Besluit van de Vlaamse regering houdende erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van initiatieven voor buitenschoolse opvang | Besluit van de Vlaamse regering houdende erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van initiatieven voor buitenschoolse opvang |
---|---|
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP | MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP |
24 JUNI 1997. Besluit van de Vlaamse regering houdende erkennings- en | 24 JUNI 1997. Besluit van de Vlaamse regering houdende erkennings- en |
subsidiëringsvoorwaarden van initiatieven voor buitenschoolse opvang | subsidiëringsvoorwaarden van initiatieven voor buitenschoolse opvang |
De Vlaamse regering, | De Vlaamse regering, |
Gelet op het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van de | Gelet op het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van de |
instelling Kind en Gezin, gewijzigd bij de decreten van 3 mei 1989, 23 | instelling Kind en Gezin, gewijzigd bij de decreten van 3 mei 1989, 23 |
februari 1994 en 11 juni 1997; | februari 1994 en 11 juni 1997; |
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, | Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, |
gegeven op 14 januari 1997; | gegeven op 14 januari 1997; |
Gelet op het advies van de Raad van Beheer van Kind en Gezin, gegeven | Gelet op het advies van de Raad van Beheer van Kind en Gezin, gegeven |
op 4 december 1996; | op 4 december 1996; |
Gelet op het advies van de Raad van State; | Gelet op het advies van de Raad van State; |
Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn; | Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn; |
Na beraadslaging | Na beraadslaging |
Besluit : | Besluit : |
HOOFDSTUK I - Definitie en algemene bepalingen | HOOFDSTUK I - Definitie en algemene bepalingen |
Artikel 1.§ 1. De lagere openbare besturen, de verenigingen van die |
Artikel 1.§ 1. De lagere openbare besturen, de verenigingen van die |
besturen, de instellingen van openbaar nut, de gesubsidieerde | besturen, de instellingen van openbaar nut, de gesubsidieerde |
universitaire instellingen en verenigingen zonder winstoogmerk kunnen | universitaire instellingen en verenigingen zonder winstoogmerk kunnen |
voor initiatieven inzake buitenschoolse opvang die zij nemen worden | voor initiatieven inzake buitenschoolse opvang die zij nemen worden |
erkend en binnen de perken van de begroting worden gesubsidieerd door | erkend en binnen de perken van de begroting worden gesubsidieerd door |
Kind en Gezin volgens de bepalingen van dit besluit. | Kind en Gezin volgens de bepalingen van dit besluit. |
§ 2. Onder Kind en Gezin wordt verstaan : de instelling van openbaar | § 2. Onder Kind en Gezin wordt verstaan : de instelling van openbaar |
nut opgericht door het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van | nut opgericht door het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van |
de instelling Kind en Gezin. | de instelling Kind en Gezin. |
Art. 2.§ 1. Onder een initiatief voor buitenschoolse opvang - hierna |
Art. 2.§ 1. Onder een initiatief voor buitenschoolse opvang - hierna |
te noemen : initiatief - wordt verstaan : een voorziening die | te noemen : initiatief - wordt verstaan : een voorziening die |
specifiek en exclusief gericht is op buitenschoolse opvang, zich richt | specifiek en exclusief gericht is op buitenschoolse opvang, zich richt |
tot alle kinderen, en met name op de volgende functies : | tot alle kinderen, en met name op de volgende functies : |
1° voor- en naschoolse opvang; | 1° voor- en naschoolse opvang; |
2° opvang op woensdagnamiddag; | 2° opvang op woensdagnamiddag; |
