Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Koninklijk Besluit van 01/02/2001
← Terug naar "Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de sector van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp die gesubsidieerd zijn door de Duitstalige Gemeenschap "
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de sector van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp die gesubsidieerd zijn door de Duitstalige Gemeenschap Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de sector van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp die gesubsidieerd zijn door de Duitstalige Gemeenschap
MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID
1 FEBRUARI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend 1 FEBRUARI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend
wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1998, wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1998,
gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en
bejaardenhulp, houdende maatregelen ter bevordering van de bejaardenhulp, houdende maatregelen ter bevordering van de
tewerkstelling in de sector van de diensten voor gezins- en tewerkstelling in de sector van de diensten voor gezins- en
bejaardenhulp die gesubsidieerd zijn door de Duitstalige Gemeenschap bejaardenhulp die gesubsidieerd zijn door de Duitstalige Gemeenschap
(1) (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve
arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel
28; 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de diensten voor Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de diensten voor
gezins- en bejaardenhulp; gezins- en bejaardenhulp;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage

overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1998, gesloten overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1998, gesloten
in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp,
houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de
sector van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp die gesubsidieerd sector van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp die gesubsidieerd
zijn door de Duitstalige Gemeenschap. zijn door de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering

van dit besluit. van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 februari 2001. Gegeven te Brussel, 1 februari 2001.
ALBERT ALBERT
Van Koningswege : Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid, De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX Mevr. L. ONKELINX
_______ _______
Nota Nota
(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :
Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage Bijlage
Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp
Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1998 Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1998
Maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de sector van de Maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de sector van de
diensten voor gezins- en bejaardenhulp die gesubsidieerd zijn door de diensten voor gezins- en bejaardenhulp die gesubsidieerd zijn door de
Duitstalige Gemeenschap (Overeenkomst geregistreerd op 27 juli 1998 Duitstalige Gemeenschap (Overeenkomst geregistreerd op 27 juli 1998
onder het nummer 48737/CO/318) onder het nummer 48737/CO/318)
HOOFDSTUK I. - Juridisch kader HOOFDSTUK I. - Juridisch kader

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten

overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968
betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire
comités en bij toepassing van het koninklijk besluit van 5 februari comités en bij toepassing van het koninklijk besluit van 5 februari
1997 (Belgisch Staatsblad van 27 februari 1997) houdende maatregelen 1997 (Belgisch Staatsblad van 27 februari 1997) houdende maatregelen
ter bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, ter bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector,
gewijzigd door de koninklijke besluiten van 5 mei 1997 (Belgisch gewijzigd door de koninklijke besluiten van 5 mei 1997 (Belgisch
Staatsblad van 23 mei 1997), van 6 juli 1997 (Belgisch Staatsblad van Staatsblad van 23 mei 1997), van 6 juli 1997 (Belgisch Staatsblad van
12 juli 1997) en van 16 april 1998 (Belgisch Staatsblad van 24 april 12 juli 1997) en van 16 april 1998 (Belgisch Staatsblad van 24 april
1998). 1998).
De vermindering van de bijdragen bedoeld in hoofdstuk III van deze De vermindering van de bijdragen bedoeld in hoofdstuk III van deze
overeenkomst, is vastgesteld door het koninklijk besluit van 16 april overeenkomst, is vastgesteld door het koninklijk besluit van 16 april
1998 tot bepaling van de forfaitaire bijdragevermindering in de 1998 tot bepaling van de forfaitaire bijdragevermindering in de
non-profitsector vanaf 1 juli 1998 (Belgisch Staatsblad van 24 april non-profitsector vanaf 1 juli 1998 (Belgisch Staatsblad van 24 april
1998). 1998).
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied en beschrijving van de benamingen HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied en beschrijving van de benamingen

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de

werknemers en werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité werknemers en werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité
voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en die gesubsidieerd voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en die gesubsidieerd
worden door de Duitstalige Gemeenschap. worden door de Duitstalige Gemeenschap.
Onder "werknemers" verstaat men zowel de mannelijke als vrouwelijke Onder "werknemers" verstaat men zowel de mannelijke als vrouwelijke
werknemers, arbeiders en bedienden. werknemers, arbeiders en bedienden.

