| Koninklijk besluit houdende aanwijzing van een vertegenwoordiger van de Minister van Justitie bij de vennootschappen voor het beheer van de rechten en tot vaststelling van zijn administratief en geldelijk statuut | Koninklijk besluit houdende aanwijzing van een vertegenwoordiger van de Minister van Justitie bij de vennootschappen voor het beheer van de rechten en tot vaststelling van zijn administratief en geldelijk statuut |
|---|---|
| MINISTERIE VAN JUSTITIE | MINISTERIE VAN JUSTITIE |
| 7 JANUARI 1998. Koninklijk besluit houdende aanwijzing van een | 7 JANUARI 1998. Koninklijk besluit houdende aanwijzing van een |
| vertegenwoordiger van de Minister van Justitie bij de vennootschappen | vertegenwoordiger van de Minister van Justitie bij de vennootschappen |
| voor het beheer van de rechten en tot vaststelling van zijn | voor het beheer van de rechten en tot vaststelling van zijn |
| administratief en geldelijk statuut | administratief en geldelijk statuut |
| ALBERT II, Koning der Belgen, | ALBERT II, Koning der Belgen, |
| Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. | Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. |
| Gelet op de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de | Gelet op de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de |
| naburige rechten, inzonderheid artikel 76; | naburige rechten, inzonderheid artikel 76; |
| Gelet op het advies van de directieraad van het Ministerie van | Gelet op het advies van de directieraad van het Ministerie van |
| Justitie; | Justitie; |
| Gelet op het advies van Inspectie van Financiën, gegeven op 14 april | Gelet op het advies van Inspectie van Financiën, gegeven op 14 april |
| 1997; | 1997; |
| Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op | Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op |
| 28 november 1997; | 28 november 1997; |
| Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 28 | Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 28 |
| november 1997; | november 1997; |
| Gelet op het protocol van het Sectorcomité III - Justitie, van 10 | Gelet op het protocol van het Sectorcomité III - Justitie, van 10 |
| december 1997; | december 1997; |
| Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari | Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari |
| 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli | 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli |
| 1989; | 1989; |
| Gelet op dringende noodzakelijkheid; | Gelet op dringende noodzakelijkheid; |
| Gelet op de opdrachten toevertrouwd aan de afgevaardigde van de | Gelet op de opdrachten toevertrouwd aan de afgevaardigde van de |
| minister, zoals bepaald bij artikel 76 van de voornoemde wet van 30 | minister, zoals bepaald bij artikel 76 van de voornoemde wet van 30 |
| juni 1994, door het koninklijk besluit van 30 oktober 1997 betreffende | juni 1994, door het koninklijk besluit van 30 oktober 1997 betreffende |
| de vergoeding verschuldigd aan auteurs en uitgevers voor het kopiëren | de vergoeding verschuldigd aan auteurs en uitgevers voor het kopiëren |
| voor privé-gebruik of didactisch gebruik van werken die op grafische | voor privé-gebruik of didactisch gebruik van werken die op grafische |
| of soortgelijke wijze zijn vastgesteld, dat in werking treedt op 1 | of soortgelijke wijze zijn vastgesteld, dat in werking treedt op 1 |
| januari 1998; | januari 1998; |
| Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, | Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, |
| Hebben Wij besloten en besluiten Wij : | Hebben Wij besloten en besluiten Wij : |
| HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen | HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen |
Artikel 1.Er is een vertegenwoordiger van de Minister van Justitie en |
Artikel 1.Er is een vertegenwoordiger van de Minister van Justitie en |
| twee adjuncten van een verschillende taalrol, bij de vennootschappen | twee adjuncten van een verschillende taalrol, bij de vennootschappen |
| voor het beheer van de rechten. | voor het beheer van de rechten. |
Art. 2.Naast de opdrachten die de vertegenwoordiger worden toegekend |
Art. 2.Naast de opdrachten die de vertegenwoordiger worden toegekend |