3° opvang gedurende vakantiedagen en gedurende een of meer | 3° opvang gedurende vakantiedagen en gedurende een of meer |
vakantieperiodes, van kinderen in het basisonderwijs. | vakantieperiodes, van kinderen in het basisonderwijs. |
§ 2. Een initiatief is uiterlijk open om 7.30 uur `s morgens en `s | § 2. Een initiatief is uiterlijk open om 7.30 uur `s morgens en `s |
avonds tot minstens 18 uur. | avonds tot minstens 18 uur. |
Op woensdagnamiddag opent het initiatief aansluitend bij het | Op woensdagnamiddag opent het initiatief aansluitend bij het |
beëindigen van de schooltijd. | beëindigen van de schooltijd. |
Tijdens de schoolvakanties wordt voorrang gegeven aan de opvang van | Tijdens de schoolvakanties wordt voorrang gegeven aan de opvang van |
kinderen tot 6 jaar. | kinderen tot 6 jaar. |
§ 3. De minimumcapaciteit van een initiatief bedraagt 21 plaatsen. | § 3. De minimumcapaciteit van een initiatief bedraagt 21 plaatsen. |
Deze capaciteit kan ingevuld worden over verschillende locaties. | Deze capaciteit kan ingevuld worden over verschillende locaties. |
HOOFDSTUK II - Erkenningsvoorwaarden | HOOFDSTUK II - Erkenningsvoorwaarden |
Art. 3.§ 1. De erkenning van een initiatief kan slechts op basis van |
Art. 3.§ 1. De erkenning van een initiatief kan slechts op basis van |
een gunstig advies van een lokaal overleg binnen de gemeente waar het | een gunstig advies van een lokaal overleg binnen de gemeente waar het |
initiatief tot stand komt, zoals bepaald in artikel 4, 29 en volgende | initiatief tot stand komt, zoals bepaald in artikel 4, 29 en volgende |
van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende de | van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende de |
algemene voorwaarden inzake het organiseren van buitenschoolse opvang. | algemene voorwaarden inzake het organiseren van buitenschoolse opvang. |
§ 2. Het advies bepaald in § 1 moet passen in een lokaal beleidsplan | § 2. Het advies bepaald in § 1 moet passen in een lokaal beleidsplan |
zoals bepaald in artikel 4 van het in § 1 voornoemde besluit. | zoals bepaald in artikel 4 van het in § 1 voornoemde besluit. |
Art. 4.Van het gelijktijdig en gezamenlijk opnemen van alle functies |
Art. 4.Van het gelijktijdig en gezamenlijk opnemen van alle functies |
bepaald in artikel 2, § 1 kan in de erkenningsbeslissing worden | bepaald in artikel 2, § 1 kan in de erkenningsbeslissing worden |
afgeweken na uitvoerige motivering van de wenselijkheid van de | afgeweken na uitvoerige motivering van de wenselijkheid van de |
afwijking, en als deze verzoenbaar is met het lokale beleidsplan. | afwijking, en als deze verzoenbaar is met het lokale beleidsplan. |
Art. 5.§ 1. Om erkend te kunnen worden moeten de initiatieven voldoen |
Art. 5.§ 1. Om erkend te kunnen worden moeten de initiatieven voldoen |
aan de voorwaarden opgenomen in het « kwaliteitscharter » | aan de voorwaarden opgenomen in het « kwaliteitscharter » |
buitenschoolse opvang zoals bepaald in titel II van het in artikel 3 | buitenschoolse opvang zoals bepaald in titel II van het in artikel 3 |
voornoemde besluit. | voornoemde besluit. |
§ 2. Daarenboven moeten de initiatieven voldoen aan specifieke in dit | § 2. Daarenboven moeten de initiatieven voldoen aan specifieke in dit |
besluit gestelde vereisten inzake infrastructuur, veiligheid en | besluit gestelde vereisten inzake infrastructuur, veiligheid en |
gezondheid, begeleiding en ouderbijdragenregeling. | gezondheid, begeleiding en ouderbijdragenregeling. |
Art. 6.Met betrekking tot de infrastructuur gelden de volgende |
Art. 6.Met betrekking tot de infrastructuur gelden de volgende |
bepalingen : | bepalingen : |