Art. 3.Onder "partijen" verstaat men de werkgevers- en

Art. 3.Onder "partijen" verstaat men de werkgevers- en

werknemersorganisaties die deze collectieve arbeidsovereenkomst werknemersorganisaties die deze collectieve arbeidsovereenkomst
ondertekend hebben, en zij die zullen gebonden zijn door de algemeen ondertekend hebben, en zij die zullen gebonden zijn door de algemeen
verbindende kracht van deze collectieve arbeidsovereenkomst. verbindende kracht van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK III. - Vermindering van de werkgeversbijdragen voor de HOOFDSTUK III. - Vermindering van de werkgeversbijdragen voor de
sociale zekerheid sociale zekerheid

Art. 4.Bij een netto-aangroei van de tewerkstelling en een toename

Art. 4.Bij een netto-aangroei van de tewerkstelling en een toename

van het totaal arbeidsvolume, kan de sector genieten van een van het totaal arbeidsvolume, kan de sector genieten van een
vermindering van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid vermindering van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid
zoals voorzien in voormeld koninklijk besluit. zoals voorzien in voormeld koninklijk besluit.

Art. 5.De kwartaalopbrengst van deze bijdragevermindering wordt als

Art. 5.De kwartaalopbrengst van deze bijdragevermindering wordt als

volgt berekend : volgt berekend :
- het aantal werknemers dat minstens halftijds is tewerkgesteld, - het aantal werknemers dat minstens halftijds is tewerkgesteld,
vermenigvuldigd met het bedrag dat per kwartaal maximaal voorzien is; vermenigvuldigd met het bedrag dat per kwartaal maximaal voorzien is;
- voor de sector bedoeld in artikel 2 betekent dit maximaal : - voor de sector bedoeld in artikel 2 betekent dit maximaal :
36 x 6 500 BEF = 234 000 BEF per kwartaal. 36 x 6 500 BEF = 234 000 BEF per kwartaal.
Deze berekening is gebaseerd op het tewerkstellingsvolume van 31 Deze berekening is gebaseerd op het tewerkstellingsvolume van 31
december 1997 en houdt rekening met het bedrag van de december 1997 en houdt rekening met het bedrag van de
bijdragevermindering bepaald door het koninklijk besluit van 16 april bijdragevermindering bepaald door het koninklijk besluit van 16 april
1998 (Belgisch Staatsblad van 24 april 1998) tot bepaling van het 1998 (Belgisch Staatsblad van 24 april 1998) tot bepaling van het
kwartaalbedrag van de forfaitaire vermindering van de kwartaalbedrag van de forfaitaire vermindering van de
werkgeversbijdragen in de non-profitsector. werkgeversbijdragen in de non-profitsector.
HOOFDSTUK IV. - Gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde werknemers HOOFDSTUK IV. - Gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde werknemers

Art. 6.In de sector van de gezins- en bejaardenhulp zoals omschreven

Art. 6.In de sector van de gezins- en bejaardenhulp zoals omschreven

in artikel 2, zijn er 97 pct. werknemers voor wie de betrokken in artikel 2, zijn er 97 pct. werknemers voor wie de betrokken
werkgevers een subsidie ontvangen en 3 pct. werknemers voor wie de werkgevers een subsidie ontvangen en 3 pct. werknemers voor wie de
betrokken werkgevers geen subsidies ontvangen. betrokken werkgevers geen subsidies ontvangen.
HOOFDSTUK V. - Verbintenis inzake tewerkstelling HOOFDSTUK V. - Verbintenis inzake tewerkstelling

Art. 7.De ondertekende partijen verbinden zich ertoe een bijkomende

Art. 7.De ondertekende partijen verbinden zich ertoe een bijkomende

inspanning te doen voor de tewerkstelling, en aldus in de sector inspanning te doen voor de tewerkstelling, en aldus in de sector
vermeld in artikel 2 een netto aangroei van de tewerkstelling te vermeld in artikel 2 een netto aangroei van de tewerkstelling te
realiseren ten belope van ten minste de opbrengst van de realiseren ten belope van ten minste de opbrengst van de
bijdragevermindering vermeld in artikel 5 van deze overeenkomst, en bijdragevermindering vermeld in artikel 5 van deze overeenkomst, en
van het totaal arbeidsvolume in vergelijking met de tewerkstelling en van het totaal arbeidsvolume in vergelijking met de tewerkstelling en
het arbeidsvolume van het overeenstemmende kalenderkwartaal van het het arbeidsvolume van het overeenstemmende kalenderkwartaal van het
referentiejaar. referentiejaar.
Voor de toetredingen die van kracht worden na 30 juni 1998 is het Voor de toetredingen die van kracht worden na 30 juni 1998 is het
referentiejaar het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de referentiejaar het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de
toetreding van de betrokken werkgever van kracht wordt. toetreding van de betrokken werkgever van kracht wordt.

