| Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de nadere voorwaarden en procedure om subsidies toe te kennen voor projecten die cultuureducatie van onderwijsinstellingen stimuleren | Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de nadere voorwaarden en procedure om subsidies toe te kennen voor projecten die cultuureducatie van onderwijsinstellingen stimuleren |
|---|---|
| VLAAMSE OVERHEID | VLAAMSE OVERHEID |
| 20 JUNI 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de nadere | 20 JUNI 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de nadere |
| voorwaarden en procedure om subsidies toe te kennen voor projecten die | voorwaarden en procedure om subsidies toe te kennen voor projecten die |
| cultuureducatie van onderwijsinstellingen stimuleren | cultuureducatie van onderwijsinstellingen stimuleren |
| De Vlaamse Regering, | De Vlaamse Regering, |
| Gelet op het decreet van 25 april 2014 betreffende het onderwijs XXIV, | Gelet op het decreet van 25 april 2014 betreffende het onderwijs XXIV, |
| artikel X.1; | artikel X.1; |
| Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor de | Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor de |
| begroting, gegeven op 25 april 2014; | begroting, gegeven op 25 april 2014; |
| Gelet op advies 56.284/1 van de Raad van State, gegeven op 28 mei | Gelet op advies 56.284/1 van de Raad van State, gegeven op 28 mei |
| 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de | 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de |
| wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; | wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; |
| Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke | Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke |
| Kansen en Brussel; | Kansen en Brussel; |
| Na beraadslaging, | Na beraadslaging, |
| Besluit : | Besluit : |
| HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen | HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen |
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: |
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: |
| 1° decreet van 25 april 2014: het decreet van 25 april 2014 | 1° decreet van 25 april 2014: het decreet van 25 april 2014 |
| betreffende het Onderwijs XXIV; | betreffende het Onderwijs XXIV; |
| 2° onderwijsinstelling: de scholen, centra en instellingen van het | 2° onderwijsinstelling: de scholen, centra en instellingen van het |
| basisonderwijs, het secundair onderwijs, de leertijd, het deeltijds | basisonderwijs, het secundair onderwijs, de leertijd, het deeltijds |
| kunstonderwijs, het volwassenenonderwijs, het deeltijds onderwijs, | kunstonderwijs, het volwassenenonderwijs, het deeltijds onderwijs, |
| basiseducatie en het hoger onderwijs. | basiseducatie en het hoger onderwijs. |
Art. 2.De Vlaamse Regering subsidieert binnen de beschikbare |
Art. 2.De Vlaamse Regering subsidieert binnen de beschikbare |
| begrotingskredieten projecten van onderwijsinstellingen die | begrotingskredieten projecten van onderwijsinstellingen die |
| cultuureducatie in het onderwijs stimuleren. | cultuureducatie in het onderwijs stimuleren. |
| De Vlaamse Regering lanceert twee keer per schooljaar een oproep om | De Vlaamse Regering lanceert twee keer per schooljaar een oproep om |
| een aanvraag in te dienen. | een aanvraag in te dienen. |
| De oproep voor projecten die uitgevoerd worden in de periode die start | De oproep voor projecten die uitgevoerd worden in de periode die start |
| op 1 september, wordt gelanceerd op 16 november van het voorgaande | op 1 september, wordt gelanceerd op 16 november van het voorgaande |
| kalenderjaar of de eerste daaropvolgende werkdag. De oproep vermeldt | kalenderjaar of de eerste daaropvolgende werkdag. De oproep vermeldt |
| het maximale budget dat voor deze periode kan worden toegekend. | het maximale budget dat voor deze periode kan worden toegekend. |