1° De locatie(s) waarop een initiatief opvang aanbiedt moet(en) | 1° De locatie(s) waarop een initiatief opvang aanbiedt moet(en) |
gunstig gelegen zijn ten opzichte van de scholen, moet(en) gemakkelijk | gunstig gelegen zijn ten opzichte van de scholen, moet(en) gemakkelijk |
bereikbaar zijn voor kinderen, en bevind(t)en zich in een veilige en | bereikbaar zijn voor kinderen, en bevind(t)en zich in een veilige en |
gezonde omgeving. | gezonde omgeving. |
De opvang kan centraal worden georganiseerd, op een locatie die niet | De opvang kan centraal worden georganiseerd, op een locatie die niet |
schoolgebonden is. | schoolgebonden is. |
Als het omwille van plaatselijke omstandigheden wenselijk zou zijn om | Als het omwille van plaatselijke omstandigheden wenselijk zou zijn om |
de centrale opvang toch in een schoolgebonden infrastructuur te laten | de centrale opvang toch in een schoolgebonden infrastructuur te laten |
plaatsvinden, dan kan dit slechts als het lokale overleg deze optie | plaatsvinden, dan kan dit slechts als het lokale overleg deze optie |
uitdrukkelijk adviseert en motiveert; | uitdrukkelijk adviseert en motiveert; |
2° Elke locatie beschikt over minimaal twee exclusieve en aangepaste | 2° Elke locatie beschikt over minimaal twee exclusieve en aangepaste |
opvangruimtes, waarbij een netto-opvangruimte van 4 m2 |
opvangruimtes, waarbij een netto-opvangruimte van 4 m2 |
per kind richtinggevend is. De ruimtes dienen te worden ingedeeld in | per kind richtinggevend is. De ruimtes dienen te worden ingedeeld in |
verschillende, passend uitgeruste zones, waarbij de essentiële spel- | verschillende, passend uitgeruste zones, waarbij de essentiële spel- |
en rustbehoeften van kinderen van verschillende leeftijden | en rustbehoeften van kinderen van verschillende leeftijden |
tegelijkertijd aan bod kunnen komen, zonder dat de kinderen elkaar | tegelijkertijd aan bod kunnen komen, zonder dat de kinderen elkaar |
storen. | storen. |
3° De opvangplaats dient te beschikken over een veilige keuken; | 3° De opvangplaats dient te beschikken over een veilige keuken; |
4° Op elke locatie moet er een aangepaste sanitaire voorziening zijn, | 4° Op elke locatie moet er een aangepaste sanitaire voorziening zijn, |
met minstens één kindertoilet en één afzonderlijk toilet voor de | met minstens één kindertoilet en één afzonderlijk toilet voor de |
begeleid(st)ers; | begeleid(st)ers; |
5° De locatie moet beschikken over een aangrenzende buitenspeelruimte | 5° De locatie moet beschikken over een aangrenzende buitenspeelruimte |
waar kinderen vrij gebruik kunnen van maken. | waar kinderen vrij gebruik kunnen van maken. |
De buitenspeelruimte biedt mogelijkheid voor o.m. bewegings- en | De buitenspeelruimte biedt mogelijkheid voor o.m. bewegings- en |
experimenteel spel, rustig en sociaal spel. | experimenteel spel, rustig en sociaal spel. |
Art. 7.Met betrekking tot veiligheid en gezondheid gelden de volgende |
Art. 7.Met betrekking tot veiligheid en gezondheid gelden de volgende |
bepalingen : | bepalingen : |
1° De buitenspeelruimte is duidelijk begrensd en veilig omheind; | 1° De buitenspeelruimte is duidelijk begrensd en veilig omheind; |
2° Speeltoestellen zijn veilig ontworpen en ingebouwd en worden goed | 2° Speeltoestellen zijn veilig ontworpen en ingebouwd en worden goed |
en regelmatig onderhouden; | en regelmatig onderhouden; |
3° Voorzieningen inzake elektriciteit en verwarming zijn veilig; | 3° Voorzieningen inzake elektriciteit en verwarming zijn veilig; |
4° Gevaarlijke producten en toestellen bevinden zich buiten het bereik | 4° Gevaarlijke producten en toestellen bevinden zich buiten het bereik |
van de kinderen; | van de kinderen; |