| door artikel 76 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het | door artikel 76 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het |
| auteursrecht en de naburige rechten, maakt hij jaarlijks aan de | auteursrecht en de naburige rechten, maakt hij jaarlijks aan de |
| Minister van Justitie een verslag over zijn activiteiten. | Minister van Justitie een verslag over zijn activiteiten. |
| HOOFDSTUK II | HOOFDSTUK II |
| Bepalingen betreffende de vertegenwoordiger van de Minister | Bepalingen betreffende de vertegenwoordiger van de Minister |
Art. 3.De vertegenwoordiger van de Minister wordt benoemd voor een |
Art. 3.De vertegenwoordiger van de Minister wordt benoemd voor een |
| termijn van vijf jaar op de voordracht van de Minister van Justitie. | termijn van vijf jaar op de voordracht van de Minister van Justitie. |
| Zijn mandaat is hernieuwbaar. | Zijn mandaat is hernieuwbaar. |
Art. 4.Om benoemd te worden tot vertegenwoordiger van de Minister, |
Art. 4.Om benoemd te worden tot vertegenwoordiger van de Minister, |
| moet de kandidaat : | moet de kandidaat : |
| 1° Belg zijn; | 1° Belg zijn; |
| 2° de burgerlijke en politieke rechten genieten; | 2° de burgerlijke en politieke rechten genieten; |
| 3° een diploma van doctor of licentiaat in de rechten hebben dat is | 3° een diploma van doctor of licentiaat in de rechten hebben dat is |
| uitgereikt door een universiteit van de Europese Gemeenschap; | uitgereikt door een universiteit van de Europese Gemeenschap; |
| 4° een grondige kennis van het Nederlands en het Frans bezitten; | 4° een grondige kennis van het Nederlands en het Frans bezitten; |
| 5° doen blijken van ervaring in juridische en economische materies, en | 5° doen blijken van ervaring in juridische en economische materies, en |
| over feitelijke ervaring beschikken inzake onderzoek van | over feitelijke ervaring beschikken inzake onderzoek van |
| boekingsstukken; | boekingsstukken; |
| 6° bekwaam zijn om een team te leiden; | 6° bekwaam zijn om een team te leiden; |
| 7° ervaring hebben in het houden van vergaderingen; | 7° ervaring hebben in het houden van vergaderingen; |
| 8° over de kwaliteiten beschikken die vereist zijn voor het beheer van | 8° over de kwaliteiten beschikken die vereist zijn voor het beheer van |
| de klachten. | de klachten. |
Art. 5.§ 1. Degene die zich in omstandigheden bevindt waardoor zijn |
Art. 5.§ 1. Degene die zich in omstandigheden bevindt waardoor zijn |
| onafhankelijkheid en zijn onpartijdigheid ten opzichte van de | onafhankelijkheid en zijn onpartijdigheid ten opzichte van de |
| vennootschappen voor het beheer van de rechten, waarbij hij is | vennootschappen voor het beheer van de rechten, waarbij hij is |
| aangesteld, in vraag gesteld kunnen worden, kan niet als | aangesteld, in vraag gesteld kunnen worden, kan niet als |
| vertegenwoordiger worden benoemd. | vertegenwoordiger worden benoemd. |
| Zo mag de vertegenwoordiger noch in een vennootschap voor het beheer | Zo mag de vertegenwoordiger noch in een vennootschap voor het beheer |
| van de rechten, noch in een daarmee verbonden bedrijf, een mandaat of | van de rechten, noch in een daarmee verbonden bedrijf, een mandaat of |
| opdracht die voor rekening van die vennootschap of dat bedrijf moet | opdracht die voor rekening van die vennootschap of dat bedrijf moet |
| worden uitgeoefend, aanvaarden. | worden uitgeoefend, aanvaarden. |
| De vennootschap voor het beheer van de rechten, waarop de | De vennootschap voor het beheer van de rechten, waarop de |
| vertegenwoordiger toeziet, of een daarmee verbonden bedrijf mag aan de | vertegenwoordiger toeziet, of een daarmee verbonden bedrijf mag aan de |
| vertegenwoordiger geen leningen of voorschotten toekennen of hem | vertegenwoordiger geen leningen of voorschotten toekennen of hem |
| garanties bieden die hem tot voordeel strekken. | garanties bieden die hem tot voordeel strekken. |
| § 2. De benoeming van de vertegenwoordiger die, in de loop van het | § 2. De benoeming van de vertegenwoordiger die, in de loop van het |
| mandaat, in één van de in de voorgaande paragraaf bedoelde situaties | mandaat, in één van de in de voorgaande paragraaf bedoelde situaties |
| zou komen te staan, zal van rechtswege worden ingetrokken. | zou komen te staan, zal van rechtswege worden ingetrokken. |