Art. 8.De netto-aangroei van de tewerkstelling, alsmede de toename

Art. 8.De netto-aangroei van de tewerkstelling, alsmede de toename

van het arbeidsvolume, zoals bepaald in artikel 4 van deze van het arbeidsvolume, zoals bepaald in artikel 4 van deze
overeenkomst, dient gerealiseerd te worden op het niveau van : overeenkomst, dient gerealiseerd te worden op het niveau van :
- de sector vermeld in het artikel 2 van deze collectieve - de sector vermeld in het artikel 2 van deze collectieve
arbeidsovereenkomst; arbeidsovereenkomst;
- de dienst die toetreedt tot deze collectieve arbeidsovereenkomst; - de dienst die toetreedt tot deze collectieve arbeidsovereenkomst;
- de groepering van diensten die toetreden tot deze collectieve - de groepering van diensten die toetreden tot deze collectieve
arbeidsovereenkomst. arbeidsovereenkomst.

Art. 9.De netto-aangroei wordt berekend volgens de bepalingen vervat

Art. 9.De netto-aangroei wordt berekend volgens de bepalingen vervat

in het artikel 4, § 1 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 in het artikel 4, § 1 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997
(Belgisch Staatsblad van 27 februari 1997) houdende maatregelen ter (Belgisch Staatsblad van 27 februari 1997) houdende maatregelen ter
bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector. bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector.

Art. 10.Voor de berekening van de netto-aangroei van het aantal

Art. 10.Voor de berekening van de netto-aangroei van het aantal

werknemers, wordt het bedrag per kwartaal dat gelijkstaat met de werknemers, wordt het bedrag per kwartaal dat gelijkstaat met de
aanwerving van een bijkomend voltijds werknemer bepaald op : aanwerving van een bijkomend voltijds werknemer bepaald op :
300 000 BEF voor een niet-gesubsidieerd lid van het administratief of 300 000 BEF voor een niet-gesubsidieerd lid van het administratief of
sociaal kaderpersoneel; sociaal kaderpersoneel;
225 000 BEF voor een niet-gesubsidieerde basiswerknemer; 225 000 BEF voor een niet-gesubsidieerde basiswerknemer;
200 000 BEF voor een basiswerknemer die niet wordt gesubsidieerd door 200 000 BEF voor een basiswerknemer die niet wordt gesubsidieerd door
de Duitstalige Gemeenschap (bijlage 1). de Duitstalige Gemeenschap (bijlage 1).

