| Besluit van de Vlaamse Regering over het lokaal beleid buitenschoolse opvang en activiteiten en over overgangsbepalingen | Besluit van de Vlaamse Regering over het lokaal beleid buitenschoolse opvang en activiteiten en over overgangsbepalingen |
|---|---|
| VLAAMSE OVERHEID | VLAAMSE OVERHEID |
| 16 OKTOBER 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering over het lokaal | 16 OKTOBER 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering over het lokaal |
| beleid buitenschoolse opvang en activiteiten en over | beleid buitenschoolse opvang en activiteiten en over |
| overgangsbepalingen | overgangsbepalingen |
| Rechtsgrond | Rechtsgrond |
| Dit besluit is gebaseerd op : | Dit besluit is gebaseerd op : |
| - de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der | - de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der |
| instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli | instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli |
| 1993; | 1993; |
| - het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern | - het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern |
| verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, | verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, |
| artikel 5, § 1, 1°, i), en § 2, en artikel 8, § 2; | artikel 5, § 1, 1°, i), en § 2, en artikel 8, § 2; |
| - het decreet van 3 mei 2019 houdende de organisatie van | - het decreet van 3 mei 2019 houdende de organisatie van |
| buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse | buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse |
| activiteiten, artikel 4, derde lid, artikel 6, tweede lid, artikel 8, | activiteiten, artikel 4, derde lid, artikel 6, tweede lid, artikel 8, |
| vijfde lid, artikel 11, artikel 12, vierde lid, artikel 13, tweede | vijfde lid, artikel 11, artikel 12, vierde lid, artikel 13, tweede |
| lid, artikel 16, tweede lid, artikel 17, vijfde lid. | lid, artikel 16, tweede lid, artikel 17, vijfde lid. |
| Vormvereisten | Vormvereisten |
| De volgende vormvereisten zijn vervuld : | De volgende vormvereisten zijn vervuld : |
| - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 1 juli 2020. | - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 1 juli 2020. |
| - De Raad van State heeft advies 67.809/1/V gegeven op 24 augustus | - De Raad van State heeft advies 67.809/1/V gegeven op 24 augustus |
| 2020. | 2020. |
| - De Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) heeft advies RBO-RBO-ADV-2021-001 | - De Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) heeft advies RBO-RBO-ADV-2021-001 |
| gegeven op 9 september 2020. | gegeven op 9 september 2020. |
| - De Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) heeft | - De Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) heeft |
| advies KGJW_20200925 gegeven op 25 september 2020. | advies KGJW_20200925 gegeven op 25 september 2020. |
| Motivering | Motivering |
| Het lokaal bestuur neemt de regie op voor de organisatie van | Het lokaal bestuur neemt de regie op voor de organisatie van |
| buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse | buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse |
| activiteiten door een lokaal beleid te ontwikkelen en beslist over de | activiteiten door een lokaal beleid te ontwikkelen en beslist over de |
| besteding en de verdeling van de beschikbare financiële, personele, | besteding en de verdeling van de beschikbare financiële, personele, |
| logistieke en infrastructurele middelen, waaronder de decretaal | logistieke en infrastructurele middelen, waaronder de decretaal |
| bepaalde subsidie. Dat gebeurt binnen het kader van Vlaamse | bepaalde subsidie. Dat gebeurt binnen het kader van Vlaamse |
| beleidsprioriteiten. In afwachting van die definitieve | beleidsprioriteiten. In afwachting van die definitieve |
| subsidieregeling, vanaf 1 januari 2027, gelden overgangsbepalingen | subsidieregeling, vanaf 1 januari 2027, gelden overgangsbepalingen |
