Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de toekenning van dienstencheques voor kinderopvang | Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de toekenning van dienstencheques voor kinderopvang |
---|---|
VLAAMSE OVERHEID | VLAAMSE OVERHEID |
16 MEI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de | 16 MEI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de |
toekenning van dienstencheques voor kinderopvang | toekenning van dienstencheques voor kinderopvang |
De Vlaamse Regering, | De Vlaamse Regering, |
Gelet op het decreet van 7 mei 2004 houdende de toekenning van | Gelet op het decreet van 7 mei 2004 houdende de toekenning van |
dienstencheques voor kinderopvang, inzonderheid de artikelen 2, 4°, 7, | dienstencheques voor kinderopvang, inzonderheid de artikelen 2, 4°, 7, |
8, § 3 en § 4, artikel 9 § 1 en § 3, en artikelen 10, 11, en 13, | 8, § 3 en § 4, artikel 9 § 1 en § 3, en artikelen 10, 11, en 13, |
gewijzigd bij het decreet van 22 december 2006; | gewijzigd bij het decreet van 22 december 2006; |
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de | Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de |
begroting, gegeven op 30 maart 2007; | begroting, gegeven op 30 maart 2007; |
Gelet op het advies 42.778/1 van de Raad Van State, gegeven op 26 | Gelet op het advies 42.778/1 van de Raad Van State, gegeven op 26 |
april 2007, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, 1°, van de | april 2007, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, 1°, van de |
gecoördineerde wetten op de Raad van State; | gecoördineerde wetten op de Raad van State; |
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en | Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en |
Gezin en de Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en | Gezin en de Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en |
Gelijke Kansen; | Gelijke Kansen; |
Na beraadslaging, | Na beraadslaging, |
Besluit : | Besluit : |
HOOFDSTUK I. - Definities | HOOFDSTUK I. - Definities |
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : |
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : |
1° het decreet: het decreet van 7 mei 2004 houdende de toekenning van | 1° het decreet: het decreet van 7 mei 2004 houdende de toekenning van |
dienstencheques voor kinderopvang zoals gewijzigd bij het decreet van | dienstencheques voor kinderopvang zoals gewijzigd bij het decreet van |
22 december 2006; | 22 december 2006; |
2° Kind en Gezin : het intern verzelfstandigd agentschap, opgericht | 2° Kind en Gezin : het intern verzelfstandigd agentschap, opgericht |
bij het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern | bij het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern |
verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin; | verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin; |
3° Subsidieagentschap: het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en | 3° Subsidieagentschap: het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en |
Sociale Economie, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering | Sociale Economie, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering |
van 21 oktober 2005; | van 21 oktober 2005; |
4° niet-werkende werkzoekende : een werkzoekende die op de dag voor de | 4° niet-werkende werkzoekende : een werkzoekende die op de dag voor de |
indiensttreding bij de erkende onderneming als werkzoekende is | indiensttreding bij de erkende onderneming als werkzoekende is |
ingeschreven bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en | ingeschreven bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en |
Beroepsopleiding en geen betaalde beroepsarbeid, noch zelfstandige | Beroepsopleiding en geen betaalde beroepsarbeid, noch zelfstandige |
arbeid verricht; | arbeid verricht; |
5° inkomen : het aan de personenbelasting onderworpen netto belastbaar | 5° inkomen : het aan de personenbelasting onderworpen netto belastbaar |
jaarinkomen van de gebruiker, vermeld op het laatst bekende | jaarinkomen van de gebruiker, vermeld op het laatst bekende |
aanslagbiljet; | aanslagbiljet; |