Art. 11.Wordt niet beschouwd als nieuw aangeworven werknemer bij

Art. 11.Wordt niet beschouwd als nieuw aangeworven werknemer bij

toepassing van artikel 4, § 2 van bovenvermeld koninklijk besluit : toepassing van artikel 4, § 2 van bovenvermeld koninklijk besluit :
- de werknemer aangeworven in het kader van het banenplan, bedoeld in - de werknemer aangeworven in het kader van het banenplan, bedoeld in
de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen,
gedurende de periode van de bijdragevermindering; gedurende de periode van de bijdragevermindering;
- de werknemer aangeworven in het kader van de bepalingen van - de werknemer aangeworven in het kader van de bepalingen van
hoofdstuk VII van Titel III van de programmawet van 30 december 1988, hoofdstuk VII van Titel III van de programmawet van 30 december 1988,
gedurende de periode van vrijstelling van werkgeversbijdragen; gedurende de periode van vrijstelling van werkgeversbijdragen;
- de werknemer aangeworven ten gevolge van een fusie of overname van - de werknemer aangeworven ten gevolge van een fusie of overname van
een andere instelling of ten gevolge van een transfer binnen een andere instelling of ten gevolge van een transfer binnen
instellingen die behoren tot een zelfde groep; instellingen die behoren tot een zelfde groep;
- de werknemer aangeworven in het kader van het koninklijk besluit nr - de werknemer aangeworven in het kader van het koninklijk besluit nr
474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de
Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen; Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen;
- de werknemer tewerkgesteld in het kader van artikel 60, § 7 van de - de werknemer tewerkgesteld in het kader van artikel 60, § 7 van de
organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor
maatschappelijk welzijn in uitvoering van artikel 33 van de wet van 22 maatschappelijk welzijn in uitvoering van artikel 33 van de wet van 22
december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het
meerjarenplan voor werkgelegenheid, gewijzigd bij de wet van 29 april meerjarenplan voor werkgelegenheid, gewijzigd bij de wet van 29 april
1996 houdende sociale bepalingen; 1996 houdende sociale bepalingen;
- de jongere tewerkgesteld in het kader van het koninklijk besluit nr - de jongere tewerkgesteld in het kader van het koninklijk besluit nr
495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van
alternerende tewerkstelling en opleiding voor jongeren tussen 18 en 25 alternerende tewerkstelling en opleiding voor jongeren tussen 18 en 25
jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen
van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren; van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren;
- de werknemer aangeworven in het kader van het koninklijk besluit van - de werknemer aangeworven in het kader van het koninklijk besluit van
24 februari 1997 dat preciezere voorwaarden omvat betreffende de 24 februari 1997 dat preciezere voorwaarden omvat betreffende de
tewerkstellingsakkoorden bij toepassing van de artikels 7, § 2, 30, § tewerkstellingsakkoorden bij toepassing van de artikels 7, § 2, 30, §
2 en 33 van de wet van 26 juli 1996 betreffende de bevordering van de 2 en 33 van de wet van 26 juli 1996 betreffende de bevordering van de
tewerkstelling en de preventieve vrijwaring van het tewerkstelling en de preventieve vrijwaring van het
concurrentievermogen en haar uitvoeringsbesluiten; concurrentievermogen en haar uitvoeringsbesluiten;
- de werknemer aangeworven in het kader van het hoofdstuk II van titel - de werknemer aangeworven in het kader van het hoofdstuk II van titel
III van de programmawet van 30 december 1988; III van de programmawet van 30 december 1988;
- de werknemer aangeworven in het kader van het koninklijk besluit van - de werknemer aangeworven in het kader van het koninklijk besluit van
9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de
besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke
zekerheid der arbeiders; zekerheid der arbeiders;
- de werknemer aangeworven in het kader van het koninklijk besluit van - de werknemer aangeworven in het kader van het koninklijk besluit van
8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van
de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke
zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van de zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van de
langdurig werklozen. langdurig werklozen.
HOOFDSTUK VI. - Waarborgen inzake besteding van de HOOFDSTUK VI. - Waarborgen inzake besteding van de
bijdragevermindering aan de tewerkstelling bijdragevermindering aan de tewerkstelling

Art. 12.De voorzitter van het paritair comité bezorgt het verslag

Art. 12.De voorzitter van het paritair comité bezorgt het verslag

waarvan sprake in artikel 3, § 6 van het koninklijk besluit van 5 waarvan sprake in artikel 3, § 6 van het koninklijk besluit van 5
februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van
de tewerkstelling in de non-profitsector, aan de Minister van de tewerkstelling in de non-profitsector, aan de Minister van
Werkgelegenheid en aan de Minister van Sociale Zaken. Werkgelegenheid en aan de Minister van Sociale Zaken.
De voorzitter van het paritair comité bezorgt een copie van het De voorzitter van het paritair comité bezorgt een copie van het
verslag aan de leden van het paritair comité. verslag aan de leden van het paritair comité.