5° Een brandweerverslag is voor elke locatie aanwezig en wordt | 5° Een brandweerverslag is voor elke locatie aanwezig en wordt |
opgevolgd; | opgevolgd; |
6° De voorziening beschikt over een verzekering burgerlijke | 6° De voorziening beschikt over een verzekering burgerlijke |
aansprakelijkheid voor personeel en kinderen. | aansprakelijkheid voor personeel en kinderen. |
Art. 8.Met betrekking tot de begeleiding gelden de volgende |
Art. 8.Met betrekking tot de begeleiding gelden de volgende |
bepalingen : | bepalingen : |
1° Per 14 feitelijk aanwezige kinderen moet er minstens 1 persoon - | 1° Per 14 feitelijk aanwezige kinderen moet er minstens 1 persoon - |
hierna te noemen : begeleider - de opvang verzekeren; | hierna te noemen : begeleider - de opvang verzekeren; |
2° De begeleider zorgt voor : | 2° De begeleider zorgt voor : |
a) de opvang van de kinderen | a) de opvang van de kinderen |
b) de voorbereiding van de activiteiten | b) de voorbereiding van de activiteiten |
c) de dagelijkse oudercontacten | c) de dagelijkse oudercontacten |
d) het bereiden van occasionele maaltijden | d) het bereiden van occasionele maaltijden |
e) het dagelijks onderhoud van de lokalen | e) het dagelijks onderhoud van de lokalen |
f) het mee begeleiden van personen in opleiding; | f) het mee begeleiden van personen in opleiding; |
3° Het organiserend bestuur zorgt, via het creëren van minimaal een | 3° Het organiserend bestuur zorgt, via het creëren van minimaal een |
halftijdse leidinggevende functie, voor een efficiënte coördinatie van | halftijdse leidinggevende functie, voor een efficiënte coördinatie van |
de opvangactiviteiten en garandeert op die manier : | de opvangactiviteiten en garandeert op die manier : |
a) de kwaliteitszorg | a) de kwaliteitszorg |
b) de ondersteuning en begeleiding van de teamleden | b) de ondersteuning en begeleiding van de teamleden |
c) de organisatie van het teamoverleg | c) de organisatie van het teamoverleg |
d) de organisatie van de ouderparticipatie | d) de organisatie van de ouderparticipatie |
e) de externe contacten | e) de externe contacten |
f) de administratie, de budgetbewaking en het stockbeheer | f) de administratie, de budgetbewaking en het stockbeheer |
g) de begeleiding van de kinderen, met name op momenten van grote | g) de begeleiding van de kinderen, met name op momenten van grote |
bezetting en/of bij ziekte van één of meer begeleiders | bezetting en/of bij ziekte van één of meer begeleiders |
h) de planning van de activiteiten | h) de planning van de activiteiten |
i) het opvolgen en coördineren van de begeleiding van personen in | i) het opvolgen en coördineren van de begeleiding van personen in |
opleiding; | opleiding; |
Het vereiste aantal leidinggevende functies wordt bepaald rekening | Het vereiste aantal leidinggevende functies wordt bepaald rekening |
houdend met het aantal kinderen en het aantal vestigingsplaatsen. | houdend met het aantal kinderen en het aantal vestigingsplaatsen. |
4° De begeleider moet een attest « begeleider buitenschoolse opvang » | 4° De begeleider moet een attest « begeleider buitenschoolse opvang » |
hebben behaald van een door Kind en Gezin erkende opleiding; op | hebben behaald van een door Kind en Gezin erkende opleiding; op |
gemotiveerd verzoek van het organiserend bestuur kan Kind en Gezin | gemotiveerd verzoek van het organiserend bestuur kan Kind en Gezin |
daarop een uitzondering toestaan. | daarop een uitzondering toestaan. |
5° Een begeleider is minimum 18 jaar, een leidinggevend coördinator | 5° Een begeleider is minimum 18 jaar, een leidinggevend coördinator |
minstens 21 jaar oud; | minstens 21 jaar oud; |