| voor de bestaande subsidies voor organisatoren buitenschoolse opvang | voor de bestaande subsidies voor organisatoren buitenschoolse opvang |
| en voor eventuele bijkomende middelen aan lokale besturen. Dit besluit | en voor eventuele bijkomende middelen aan lokale besturen. Dit besluit |
| geeft uitvoering aan een eerste deel van die overgangsbepalingen. Het | geeft uitvoering aan een eerste deel van die overgangsbepalingen. Het |
| is de bedoeling om via een toekomstig besluit, tegen uiterlijk 1 | is de bedoeling om via een toekomstig besluit, tegen uiterlijk 1 |
| januari 2022, verder uitvoering te geven aan de overgangsbepalingen en | januari 2022, verder uitvoering te geven aan de overgangsbepalingen en |
| de decretaal bepaalde subsidie nader te regelen. | de decretaal bepaalde subsidie nader te regelen. |
| Juridisch kader | Juridisch kader |
| Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving : | Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving : |
| - het decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene | - het decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene |
| regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest | regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest |
| periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen | periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen |
| kunnen worden opgelegd. | kunnen worden opgelegd. |
| Initiatiefnemer | Initiatiefnemer |
| Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, | Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, |
| Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding. | Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding. |
| Na beraadslaging, | Na beraadslaging, |
| DE VLAAMSE REGERING BESLUIT : | DE VLAAMSE REGERING BESLUIT : |
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : |
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : |
| 1° agentschap : het intern verzelfstandigd agentschap met | 1° agentschap : het intern verzelfstandigd agentschap met |
| rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, dat is opgericht bij artikel 3 | rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, dat is opgericht bij artikel 3 |
| van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern | van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern |
| verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie; | verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie; |
| 2° decreet van 3 mei 2019 : het decreet van 3 mei 2019 houdende de | 2° decreet van 3 mei 2019 : het decreet van 3 mei 2019 houdende de |
| organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen | organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen |
| buitenschoolse activiteiten; | buitenschoolse activiteiten; |
| 3° minister : de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin | 3° minister : de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin |
| en Armoedebestrijding. | en Armoedebestrijding. |
Art. 2.De Vlaamse beleidsprioriteiten inzake buitenschoolse |
Art. 2.De Vlaamse beleidsprioriteiten inzake buitenschoolse |
| activiteiten zijn : | activiteiten zijn : |
| 1° de regierol, vermeld in artikel 4 tot en met 6 van het decreet van | 1° de regierol, vermeld in artikel 4 tot en met 6 van het decreet van |
| 3 mei 2019, vervullen, in functie van het geïntegreerde aanbod van | 3 mei 2019, vervullen, in functie van het geïntegreerde aanbod van |
| buitenschoolse opvang en activiteiten, en de samenwerking, vermeld in | buitenschoolse opvang en activiteiten, en de samenwerking, vermeld in |
| artikel 7 tot en met 9 van het voormelde decreet, organiseren; | artikel 7 tot en met 9 van het voormelde decreet, organiseren; |
| 2° de kleuteropvang met een kwaliteitslabel financieren. | 2° de kleuteropvang met een kwaliteitslabel financieren. |