Art. 6.De vacature van de betrekking van de vertegenwoordiger van de |
Art. 6.De vacature van de betrekking van de vertegenwoordiger van de |
| Minister wordt in een bericht in het Belgisch Staatsblad | Minister wordt in een bericht in het Belgisch Staatsblad |
| bekendgemaakt. In dit bericht worden de gegadigden opgeroepen hun | bekendgemaakt. In dit bericht worden de gegadigden opgeroepen hun |
| aanspraken aan te voeren, wordt vastgesteld wanneer die sollicitaties | aanspraken aan te voeren, wordt vastgesteld wanneer die sollicitaties |
| moeten zijn ingediend en bij welke overheid. Voorts wordt beschreven | moeten zijn ingediend en bij welke overheid. Voorts wordt beschreven |
| welke functies bij de openstaande betrekking horen en aan welke | welke functies bij de openstaande betrekking horen en aan welke |
| voorwaarden moet worden voldaan om die functies te kunnen uitoefenen. | voorwaarden moet worden voldaan om die functies te kunnen uitoefenen. |
| Een selectiecommissie opgericht door de Minister van Justitie en | Een selectiecommissie opgericht door de Minister van Justitie en |
| geplaatst onder het voorzitterschap van de Secretaris-generaal van het | geplaatst onder het voorzitterschap van de Secretaris-generaal van het |
| Ministerie van Justitie, wordt belast met het uitbrengen van een | Ministerie van Justitie, wordt belast met het uitbrengen van een |
| advies over de verschillende kandidaturen tot de betrekking van | advies over de verschillende kandidaturen tot de betrekking van |
| vertegenwoordiger van de Minister. | vertegenwoordiger van de Minister. |
Art. 7.De vertegenwoordiger van de Minister staat onder het |
Art. 7.De vertegenwoordiger van de Minister staat onder het |
| rechtstreekse gezag van de Minister. | rechtstreekse gezag van de Minister. |
Art. 8.§ 1. De vertegenwoordiger van de Minister heeft als zodanig |
Art. 8.§ 1. De vertegenwoordiger van de Minister heeft als zodanig |
| niet de hoedanigheid van Rijksambtenaar in de zin van het koninklijk | niet de hoedanigheid van Rijksambtenaar in de zin van het koninklijk |
| besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het | besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het |
| Rijkspersoneel. | Rijkspersoneel. |
| Overminderd de bepalingen van zijn eigen statuut en van dit statuut | Overminderd de bepalingen van zijn eigen statuut en van dit statuut |
| gelden voor de vertegenwoordiger van de Minister de bepalingen welke | gelden voor de vertegenwoordiger van de Minister de bepalingen welke |
| voor het Rijkspersoneel regelen : | voor het Rijkspersoneel regelen : |
| 1° de rechten, de plichten en de onverenigbaarheden; | 1° de rechten, de plichten en de onverenigbaarheden; |
| 2° de persoonlijke aansprakelijkheid; | 2° de persoonlijke aansprakelijkheid; |
| 3° het jaarlijks verlof voor vakantie en feestdagen; | 3° het jaarlijks verlof voor vakantie en feestdagen; |
| 4° de indisponibiliteitstelling wegens persoonlijke aangelegenheden; | 4° de indisponibiliteitstelling wegens persoonlijke aangelegenheden; |
| 5° de schorsing in het belang van de dienst; | 5° de schorsing in het belang van de dienst; |
| 6° de tuchtregeling; | 6° de tuchtregeling; |
| 7° het onderzoek naar de lichamelijke geschiktheid; | 7° het onderzoek naar de lichamelijke geschiktheid; |
| 8° de beroepsongeschiktheid en de ambtsneerlegging. | 8° de beroepsongeschiktheid en de ambtsneerlegging. |
Art. 9.Op voorstel van de Minister van Justitie kunnen Wij wegens |
Art. 9.Op voorstel van de Minister van Justitie kunnen Wij wegens |
| ernstig plichtsverzuim de benoeming van de vertegenwoordiger van de | ernstig plichtsverzuim de benoeming van de vertegenwoordiger van de |
| Minister beëindigen. | Minister beëindigen. |
| De Minister van Justitie stelt daartoe een vooraf met redenen omkleed | De Minister van Justitie stelt daartoe een vooraf met redenen omkleed |
| verslag op dat ter kennis wordt gebracht van de belanghebbende, binnen | verslag op dat ter kennis wordt gebracht van de belanghebbende, binnen |
| een termijn van vijftien dagen. | een termijn van vijftien dagen. |
| De belanghebbende wordt over dit verslag gehoord door de Minister van | De belanghebbende wordt over dit verslag gehoord door de Minister van |