6° Er worden actieve pogingen ondernomen om zowel mannelijke als | 6° Er worden actieve pogingen ondernomen om zowel mannelijke als |
vrouwelijke, en zowel allochtone als autochtone begeleiders aan te | vrouwelijke, en zowel allochtone als autochtone begeleiders aan te |
trekken. | trekken. |
7° Een leidinggevende, tewerkgesteld in het kader van artikel 8, 3°, | 7° Een leidinggevende, tewerkgesteld in het kader van artikel 8, 3°, |
moet minstens beschikken over een diploma van het hoger onderwijs van | moet minstens beschikken over een diploma van het hoger onderwijs van |
het korte type of een pedagogisch of sociaal diploma van het hoger | het korte type of een pedagogisch of sociaal diploma van het hoger |
secundair onderwijs, telkens behaald hetzij in sociale promotie, | secundair onderwijs, telkens behaald hetzij in sociale promotie, |
hetzij in dagonderwijs. | hetzij in dagonderwijs. |
8° De aangeboden vorming van de begeleiders moet tevens gericht zijn | 8° De aangeboden vorming van de begeleiders moet tevens gericht zijn |
op het verhogen van de tewerkstellingskansen op de arbeidsmarkt. | op het verhogen van de tewerkstellingskansen op de arbeidsmarkt. |
Art. 9.Met betrekking tot de ouderbijdragenregeling gelden de |
Art. 9.Met betrekking tot de ouderbijdragenregeling gelden de |
volgende bepalingen : | volgende bepalingen : |
1° Een initiatief vraagt aan de ouders als vergoeding voor de opvang | 1° Een initiatief vraagt aan de ouders als vergoeding voor de opvang |
een financiële bijdrage, die gekoppeld is aan de verblijfsduur van het | een financiële bijdrage, die gekoppeld is aan de verblijfsduur van het |
kind; | kind; |
2° Bij voor- en naschoolse opvang bedraagt de ouderbijdrage minstens | 2° Bij voor- en naschoolse opvang bedraagt de ouderbijdrage minstens |
25 fr. per begonnen half uur, met een absoluut minimum van 50 fr., elk | 25 fr. per begonnen half uur, met een absoluut minimum van 50 fr., elk |
opvangmoment (voorschools respectievelijk naschools) afzonderlijk | opvangmoment (voorschools respectievelijk naschools) afzonderlijk |
verrekend; | verrekend; |
3° Op schoolvrije dagen en vakantiedagen geldt een bijdrage van | 3° Op schoolvrije dagen en vakantiedagen geldt een bijdrage van |
minstens 375 fr. voor een verblijf van een volledige dag (langer dan 6 | minstens 375 fr. voor een verblijf van een volledige dag (langer dan 6 |
u.), van minstens 225 fr. voor een verblijf van een halve dag (tussen | u.), van minstens 225 fr. voor een verblijf van een halve dag (tussen |
3 en 6 u.) en van minstens 150 fr. voor een verblijf van minder dan 3 | 3 en 6 u.) en van minstens 150 fr. voor een verblijf van minder dan 3 |
uur; | uur; |
4° Als de financiële situatie van de ouder(s) daartoe aanleiding | 4° Als de financiële situatie van de ouder(s) daartoe aanleiding |
geeft, kan een sociaal tarief gehanteerd worden van 12,5 fr. per | geeft, kan een sociaal tarief gehanteerd worden van 12,5 fr. per |
begonnen half uur en respectievelijk 180 fr., 110 fr., en 70 fr. op | begonnen half uur en respectievelijk 180 fr., 110 fr., en 70 fr. op |
vakantiedagen. Het absolute minimum bedraagt 25 fr. | vakantiedagen. Het absolute minimum bedraagt 25 fr. |
Het organiserend bestuur beslist over het al dan niet toekennen van | Het organiserend bestuur beslist over het al dan niet toekennen van |
het sociale tarief op basis van een geargumenteerd verzoek van de | het sociale tarief op basis van een geargumenteerd verzoek van de |
ouder(s). | ouder(s). |
Elke aanvraag leidt tot de samenstelling van een administratief | Elke aanvraag leidt tot de samenstelling van een administratief |