| De Vlaamse Gemeenschapscommissie geeft uitwerking aan voormelde | De Vlaamse Gemeenschapscommissie geeft uitwerking aan voormelde |
| beleidsprioriteiten in haar strategische meerjarenplanning, rekening | beleidsprioriteiten in haar strategische meerjarenplanning, rekening |
| houdend met artikel 15, tweede lid, van het decreet van 3 mei 2019. De | houdend met artikel 15, tweede lid, van het decreet van 3 mei 2019. De |
| Vlaamse Gemeenschapscommissie dient haar verantwoording in onder de | Vlaamse Gemeenschapscommissie dient haar verantwoording in onder de |
| vorm van een jaarverslag tegen uiterlijk 31 maart van het | vorm van een jaarverslag tegen uiterlijk 31 maart van het |
| daaropvolgende jaar. | daaropvolgende jaar. |
| De Vlaamse Regering kent een subsidie, als vermeld in artikel 12 van | De Vlaamse Regering kent een subsidie, als vermeld in artikel 12 van |
| het decreet van 3 mei 2019, toe aan lokale besturen, indien deze de | het decreet van 3 mei 2019, toe aan lokale besturen, indien deze de |
| Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in het eerste lid, opnemen in hun | Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in het eerste lid, opnemen in hun |
| strategische meerjarenplanning. | strategische meerjarenplanning. |
| De subsidie, vermeld in het derde lid, wordt door de lokale besturen | De subsidie, vermeld in het derde lid, wordt door de lokale besturen |
| toegekend aan organisatoren met inachtneming van het besluit | toegekend aan organisatoren met inachtneming van het besluit |
| 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de | 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de |
| toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de | toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de |
| werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie | werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie |
| voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van | voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van |
| diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen. | diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen. |
Art. 3.Als het lokaal bestuur er zelf voor kiest om de organisatie |
Art. 3.Als het lokaal bestuur er zelf voor kiest om de organisatie |
| van het lokaal samenwerkingsverband, vermeld in artikel 7 en 8 van het | van het lokaal samenwerkingsverband, vermeld in artikel 7 en 8 van het |
| decreet van 3 mei 2019, niet op zich te nemen, doet het lokaal bestuur | decreet van 3 mei 2019, niet op zich te nemen, doet het lokaal bestuur |
| een oproep om dit geheel of gedeeltelijk over te laten aan een of meer | een oproep om dit geheel of gedeeltelijk over te laten aan een of meer |
| andere actoren. Deze oproep is gericht aan alle relevante lokale | andere actoren. Deze oproep is gericht aan alle relevante lokale |
| actoren. | actoren. |
| Overeenkomstig artikel 8, derde lid, van het decreet van 3 mei 2019, | Overeenkomstig artikel 8, derde lid, van het decreet van 3 mei 2019, |
| kunnen bij gebrek aan initiatief van het lokaal bestuur, een of meer | kunnen bij gebrek aan initiatief van het lokaal bestuur, een of meer |
| andere actoren die relevant zijn voor buitenschoolse activiteiten, het | andere actoren die relevant zijn voor buitenschoolse activiteiten, het |
| initiatief nemen voor het lokaal samenwerkingsverband. Deze | initiatief nemen voor het lokaal samenwerkingsverband. Deze |
| initiatiefnemers stellen het lokaal bestuur hiervan in kennis. | initiatiefnemers stellen het lokaal bestuur hiervan in kennis. |
| De actoren, vermeld in het eerste en tweede lid, nodigen elke andere | De actoren, vermeld in het eerste en tweede lid, nodigen elke andere |
| relevante actor uit met het oog op één lokaal samenwerkingsverband | relevante actor uit met het oog op één lokaal samenwerkingsverband |
| binnen het grondgebied van het lokaal bestuur. | binnen het grondgebied van het lokaal bestuur. |
