslag in het kader van artikel 3, | de werkgever. Voor wat betreft het ontslag in het kader van artikel 3, |
§ 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen partijen hierbij | § 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen partijen hierbij |
rekening houden met de arbeidsorganisatorische omstandigheden. | rekening houden met de arbeidsorganisatorische omstandigheden. |
§ 3. Het ontslag met het oog op brugpensioen moet plaatshebben tussen | § 3. Het ontslag met het oog op brugpensioen moet plaatshebben tussen |
1 januari 1999 en 31 december 2000. | 1 januari 1999 en 31 december 2000. |
§ 4. De betrokken arbeider moet het bewijs leveren van zijn recht op | § 4. De betrokken arbeider moet het bewijs leveren van zijn recht op |
werkloosheidsuitkeringen. | werkloosheidsuitkeringen. |
Leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarden | Leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarden |
Art. 3.§ 1. De leeftijdsvoorwaarde van voornoemde collectieve |
Art. 3.§ 1. De leeftijdsvoorwaarde van voornoemde collectieve |
arbeidsovereenkomst nr 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 58 | arbeidsovereenkomst nr 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 58 |
jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de wettelijke voorwaarde van | jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de wettelijke voorwaarde van |
25 dienstjaren als loontrekkende. | 25 dienstjaren als loontrekkende. |
§ 2. De leeftijdsvoorwaarde van voornoemde collectieve | § 2. De leeftijdsvoorwaarde van voornoemde collectieve |
arbeidsovereenkomst nr 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 56 | arbeidsovereenkomst nr 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 56 |
jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de wettelijke voorwaarde van | jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de wettelijke voorwaarde van |
33 dienstjaren als loontrekkende waarvan : | 33 dienstjaren als loontrekkende waarvan : |
- minstens 20 jaar in een arbeidsregeling zoals bedoeld in artikel 1 | - minstens 20 jaar in een arbeidsregeling zoals bedoeld in artikel 1 |
van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 46 van 23 maart 1990, | van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 46 van 23 maart 1990, |
gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende de | gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende de |
begeleidingsmaatregelen voor ploegenarbeid met nachtprestaties alsook | begeleidingsmaatregelen voor ploegenarbeid met nachtprestaties alsook |
voor andere vormen van arbeid met nachtprestaties; | voor andere vormen van arbeid met nachtprestaties; |
- en minstens 10 jaar bij de laatste werkgever of in de sector van de | - en minstens 10 jaar bij de laatste werkgever of in de sector van de |
voedingsindustrie. | voedingsindustrie. |
§ 3. De vermelde leeftijdsvoorwaarden moeten vervuld zijn in de | § 3. De vermelde leeftijdsvoorwaarden moeten vervuld zijn in de |
periode tussen 1 januari 1999 en 31 december 2000 en op het ogenblik | periode tussen 1 januari 1999 en 31 december 2000 en op het ogenblik |
van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. | van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. |
§ 4. De vermelde anciënniteitsvoorwaarden moeten vervuld zijn op het | § 4. De vermelde anciënniteitsvoorwaarden moeten vervuld zijn op het |
ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. | ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. |
Aanvullende vergoeding en bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen | Aanvullende vergoeding en bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen |
Art. 4.De betaling van de aanvullende vergoeding zoals bepaald in |
Art. 4.De betaling van de aanvullende vergoeding zoals bepaald in |
voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr 17 van 19 december 1974 | voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr 17 van 19 december 1974 |
evenals de bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen per | evenals de bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen per |
bruggepensioneerde zijn verschuldigd door de werkgever. | bruggepensioneerde zijn verschuldigd door de werkgever. |
Vervangingsverplichting | Vervangingsverplichting |
Art. 5.§ 1. Overeenkomstig de wettelijke bepalingen is de vervanging |
Art. 5.§ 1. Overeenkomstig de wettelijke bepalingen is de vervanging |
van de bruggepensioneerde verplicht. | van de bruggepensioneerde verplicht. |
§ 2. De vervanging van de bruggepensioneerde die werd ontslagen in het | § 2. De vervanging van de bruggepensioneerde die werd ontslagen in het |
kader van artikel 3, § 2 zal in principe gebeuren door een arbeider. | kader van artikel 3, § 2 zal in principe gebeuren door een arbeider. |
De afwijking op deze bepaling wordt toegelicht voor de | De afwijking op deze bepaling wordt toegelicht voor de |
ondernemingsraad. | ondernemingsraad. |
Geldigheidsduur | Geldigheidsduur |
Art. 6.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor |
Art. 6.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor |
bepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 januari 1999 en houdt op van | bepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 januari 1999 en houdt op van |
kracht te zijn op 31 december 2000. | kracht te zijn op 31 december 2000. |
Zij vervangt vanaf 1 januari 1999 de collectieve arbeidsovereenkomst | Zij vervangt vanaf 1 januari 1999 de collectieve arbeidsovereenkomst |
inzake het brugpensioen van 25 juni 1997, algemeen verbindend | inzake het brugpensioen van 25 juni 1997, algemeen verbindend |
verklaard bij koninklijk besluit van 8 oktober 1998 (Belgisch | verklaard bij koninklijk besluit van 8 oktober 1998 (Belgisch |
Staatsblad van 5 december 1998). | Staatsblad van 5 december 1998). |
Het artikel 3, § 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst geldt | Het artikel 3, § 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst geldt |
echter op voorwaarde dat de regelingen inzake het brugpensioen vanaf | echter op voorwaarde dat de regelingen inzake het brugpensioen vanaf |
56 jaar, bepaald in het interprofessioneel akkoord 1999-2000, in de | 56 jaar, bepaald in het interprofessioneel akkoord 1999-2000, in de |
regelgeving worden opgenomen. | regelgeving worden opgenomen. |
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 mei | Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 mei |
2001. | 2001. |
De Minister van Werkgelegenheid, | De Minister van Werkgelegenheid, |
Mevr. L. ONKELINX | Mevr. L. ONKELINX |