dossier dat, naast een situatieschets, de gemotiveerde beslissing van | dossier dat, naast een situatieschets, de gemotiveerde beslissing van |
het organiserend bestuur bevat. De dossiers moeten kunnen worden | het organiserend bestuur bevat. De dossiers moeten kunnen worden |
ingekeken en beoordeeld door Kind en Gezin; | ingekeken en beoordeeld door Kind en Gezin; |
5° Bij gelijktijdige opvang van kinderen uit hetzelfde gezin wordt 25 | 5° Bij gelijktijdige opvang van kinderen uit hetzelfde gezin wordt 25 |
% korting verleend op de ouderbijdrage. | % korting verleend op de ouderbijdrage. |
Deze verminderingen zijn niet cumuleerbaar met die in punt 4; | Deze verminderingen zijn niet cumuleerbaar met die in punt 4; |
6° De vermelde kostprijs is de vergoeding van de werkingskosten. | 6° De vermelde kostprijs is de vergoeding van de werkingskosten. |
Wanneer een warme maaltijd wordt verstrekt dient supplementair een | Wanneer een warme maaltijd wordt verstrekt dient supplementair een |
bijdrage per kind te worden betaald; | bijdrage per kind te worden betaald; |
7° De hierboven vermelde bedragen worden vastgelegd vanaf 1 januari | 7° De hierboven vermelde bedragen worden vastgelegd vanaf 1 januari |
1997 en worden jaarlijks op 1 september verhoogd met de procentuele | 1997 en worden jaarlijks op 1 september verhoogd met de procentuele |
stijging van het indexcijfer, dat berekend en benoemd wordt door de | stijging van het indexcijfer, dat berekend en benoemd wordt door de |
toepassing van art. 2 van het Koninklijk Besluit van 24 december 1993 | toepassing van art. 2 van het Koninklijk Besluit van 24 december 1993 |
ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het | ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het |
concurrentievermogen, tussen 31 augustus van het lopende kalenderjaar | concurrentievermogen, tussen 31 augustus van het lopende kalenderjaar |
en 1 september van het vorige kalenderjaar, van zodra de gecumuleerde | en 1 september van het vorige kalenderjaar, van zodra de gecumuleerde |
stijging in een verhoging van minstens 5 fr. op het basisbedrag voor | stijging in een verhoging van minstens 5 fr. op het basisbedrag voor |
een ganse dag resulteert. | een ganse dag resulteert. |
Art. 10.Elk erkend initiatief is gehouden tot registratie van |
Art. 10.Elk erkend initiatief is gehouden tot registratie van |
activiteiten en cliënteel. Kind en Gezin formuleert daartoe | activiteiten en cliënteel. Kind en Gezin formuleert daartoe |
richtlijnen. | richtlijnen. |
Art. 11.§ 1. De Vlaamse minister bevoegd voor de bijstand aan |
Art. 11.§ 1. De Vlaamse minister bevoegd voor de bijstand aan |
personen - hierna te noemen : de Vlaamse minister - legt de procedure | personen - hierna te noemen : de Vlaamse minister - legt de procedure |
vast met betrekking tot het door Kind en Gezin verlenen, verlengen, | vast met betrekking tot het door Kind en Gezin verlenen, verlengen, |
weigeren en intrekken van de erkenning van een initiatief. | weigeren en intrekken van de erkenning van een initiatief. |
§ 2. Deze procedure voorziet in afwijkingen voor deze initiatieven die | § 2. Deze procedure voorziet in afwijkingen voor deze initiatieven die |
op de datum van inwerkingtreding van dit besluit reeds functioneren en | op de datum van inwerkingtreding van dit besluit reeds functioneren en |
daartoe rechtstreeks of onrechtstreeks gesubsidieerd worden door | daartoe rechtstreeks of onrechtstreeks gesubsidieerd worden door |
andere overheden of instanties dan Kind en Gezin. | andere overheden of instanties dan Kind en Gezin. |
HOOFDSTUK III - Subsidiëringsvoorwaarden | HOOFDSTUK III - Subsidiëringsvoorwaarden |
Art. 12.Elk erkend initiatief kan door Kind en Gezin forfaitair |