Art. 13.Dit verslag moet per kwartaal ten minste de volgende gegevens

Art. 13.Dit verslag moet per kwartaal ten minste de volgende gegevens

bevatten : bevatten :
- de totale tewerkstelling, uitgedrukt in tewerkgestelde werknemers en - de totale tewerkstelling, uitgedrukt in tewerkgestelde werknemers en
in arbeidsvolume voor het referentiekwartaal en voor het betrokken in arbeidsvolume voor het referentiekwartaal en voor het betrokken
kwartaal, op basis van statistieken verstrekt door de Rijksdienst voor kwartaal, op basis van statistieken verstrekt door de Rijksdienst voor
sociale zekerheid; sociale zekerheid;
- de opbrengst van de bijdragevermindering bedoeld in artikel 2, § 1, - de opbrengst van de bijdragevermindering bedoeld in artikel 2, § 1,
de aanwending ervan en het eventueel saldo; de aanwending ervan en het eventueel saldo;
- het aantal werknemers dat werd aangeworven bij toepassing van - het aantal werknemers dat werd aangeworven bij toepassing van
voornoemd koninklijk besluit; voornoemd koninklijk besluit;
- statistieken betreffende de opleiding, de functie en het - statistieken betreffende de opleiding, de functie en het
arbeidsstelsel van de werknemers die werden aangeworven bij toepassing arbeidsstelsel van de werknemers die werden aangeworven bij toepassing
van voornoemd koninklijk besluit; van voornoemd koninklijk besluit;
- een advies betreffende de adequatie tussen opleidingen en functies - een advies betreffende de adequatie tussen opleidingen en functies
en met vermelding van de problemen die zich eventueel hebben en met vermelding van de problemen die zich eventueel hebben
voorgedaan. voorgedaan.
De niet-naleving van deze bepalingen kan worden beschouwd als een De niet-naleving van deze bepalingen kan worden beschouwd als een
inbreuk die tot sancties kan leiden, zoals bepaald in artikel 3, § 7 inbreuk die tot sancties kan leiden, zoals bepaald in artikel 3, § 7
van bovenvermeld koninklijk besluit. van bovenvermeld koninklijk besluit.

Art. 14.Dit verslag zal worden besproken in de ondernemingsraad of,

Art. 14.Dit verslag zal worden besproken in de ondernemingsraad of,

bij gebrek hieraan, met de vakbondsafvaardiging. Het moet worden bij gebrek hieraan, met de vakbondsafvaardiging. Het moet worden
ondertekend ter goedkeuring door de werknemersafgevaardigden of, bij ondertekend ter goedkeuring door de werknemersafgevaardigden of, bij
gebrek hieraan, door de gewestelijke verantwoordelijken van de gebrek hieraan, door de gewestelijke verantwoordelijken van de
vakorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het Paritair Comité voor vakorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het Paritair Comité voor
de diensten voor gezins- en bejaardenhulp. de diensten voor gezins- en bejaardenhulp.
HOOFDSTUK VII. - Deeltijdse en voltijdse werknemers HOOFDSTUK VII. - Deeltijdse en voltijdse werknemers

Art. 15.Wat de verdeling van de aanwervingen tussen de deeltijdse en

Art. 15.Wat de verdeling van de aanwervingen tussen de deeltijdse en

de voltijdse werknemers betreft, is de sector zijn verplichtingen de voltijdse werknemers betreft, is de sector zijn verplichtingen
reeds nagekomen aangezien hij 72 pct. deeltijdse werknemers telt. reeds nagekomen aangezien hij 72 pct. deeltijdse werknemers telt.
HOOFDSTUK VIII. - Planning van de bijkomende aanwervingen HOOFDSTUK VIII. - Planning van de bijkomende aanwervingen

Art. 16.De nieuwe indienstnemingen en de verhoging van het

Art. 16.De nieuwe indienstnemingen en de verhoging van het

arbeidsvolume worden gerealiseerd vanaf de eerste dag van het kwartaal arbeidsvolume worden gerealiseerd vanaf de eerste dag van het kwartaal
dat volgt op de datum van de betekening bedoeld in artikel 4, § 2 en § dat volgt op de datum van de betekening bedoeld in artikel 4, § 2 en §
3 van het ministerieel besluit van 20 mei 1998. 3 van het ministerieel besluit van 20 mei 1998.
De betrokken werkgevers moeten voor het einde van voornoemd kwartaal De betrokken werkgevers moeten voor het einde van voornoemd kwartaal
minimaal 50 pct. van de geplande aanwervingen en een verhoging van het minimaal 50 pct. van de geplande aanwervingen en een verhoging van het
arbeidsvolume met minimaal 25 pct. realiseren, en voor de laatste dag arbeidsvolume met minimaal 25 pct. realiseren, en voor de laatste dag
van het volgende kwartaal, 100 pct. van de aanbevolen aanwervingen en van het volgende kwartaal, 100 pct. van de aanbevolen aanwervingen en
minimaal 75 pct. van het geplande arbeidsvolume. minimaal 75 pct. van het geplande arbeidsvolume.
HOOFDSTUK IX. - Functies die in aanmerking komen voor bijkomende HOOFDSTUK IX. - Functies die in aanmerking komen voor bijkomende
tewerkstelling tewerkstelling