6° erkende onderneming : de onderneming die erkend is overeenkomstig | 6° erkende onderneming : de onderneming die erkend is overeenkomstig |
artikel 8 van het decreet; | artikel 8 van het decreet; |
7° gemandateerde voorziening : de voorziening die erkend is | 7° gemandateerde voorziening : de voorziening die erkend is |
overeenkomstig artikel 8bis van het decreet; | overeenkomstig artikel 8bis van het decreet; |
8° sociale correctie : een vermindering van de kostprijs per | 8° sociale correctie : een vermindering van de kostprijs per |
dienstencheque voor de gebruiker, rekening houdend met zijn inkomen; | dienstencheque voor de gebruiker, rekening houdend met zijn inkomen; |
9° de werknemer : de niet-werkende werkzoekende die overeenkomstig | 9° de werknemer : de niet-werkende werkzoekende die overeenkomstig |
artikel 9, § 1, van het decreet door de erkende onderneming werd | artikel 9, § 1, van het decreet door de erkende onderneming werd |
aangeworven voor het verlenen van kinderopvang en die voldoet aan de | aangeworven voor het verlenen van kinderopvang en die voldoet aan de |
voorwaarden vermeld in artikel 15; | voorwaarden vermeld in artikel 15; |
10° uitgiftebedrijf: het bedrijf, vermeld in artikel 2, 3°, van het | 10° uitgiftebedrijf: het bedrijf, vermeld in artikel 2, 3°, van het |
decreet. | decreet. |
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied | HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied |
Art. 2.Met toepassing van artikel 2, 4°, van het decreet wordt de |
Art. 2.Met toepassing van artikel 2, 4°, van het decreet wordt de |
gebruiker nader bepaald als het werkend eenoudergezin met kinderlast | gebruiker nader bepaald als het werkend eenoudergezin met kinderlast |
dat gedomicilieerd is in het Vlaams Gewest. | dat gedomicilieerd is in het Vlaams Gewest. |
Onder werkend wordt verstaan : | Onder werkend wordt verstaan : |
1° werknemers, zoals blijkt uit de onmiddellijke verplichte aangifte | 1° werknemers, zoals blijkt uit de onmiddellijke verplichte aangifte |
door de werkgever aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en het | door de werkgever aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en het |
Personeelsregister; | Personeelsregister; |
2° ambtenaren; | 2° ambtenaren; |
a) provinciale en gemeentelijke ambtenaren, die ingeschreven zijn bij | a) provinciale en gemeentelijke ambtenaren, die ingeschreven zijn bij |
de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en | de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en |
Plaatselijke Overheidsdiensten; | Plaatselijke Overheidsdiensten; |
b) gewestelijke en federale ambtenaren, die ingeschreven zijn bij de | b) gewestelijke en federale ambtenaren, die ingeschreven zijn bij de |
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid; | Rijksdienst voor Sociale Zekerheid; |
3° zelfstandigen in hoofdberoep, die ingeschreven zijn bij de | 3° zelfstandigen in hoofdberoep, die ingeschreven zijn bij de |
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van Zelfstandigen. | Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van Zelfstandigen. |
Onder eenoudergezin worden de personen verstaan die als alleenstaande | Onder eenoudergezin worden de personen verstaan die als alleenstaande |
met kinderlast gedomicilieerd zijn en die zo vermeld staan in het | met kinderlast gedomicilieerd zijn en die zo vermeld staan in het |
Rijksregister. | Rijksregister. |
Onder kinderlast wordt verstaan het hebben van eigen kinderen, | Onder kinderlast wordt verstaan het hebben van eigen kinderen, |
stiefkinderen, pleegkinderen of niet-verwante kinderen die jonger zijn | stiefkinderen, pleegkinderen of niet-verwante kinderen die jonger zijn |
dan vier jaar op datum van de aanvraag, vermeld in het Rijksregister. | dan vier jaar op datum van de aanvraag, vermeld in het Rijksregister. |
HOOFDSTUK III. - Principe | HOOFDSTUK III. - Principe |
Art. 3.De persoon die wil gebruikmaken van het systeem van de |
Art. 3.De persoon die wil gebruikmaken van het systeem van de |
dienstencheques voor kinderopvang, doet een beroep op een erkende | dienstencheques voor kinderopvang, doet een beroep op een erkende |
onderneming. | onderneming. |