| Er wordt rekening gehouden met de principes van neutraliteit, vermeld | Er wordt rekening gehouden met de principes van neutraliteit, vermeld |
| in artikel 4. | in artikel 4. |
Art. 4.Overeenkomstig artikel 6, eerste lid, van het decreet van 3 |
Art. 4.Overeenkomstig artikel 6, eerste lid, van het decreet van 3 |
| mei 2019, treedt het lokaal bestuur neutraal op bij de toepassing van | mei 2019, treedt het lokaal bestuur neutraal op bij de toepassing van |
| de opdrachten, vermeld in artikel 4 van hetzelfde decreet, onder | de opdrachten, vermeld in artikel 4 van hetzelfde decreet, onder |
| andere door het scheiden van de rol van lokale regisseur en de rol van | andere door het scheiden van de rol van lokale regisseur en de rol van |
| organisator die het eventueel opneemt. | organisator die het eventueel opneemt. |
| Het bewaken van de neutraliteit, vermeld in het eerste lid, gebeurt op | Het bewaken van de neutraliteit, vermeld in het eerste lid, gebeurt op |
| een transparante wijze en houdt onder meer in dat het lokaal bestuur | een transparante wijze en houdt onder meer in dat het lokaal bestuur |
| zijn rol van regisseur functioneel scheidt van zijn rol van | zijn rol van regisseur functioneel scheidt van zijn rol van |
| organisator. | organisator. |
| Het lokaal bestuur voorziet in een procedure om klachten over de | Het lokaal bestuur voorziet in een procedure om klachten over de |
| schending van de voormelde neutraliteit in te dienen en te behandelen. | schending van de voormelde neutraliteit in te dienen en te behandelen. |
Art. 5.Overeenkomstig artikel 8, vierde lid, van het decreet van 3 |
Art. 5.Overeenkomstig artikel 8, vierde lid, van het decreet van 3 |
| mei 2019, treden actoren van het lokaal samenwerkingsverband neutraal | mei 2019, treden actoren van het lokaal samenwerkingsverband neutraal |
| op, onder andere door het scheiden van hun rol bij de uitvoering van | op, onder andere door het scheiden van hun rol bij de uitvoering van |
| opdrachten als vermeld in artikel 8, eerste tot en met het derde lid | opdrachten als vermeld in artikel 8, eerste tot en met het derde lid |
| van hetzelfde decreet, en hun eventuele rol van organisator. | van hetzelfde decreet, en hun eventuele rol van organisator. |
| Het bewaken van de neutraliteit, vermeld in het eerste lid, gebeurt op | Het bewaken van de neutraliteit, vermeld in het eerste lid, gebeurt op |
| een transparante wijze en houdt onder meer in dat de actoren hun rol | een transparante wijze en houdt onder meer in dat de actoren hun rol |
| van initiatiefnemer of organisator van het lokaal samenwerkingsverband | van initiatiefnemer of organisator van het lokaal samenwerkingsverband |
| functioneel scheiden van hun rol van organisator. | functioneel scheiden van hun rol van organisator. |
| De organisator van het lokaal samenwerkingsverband voorziet in een | De organisator van het lokaal samenwerkingsverband voorziet in een |
| procedure om klachten over de schending van de voormelde neutraliteit | procedure om klachten over de schending van de voormelde neutraliteit |
| in te dienen en te behandelen. | in te dienen en te behandelen. |
Art. 6.De inkorting van de overgangstermijn, vermeld in artikel 17, |
Art. 6.De inkorting van de overgangstermijn, vermeld in artikel 17, |
| tweede lid, van het decreet van 3 mei 2019, wordt overeengekomen | tweede lid, van het decreet van 3 mei 2019, wordt overeengekomen |
| tussen het lokaal bestuur en elke organisator, vermeld in artikel 17, | tussen het lokaal bestuur en elke organisator, vermeld in artikel 17, |
| eerste lid, van het voormelde decreet, in de gemeente of in het | eerste lid, van het voormelde decreet, in de gemeente of in het |
| tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad in kwestie, met uitzondering van de | tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad in kwestie, met uitzondering van de |