| Justitie binnen de maand na kennisgeving. Hij kan zich laten bijstaan | Justitie binnen de maand na kennisgeving. Hij kan zich laten bijstaan |
| door een persoon naar keuze. | door een persoon naar keuze. |
| Het definitieve voorstel wordt schriftelijk geformuleerd, met redenen | Het definitieve voorstel wordt schriftelijk geformuleerd, met redenen |
| omkleed, en aan de belanghebbende medegedeeld binnen de tien dagen na | omkleed, en aan de belanghebbende medegedeeld binnen de tien dagen na |
| het verhoor. | het verhoor. |
| Tegen dit voorstel kan de vertegenwoordiger van de Minister beroep | Tegen dit voorstel kan de vertegenwoordiger van de Minister beroep |
| instellen bij de raad van beroep voor opperambtenaren volgens de | instellen bij de raad van beroep voor opperambtenaren volgens de |
| nadere regels bepaald bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 | nadere regels bepaald bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 |
| houdende het statuut van het rijkspersoneel. | houdende het statuut van het rijkspersoneel. |
Art. 10.De vertegenwoordiger van de Minister wordt uitgesloten van |
Art. 10.De vertegenwoordiger van de Minister wordt uitgesloten van |
| toepassing van de bepalingen van : | toepassing van de bepalingen van : |
| - het koninklijk besluit van 20 mei 1965 betreffende de samenstelling | - het koninklijk besluit van 20 mei 1965 betreffende de samenstelling |
| en de werking van de ministeriële kabinetten en betreffende het | en de werking van de ministeriële kabinetten en betreffende het |
| personeel van de ministeries aangewezen om van het kabinet van de | personeel van de ministeries aangewezen om van het kabinet van de |
| voorzitter of van een lid van de Regering van een Gemeenschap of een | voorzitter of van een lid van de Regering van een Gemeenschap of een |
| Gewest deel uit te maken; | Gewest deel uit te maken; |
| - het koninklijk besluit van 13 november 1967 tot vaststelling van de | - het koninklijk besluit van 13 november 1967 tot vaststelling van de |
| administratieve toestand van de Rijksambtenaren die met een opdracht | administratieve toestand van de Rijksambtenaren die met een opdracht |
| worden belast; | worden belast; |
| - van het koninklijk besluit van 13 februari 1973 betreffende de | - van het koninklijk besluit van 13 februari 1973 betreffende de |
| kabinetten van de Staatssecretarissen; | kabinetten van de Staatssecretarissen; |
| - het koninklijk besluit van 28 februari 1991 betreffende de | - het koninklijk besluit van 28 februari 1991 betreffende de |
| onderbreking van de beroepsloopbaan in de besturen en de andere | onderbreking van de beroepsloopbaan in de besturen en de andere |
| diensten van de ministeries; | diensten van de ministeries; |
| - het koninklijk besluit van 28 februari 1991 betreffende de | - het koninklijk besluit van 28 februari 1991 betreffende de |
| halftijdse loopbaanonderbreking in de rijksbesturen; | halftijdse loopbaanonderbreking in de rijksbesturen; |
| - het koninklijk besluit van 10 april 1995 ter uitvoering van de wet | - het koninklijk besluit van 10 april 1995 ter uitvoering van de wet |
| van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de | van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de |
| openbare sector. | openbare sector. |
Art. 11.De vertegenwoordiger van de Minister die zich, op de datum |
Art. 11.De vertegenwoordiger van de Minister die zich, op de datum |
| van zijn eerste benoeming, in een statutair verband bevindt met de | van zijn eerste benoeming, in een statutair verband bevindt met de |
| Staat of met enige andere rechtspersoon van publiek recht die onder de | Staat of met enige andere rechtspersoon van publiek recht die onder de |
| Staat ressorteert, wordt ter beschikking gesteld voor de gehele duur | Staat ressorteert, wordt ter beschikking gesteld voor de gehele duur |
| van zijn mandaat. | van zijn mandaat. |
| Deze periode wordt echter gelijkgesteld met een periode van | Deze periode wordt echter gelijkgesteld met een periode van |
| dienstactiviteit gedurende dewelke hij zijn rechten op bevordering en | dienstactiviteit gedurende dewelke hij zijn rechten op bevordering en |