De aanvraag voor kinderopvang wordt ingediend bij de gemandateerde | De aanvraag voor kinderopvang wordt ingediend bij de gemandateerde |
voorziening. | voorziening. |
De erkende onderneming laat de kinderopvang uitvoeren bij de gebruiker | De erkende onderneming laat de kinderopvang uitvoeren bij de gebruiker |
door een niet-werkende werkzoekende. | door een niet-werkende werkzoekende. |
HOOFDSTUK IV. - Vorm, aanschaf en gebruik van de dienstencheque | HOOFDSTUK IV. - Vorm, aanschaf en gebruik van de dienstencheque |
Art. 4.§ 1. De dienstencheque vermeldt het volgende : |
Art. 4.§ 1. De dienstencheque vermeldt het volgende : |
1° een uniek nummer; | 1° een uniek nummer; |
2° de waarde van de cheque uitgedrukt in één uur kinderopvang aan | 2° de waarde van de cheque uitgedrukt in één uur kinderopvang aan |
huis; | huis; |
3° de naam en het adres van de gebruiker; | 3° de naam en het adres van de gebruiker; |
4° het logo van de Vlaamse Overheid; | 4° het logo van de Vlaamse Overheid; |
5° de uitgiftedatum en de vervaldatum voor de gebruiker en de erkende | 5° de uitgiftedatum en de vervaldatum voor de gebruiker en de erkende |
onderneming; | onderneming; |
6° ruimte om de gegevens van de erkende onderneming en haar werknemer | 6° ruimte om de gegevens van de erkende onderneming en haar werknemer |
in te vullen; | in te vullen; |
7° ruimte voor de handtekening van de gebruiker en de werknemer, en | 7° ruimte voor de handtekening van de gebruiker en de werknemer, en |
voor de datum waarop de kinderopvang werd verzekerd; | voor de datum waarop de kinderopvang werd verzekerd; |
8° de contactgegevens van het uitgiftebedrijf; | 8° de contactgegevens van het uitgiftebedrijf; |
9° algemene bepalingen op de keerzijde. | 9° algemene bepalingen op de keerzijde. |
De Vlaamse minister bevoegd voor de Sociale Economie kan de | De Vlaamse minister bevoegd voor de Sociale Economie kan de |
vormvereisten van de dienstencheque nader bepalen. | vormvereisten van de dienstencheque nader bepalen. |
§ 2. De gebruiker die dienstencheques wil aanschaffen, maakt gebruik | § 2. De gebruiker die dienstencheques wil aanschaffen, maakt gebruik |
van het door het uitgiftebedrijf ter beschikking gestelde formulier. | van het door het uitgiftebedrijf ter beschikking gestelde formulier. |
Daarop geeft de gebruiker aan of hij al dan niet in aanmerking wil | Daarop geeft de gebruiker aan of hij al dan niet in aanmerking wil |
komen voor een vermindering als vermeld in § 3. De gebruiker maakt | komen voor een vermindering als vermeld in § 3. De gebruiker maakt |
door overschrijving of storting een bedrag per dienstencheque over aan | door overschrijving of storting een bedrag per dienstencheque over aan |
het uitgiftebedrijf van de dienstencheques. | het uitgiftebedrijf van de dienstencheques. |
§ 3. Het bedrag per dienstencheque, vermeld in § 2, wordt als volgt | § 3. Het bedrag per dienstencheque, vermeld in § 2, wordt als volgt |
vastgesteld : | vastgesteld : |
1° 1,67 euro per dienstencheque voor de gebruiker met een inkomen | 1° 1,67 euro per dienstencheque voor de gebruiker met een inkomen |
lager dan 14.824,50 euro; | lager dan 14.824,50 euro; |
2° 3,35 euro per dienstencheque voor de gebruiker met een inkomen | 2° 3,35 euro per dienstencheque voor de gebruiker met een inkomen |
tussen 14.824,50 en 31.745,12 euro; | tussen 14.824,50 en 31.745,12 euro; |
3° 6,70 euro per dienstencheque voor de gebruiker met een inkomen | 3° 6,70 euro per dienstencheque voor de gebruiker met een inkomen |
hoger dan 31.745,12 euro. | hoger dan 31.745,12 euro. |
De inkomensbedragen evolueren op dezelfde wijze en in dezelfde mate | De inkomensbedragen evolueren op dezelfde wijze en in dezelfde mate |
als de gezondheidsindex, met als basismaand mei 2007. | als de gezondheidsindex, met als basismaand mei 2007. |
§ 4. De nominale waarde van de dienstencheque bedraagt 25 euro. | § 4. De nominale waarde van de dienstencheque bedraagt 25 euro. |
§ 5. De gebruiker kan minimaal vijf dienstencheques en maximaal | § 5. De gebruiker kan minimaal vijf dienstencheques en maximaal |
veertig dienstencheques per kalenderjaar bestellen. De dienstencheque | veertig dienstencheques per kalenderjaar bestellen. De dienstencheque |