Art. 12.Elk erkend initiatief kan door Kind en Gezin forfaitair |
worden gesubsidieerd afhankelijk van het erkend aantal plaatsen, van | worden gesubsidieerd afhankelijk van het erkend aantal plaatsen, van |
het aantal openingsdagen op jaarbasis en van het soort openingsdagen | het aantal openingsdagen op jaarbasis en van het soort openingsdagen |
(werkdagen of vakantiedagen). | (werkdagen of vakantiedagen). |
Art. 13.§ 1. De subsidiëring is afhankelijk van een minimumbezetting |
Art. 13.§ 1. De subsidiëring is afhankelijk van een minimumbezetting |
van 70 %, behalve tijdens het kalenderjaar van de erkenning. | van 70 %, behalve tijdens het kalenderjaar van de erkenning. |
Deze minimumgrens geldt per locatie en wordt bepaald op basis van het | Deze minimumgrens geldt per locatie en wordt bepaald op basis van het |
aantal reële openingsdagen en in het licht van de aan een locatie | aantal reële openingsdagen en in het licht van de aan een locatie |
toegekende capaciteit. | toegekende capaciteit. |
§ 2. Als de vereiste minimumbezetting niet gehaald wordt, volgt de | § 2. Als de vereiste minimumbezetting niet gehaald wordt, volgt de |
schorsing van de subsidiëring - voor een initiatief met de | schorsing van de subsidiëring - voor een initiatief met de |
minimumcapaciteit - of de evenredige vermindering van de subsidie. | minimumcapaciteit - of de evenredige vermindering van de subsidie. |
Art. 14.Ter uitvoering van artikel 12 stelt de Vlaamse minister het |
Art. 14.Ter uitvoering van artikel 12 stelt de Vlaamse minister het |
forfaitair subsidiebedrag vast dat per erkende capaciteit van 21 | forfaitair subsidiebedrag vast dat per erkende capaciteit van 21 |
plaatsen voor een openingsduur van 230 dagen, waarvan 50 volle | plaatsen voor een openingsduur van 230 dagen, waarvan 50 volle |
(vakantie)dagen, wordt bepaald. | (vakantie)dagen, wordt bepaald. |
Art. 15.De forfaitaire subsidie wordt door Kind en Gezin per kwartaal |
Art. 15.De forfaitaire subsidie wordt door Kind en Gezin per kwartaal |
aan het initiatief uitgekeerd. Zij wordt verrekend met een uitkeerbaar | aan het initiatief uitgekeerd. Zij wordt verrekend met een uitkeerbaar |
voorschot van maximum 70 % van een vierde van de jaartoelage. | voorschot van maximum 70 % van een vierde van de jaartoelage. |
Art. 16.Voor zijn werkingskosten kan het initiatief vrij beschikken |
Art. 16.Voor zijn werkingskosten kan het initiatief vrij beschikken |
over de inkomsten uit de ouderbijdragen. | over de inkomsten uit de ouderbijdragen. |
Art. 17.Het initiatief voert een boekhouding overeenkomstig een |
Art. 17.Het initiatief voert een boekhouding overeenkomstig een |
rekeningstelsel bepaald door de Vlaamse minister. | rekeningstelsel bepaald door de Vlaamse minister. |
Art. 18.Het forfaitair bedrag zoals bepaald in artikel 14 wordt |
Art. 18.Het forfaitair bedrag zoals bepaald in artikel 14 wordt |
jaarlijks gekoppeld aan het indexcijfer dat berekend en benoemd wordt | jaarlijks gekoppeld aan het indexcijfer dat berekend en benoemd wordt |
door de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 | door de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 |
december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot | december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot |
vrijwaring van het concurrentievermogen. De basisbedragen zijn | vrijwaring van het concurrentievermogen. De basisbedragen zijn |
vastgesteld op de gezondheidsindex van december 1996. | vastgesteld op de gezondheidsindex van december 1996. |
HOOFDSTUK IV - Slotbepalingen | HOOFDSTUK IV - Slotbepalingen |
Art. 19.§ 1. In afwachting van de vaststelling door de Vlaamse |