Art. 17.De netto-aangroei van de tewerkstelling betreft het

Art. 17.De netto-aangroei van de tewerkstelling betreft het

kaderpersoneel en de basiswerknemers zoals bepaald in de kaderpersoneel en de basiswerknemers zoals bepaald in de
reglementering van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, de reglementering van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, de
polyvalente arbeiders, de thuiswachten 's nachts en overdag, de polyvalente arbeiders, de thuiswachten 's nachts en overdag, de
huishoudhulpen en de oppassers van zieke kinderen. huishoudhulpen en de oppassers van zieke kinderen.
Deze netto-aangroei van de tewerkstelling moet, in de mate van het Deze netto-aangroei van de tewerkstelling moet, in de mate van het
mogelijke, leiden tot een vermindering van de werkdruk. mogelijke, leiden tot een vermindering van de werkdruk.
HOOFDSTUK X. - Toetredingsprocedure HOOFDSTUK X. - Toetredingsprocedure

Art. 18.De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn

Art. 18.De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn

toepasselijk op alle afzonderlijke diensten of groeperingen van toepasselijk op alle afzonderlijke diensten of groeperingen van
diensten die tot de sector behoren. diensten die tot de sector behoren.

Art. 19.De werkgevers of groeperingen van werkgevers die het

Art. 19.De werkgevers of groeperingen van werkgevers die het

voornemen hebben een inspanning te doen voor de tewerkstelling moeten voornemen hebben een inspanning te doen voor de tewerkstelling moeten
per aangetekende brief een kandidatuurakte richten aan de voorzitter per aangetekende brief een kandidatuurakte richten aan de voorzitter
van het paritair comité. van het paritair comité.
Deze kandidatuurakte die wordt opgesteld in de vorm van een tabel met Deze kandidatuurakte die wordt opgesteld in de vorm van een tabel met
7 kolommen bevat : 7 kolommen bevat :
- de lijst van de werkgevers die een kandidatuurakte hebben ingediend - de lijst van de werkgevers die een kandidatuurakte hebben ingediend
(groepering); (groepering);
- voor ieder van de voornoemde werkgevers, het aantal betrekkingen - voor ieder van de voornoemde werkgevers, het aantal betrekkingen
waarop hij aanspraak zou kunnen maken bij toepassing van de bepalingen waarop hij aanspraak zou kunnen maken bij toepassing van de bepalingen
van de sociale maribel; van de sociale maribel;
- voor ieder van deze werkgevers, het aantal gevraagde betrekkingen; - voor ieder van deze werkgevers, het aantal gevraagde betrekkingen;
- voor ieder van deze werkgevers, het voorgestelde aantal betrekkingen - voor ieder van deze werkgevers, het voorgestelde aantal betrekkingen
dat wordt toegekend; dat wordt toegekend;
- voor ieder van deze betrekkingen, de functie, het arbeidsstelsel en - voor ieder van deze betrekkingen, de functie, het arbeidsstelsel en
de basisloonschaal. de basisloonschaal.

Art. 20.De kandidatuurakte zal worden besproken in de

Art. 20.De kandidatuurakte zal worden besproken in de

ondernemingsraad of, bij gebrek hieraan, met de vakbondsafvaardiging. ondernemingsraad of, bij gebrek hieraan, met de vakbondsafvaardiging.
Zij moet worden ondertekend ter goedkeuring door de Zij moet worden ondertekend ter goedkeuring door de
werknemersafgevaardigden of, bij gebrek hieraan, door de gewestelijke werknemersafgevaardigden of, bij gebrek hieraan, door de gewestelijke
verantwoordelijken van de vakorganisaties die vertegenwoordigd zijn in verantwoordelijken van de vakorganisaties die vertegenwoordigd zijn in
het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp. het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp.

Art. 21.Na controle en onderzoek van de haar toegezonden

Art. 21.Na controle en onderzoek van de haar toegezonden

kandidatuuraktes, bezorgt de voorzitter van het paritair comité deze kandidatuuraktes, bezorgt de voorzitter van het paritair comité deze
voor goedkeuring aan de Minister van Werkgelegenheid en aan de voor goedkeuring aan de Minister van Werkgelegenheid en aan de
Minister van Sociale Zaken. Minister van Sociale Zaken.