heeft voor de gebruiker een geldigheidsduur van twaalf maanden, te | heeft voor de gebruiker een geldigheidsduur van twaalf maanden, te |
rekenen vanaf de uitgifte ervan. | rekenen vanaf de uitgifte ervan. |
§ 6. De gebruiker kan bij het uitgiftebedrijf de terugbetaling of de | § 6. De gebruiker kan bij het uitgiftebedrijf de terugbetaling of de |
omruiling vragen van de niet-gebruikte nog geldige dienstencheques of | omruiling vragen van de niet-gebruikte nog geldige dienstencheques of |
van de dienstencheques waarvan de geldigheidsduur nog geen zes maanden | van de dienstencheques waarvan de geldigheidsduur nog geen zes maanden |
is verstreken. | is verstreken. |
De dienstencheques worden omgeruild tegen nieuwe dienstencheques met | De dienstencheques worden omgeruild tegen nieuwe dienstencheques met |
een nieuwe geldigheidsduur van twaalf maanden voor de gebruiker. | een nieuwe geldigheidsduur van twaalf maanden voor de gebruiker. |
Het uitgiftebedrijf kan een vergoeding voor administratiekosten, als | Het uitgiftebedrijf kan een vergoeding voor administratiekosten, als |
vermeld in de overeenkomst tussen het Subsidieagentschap en het | vermeld in de overeenkomst tussen het Subsidieagentschap en het |
uitgiftebedrijf, vragen aan de gebruiker die de dienstencheques wil | uitgiftebedrijf, vragen aan de gebruiker die de dienstencheques wil |
omruilen of laten terugbetalen. | omruilen of laten terugbetalen. |
Art. 5.Het uitgiftebedrijf geeft de dienstencheques uit binnen de |
Art. 5.Het uitgiftebedrijf geeft de dienstencheques uit binnen de |
perken van het begrotingskrediet dat bestemd is voor de financiering | perken van het begrotingskrediet dat bestemd is voor de financiering |
van de dienstencheques. Het uitgiftebedrijf waakt erover dat het | van de dienstencheques. Het uitgiftebedrijf waakt erover dat het |
maximale aantal uit te geven dienstencheques niet wordt overschreden. | maximale aantal uit te geven dienstencheques niet wordt overschreden. |
Art. 6.Het uitgiftebedrijf stuurt de dienstencheques naar de |
Art. 6.Het uitgiftebedrijf stuurt de dienstencheques naar de |
gebruiker binnen vijf werkdagen na de ontvangst van het bedrag, | gebruiker binnen vijf werkdagen na de ontvangst van het bedrag, |
vermeld in artikel 4, § 2. | vermeld in artikel 4, § 2. |
De gebruiker kan overeenkomstig artikel 4, § 6, de terugbetaling | De gebruiker kan overeenkomstig artikel 4, § 6, de terugbetaling |
vragen van de dienstencheques als hij de dienstencheques niet tijdig | vragen van de dienstencheques als hij de dienstencheques niet tijdig |
ontvangt of als de dienstencheques foutieve gegevens bevatten. | ontvangt of als de dienstencheques foutieve gegevens bevatten. |
Art. 7.De gebruiker overhandigt de door hem ondertekende en |
Art. 7.De gebruiker overhandigt de door hem ondertekende en |
gedateerde dienstencheques aan de werknemer op het moment dat de | gedateerde dienstencheques aan de werknemer op het moment dat de |
kinderopvangdienst is uitgevoerd. De werknemer zet zijn handtekening | kinderopvangdienst is uitgevoerd. De werknemer zet zijn handtekening |
op de dienstencheque. | op de dienstencheque. |
Art. 8.De erkende onderneming vermeldt haar identiteitsgegevens en |
Art. 8.De erkende onderneming vermeldt haar identiteitsgegevens en |
die van de werknemer die kinderopvangdiensten heeft verricht, op de | die van de werknemer die kinderopvangdiensten heeft verricht, op de |
dienstencheque. | dienstencheque. |
De erkende onderneming bezorgt de dienstencheques voor betaling aan | De erkende onderneming bezorgt de dienstencheques voor betaling aan |
het uitgiftebedrijf en dit binnen dertien maanden vanaf de uitgifte | het uitgiftebedrijf en dit binnen dertien maanden vanaf de uitgifte |
van de dienstencheques. | van de dienstencheques. |
Het uitgiftebedrijf vergoedt enkel de tijdig ingediende | Het uitgiftebedrijf vergoedt enkel de tijdig ingediende |
dienstencheques. | dienstencheques. |
De erkende onderneming verklaart dat de gepresteerde werkuren waarvoor | De erkende onderneming verklaart dat de gepresteerde werkuren waarvoor |