| vergunde opvang van baby's en peuters. | vergunde opvang van baby's en peuters. |
| Een gezamenlijke aanvraag tot inkorting wordt minstens vier maanden op | Een gezamenlijke aanvraag tot inkorting wordt minstens vier maanden op |
| voorhand ingediend bij het agentschap, op zijn vroegst vanaf 1 | voorhand ingediend bij het agentschap, op zijn vroegst vanaf 1 |
| september 2021. De nadere voorwaarden van de procedure en de | september 2021. De nadere voorwaarden van de procedure en de |
| ingangsdatum van de effectieve uitbetaling worden bepaald door de | ingangsdatum van de effectieve uitbetaling worden bepaald door de |
| minister. | minister. |
| Nadat de aanvraag goedgekeurd is, wordt de subsidie aan het lokaal | Nadat de aanvraag goedgekeurd is, wordt de subsidie aan het lokaal |
| bestuur uitbetaald conform artikel 12, derde lid, van het decreet van | bestuur uitbetaald conform artikel 12, derde lid, van het decreet van |
| 3 mei 2019, op zijn vroegst vanaf 1 januari 2022. | 3 mei 2019, op zijn vroegst vanaf 1 januari 2022. |
Art. 7.§ 1. Voor nieuwe subsidies aan lokale besturen gedurende de |
Art. 7.§ 1. Voor nieuwe subsidies aan lokale besturen gedurende de |
| overgangstermijn van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2026 geldt | overgangstermijn van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2026 geldt |
| een overgangsplan met de volgende principes : | een overgangsplan met de volgende principes : |
| 1° het agentschap beslist over de toekenning van deze subsidies in het | 1° het agentschap beslist over de toekenning van deze subsidies in het |
| kader van de beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 2 van dit | kader van de beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 2 van dit |
| besluit; | besluit; |
| 2° bij de toekenning van deze subsidies wordt rekening gehouden met de | 2° bij de toekenning van deze subsidies wordt rekening gehouden met de |
| hoogte van de totaalscore, gegeven aan de gemeenten op basis van de | hoogte van de totaalscore, gegeven aan de gemeenten op basis van de |
| twee criteria, vermeld in paragraaf 2; | twee criteria, vermeld in paragraaf 2; |
| 3° om in aanmerking te komen voor deze subsidies, neemt het lokaal | 3° om in aanmerking te komen voor deze subsidies, neemt het lokaal |
| bestuur de beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 2 van dit besluit, | bestuur de beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 2 van dit besluit, |
| op in zijn strategische meerjarenplanning; | op in zijn strategische meerjarenplanning; |
| 4° het bedrag van deze subsidie voor het lokaal bestuur is afhankelijk | 4° het bedrag van deze subsidie voor het lokaal bestuur is afhankelijk |
| van het aantal kinderen in de gemeente of in het tweetalig gebied | van het aantal kinderen in de gemeente of in het tweetalig gebied |
| Brussel-Hoofdstad dat conform paragraaf 3 is berekend, naar analogie | Brussel-Hoofdstad dat conform paragraaf 3 is berekend, naar analogie |
| van de beschreven parameters, vermeld in artikel 12, eerste lid, van | van de beschreven parameters, vermeld in artikel 12, eerste lid, van |
| het decreet van 3 mei 2019; | het decreet van 3 mei 2019; |
| 5° deze subsidie wordt conform artikel 12, derde lid, van het | 5° deze subsidie wordt conform artikel 12, derde lid, van het |
| voormelde decreet aan het lokaal bestuur uitbetaald. | voormelde decreet aan het lokaal bestuur uitbetaald. |
| § 2. De hoogste totaalscore, vermeld in paragraaf 1, 2°, is de som van | § 2. De hoogste totaalscore, vermeld in paragraaf 1, 2°, is de som van |
| de scores op de volgende criteria : | de scores op de volgende criteria : |
| 1° het aantal kwetsbare gezinnen, vermeld in paragraaf 4, dat in de | 1° het aantal kwetsbare gezinnen, vermeld in paragraaf 4, dat in de |
| gemeente of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad is | gemeente of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad is |