Art. 22.De Minister van Werkgelegenheid en de Minister van Sociale

Art. 22.De Minister van Werkgelegenheid en de Minister van Sociale

Zaken betekenen schriftelijk hun goedkeuring of niet-goedkeuring aan Zaken betekenen schriftelijk hun goedkeuring of niet-goedkeuring aan
de voorzitter van het paritair comité binnen de 30 dagen die volgen op de voorzitter van het paritair comité binnen de 30 dagen die volgen op
de ontvangst van bovenvermeld voorstel. Bij gebrek aan een de ontvangst van bovenvermeld voorstel. Bij gebrek aan een
kennisgeving binnen de gestelde termijn wordt het voorstel geacht kennisgeving binnen de gestelde termijn wordt het voorstel geacht
goedgekeurd te zijn. goedgekeurd te zijn.

Art. 23.De voorzitter van het paritair comité wordt belast met het

Art. 23.De voorzitter van het paritair comité wordt belast met het

betekenen van de goedkeuring of de niet-goedkeuring aan de betrokken betekenen van de goedkeuring of de niet-goedkeuring aan de betrokken
werkgevers of groeperingen van werkgevers. werkgevers of groeperingen van werkgevers.
HOOFDSTUK XI. - Bijzondere modaliteiten HOOFDSTUK XI. - Bijzondere modaliteiten

Art. 24.De op 30 juni 1998 toegekende en gefinancierde betrekkingen

Art. 24.De op 30 juni 1998 toegekende en gefinancierde betrekkingen

ten gevolge van de bijkomende inspanning voor de tewerkstelling, ten gevolge van de bijkomende inspanning voor de tewerkstelling,
bedoeld in artikel 3, § 2, d) en § 3, 1° b) en § 4, d) van het bedoeld in artikel 3, § 2, d) en § 3, 1° b) en § 4, d) van het
bovenvermelde koninklijk besluit van 5 februari 1997, worden behouden. bovenvermelde koninklijk besluit van 5 februari 1997, worden behouden.
HOOFDSTUK XII. - Eindbepalingen en geldigheidsduur HOOFDSTUK XII. - Eindbepalingen en geldigheidsduur

Art. 25.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve

Art. 25.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve

arbeidsovereenkomst van 26 maart 1997, gesloten in het Paritair Comité arbeidsovereenkomst van 26 maart 1997, gesloten in het Paritair Comité
voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, houdende maatregelen voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, houdende maatregelen
ter bevordering van de tewerkstelling in de sector van de diensten ter bevordering van de tewerkstelling in de sector van de diensten
voor gezins- en bejaardenhulp die gesubsidieerd zijn door de voor gezins- en bejaardenhulp die gesubsidieerd zijn door de
Duitstalige Gemeenschap, geregistreerd onder het nummer 44449/CO/318, Duitstalige Gemeenschap, geregistreerd onder het nummer 44449/CO/318,
gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 1998, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 1998,
geregistreerd onder het nummer 47092/CO/318. geregistreerd onder het nummer 47092/CO/318.

Art. 26.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1

Art. 26.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1

juli 1998 en wordt gesloten voor een duur van één jaar. Zij kan worden juli 1998 en wordt gesloten voor een duur van één jaar. Zij kan worden
opgezegd door een van de ondertekende partijen per aangetekende brief, opgezegd door een van de ondertekende partijen per aangetekende brief,
gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité, mits inachtneming gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité, mits inachtneming
van een opzeggingstermijn van drie maanden. van een opzeggingstermijn van drie maanden.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 februari Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 februari
2001. 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX Mevr. L. ONKELINX
Bijlage 1 bij de colletieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1998 Bijlage 1 bij de colletieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1998
houdende maatregelen houdende maatregelen
ter bevordering van de tewerkstelling in de sector van de diensten ter bevordering van de tewerkstelling in de sector van de diensten
voor gezins- en bejaardenhulp voor gezins- en bejaardenhulp
die gesubsidieerd zijn door de Duitstalige gemeenschap die gesubsidieerd zijn door de Duitstalige gemeenschap
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Gezien om te worden gevoegd bij het koninlijk besluit van 1 februari Gezien om te worden gevoegd bij het koninlijk besluit van 1 februari
2001. 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX Mevr. L. ONKELINX
^