Art. 19.§ 1. In afwachting van de vaststelling door de Vlaamse |
minister van het forfaitaire subsidiebedrag zoals bepaald in artikel | minister van het forfaitaire subsidiebedrag zoals bepaald in artikel |
14 kan een door Kind en Gezin erkend initiatief rechtstreeks of | 14 kan een door Kind en Gezin erkend initiatief rechtstreeks of |
onrechtstreeks gesubsidieerd worden door andere overheden of | onrechtstreeks gesubsidieerd worden door andere overheden of |
instanties. | instanties. |
Kind en Gezin stelt daartoe - zo nodig - gegevens ter beschikking aan | Kind en Gezin stelt daartoe - zo nodig - gegevens ter beschikking aan |
deze overheden of instanties. | deze overheden of instanties. |
Dusdanige subsidiëring doet geen afbreuk aan de door dit besluit | Dusdanige subsidiëring doet geen afbreuk aan de door dit besluit |
gestelde erkenningsvoorwaarden. | gestelde erkenningsvoorwaarden. |
Aanvullend bij deze betoelaging kan Kind en Gezin, volgens | Aanvullend bij deze betoelaging kan Kind en Gezin, volgens |
modaliteiten die door de Vlaamse minister worden bepaald, een | modaliteiten die door de Vlaamse minister worden bepaald, een |
bijkomende subsidiëring toekennen aan erkende initiatieven. | bijkomende subsidiëring toekennen aan erkende initiatieven. |
§ 2. Noch het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap noch enige andere | § 2. Noch het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap noch enige andere |
Vlaamse overheidsinstelling dan Kind en Gezin kan rechtstreeks of | Vlaamse overheidsinstelling dan Kind en Gezin kan rechtstreeks of |
indirect subsidies verlenen aan niet door Kind en Gezin erkende | indirect subsidies verlenen aan niet door Kind en Gezin erkende |
initiatieven. | initiatieven. |
Art. 20.De ouders van de opgevangen of eventueel geweigerde kinderen |
Art. 20.De ouders van de opgevangen of eventueel geweigerde kinderen |
kunnen te allen tijd een klacht indienen bij de ombudsdienst van Kind | kunnen te allen tijd een klacht indienen bij de ombudsdienst van Kind |
en Gezin. Deze bepaling wordt mee ingeschreven in het huishoudelijk | en Gezin. Deze bepaling wordt mee ingeschreven in het huishoudelijk |
reglement van het initiatief. | reglement van het initiatief. |
Art. 21.Zowel het pedagogisch functioneren van, als de besteding van |
Art. 21.Zowel het pedagogisch functioneren van, als de besteding van |
de subsidies door het initiatief is onderworpen aan het toezicht van | de subsidies door het initiatief is onderworpen aan het toezicht van |
de ambtenaren van Kind en Gezin. Hiertoe hebben deze ambtenaren | de ambtenaren van Kind en Gezin. Hiertoe hebben deze ambtenaren |
toegang tot de boekhouding en alle relevante documenten van het | toegang tot de boekhouding en alle relevante documenten van het |
initiatief. | initiatief. |
Art. 22.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1997, met |
Art. 22.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1997, met |
uitzondering van artikel 19, § 2 dat in werking treedt op 1 januari | uitzondering van artikel 19, § 2 dat in werking treedt op 1 januari |
1998. | 1998. |
Art. 23.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, |
Art. 23.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, |
is belast met de uitvoering van dit besluit. | is belast met de uitvoering van dit besluit. |
Brussel, 24 juni 1997. | Brussel, 24 juni 1997. |
De minister-president van de Vlaamse regering, | De minister-president van de Vlaamse regering, |
L. VAN DEN BRANDE | L. VAN DEN BRANDE |
De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, | De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, |
L. MARTENS | L. MARTENS |