ze de dienstencheques indient, gepresteerd worden door de werknemers, | ze de dienstencheques indient, gepresteerd worden door de werknemers, |
vermeld in artikel 15. | vermeld in artikel 15. |
Art. 9.Het uitgiftebedrijf controleert en valideert de |
Art. 9.Het uitgiftebedrijf controleert en valideert de |
dienstencheques. Het uitgiftebedrijf bewaart de gegevens van de | dienstencheques. Het uitgiftebedrijf bewaart de gegevens van de |
dienstencheques gedurende zes jaar. | dienstencheques gedurende zes jaar. |
Art. 10.Na controle en validatie van de dienstencheque stort het |
Art. 10.Na controle en validatie van de dienstencheque stort het |
uitgiftebedrijf binnen tien werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangst | uitgiftebedrijf binnen tien werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangst |
van de dienstencheque die opgestuurd is door de erkende onderneming, | van de dienstencheque die opgestuurd is door de erkende onderneming, |
een bedrag dat gelijk is aan 25 euro op de bankrekening van de erkende | een bedrag dat gelijk is aan 25 euro op de bankrekening van de erkende |
onderneming. | onderneming. |
Art. 11.De erkende onderneming bezorgt jaarlijks, vóór 1 maart, aan |
Art. 11.De erkende onderneming bezorgt jaarlijks, vóór 1 maart, aan |
de gebruiker een fiscaal attest, zoals bepaald in artikel 118 van het | de gebruiker een fiscaal attest, zoals bepaald in artikel 118 van het |
Wetboek van de Inkomstenbelasting van 1992, met vermelding van het | Wetboek van de Inkomstenbelasting van 1992, met vermelding van het |
aantal gebruikte dienstencheques per dag en de aankoopprijs van de | aantal gebruikte dienstencheques per dag en de aankoopprijs van de |
dienstencheques die op zijn naam werden opgesteld en die tijdens het | dienstencheques die op zijn naam werden opgesteld en die tijdens het |
voorgaande kalenderjaar werden gebruikt. De gegevens, vermeld in de | voorgaande kalenderjaar werden gebruikt. De gegevens, vermeld in de |
fiscale attesten, worden door de erkende onderneming eveneens voor 1 | fiscale attesten, worden door de erkende onderneming eveneens voor 1 |
maart bezorgd aan de Federale Overheidsdienst Financiën. | maart bezorgd aan de Federale Overheidsdienst Financiën. |
Art. 12.Het uitgiftebedrijf is verplicht een maandelijkse |
Art. 12.Het uitgiftebedrijf is verplicht een maandelijkse |
gedagtekende factuur te bezorgen aan het Subsidieagentschap met een | gedagtekende factuur te bezorgen aan het Subsidieagentschap met een |
overzicht van het aantal aangekochte cheques. Het bedrag van de | overzicht van het aantal aangekochte cheques. Het bedrag van de |
factuur moet verminderd worden met het bedrag van de terugbetaalde en | factuur moet verminderd worden met het bedrag van de terugbetaalde en |
niet tijdig ingediende cheques. Het Subsidieagentschap stort het | niet tijdig ingediende cheques. Het Subsidieagentschap stort het |
verschuldigde bedrag aan het uitgiftebedrijf. | verschuldigde bedrag aan het uitgiftebedrijf. |
HOOFDSTUK V. - Beoordeling van de doelgroepcriteria en van het inkomen | HOOFDSTUK V. - Beoordeling van de doelgroepcriteria en van het inkomen |
van de gebruiker | van de gebruiker |
Art. 13.Het uitgiftebedrijf handelt conform de door het |
Art. 13.Het uitgiftebedrijf handelt conform de door het |
Subsidieagentschap ter beschikking gestelde informatie inzake : | Subsidieagentschap ter beschikking gestelde informatie inzake : |
1° het al dan niet voldoen van de gebruiker aan de doelgroepcriteria | 1° het al dan niet voldoen van de gebruiker aan de doelgroepcriteria |
vermeld in artikel 2 van het besluit; | vermeld in artikel 2 van het besluit; |
2° de voorwaarden met betrekking tot de sociale correctie. | 2° de voorwaarden met betrekking tot de sociale correctie. |
Art. 14.In geval van betwistingen over de doelgroepcriteria of de |
Art. 14.In geval van betwistingen over de doelgroepcriteria of de |
toepassing van de sociale correctie treedt het Subsidieagentschap op | toepassing van de sociale correctie treedt het Subsidieagentschap op |
als beroepsinstantie. Het uitgiftebedrijf verwerkt de desbetreffende | als beroepsinstantie. Het uitgiftebedrijf verwerkt de desbetreffende |