| De oproep voor projecten die uitgevoerd worden in de periode die start | De oproep voor projecten die uitgevoerd worden in de periode die start |
| op 1 februari, wordt gelanceerd op 16 mei van het voorgaande | op 1 februari, wordt gelanceerd op 16 mei van het voorgaande |
| kalenderjaar of de eerste daaropvolgende werkdag. De oproep vermeldt | kalenderjaar of de eerste daaropvolgende werkdag. De oproep vermeldt |
| het maximale budget dat voor deze periode kan worden toegekend. | het maximale budget dat voor deze periode kan worden toegekend. |
| HOOFDSTUK 2. - Toekenningsvoorwaarden en wijze van toekenning | HOOFDSTUK 2. - Toekenningsvoorwaarden en wijze van toekenning |
Art. 3.Om in aanmerking te komen voor subsidiëring, moet het project: |
Art. 3.Om in aanmerking te komen voor subsidiëring, moet het project: |
| 1° ingediend worden door middel van het volledig ingevulde online | 1° ingediend worden door middel van het volledig ingevulde online |
| aanvraagformulier, dat op de door de Vlaamse Regering aangewezen | aanvraagformulier, dat op de door de Vlaamse Regering aangewezen |
| website beschikbaar gesteld wordt; | website beschikbaar gesteld wordt; |
| 2° tijdig ingediend worden, hetzij uiterlijk op 15 mei voor projecten | 2° tijdig ingediend worden, hetzij uiterlijk op 15 mei voor projecten |
| die uitgevoerd worden in de daaropvolgende periode van 1 september tot | die uitgevoerd worden in de daaropvolgende periode van 1 september tot |
| en met 31 januari van het aansluitende kalenderjaar, hetzij uiterlijk | en met 31 januari van het aansluitende kalenderjaar, hetzij uiterlijk |
| op 15 november voor projecten die uitgevoerd worden in de | op 15 november voor projecten die uitgevoerd worden in de |
| daaropvolgende periode van 1 februari tot en met 30 juni van het | daaropvolgende periode van 1 februari tot en met 30 juni van het |
| aansluitende kalenderjaar; | aansluitende kalenderjaar; |
| 3° volledig uitgevoerd worden hetzij in de periode die start op 1 | 3° volledig uitgevoerd worden hetzij in de periode die start op 1 |
| september en eindigt op 31 januari van hetzelfde schooljaar, hetzij in | september en eindigt op 31 januari van hetzelfde schooljaar, hetzij in |
| de periode die start op 1 februari en eindigt op 30 juni van hetzelfde | de periode die start op 1 februari en eindigt op 30 juni van hetzelfde |
| schooljaar; | schooljaar; |
| 4° gekoppeld zijn aan het lesgebeuren. | 4° gekoppeld zijn aan het lesgebeuren. |
Art. 4.De bevoegde dienst beoordeelt de projectaanvragen op basis van |
Art. 4.De bevoegde dienst beoordeelt de projectaanvragen op basis van |
| de criteria, vermeld in artikel 3 van dit besluit, en in artikel X.1 | de criteria, vermeld in artikel 3 van dit besluit, en in artikel X.1 |
| van het decreet van 25 april 2014. | van het decreet van 25 april 2014. |
| De criteria, vermeld in artikel X.1, eerste lid, vijfde zin, 1°, van | De criteria, vermeld in artikel X.1, eerste lid, vijfde zin, 1°, van |
| het decreet van 25 april 2014 en artikel 3, 1° tot en met 3°, van dit | het decreet van 25 april 2014 en artikel 3, 1° tot en met 3°, van dit |
| besluit, zijn ontvankelijkheidcriteria. | besluit, zijn ontvankelijkheidcriteria. |
| De criteria, vermeld in artikel X.1, eerste lid, vijfde zin, 2° tot en | De criteria, vermeld in artikel X.1, eerste lid, vijfde zin, 2° tot en |
| met 5°, van het decreet van 25 april 2014 en artikel 3, 4°, van dit | met 5°, van het decreet van 25 april 2014 en artikel 3, 4°, van dit |
| besluit, zijn inhoudelijke criteria. | besluit, zijn inhoudelijke criteria. |
| De ontvankelijke projectaanvragen worden gerangschikt op basis van het | De ontvankelijke projectaanvragen worden gerangschikt op basis van het |
| totale puntenaantal dat de bevoegde dienst aan het project toekent, op | totale puntenaantal dat de bevoegde dienst aan het project toekent, op |
| basis van elk van de vijf gelijkwaardige criteria, vermeld in het | basis van elk van de vijf gelijkwaardige criteria, vermeld in het |