| weddeverhoging behoudt. | weddeverhoging behoudt. |
| Indien de ambtenaar zich op de datum van zijn eerste benoeming in een | Indien de ambtenaar zich op de datum van zijn eerste benoeming in een |
| contractueel verband bevindt met de Staat of met enige andere | contractueel verband bevindt met de Staat of met enige andere |
| rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, biedt | rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, biedt |
| zijn werkgever hem een schorsing van zijn arbeidsovereenkomst aan voor | zijn werkgever hem een schorsing van zijn arbeidsovereenkomst aan voor |
| de gehele duur van zijn mandaat. | de gehele duur van zijn mandaat. |
| Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op | Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op |
| weddeverhoging. | weddeverhoging. |
Art. 12.§ 1. Onverminderd de door de wet vastgestelde statutaire |
Art. 12.§ 1. Onverminderd de door de wet vastgestelde statutaire |
| bepalingen zijn de volgende besluiten, zoals zij gewijzigd zijn, van | bepalingen zijn de volgende besluiten, zoals zij gewijzigd zijn, van |
| toepassing op de vertegenwoordiger van de Minister : | toepassing op de vertegenwoordiger van de Minister : |
| 1° koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de | 1° koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de |
| vergoedingen wegens verblijfkosten, toegekend aan de leden van het | vergoedingen wegens verblijfkosten, toegekend aan de leden van het |
| personeel der ministeries; | personeel der ministeries; |
| 2° koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling | 2° koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling |
| inzake reiskosten; | inzake reiskosten; |
| 3° koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling | 3° koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling |
| van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het | van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het |
| personeel der ministeries; | personeel der ministeries; |
| 4° koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag | 4° koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag |
| toegekend aan sommige categorieën voor het door de Staat bezoldigd | toegekend aan sommige categorieën voor het door de Staat bezoldigd |
| personeel; | personeel; |
| 5° koninklijk besluit van 21 mei 1965 tot regeling van de toekenning | 5° koninklijk besluit van 21 mei 1965 tot regeling van de toekenning |
| van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van | van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van |
| een lid van het personeel der ministeries; | een lid van het personeel der ministeries; |
| 6° koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling | 6° koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling |
| van het personeel der ministeries; | van het personeel der ministeries; |
| 7° koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning | 7° koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning |
| van een vakantiegeld aan het personeel van 's lands algemeen bestuur; | van een vakantiegeld aan het personeel van 's lands algemeen bestuur; |
| 8° koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een | 8° koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een |
| eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de | eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de |
| Schatkist bezoldigd ambt; | Schatkist bezoldigd ambt; |
| 9° koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling | 9° koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling |
| inzake reiskosten. | inzake reiskosten. |
| 10° koninklijk besluit van 18 november 1991 tot regeling van de | 10° koninklijk besluit van 18 november 1991 tot regeling van de |
| tegemoetkoming van de Staat en van sommige instellingen van openbaar | tegemoetkoming van de Staat en van sommige instellingen van openbaar |
| nut in de vervoerskosten van de personeelsleden. | nut in de vervoerskosten van de personeelsleden. |
| § 2. De bepalingen die de hiervorengenoemde besluiten mochten | § 2. De bepalingen die de hiervorengenoemde besluiten mochten |
| wijzigen, aanvullen of vervangen zijn van rechtswege van toepassing op | wijzigen, aanvullen of vervangen zijn van rechtswege van toepassing op |