| gedomicilieerd; | gedomicilieerd; |
| 2° het aantal kinderen dat naar een basisschool gaat, vermeld in | 2° het aantal kinderen dat naar een basisschool gaat, vermeld in |
| paragraaf 5, in de gemeente of in het tweetalig gebied | paragraaf 5, in de gemeente of in het tweetalig gebied |
| Brussel-Hoofdstad. | Brussel-Hoofdstad. |
| § 3. Het aantal kinderen per gemeente of het tweetalig gebied | § 3. Het aantal kinderen per gemeente of het tweetalig gebied |
| Brussel-Hoofdstad wordt op de volgende wijze berekend : | Brussel-Hoofdstad wordt op de volgende wijze berekend : |
| 1° de parameter, vermeld in artikel 12, eerste lid, 1°, van het | 1° de parameter, vermeld in artikel 12, eerste lid, 1°, van het |
| decreet van 3 mei 2019, weegt door voor 40 %; | decreet van 3 mei 2019, weegt door voor 40 %; |
| 2° de parameter, vermeld in artikel 12, eerste lid, 2°, van het | 2° de parameter, vermeld in artikel 12, eerste lid, 2°, van het |
| voormelde decreet, weegt door voor 60 %. | voormelde decreet, weegt door voor 60 %. |
| Bij toepassing van het vorige lid, 1°, wordt voor het tweetalig gebied | Bij toepassing van het vorige lid, 1°, wordt voor het tweetalig gebied |
| Brussel-Hoofdstad 30 % van het aantal kinderen in rekening genomen. | Brussel-Hoofdstad 30 % van het aantal kinderen in rekening genomen. |
| De verhouding van de bestaande subsidies ten opzichte van het aantal | De verhouding van de bestaande subsidies ten opzichte van het aantal |
| kinderen in de gemeente of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad | kinderen in de gemeente of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad |
| wordt vertaald in de volgende scores : | wordt vertaald in de volgende scores : |
| 1° score 6 voor een bedrag van 0 euro per kind; | 1° score 6 voor een bedrag van 0 euro per kind; |
| 2° score 5 voor een bedrag tussen 0,01 en 25 euro per kind; | 2° score 5 voor een bedrag tussen 0,01 en 25 euro per kind; |
| 3° score 4 voor een bedrag tussen 25,01 en 50 euro per kind; | 3° score 4 voor een bedrag tussen 25,01 en 50 euro per kind; |
| 4° score 3 voor een bedrag tussen 50,01 en 75 euro per kind; | 4° score 3 voor een bedrag tussen 50,01 en 75 euro per kind; |
| 5° score 2 voor een bedrag tussen 75,01 en 100 euro per kind; | 5° score 2 voor een bedrag tussen 75,01 en 100 euro per kind; |
| 6° score 0 voor een bedrag hoger dan 100 euro per kind. | 6° score 0 voor een bedrag hoger dan 100 euro per kind. |
| § 4. Het aantal kwetsbare gezinnen in de gemeente of in het tweetalig | § 4. Het aantal kwetsbare gezinnen in de gemeente of in het tweetalig |
| gebied Brussel-Hoofdstad wordt tot en met 31 december 2023 door het | gebied Brussel-Hoofdstad wordt tot en met 31 december 2023 door het |
| agentschap bepaald met een samengestelde indicator op basis van de | agentschap bepaald met een samengestelde indicator op basis van de |
| volgende gegevens : | volgende gegevens : |
| 1° de kansarmoede-index van het agentschap; | 1° de kansarmoede-index van het agentschap; |
| 2° het aantal minderjarigen dat recht heeft op een verhoogde | 2° het aantal minderjarigen dat recht heeft op een verhoogde |
| tegemoetkoming in de ziekteverzekering ten opzichte van het totale | tegemoetkoming in de ziekteverzekering ten opzichte van het totale |
| aantal minderjarigen; | aantal minderjarigen; |
| 3° het aantal minderjarigen in een eenoudergezin ten opzichte van het | 3° het aantal minderjarigen in een eenoudergezin ten opzichte van het |
| totale aantal minderjarigen. | totale aantal minderjarigen. |
| Bij toepassing van het vorige lid, 2° en 3°, wordt voor het tweetalig | Bij toepassing van het vorige lid, 2° en 3°, wordt voor het tweetalig |
| gebied Brussel-Hoofdstad 30 % van het aantal minderjarigen in rekening | gebied Brussel-Hoofdstad 30 % van het aantal minderjarigen in rekening |
| genomen. | genomen. |
| Aan het percentage kwetsbare gezinnen in de gemeente of in het | Aan het percentage kwetsbare gezinnen in de gemeente of in het |
| tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad wordt op de volgende wijze een | tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad wordt op de volgende wijze een |
| score toegekend : | score toegekend : |
| 1° score 8 voor een kansarmoedepercentage vanaf 25 %; | 1° score 8 voor een kansarmoedepercentage vanaf 25 %; |
| 2° score 7 voor een kansarmoedepercentage tussen 20 en 24,99 %; | 2° score 7 voor een kansarmoedepercentage tussen 20 en 24,99 %; |
| 3° score 6 voor een kansarmoedepercentage tussen 15 en 19,99 %; | 3° score 6 voor een kansarmoedepercentage tussen 15 en 19,99 %; |
| 4° score 5 voor een kansarmoedepercentage tussen 10 en 14,99 %; | 4° score 5 voor een kansarmoedepercentage tussen 10 en 14,99 %; |
| 5° score 4 voor een kansarmoedepercentage tussen de 5 en 9,99 %; | 5° score 4 voor een kansarmoedepercentage tussen de 5 en 9,99 %; |
| 6° score 0 voor een kansarmoedepercentage tussen de 0 en 4,99 %. | 6° score 0 voor een kansarmoedepercentage tussen de 0 en 4,99 %. |
| § 5. Het aantal kinderen dat naar de basisschool gaat, wordt gebaseerd | § 5. Het aantal kinderen dat naar de basisschool gaat, wordt gebaseerd |
| op de jaarlijkse cijfergegevens van het Departement Onderwijs en | op de jaarlijkse cijfergegevens van het Departement Onderwijs en |
| Vorming, vermeld in artikel 22, eerste lid, van het besluit van de | Vorming, vermeld in artikel 22, eerste lid, van het besluit van de |
| Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van | Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van |
| de Vlaamse administratie. | de Vlaamse administratie. |
| Aan het aantal kinderen dat naar de basisschool gaat in de gemeente of | Aan het aantal kinderen dat naar de basisschool gaat in de gemeente of |
| in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, wordt op de volgende wijze | in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, wordt op de volgende wijze |
| een score toegekend : | een score toegekend : |
| 1° score 6 vanaf 20.000 leerlingen; | 1° score 6 vanaf 20.000 leerlingen; |
| 2° score 5 bij 4000 tot 19.999 leerlingen; | 2° score 5 bij 4000 tot 19.999 leerlingen; |
| 3° score 4 bij 2500 tot 3999 leerlingen; | 3° score 4 bij 2500 tot 3999 leerlingen; |
| 4° score 3 bij 1500 tot 2499 leerlingen; | 4° score 3 bij 1500 tot 2499 leerlingen; |
| 5° score 2 bij 1000 tot 1499 leerlingen; | 5° score 2 bij 1000 tot 1499 leerlingen; |
| 6° score 0 bij minder dan 1000 leerlingen. | 6° score 0 bij minder dan 1000 leerlingen. |
Art. 8.Voor lokale besturen waar organisatoren al subsidie krijgen |
Art. 8.Voor lokale besturen waar organisatoren al subsidie krijgen |
| als vermeld in artikel 17, eerste lid, van het decreet van 3 mei 2019, | als vermeld in artikel 17, eerste lid, van het decreet van 3 mei 2019, |
| wordt rekening gehouden met deze bestaande subsidie bij de | wordt rekening gehouden met deze bestaande subsidie bij de |
| totaalscore, vermeld in artikel 7. | totaalscore, vermeld in artikel 7. |
Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021, met |
Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021, met |
| uitzondering van artikel 2, tweede lid, dat in werking treedt op 1 | uitzondering van artikel 2, tweede lid, dat in werking treedt op 1 |
| januari 2022. | januari 2022. |
Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor Opgroeien, is belast met de |
Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor Opgroeien, is belast met de |
| uitvoering van dit besluit. | uitvoering van dit besluit. |
| Brussel, 16 oktober 2020. | Brussel, 16 oktober 2020. |
| De minister-president van de Vlaamse Regering, | De minister-president van de Vlaamse Regering, |
| J. JAMBON | J. JAMBON |
| De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en | De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en |
| Armoedebestrijding, | Armoedebestrijding, |
| W. BEKE | W. BEKE |