beslissingen van de beroepsinstantie. | beslissingen van de beroepsinstantie. |
De gebruiker kan de beslissing of hij al dan niet beantwoordt aan de | De gebruiker kan de beslissing of hij al dan niet beantwoordt aan de |
doelgroepcriteria betwisten mits hij officiële documenten ter zake kan | doelgroepcriteria betwisten mits hij officiële documenten ter zake kan |
voorleggen. | voorleggen. |
De gebruiker kan de beslissing betwisten binnen een termijn van dertig | De gebruiker kan de beslissing betwisten binnen een termijn van dertig |
kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van beslissing. Het | kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van beslissing. Het |
Subsidieagentschap beoordeelt de betwistingen binnen een termijn van | Subsidieagentschap beoordeelt de betwistingen binnen een termijn van |
vijftien kalenderdagen vanaf de datum van betwisting. | vijftien kalenderdagen vanaf de datum van betwisting. |
Als de inkomenssituatie van de gebruiker grondig gewijzigd is ten | Als de inkomenssituatie van de gebruiker grondig gewijzigd is ten |
opzichte van de situatie ten tijde van het meest recente | opzichte van de situatie ten tijde van het meest recente |
aanslagbiljet, dient de sociale correctie aangepast te worden. De | aanslagbiljet, dient de sociale correctie aangepast te worden. De |
gebruiker moet die wijziging aan de hand van officiële documenten | gebruiker moet die wijziging aan de hand van officiële documenten |
aantonen. | aantonen. |
HOOFDSTUK VI. - Voorwaarden | HOOFDSTUK VI. - Voorwaarden |
Art. 15.De niet-werkende werkzoekende, vermeld in dit besluit, moet |
Art. 15.De niet-werkende werkzoekende, vermeld in dit besluit, moet |
voorafgaand aan zijn indienstneming een attest, eindstudiebewijs of | voorafgaand aan zijn indienstneming een attest, eindstudiebewijs of |
diploma hebben van een opleiding die erkend is door de Vlaamse | diploma hebben van een opleiding die erkend is door de Vlaamse |
minister, bevoegd voor de bijstand aan personen. Die erkenning is niet | minister, bevoegd voor de bijstand aan personen. Die erkenning is niet |
vereist voor verzorgenden die al een erkende opleiding hebben | vereist voor verzorgenden die al een erkende opleiding hebben |
doorlopen ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1998 houdende de | doorlopen ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1998 houdende de |
erkenning en subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in | erkenning en subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in |
de thuiszorg. | de thuiszorg. |
De niet-werkende werkzoekende wordt bij de erkende onderneming | De niet-werkende werkzoekende wordt bij de erkende onderneming |
tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst als vermeld in de wet van 20 | tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst als vermeld in de wet van 20 |
juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen. Artikel 2, § 1, | juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen. Artikel 2, § 1, |
eerste lid, 7° en 8°, tweede en derde lid, alsook afdeling 2 van | eerste lid, 7° en 8°, tweede en derde lid, alsook afdeling 2 van |
hoofdstuk II van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van | hoofdstuk II van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van |
buurtdiensten en -banen zijn van toepassing op dit besluit. | buurtdiensten en -banen zijn van toepassing op dit besluit. |
HOOFDSTUK VII. - Erkenning van de onderneming | HOOFDSTUK VII. - Erkenning van de onderneming |
Art. 16.Met toepassing van artikel 8, § 3, van het decreet wordt de |
Art. 16.Met toepassing van artikel 8, § 3, van het decreet wordt de |
onderneming alleen door Kind en Gezin erkend als ze voldoet aan de | onderneming alleen door Kind en Gezin erkend als ze voldoet aan de |
hiernavolgende voorwaarden : | hiernavolgende voorwaarden : |
1° de onderneming verbindt zich ertoe geen werken of diensten die | 1° de onderneming verbindt zich ertoe geen werken of diensten die |
worden gefinancierd met dienstencheques in onderaanneming te laten | worden gefinancierd met dienstencheques in onderaanneming te laten |
