Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de regeling van de jaarlijkse vakantie voor de administratief medewerker en voor bepaalde personeelsleden van het administratief personeel in het onderwijs | Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de regeling van de jaarlijkse vakantie voor de administratief medewerker en voor bepaalde personeelsleden van het administratief personeel in het onderwijs |
---|---|
VLAAMSE OVERHEID | VLAAMSE OVERHEID |
27 MEI 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de regeling | 27 MEI 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de regeling |
van de jaarlijkse vakantie voor de administratief medewerker en voor | van de jaarlijkse vakantie voor de administratief medewerker en voor |
bepaalde personeelsleden van het administratief personeel in het | bepaalde personeelsleden van het administratief personeel in het |
onderwijs | onderwijs |
De Vlaamse Regering, | De Vlaamse Regering, |
Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie | Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie |
van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, artikel | van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, artikel |
77, eerste lid; | 77, eerste lid; |
Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie | Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie |
van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de | van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de |
gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, artikel 51, eerste | gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, artikel 51, eerste |
lid; | lid; |
Gelet op het decreet van 14 februari 2003 betreffende het | Gelet op het decreet van 14 februari 2003 betreffende het |
onderwijs-XIV, artikel X.61, 1° en 2°; | onderwijs-XIV, artikel X.61, 1° en 2°; |
Gelet op het koninklijk besluit van 8 december 1967, genomen ter | Gelet op het koninklijk besluit van 8 december 1967, genomen ter |
uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari | uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari |
1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden | 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden |
van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en | van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en |
dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor | dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor |
lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en | lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en |
normaalonderwijs; | normaalonderwijs; |
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 25 oktober 2002 | Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 25 oktober 2002 |
houdende maatregelen betreffende het prestatiestelsel, het jaarlijks | houdende maatregelen betreffende het prestatiestelsel, het jaarlijks |
vakantieverlof, sommige administratieve standen en de | vakantieverlof, sommige administratieve standen en de |
bezoldigingsregeling van het ondersteunend personeel tewerkgesteld in | bezoldigingsregeling van het ondersteunend personeel tewerkgesteld in |
het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs; | het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs; |
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 | Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 |
januari 2011; | januari 2011; |
Gelet op protocol nr. 743 van 8 april 2011 houdende de conclusies van | Gelet op protocol nr. 743 van 8 april 2011 houdende de conclusies van |
de onderhandelingen die werden gevoerd in de gemeenschappelijke | de onderhandelingen die werden gevoerd in de gemeenschappelijke |
vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling Vlaamse | vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling Vlaamse |
Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en | Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en |
plaatselijke overheidsdiensten; | plaatselijke overheidsdiensten; |
Gelet op protocol nr. 510 van 8 april 2011 houdende de conclusies van | Gelet op protocol nr. 510 van 8 april 2011 houdende de conclusies van |
de onderhandelingen die werden gevoerd in het overkoepelend | de onderhandelingen die werden gevoerd in het overkoepelend |
onderhandelingscomité, vermeld in het decreet van 5 april 1995 tot | onderhandelingscomité, vermeld in het decreet van 5 april 1995 tot |
oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd | oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd |
onderwijs; | onderwijs; |
Gelet op advies 49.509/1 van de Raad van State, gegeven op 5 mei 2011, | Gelet op advies 49.509/1 van de Raad van State, gegeven op 5 mei 2011, |
met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid van de wetten op de | met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid van de wetten op de |
Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; | Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; |
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke | Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke |
Kansen en Brussel; | Kansen en Brussel; |
Na beraadslaging, | Na beraadslaging, |
Besluit : | Besluit : |
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen | HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen |
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden die |
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden die |
vastbenoemd zijn in een ambt van : | vastbenoemd zijn in een ambt van : |
1° administratief medewerker in de personeelscategorie van het | 1° administratief medewerker in de personeelscategorie van het |
beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs; | beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs; |
2° administratief medewerker in de personeelscategorie van het | 2° administratief medewerker in de personeelscategorie van het |
ondersteunend personeel in het secundair onderwijs of het | ondersteunend personeel in het secundair onderwijs of het |
volwassenenonderwijs; | volwassenenonderwijs; |
3° het administratief personeel in een instelling van het gewoon en | 3° het administratief personeel in een instelling van het gewoon en |
buitengewoon secundair onderwijs of van het deeltijds kunstonderwijs. | buitengewoon secundair onderwijs of van het deeltijds kunstonderwijs. |
Dit besluit is ook van toepassing op de personeelsleden die tijdelijk | Dit besluit is ook van toepassing op de personeelsleden die tijdelijk |
aangesteld zijn in een ambt als vermeld in het eerste lid, als de | aangesteld zijn in een ambt als vermeld in het eerste lid, als de |
vakantieperiodes, vermeld in dit besluit, binnen de periode van hun | vakantieperiodes, vermeld in dit besluit, binnen de periode van hun |
tijdelijke aanstelling vallen. | tijdelijke aanstelling vallen. |
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : |
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : |
1° inrichtende macht : de inrichtende machten van instellingen van het | 1° inrichtende macht : de inrichtende machten van instellingen van het |
basisonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het secundair onderwijs | basisonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het secundair onderwijs |
en het volwassenenonderwijs waarop de bepalingen van het decreet van | en het volwassenenonderwijs waarop de bepalingen van het decreet van |
27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs of | 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs of |
het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden | het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden |
gesubsidieerd onderwijs van toepassing zijn; | gesubsidieerd onderwijs van toepassing zijn; |
2° herfstvakantie : de vakantie die begint op de maandag van de week | 2° herfstvakantie : de vakantie die begint op de maandag van de week |
waarin 1 november valt, en die één week duurt. Als 1 november op een | waarin 1 november valt, en die één week duurt. Als 1 november op een |
zondag valt, begint de herfstvakantie op 2 november; | zondag valt, begint de herfstvakantie op 2 november; |
3° kerstvakantie : de vakantie die begint op de maandag van de week | 3° kerstvakantie : de vakantie die begint op de maandag van de week |
waarin 25 december valt, en die twee weken duurt. Als 25 december op | waarin 25 december valt, en die twee weken duurt. Als 25 december op |
een zaterdag of een zondag valt, begint de kerstvakantie de maandag na | een zaterdag of een zondag valt, begint de kerstvakantie de maandag na |
25 december; | 25 december; |
4° krokusvakantie : de vakantie die begint op de zevende maandag vóór | 4° krokusvakantie : de vakantie die begint op de zevende maandag vóór |
Pasen, en die één week duurt; | Pasen, en die één week duurt; |
5° paasvakantie : de vakantie die begint op de eerste maandag van | 5° paasvakantie : de vakantie die begint op de eerste maandag van |
april, en die twee weken duurt. Als Pasen in de maand maart valt, | april, en die twee weken duurt. Als Pasen in de maand maart valt, |
begint de paasvakantie op de maandag na Pasen. Als Pasen na 15 april | begint de paasvakantie op de maandag na Pasen. Als Pasen na 15 april |
valt, begint de paasvakantie op de tweede maandag vóór Pasen; | valt, begint de paasvakantie op de tweede maandag vóór Pasen; |
6° zomervakantie : de vakantie die begint op 1 juli en eindigt op 31 | 6° zomervakantie : de vakantie die begint op 1 juli en eindigt op 31 |
augustus. | augustus. |
7° wettelijke feestdagen : 1 januari, paasmaandag, 1 mei, | 7° wettelijke feestdagen : 1 januari, paasmaandag, 1 mei, |
Hemelvaartsdag, pinkstermaandag, 21 juli, 15 augustus, 1 november, 11 | Hemelvaartsdag, pinkstermaandag, 21 juli, 15 augustus, 1 november, 11 |