| de vertegenwoordiger van de Minister en op zijn adjuncten. | de vertegenwoordiger van de Minister en op zijn adjuncten. |
Art. 13.§ 1. De vertegenwoordiger van de Minister wordt gelijkgesteld |
Art. 13.§ 1. De vertegenwoordiger van de Minister wordt gelijkgesteld |
| met een ambtenaar van rang 15 in de hiërarchie van het Rijkspersoneel. | met een ambtenaar van rang 15 in de hiërarchie van het Rijkspersoneel. |
| § 2. Zijn weddeschaal is deze die hernomen wordt onder de rubriek 15A | § 2. Zijn weddeschaal is deze die hernomen wordt onder de rubriek 15A |
| van de weddeschalen van de gemene graden van de Rijksambtenaren. | van de weddeschalen van de gemene graden van de Rijksambtenaren. |
Art. 14.Voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit van de |
Art. 14.Voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit van de |
| vertegenwoordiger van de Minister kan worden rekening gehouden met de | vertegenwoordiger van de Minister kan worden rekening gehouden met de |
| uitgeoefende functies en de ervaring zoals vereist in de artikelen 4 | uitgeoefende functies en de ervaring zoals vereist in de artikelen 4 |
| en 5 van het onderhavige besluit. | en 5 van het onderhavige besluit. |
Art. 15.Onder voorbehoud van de bepalingen van het onderhavige |
Art. 15.Onder voorbehoud van de bepalingen van het onderhavige |
| besluit zijn de bepalingen inzake sociale zekerheid die van toepassing | besluit zijn de bepalingen inzake sociale zekerheid die van toepassing |
| zijn op de ambtenaren die nog niet definitief zijn benoemd, van | zijn op de ambtenaren die nog niet definitief zijn benoemd, van |
| toepassing op de vertegenwoordiger van de Minister. | toepassing op de vertegenwoordiger van de Minister. |
| HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende de adjuncten van de | HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende de adjuncten van de |
| vertegenwoordiger van de Minister | vertegenwoordiger van de Minister |
Art. 16.Om aangesteld te worden tot adjunct van de vertegenwoordiger |
Art. 16.Om aangesteld te worden tot adjunct van de vertegenwoordiger |
| van de Minister, moet de kandidaat : | van de Minister, moet de kandidaat : |
| 1° Belg zijn; | 1° Belg zijn; |
| 2° titularis zijn van de graad van adjunct-adviseur; | 2° titularis zijn van de graad van adjunct-adviseur; |
| 3° de burgerlijke en politieke rechten genieten; | 3° de burgerlijke en politieke rechten genieten; |
| 4° een diploma van doctor of licentiaat in de rechten of in de | 4° een diploma van doctor of licentiaat in de rechten of in de |
| economie hebben dat is uitgereikt door een universiteit van de | economie hebben dat is uitgereikt door een universiteit van de |
| Europese Gemeenschap; | Europese Gemeenschap; |
| 5° doen blijken van ervaring in juridische en/of economische materies, | 5° doen blijken van ervaring in juridische en/of economische materies, |
| en over feitelijke ervaring beschikken inzake onderzoek van | en over feitelijke ervaring beschikken inzake onderzoek van |
| boekingsstukken. | boekingsstukken. |
| HOOFDSTUK IV. - Eindbepalingen. | HOOFDSTUK IV. - Eindbepalingen. |
Art. 17.De Minister van Justitie stelt aan de vertegenwoordiger van |
Art. 17.De Minister van Justitie stelt aan de vertegenwoordiger van |
| de Minister het administratief personeel alsook de middelen ter | de Minister het administratief personeel alsook de middelen ter |
| beschikking die nodig zijn voor de uitvoering van zijn opdracht. | beschikking die nodig zijn voor de uitvoering van zijn opdracht. |
Art. 18.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het |
Art. 18.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het |
| Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. | Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. |
Art. 19.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van |
Art. 19.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van |
| dit besluit. | dit besluit. |
| Gegeven te Brussel, 7 januari 1998. | Gegeven te Brussel, 7 januari 1998. |
| ALBERT | ALBERT |
| Van Koningswege : | Van Koningswege : |
| De Minister van Justitie : | De Minister van Justitie : |
| S. DE CLERCK | S. DE CLERCK |