| derde lid. Voor elk van deze criteria kent de bevoegde dienst een | derde lid. Voor elk van deze criteria kent de bevoegde dienst een |
| score toe van nul tot vier, waarbij: | score toe van nul tot vier, waarbij: |
| a. een score van nul betekent dat de projectaanvraag niet beantwoordt | a. een score van nul betekent dat de projectaanvraag niet beantwoordt |
| aan het criterium in kwestie; | aan het criterium in kwestie; |
| b. een score van een betekent dat de projectaanvraag in beperkte mate | b. een score van een betekent dat de projectaanvraag in beperkte mate |
| beantwoordt aan het criterium in kwestie; | beantwoordt aan het criterium in kwestie; |
| c. een score van twee betekent dat de projectaanvraag in redelijke | c. een score van twee betekent dat de projectaanvraag in redelijke |
| mate beantwoordt aan het criterium in kwestie; | mate beantwoordt aan het criterium in kwestie; |
| d. een score van drie betekent dat de projectaanvraag in hoge mate | d. een score van drie betekent dat de projectaanvraag in hoge mate |
| beantwoordt aan het criterium in kwestie; | beantwoordt aan het criterium in kwestie; |
| e. een score van vier betekent dat de projectaanvraag in heel hoge | e. een score van vier betekent dat de projectaanvraag in heel hoge |
| mate beantwoordt aan het criterium in kwestie. | mate beantwoordt aan het criterium in kwestie. |
| In afwijking van het vierde lid kan voor het criterium vermeld in | In afwijking van het vierde lid kan voor het criterium vermeld in |
| artikel 3, 4°, van dit besluit, alleen een score nul vermeld in het | artikel 3, 4°, van dit besluit, alleen een score nul vermeld in het |
| vierde lid, a., of een score vier vermeld in het vierde lid, d., | vierde lid, a., of een score vier vermeld in het vierde lid, d., |
| toegekend worden. De score vier wordt in dit geval toegekend, zodra de | toegekend worden. De score vier wordt in dit geval toegekend, zodra de |
| projectaanvraag gekoppeld is aan het lesgebeuren. | projectaanvraag gekoppeld is aan het lesgebeuren. |
| Een ontvankelijke projectaanvraag die op een of meerdere van de | Een ontvankelijke projectaanvraag die op een of meerdere van de |
| criteria, vermeld in het derde lid, een score nul kreeg, komt niet in | criteria, vermeld in het derde lid, een score nul kreeg, komt niet in |
| aanmerking voor subsidiëring, ongeacht het totale puntenaantal. | aanmerking voor subsidiëring, ongeacht het totale puntenaantal. |
| Indien de subsidies die beschikbaar werden gesteld voor de periode, | Indien de subsidies die beschikbaar werden gesteld voor de periode, |
| vermeld in artikel 2, derde of vierde lid, ontoereikend zijn om alle | vermeld in artikel 2, derde of vierde lid, ontoereikend zijn om alle |
| ontvankelijke projectaanvragen die in aanmerking komen te subsidiëren, | ontvankelijke projectaanvragen die in aanmerking komen te subsidiëren, |
| worden de subsidies toegekend volgens de rangschikking, vermeld in het | worden de subsidies toegekend volgens de rangschikking, vermeld in het |
| vierde lid. Projectaanvragen met dezelfde score worden gerangschikt | vierde lid. Projectaanvragen met dezelfde score worden gerangschikt |
| volgens het tijdstip van indienen, waarbij voorrang verleend wordt aan | volgens het tijdstip van indienen, waarbij voorrang verleend wordt aan |
| het project dat het eerst werd ingediend. | het project dat het eerst werd ingediend. |
| De projectaanvragen die omwille van ontoereikende beschikbare | De projectaanvragen die omwille van ontoereikende beschikbare |
| kredieten voor de periode geen subsidie kunnen ontvangen wegens een te | kredieten voor de periode geen subsidie kunnen ontvangen wegens een te |
| lage rangschikking, worden afgewezen. | lage rangschikking, worden afgewezen. |
| De bevoegde dienst deelt zijn beslissing over de projectaanvragen mee | De bevoegde dienst deelt zijn beslissing over de projectaanvragen mee |