november en 25 december. Voor de toepassing van dit besluit wordt de | november en 25 december. Voor de toepassing van dit besluit wordt de |
dag na Hemelvaartsdag ook als een wettelijke feestdag beschouwd; | dag na Hemelvaartsdag ook als een wettelijke feestdag beschouwd; |
8° decretale feestdag : 11 juli; | 8° decretale feestdag : 11 juli; |
9° facultatieve vakantiedagen : de facultatieve vakantiedag of -dagen | 9° facultatieve vakantiedagen : de facultatieve vakantiedag of -dagen |
die een instelling kan organiseren. Voor een instelling van het | die een instelling kan organiseren. Voor een instelling van het |
basisonderwijs gaat het om de facultatieve vakantiedagen, vermeld in | basisonderwijs gaat het om de facultatieve vakantiedagen, vermeld in |
artikelen 6 en 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 april | artikelen 6 en 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 april |
1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs en in | 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs en in |
het deeltijds onderwijs georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de | het deeltijds onderwijs georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de |
Vlaamse Gemeenschap. Voor een instelling van het secundair onderwijs | Vlaamse Gemeenschap. Voor een instelling van het secundair onderwijs |
gaat het om de facultatieve vakantiedagen, vermeld in artikel 6, 3° en | gaat het om de facultatieve vakantiedagen, vermeld in artikel 6, 3° en |
in artikel 7, 7° van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 | in artikel 7, 7° van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 |
augustus 2001 houdende de organisatie van het schooljaar in het | augustus 2001 houdende de organisatie van het schooljaar in het |
secundair onderwijs. Voor een instelling van het volwassenenonderwijs | secundair onderwijs. Voor een instelling van het volwassenenonderwijs |
gaat het om de facultatieve vakantiedagen, vermeld in artikelen | gaat het om de facultatieve vakantiedagen, vermeld in artikelen |
8quinquies en 8sexies van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 | 8quinquies en 8sexies van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 |
september 2007 tot regeling van een aantal aangelegenheden voor de | september 2007 tot regeling van een aantal aangelegenheden voor de |
Centra voor Volwassenenonderwijs in uitvoering van het decreet van 15 | Centra voor Volwassenenonderwijs in uitvoering van het decreet van 15 |
juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs. | juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs. |
HOOFDSTUK 2. - De jaarlijkse vakantie | HOOFDSTUK 2. - De jaarlijkse vakantie |
Art. 3.§ 1. De personeelsleden, vermeld in artikel 1, genieten een |
Art. 3.§ 1. De personeelsleden, vermeld in artikel 1, genieten een |
jaarlijkse vakantie die bestaat uit de periodes vermeld in artikel 2, | jaarlijkse vakantie die bestaat uit de periodes vermeld in artikel 2, |
2° tot en met 9°, eventueel verminderd met een aantal te presteren | 2° tot en met 9°, eventueel verminderd met een aantal te presteren |
dagen als vermeld in artikel 5. | dagen als vermeld in artikel 5. |
Een personeelslid heeft alleszins recht op een ononderbroken vakantie | Een personeelslid heeft alleszins recht op een ononderbroken vakantie |
van 5 weken tijdens de zomervakantie, waarin in ieder geval de periode | van 5 weken tijdens de zomervakantie, waarin in ieder geval de periode |
van 15 juli tot en met 15 augustus valt. | van 15 juli tot en met 15 augustus valt. |
§ 2. Als een instelling een afwijkende regeling voor de | § 2. Als een instelling een afwijkende regeling voor de |
vakantieperiodes heeft, wordt de jaarlijkse vakantie in afwijking van | vakantieperiodes heeft, wordt de jaarlijkse vakantie in afwijking van |
paragraaf 1 overeenkomstig aangepast. | paragraaf 1 overeenkomstig aangepast. |
Voor een instelling van het basisonderwijs betreft het de regeling, | Voor een instelling van het basisonderwijs betreft het de regeling, |
vermeld in artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 | vermeld in artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 |
april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs en | april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs en |
in het deeltijds onderwijs, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse | in het deeltijds onderwijs, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse |
Gemeenschap. | Gemeenschap. |
Voor een instelling van het secundair onderwijs betreft het de | Voor een instelling van het secundair onderwijs betreft het de |
regeling, vermeld in artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering | regeling, vermeld in artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering |
van 31 augustus 2001 houdende de organisatie van het schooljaar in het | van 31 augustus 2001 houdende de organisatie van het schooljaar in het |
secundair onderwijs. | secundair onderwijs. |
Voor een instelling van het volwassenenonderwijs betreft het de | Voor een instelling van het volwassenenonderwijs betreft het de |
regeling, vermeld in artikel 8septies van het besluit van de Vlaamse | regeling, vermeld in artikel 8septies van het besluit van de Vlaamse |
Regering van 21 september 2007 tot regeling van een aantal | Regering van 21 september 2007 tot regeling van een aantal |
aangelegenheden voor de Centra voor Volwassenenonderwijs in uitvoering | aangelegenheden voor de Centra voor Volwassenenonderwijs in uitvoering |
van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs. | van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs. |
Voor een instelling van het deeltijds kunstonderwijs betreft het de | Voor een instelling van het deeltijds kunstonderwijs betreft het de |
regeling, vermeld in artikel 13 van het besluit van de Vlaamse | regeling, vermeld in artikel 13 van het besluit van de Vlaamse |
Regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het | Regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het |
basisonderwijs en in het deeltijds onderwijs, erkend of gesubsidieerd | basisonderwijs en in het deeltijds onderwijs, erkend of gesubsidieerd |
door de Vlaamse Gemeenschap. | door de Vlaamse Gemeenschap. |
Art. 4.De jaarlijkse vakantie, vermeld in artikel 3, wordt |
Art. 4.De jaarlijkse vakantie, vermeld in artikel 3, wordt |
gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. | gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. |
HOOFDSTUK 3. - Prestaties tijdens de jaarlijkse vakantie | HOOFDSTUK 3. - Prestaties tijdens de jaarlijkse vakantie |
Art. 5.§ 1. De inrichtende macht kan de personeelsleden van het |
Art. 5.§ 1. De inrichtende macht kan de personeelsleden van het |
administratief personeel en de administratief medewerkers, vermeld in | administratief personeel en de administratief medewerkers, vermeld in |
artikel 1, tijdens de jaarlijkse vakantie, vermeld in artikel 3, | artikel 1, tijdens de jaarlijkse vakantie, vermeld in artikel 3, |
verplichten om maximaal twaalf dagen prestaties te leveren, waarvan | verplichten om maximaal twaalf dagen prestaties te leveren, waarvan |
maximaal tien prestatiedagen tijdens de zomervakantie. | maximaal tien prestatiedagen tijdens de zomervakantie. |
Deze prestatiedagen zijn steeds volledige dagen. De inrichtende macht | Deze prestatiedagen zijn steeds volledige dagen. De inrichtende macht |
kan na akkoord met het betrokken personeelslid ook beslissen om de | kan na akkoord met het betrokken personeelslid ook beslissen om de |
prestatiedagen in halve prestatiedagen op te delen. | prestatiedagen in halve prestatiedagen op te delen. |
§ 2. De inrichtende macht legt jaarlijks het globale aantal in | § 2. De inrichtende macht legt jaarlijks het globale aantal in |
paragraaf 1 vermelde prestatiedagen vast, alsook de verdeling van die | paragraaf 1 vermelde prestatiedagen vast, alsook de verdeling van die |
prestatiedagen. Ze deelt uiterlijk vóór de kerstvakantie aan de | prestatiedagen. Ze deelt uiterlijk vóór de kerstvakantie aan de |
betrokken personeelsleden voor het daaropvolgende kalenderjaar hun | betrokken personeelsleden voor het daaropvolgende kalenderjaar hun |
prestatiedagen mee evenals de verdeling ervan. Als de inrichtende | prestatiedagen mee evenals de verdeling ervan. Als de inrichtende |
macht - behoudens in geval van overmacht - vóór de kerstvakantie geen | macht - behoudens in geval van overmacht - vóór de kerstvakantie geen |
prestatiedagen meedeelt, betekent dit dat de inrichtende macht voor | prestatiedagen meedeelt, betekent dit dat de inrichtende macht voor |
het daaropvolgende kalenderjaar geen gebruik maakt van paragraaf 1. | het daaropvolgende kalenderjaar geen gebruik maakt van paragraaf 1. |
Als een personeelslid in dienst treedt na de kerstvakantie, deelt de | Als een personeelslid in dienst treedt na de kerstvakantie, deelt de |
inrichtende macht aan dat personeelslid op het ogenblik van de | inrichtende macht aan dat personeelslid op het ogenblik van de |
indiensttreding het aantal volgens paragraaf 1 bepaalde prestatiedagen | indiensttreding het aantal volgens paragraaf 1 bepaalde prestatiedagen |
mee evenals de verdeling van die prestatiedagen over de resterende | mee evenals de verdeling van die prestatiedagen over de resterende |
vakantieperiodes van het kalenderjaar. | vakantieperiodes van het kalenderjaar. |
In afwijking op het eerste lid deelt de inrichtende macht voor de | In afwijking op het eerste lid deelt de inrichtende macht voor de |
zomervakantie van het kalenderjaar 2011 de te leveren prestatiedagen | zomervakantie van het kalenderjaar 2011 de te leveren prestatiedagen |