uitvoeren door een andere onderneming of instelling; | uitvoeren door een andere onderneming of instelling; |
2° de onderneming neemt voor de uitvoering van de kinderopvang | 2° de onderneming neemt voor de uitvoering van de kinderopvang |
werkzoekenden in dienst die beschikken over voldoende kennis van het | werkzoekenden in dienst die beschikken over voldoende kennis van het |
Nederlands. Die kennis blijkt uit het behaalde diploma, | Nederlands. Die kennis blijkt uit het behaalde diploma, |
studiegetuigschrift, certificaat of studiebewijs. Met voldoende kennis | studiegetuigschrift, certificaat of studiebewijs. Met voldoende kennis |
van het Nederlands wordt een kennis bedoeld die minstens gelijkgesteld | van het Nederlands wordt een kennis bedoeld die minstens gelijkgesteld |
wordt met de kennis Nederlands, verworven na het volgen van een | wordt met de kennis Nederlands, verworven na het volgen van een |
opleiding NT2, graad 1, niveau 2 als vermeld in artikel 6, 1°, van het | opleiding NT2, graad 1, niveau 2 als vermeld in artikel 6, 1°, van het |
besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2005 tot uitvoering van | besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2005 tot uitvoering van |
artikelen 3, 5, 6 en 6bis van het decreet van 12 juli 1990 houdende de | artikelen 3, 5, 6 en 6bis van het decreet van 12 juli 1990 houdende de |
regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen en in | regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen en in |
artikel 1, 1°, 11° en 12°, van het besluit van de Vlaamse Regering van | artikel 1, 1°, 11° en 12°, van het besluit van de Vlaamse Regering van |
18 november 2005 betreffende de modulaire structuur van het secundair | 18 november 2005 betreffende de modulaire structuur van het secundair |
onderwijs voor sociale promotie voor het studiegebied Nederlands | onderwijs voor sociale promotie voor het studiegebied Nederlands |
tweede taal. | tweede taal. |
Art. 17.De onderneming vraagt de erkenning aan bij Kind en Gezin. |
Art. 17.De onderneming vraagt de erkenning aan bij Kind en Gezin. |
Kind en Gezin controleert de ontvankelijkheid van de aanvraag. Als de | Kind en Gezin controleert de ontvankelijkheid van de aanvraag. Als de |
aanvraag niet ontvankelijk is, wordt de aanvrager hiervan binnen | aanvraag niet ontvankelijk is, wordt de aanvrager hiervan binnen |
vijftien dagen na de aanvraagdatum schriftelijk op de hoogte gebracht. | vijftien dagen na de aanvraagdatum schriftelijk op de hoogte gebracht. |
Kind en Gezin en het Subsidieagentschap brengen binnen een termijn van | Kind en Gezin en het Subsidieagentschap brengen binnen een termijn van |
twee maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag, een | twee maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag, een |
advies uit. | advies uit. |
Na de ontvangst van de adviezen van Kind en Gezin en het | Na de ontvangst van de adviezen van Kind en Gezin en het |
Subsidieagentschap beslist de leidend ambtenaar van Kind en Gezin | Subsidieagentschap beslist de leidend ambtenaar van Kind en Gezin |
binnen een termijn van vijftien dagen over de toekenning van de | binnen een termijn van vijftien dagen over de toekenning van de |
erkenning van de onderneming. Die beslissing wordt betekend aan de | erkenning van de onderneming. Die beslissing wordt betekend aan de |
onderneming. | onderneming. |
Een afschrift van die beslissing wordt bezorgd aan het | Een afschrift van die beslissing wordt bezorgd aan het |
Subsidieagentschap. | Subsidieagentschap. |
Art. 18.Kind en Gezin en het Subsidieagentschap kunnen al dan niet op |
Art. 18.Kind en Gezin en het Subsidieagentschap kunnen al dan niet op |
basis van een klacht van een gemandateerde voorziening, een gebruiker | basis van een klacht van een gemandateerde voorziening, een gebruiker |
of een inspectiedienst, vermeld in artikel 21, in voorkomend geval na | of een inspectiedienst, vermeld in artikel 21, in voorkomend geval na |
aanvullend onderzoek, de leidend ambtenaar van Kind en Gezin adviseren | aanvullend onderzoek, de leidend ambtenaar van Kind en Gezin adviseren |
om de erkenning van een onderneming tijdelijk of definitief in te | om de erkenning van een onderneming tijdelijk of definitief in te |