| aan de onderwijsinstelling uiterlijk op: | aan de onderwijsinstelling uiterlijk op: |
| 1° 30 juni voor de projecten die uitgevoerd worden in de | 1° 30 juni voor de projecten die uitgevoerd worden in de |
| daaropvolgende periode van 1 september tot en met 31 januari van het | daaropvolgende periode van 1 september tot en met 31 januari van het |
| aansluitende kalenderjaar; | aansluitende kalenderjaar; |
| 2° 31 januari voor de projecten die uitgevoerd worden in de | 2° 31 januari voor de projecten die uitgevoerd worden in de |
| daaropvolgende periode van 1 februari tot en met 30 juni van hetzelfde | daaropvolgende periode van 1 februari tot en met 30 juni van hetzelfde |
| kalenderjaar. | kalenderjaar. |
| HOOFDSTUK 3. - Bepaling van het subsidiebedrag en | HOOFDSTUK 3. - Bepaling van het subsidiebedrag en |
| betalingsmodaliteiten | betalingsmodaliteiten |
Art. 5.De subsidie wordt toegekend, voor zover die verantwoord wordt |
Art. 5.De subsidie wordt toegekend, voor zover die verantwoord wordt |
| door gemaakte kosten. | door gemaakte kosten. |
| Gemaakte kosten kunnen, met behoud van de toepassing van het eerste | Gemaakte kosten kunnen, met behoud van de toepassing van het eerste |
| lid, voor de volgende maximumbedragen worden gesubsidieerd: | lid, voor de volgende maximumbedragen worden gesubsidieerd: |
| 1° kostprijs voor samenwerking met de externe partner: maximaal 5.000 | 1° kostprijs voor samenwerking met de externe partner: maximaal 5.000 |
| euro, voor zover het gaat om andere kosten dan die vermeld worden in | euro, voor zover het gaat om andere kosten dan die vermeld worden in |
| punt 2° tot en met 4° ; | punt 2° tot en met 4° ; |
| 2° verwerkbaar materiaal door leerlingen, studenten of cursisten: | 2° verwerkbaar materiaal door leerlingen, studenten of cursisten: |
| maximaal 1.500 euro; | maximaal 1.500 euro; |
| 3° vervoerskosten: maximaal 1.500 euro; | 3° vervoerskosten: maximaal 1.500 euro; |
| 4° toegangsgelden: maximaal 500 euro. | 4° toegangsgelden: maximaal 500 euro. |
| In afwijking van het eerste en het tweede lid, kan de Vlaamse Regering | In afwijking van het eerste en het tweede lid, kan de Vlaamse Regering |
| lagere maximale subsidiebedragen bepalen. Ze deelt die maximumbedragen | lagere maximale subsidiebedragen bepalen. Ze deelt die maximumbedragen |
| mee in de oproep, vermeld in artikel 2, tweede lid. | mee in de oproep, vermeld in artikel 2, tweede lid. |
Art. 6.De subsidie wordt uitbetaald na afloop van het project, na |
Art. 6.De subsidie wordt uitbetaald na afloop van het project, na |
| voorlegging van: | voorlegging van: |
| 1° een inhoudelijk verslag waarin de realisaties met betrekking tot de | 1° een inhoudelijk verslag waarin de realisaties met betrekking tot de |
| toekenningsvoorwaarden, vermeld in artikel X.1, eerste lid, vijfde | toekenningsvoorwaarden, vermeld in artikel X.1, eerste lid, vijfde |
| zin, 2° tot en met 5°, van het decreet van 25 april 2014 en artikel 3, | zin, 2° tot en met 5°, van het decreet van 25 april 2014 en artikel 3, |
| 4°, van dit besluit, vermeld worden; | 4°, van dit besluit, vermeld worden; |
| 2° een financieel verslag dat een overzicht en een beschrijving bevat | 2° een financieel verslag dat een overzicht en een beschrijving bevat |
| van alle inkomsten en uitgaven. De beschrijving moet toelaten om vast | van alle inkomsten en uitgaven. De beschrijving moet toelaten om vast |
| te stellen of de gedane uitgaven ressorteren onder een van de vier | te stellen of de gedane uitgaven ressorteren onder een van de vier |
| kosten, vermeld in artikel 5, tweede lid. | kosten, vermeld in artikel 5, tweede lid. |
| De documenten, vermeld in het eerste lid, moeten uiterlijk een maand | De documenten, vermeld in het eerste lid, moeten uiterlijk een maand |
| na de geplande einddatum van het project worden ingediend. | na de geplande einddatum van het project worden ingediend. |