uiterlijk op 1 mei 2011 mee aan de betrokken personeelsleden. Deze | uiterlijk op 1 mei 2011 mee aan de betrokken personeelsleden. Deze |
bepaling geldt niet als de inrichtende macht de te leveren | bepaling geldt niet als de inrichtende macht de te leveren |
prestatiedagen, vermeld in paragraaf 1, al eerder heeft meegedeeld. | prestatiedagen, vermeld in paragraaf 1, al eerder heeft meegedeeld. |
§ 3. De inrichtende macht spreidt de prestatiedagen, vermeld in | § 3. De inrichtende macht spreidt de prestatiedagen, vermeld in |
paragrafen 1 en 2, over de betrokken personeelsleden volgens een | paragrafen 1 en 2, over de betrokken personeelsleden volgens een |
regeling die zo veel mogelijk rekening houdt met de aard van het ambt, | regeling die zo veel mogelijk rekening houdt met de aard van het ambt, |
de omvang van de opdracht, de concrete mogelijkheden van de betrokkene | de omvang van de opdracht, de concrete mogelijkheden van de betrokkene |
en de werkzaamheden die in de instelling moeten worden verricht, en | en de werkzaamheden die in de instelling moeten worden verricht, en |
die bovendien rekening houdt met een billijke verdeling van de taken. | die bovendien rekening houdt met een billijke verdeling van de taken. |
Die regeling maakt het voorwerp uit van onderhandelingen die worden | Die regeling maakt het voorwerp uit van onderhandelingen die worden |
gevoerd binnen het bevoegde onderhandelingscomité. | gevoerd binnen het bevoegde onderhandelingscomité. |
§ 4. Het personeelslid dat, naast de prestatiedagen, vermeld in | § 4. Het personeelslid dat, naast de prestatiedagen, vermeld in |
paragraaf 1, om uitzonderlijke dienstredenen op vraag van de | paragraaf 1, om uitzonderlijke dienstredenen op vraag van de |
inrichtende macht instemt om een of meer extra prestatiedagen te | inrichtende macht instemt om een of meer extra prestatiedagen te |
werken tijdens de jaarlijkse vakantie, vermeld in artikel 3, krijgt | werken tijdens de jaarlijkse vakantie, vermeld in artikel 3, krijgt |
voor deze extra prestatiedagen in evenredige mate vervangende | voor deze extra prestatiedagen in evenredige mate vervangende |
vakantiedagen, die hij buiten de jaarlijkse vakantie kan opnemen. | vakantiedagen, die hij buiten de jaarlijkse vakantie kan opnemen. |
Art. 6.§ 1. De prestatiedagen tijdens de jaarlijkse vakantie, vermeld |
Art. 6.§ 1. De prestatiedagen tijdens de jaarlijkse vakantie, vermeld |
in artikel 5, gelden altijd voor personeelsleden die belast zijn met | in artikel 5, gelden altijd voor personeelsleden die belast zijn met |
een voltijdse opdracht. | een voltijdse opdracht. |
Als een personeelslid belast is met een deeltijdse opdracht, wordt het | Als een personeelslid belast is met een deeltijdse opdracht, wordt het |
aantal gevraagde prestatiedagen verhoudingsgewijs aangepast. | aantal gevraagde prestatiedagen verhoudingsgewijs aangepast. |
§ 2. Een begonnen dag wordt altijd aangerekend als een volledige | § 2. Een begonnen dag wordt altijd aangerekend als een volledige |
prestatiedag. | prestatiedag. |
Als de inrichtende macht na akkoord met een personeelslid beslist | Als de inrichtende macht na akkoord met een personeelslid beslist |
heeft om de prestatiedagen in te delen in halve prestatiedagen, in | heeft om de prestatiedagen in te delen in halve prestatiedagen, in |
overeenstemming met artikel 5, § 1, tweede lid, wordt een begonnen dag | overeenstemming met artikel 5, § 1, tweede lid, wordt een begonnen dag |
als een halve prestatiedag aangerekend. | als een halve prestatiedag aangerekend. |
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingsbepalingen | HOOFDSTUK 4. - Wijzigingsbepalingen |
Art. 7.Aan hoofdstuk I van het koninklijk besluit van 8 december |
Art. 7.Aan hoofdstuk I van het koninklijk besluit van 8 december |
1967, genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit | 1967, genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit |
van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve | van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve |
stand van de leden van het administratief personeel en van het | stand van de leden van het administratief personeel en van het |
meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor | meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor |
kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, | kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, |
kunst- en normaalonderwijs, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van | kunst- en normaalonderwijs, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van |
30 mei 1975, 16 december 1981 en 20 juli 1982 en het besluit van de | 30 mei 1975, 16 december 1981 en 20 juli 1982 en het besluit van de |
Vlaamse Regering van 23 juni 1993, wordt een artikel 3bis toegevoegd, | Vlaamse Regering van 23 juni 1993, wordt een artikel 3bis toegevoegd, |
dat luidt als volgt : | dat luidt als volgt : |
