← Terug naar "Ministerieel besluit tot aanwijzing van de hiërarchische meerderen die bevoegd zijn om een voorlopig voorstel van tuchtstraf te formuleren indien de hiërarchische meerdere aangewezen bij het ministerieel besluit van 10 februari 1998 niet over de vereiste wettelijke taalkennis beschikt "
Ministerieel besluit tot aanwijzing van de hiërarchische meerderen die bevoegd zijn om een voorlopig voorstel van tuchtstraf te formuleren indien de hiërarchische meerdere aangewezen bij het ministerieel besluit van 10 februari 1998 niet over de vereiste wettelijke taalkennis beschikt | Ministerieel besluit tot aanwijzing van de hiërarchische meerderen die bevoegd zijn om een voorlopig voorstel van tuchtstraf te formuleren indien de hiërarchische meerdere aangewezen bij het ministerieel besluit van 10 februari 1998 niet over de vereiste wettelijke taalkennis beschikt |
---|---|
FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN | FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN |
25 NOVEMBER 2011. - Ministerieel besluit tot aanwijzing van de | 25 NOVEMBER 2011. - Ministerieel besluit tot aanwijzing van de |
hiërarchische meerderen die bevoegd zijn om een voorlopig voorstel van | hiërarchische meerderen die bevoegd zijn om een voorlopig voorstel van |
tuchtstraf te formuleren indien de hiërarchische meerdere aangewezen | tuchtstraf te formuleren indien de hiërarchische meerdere aangewezen |
bij het ministerieel besluit van 10 februari 1998 niet over de | bij het ministerieel besluit van 10 februari 1998 niet over de |
vereiste wettelijke taalkennis beschikt | vereiste wettelijke taalkennis beschikt |
De Minister van Financiën, | De Minister van Financiën, |
Gelet op de wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken, | Gelet op de wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken, |
gecoördineerd op 18 juli 1966; | gecoördineerd op 18 juli 1966; |
Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het | Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het |
statuut van het Rijkspersoneel, artikel 78, § 5; | statuut van het Rijkspersoneel, artikel 78, § 5; |
Gelet op het ministerieel besluit van10 februari 1998 tot aanwijzing | Gelet op het ministerieel besluit van10 februari 1998 tot aanwijzing |
van de hiërarchische meerderen die bevoegd zijn inzake tuchtregeling | van de hiërarchische meerderen die bevoegd zijn inzake tuchtregeling |
alsmede tot het verlenen van de bevoegdheid aan de colleges van | alsmede tot het verlenen van de bevoegdheid aan de colleges van |
dienstchefs om de definitieve voorstellen betreffende de tuchtstraffen | dienstchefs om de definitieve voorstellen betreffende de tuchtstraffen |
te formuleren, artikelen 1 tot 8; | te formuleren, artikelen 1 tot 8; |
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari | Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari |
1973, artikel 3, § 1; | 1973, artikel 3, § 1; |
Gelet op de dringende noodzakelijkheid; | Gelet op de dringende noodzakelijkheid; |
Overwegende dat de tuchtvordering alleen betrekking mag hebben op | Overwegende dat de tuchtvordering alleen betrekking mag hebben op |
feiten die zich hebben voorgedaan of zijn vastgesteld binnen een | feiten die zich hebben voorgedaan of zijn vastgesteld binnen een |
termijn van zes maanden voorafgaande aan de datum waarop de vordering | termijn van zes maanden voorafgaande aan de datum waarop de vordering |
wordt ingesteld; | wordt ingesteld; |
Overwegende dat het dan ook zonder verwijl noodzakelijk is om een | Overwegende dat het dan ook zonder verwijl noodzakelijk is om een |
andere hiërarchische meerdere aan te wijzen, die bevoegd is om de | andere hiërarchische meerdere aan te wijzen, die bevoegd is om de |
ambtenaar te horen over de feiten die hem ten laste worden gelegd en | ambtenaar te horen over de feiten die hem ten laste worden gelegd en |