| De facturen of andere uitgavebewijsstukken worden door de | De facturen of andere uitgavebewijsstukken worden door de |
| onderwijsinstelling ter beschikking gehouden. | onderwijsinstelling ter beschikking gehouden. |
| Eventuele inkomsten van het project, worden niet in mindering gebracht | Eventuele inkomsten van het project, worden niet in mindering gebracht |
| van het toe te kennen subsidiebedrag. | van het toe te kennen subsidiebedrag. |
Art. 7.Overeenkomstig artikel 12 van de wet van 16 mei 2003 tot |
Art. 7.Overeenkomstig artikel 12 van de wet van 16 mei 2003 tot |
| vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de | vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de |
| begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de | begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de |
| gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van het | gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van het |
| Rekenhof, aanvaardt de begunstigde de controle op de uitvoering van | Rekenhof, aanvaardt de begunstigde de controle op de uitvoering van |
| het project, vermeld in artikel 2, door de gemachtigde ambtenaren van | het project, vermeld in artikel 2, door de gemachtigde ambtenaren van |
| de Vlaamse overheid. | de Vlaamse overheid. |
Art. 8.Overeenkomstig artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot |
Art. 8.Overeenkomstig artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot |
| vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de | vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de |
| begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de | begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de |
| gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van het | gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van het |
| Rekenhof, zal de begunstigde het bedrag of een gedeelte van de | Rekenhof, zal de begunstigde het bedrag of een gedeelte van de |
| verleende subsidie onmiddellijk terugbetalen als de | verleende subsidie onmiddellijk terugbetalen als de |
| subsidieverstrekker vaststelt dat de toekenningsvoorwaarden | subsidieverstrekker vaststelt dat de toekenningsvoorwaarden |
| onvolledig, onzorgvuldig, niet of niet op tijd werden vervuld, of als | onvolledig, onzorgvuldig, niet of niet op tijd werden vervuld, of als |
| de subsidie werd aangewend voor andere doeleinden dan die waarvoor ze | de subsidie werd aangewend voor andere doeleinden dan die waarvoor ze |
| werd verleend. | werd verleend. |
| HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen | HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen |
Art. 9.In afwijking van artikel 2, derde lid, wordt de oproep voor |
Art. 9.In afwijking van artikel 2, derde lid, wordt de oproep voor |
| het indienen van projecten die starten op 1 september 2015, gelanceerd | het indienen van projecten die starten op 1 september 2015, gelanceerd |
| op 2 februari 2015. | op 2 februari 2015. |
Art. 10.De eerste projecten die overeenkomstig dit besluit |
Art. 10.De eerste projecten die overeenkomstig dit besluit |
| gesubsidieerd kunnen worden, worden uitgevoerd in de periode die start | gesubsidieerd kunnen worden, worden uitgevoerd in de periode die start |
| op 1 september 2015 en eindigt op 31 januari 2016. | op 1 september 2015 en eindigt op 31 januari 2016. |
Art. 11.Dit besluit treedt in werking op 2 februari 2015. |
Art. 11.Dit besluit treedt in werking op 2 februari 2015. |
Art. 12.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast |
Art. 12.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast |
| met de uitvoering van dit besluit. | met de uitvoering van dit besluit. |
| Brussel, 20 juni 2014. | Brussel, 20 juni 2014. |
| De minister-president van de Vlaamse Regering, | De minister-president van de Vlaamse Regering, |
| K. PEETERS | K. PEETERS |
| De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, | De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, |
| P. SMET | P. SMET |