" Art. 3bis.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing |
" Art. 3bis.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing |
op de personeelsleden die vastbenoemd of tijdelijk aangesteld zijn in | op de personeelsleden die vastbenoemd of tijdelijk aangesteld zijn in |
een ambt : | een ambt : |
1° van administratief medewerker in de personeelscategorie van het | 1° van administratief medewerker in de personeelscategorie van het |
beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs; | beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs; |
2° van administratief medewerker in de personeelscategorie van het | 2° van administratief medewerker in de personeelscategorie van het |
ondersteunend personeel in het secundair onderwijs of het | ondersteunend personeel in het secundair onderwijs of het |
volwassenenonderwijs; | volwassenenonderwijs; |
3° van het administratief personeel in een instelling van het gewoon | 3° van het administratief personeel in een instelling van het gewoon |
en buitengewoon secundair onderwijs of van het deeltijds | en buitengewoon secundair onderwijs of van het deeltijds |
kunstonderwijs." | kunstonderwijs." |
Art. 8.Artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 |
Art. 8.Artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 |
oktober 2002 houdende maatregelen betreffende het prestatiestelsel, | oktober 2002 houdende maatregelen betreffende het prestatiestelsel, |
het jaarlijks vakantieverlof, sommige administratieve standen en de | het jaarlijks vakantieverlof, sommige administratieve standen en de |
bezoldigingsregeling van het ondersteunend personeel tewerkgesteld in | bezoldigingsregeling van het ondersteunend personeel tewerkgesteld in |
het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs, gewijzigd bij het | het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs, gewijzigd bij het |
besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2006, wordt vervangen | besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2006, wordt vervangen |
door wat volgt : | door wat volgt : |
" Art. 3.Voor de personeelsleden, vermeld in artikel 1, 1°, geldt |
" Art. 3.Voor de personeelsleden, vermeld in artikel 1, 1°, geldt |
vanaf 1 januari 2011 het volgende vakantieverlof : | vanaf 1 januari 2011 het volgende vakantieverlof : |
1° voor het ambt van administratief medewerker gelden de bepalingen | 1° voor het ambt van administratief medewerker gelden de bepalingen |
van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011 betreffende de | van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011 betreffende de |
regeling van de jaarlijkse vakantie voor de administratief medewerker | regeling van de jaarlijkse vakantie voor de administratief medewerker |
en voor bepaalde personeelsleden van het administratief personeel in | en voor bepaalde personeelsleden van het administratief personeel in |
het onderwijs; | het onderwijs; |
2° voor het ambt van opvoeder gelden de bepalingen van artikel 1, § 4, | 2° voor het ambt van opvoeder gelden de bepalingen van artikel 1, § 4, |
en artikelen 2, 3 en 4 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974, | en artikelen 2, 3 en 4 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974, |
genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van | genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van |
22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het | 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het |
bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, | bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, |
van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, | van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, |
buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de | buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de |
Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en | Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en |
van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op | van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op |
deze inrichtingen." | deze inrichtingen." |
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen | HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen |
Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2011. |
Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2011. |
Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast |
Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast |
met de uitvoering van dit besluit. | met de uitvoering van dit besluit. |
Brussel, 27 mei 2011. | Brussel, 27 mei 2011. |
De minister-president van de Vlaamse Regering, | De minister-president van de Vlaamse Regering, |
K. PEETERS | K. PEETERS |
De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, | De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, |
P. SMET | P. SMET |