een eventueel voorlopig voorstel van tuchtstraf te formuleren, indien | een eventueel voorlopig voorstel van tuchtstraf te formuleren, indien |
de meerdere aangeduid overeenkomstig het genoemde ministerieel besluit | de meerdere aangeduid overeenkomstig het genoemde ministerieel besluit |
van 10 februari 1998 niet tot dezelfde taalrol of taalgroep behoort | van 10 februari 1998 niet tot dezelfde taalrol of taalgroep behoort |
als de betrokken ambtenaar, noch over een door SELOR uitgereikt | als de betrokken ambtenaar, noch over een door SELOR uitgereikt |
getuigschrift beschikt waaruit blijkt dat hij over de vereiste | getuigschrift beschikt waaruit blijkt dat hij over de vereiste |
wettelijke taalkennis beschikt, | wettelijke taalkennis beschikt, |
Besluit : | Besluit : |
Artikel 1.Indien, in de Federale Overheidsdienst Financiën, een |
Artikel 1.Indien, in de Federale Overheidsdienst Financiën, een |
hiërarchische meerdere bedoeld in de artikelen 1 tot 8 van het | hiërarchische meerdere bedoeld in de artikelen 1 tot 8 van het |
ministerieel besluit van 10 februari 1998 tot aanwijzing van de | ministerieel besluit van 10 februari 1998 tot aanwijzing van de |
hiërarchische meerderen die bevoegd zijn inzake tuchtregeling alsmede | hiërarchische meerderen die bevoegd zijn inzake tuchtregeling alsmede |
tot het verlenen van de bevoegdheid aan de colleges van dienstchefs om | tot het verlenen van de bevoegdheid aan de colleges van dienstchefs om |
de definitieve voorstellen betreffende de tuchtstraffen te formuleren, | de definitieve voorstellen betreffende de tuchtstraffen te formuleren, |
overeenkomstig de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in | overeenkomstig de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in |
bestuurszaken, niet over de vereiste wettelijke taalkennis beschikt | bestuurszaken, niet over de vereiste wettelijke taalkennis beschikt |
wordt het eventuele voorlopig voorstel van tuchtstraf geformuleerd | wordt het eventuele voorlopig voorstel van tuchtstraf geformuleerd |
door de ambtenaar of de houder van een managementfunctie of een | door de ambtenaar of de houder van een managementfunctie of een |
staffunctie, die over de vereiste wettelijke taalkennis beschikt en | staffunctie, die over de vereiste wettelijke taalkennis beschikt en |
bij afdaling in de hiërarchische lijn zich als meerdere het dichtst | bij afdaling in de hiërarchische lijn zich als meerdere het dichtst |
bevindt ten aanzien van de ambtenaar aangewezen in kolom 2 van de | bevindt ten aanzien van de ambtenaar aangewezen in kolom 2 van de |
tabellen vervat in de genoemde artikelen. | tabellen vervat in de genoemde artikelen. |
Wanneer bij afdaling in de hiërarchische lijn niemand over de vereiste | Wanneer bij afdaling in de hiërarchische lijn niemand over de vereiste |
wettelijke taalkennis beschikt wordt, bij een individuele ministeriële | wettelijke taalkennis beschikt wordt, bij een individuele ministeriële |
beslissing, een ambtenaar of een houder van een managementfunctie of | beslissing, een ambtenaar of een houder van een managementfunctie of |
een staffunctie aangewezen die over de vereiste wettelijke taalkennis | een staffunctie aangewezen die over de vereiste wettelijke taalkennis |
beschikt en belast met het formuleren van een eventueel voorlopig | beschikt en belast met het formuleren van een eventueel voorlopig |
voorstel van tuchtstraf. | voorstel van tuchtstraf. |
Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het |
Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het |
Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. | Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. |
Brussel, 25 november 2011. | Brussel, 25 november 2011. |
D. REYNDERS | D. REYNDERS |