trekken. De met redenen omklede beslissing wordt aan de onderneming | trekken. De met redenen omklede beslissing wordt aan de onderneming |
betekend. | betekend. |
Art. 19.Als de onderneming na afloop van de periode van de tijdelijke |
Art. 19.Als de onderneming na afloop van de periode van de tijdelijke |
intrekking niet aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, kan de erkenning | intrekking niet aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, kan de erkenning |
van de onderneming definitief worden ingetrokken. | van de onderneming definitief worden ingetrokken. |
Art. 20.§ 1. De onderneming kan beroep aantekenen bij de Vlaamse |
Art. 20.§ 1. De onderneming kan beroep aantekenen bij de Vlaamse |
minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, tegen : | minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, tegen : |
1° de weigering van de erkenning; | 1° de weigering van de erkenning; |
2° de tijdelijke intrekking van de erkenning; | 2° de tijdelijke intrekking van de erkenning; |
3° de definitieve intrekking van de erkenning. | 3° de definitieve intrekking van de erkenning. |
§ 2. De onderneming dient daartoe uiterlijk dertig dagen na de | § 2. De onderneming dient daartoe uiterlijk dertig dagen na de |
kennisname van de beslissing een gemotiveerd en aangetekend | kennisname van de beslissing een gemotiveerd en aangetekend |
beroepschrift in op het adres van de hoofdzetel van Kind en Gezin. | beroepschrift in op het adres van de hoofdzetel van Kind en Gezin. |
§ 3. Het beroepschrift bevat minstens de volgende elementen : | § 3. Het beroepschrift bevat minstens de volgende elementen : |
1° de naam en het adres van de erkende onderneming; | 1° de naam en het adres van de erkende onderneming; |
2° de ontvangstdatum van de betwiste beslissing; | 2° de ontvangstdatum van de betwiste beslissing; |
3° een uitvoerige motivering van het beroep; | 3° een uitvoerige motivering van het beroep; |
4° de datum van instelling van het beroep; | 4° de datum van instelling van het beroep; |
5° de naam en de handtekening van de lasthebber of persoon die bevoegd | 5° de naam en de handtekening van de lasthebber of persoon die bevoegd |
is om de onderneming te verbinden. | is om de onderneming te verbinden. |
§ 4. Een beroepschrift dat niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in | § 4. Een beroepschrift dat niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in |
§ 2 en § 3, is niet ontvankelijk. | § 2 en § 3, is niet ontvankelijk. |
§.5. Kind en Gezin beslist over de ontvankelijkheid van het | §.5. Kind en Gezin beslist over de ontvankelijkheid van het |
beroepschrift en brengt de onderneming daarvan per aangetekende brief | beroepschrift en brengt de onderneming daarvan per aangetekende brief |
op de hoogte binnen eenentwintig dagen na de ontvangst van het | op de hoogte binnen eenentwintig dagen na de ontvangst van het |
beroepschrift. | beroepschrift. |
§ 6. Het beroep schorst de uitvoering van de beslissing, behalve als | § 6. Het beroep schorst de uitvoering van de beslissing, behalve als |
een ernstig gevaar voor de opgevangen kinderen, de ouders, of het | een ernstig gevaar voor de opgevangen kinderen, de ouders, of het |
personeel dreigt. | personeel dreigt. |
Kind en Gezin beslist in dat geval over het opschortende karakter van | Kind en Gezin beslist in dat geval over het opschortende karakter van |
het beroep en brengt de onderneming daarvan per aangetekende brief op | het beroep en brengt de onderneming daarvan per aangetekende brief op |
de hoogte uiterlijk vijftien dagen na de ontvangst van het | de hoogte uiterlijk vijftien dagen na de ontvangst van het |
beroepschrift. | beroepschrift. |
§ 7. Kind en Gezin bezorgt binnen vijftien dagen na de ontvangst van | § 7. Kind en Gezin bezorgt binnen vijftien dagen na de ontvangst van |
het ontvankelijke beroepschrift, dat beroepschrift samen met het | het ontvankelijke beroepschrift, dat beroepschrift samen met het |
volledige administratieve dossier en eventuele verweermiddelen aan de | volledige administratieve dossier en eventuele verweermiddelen aan de |
adviserende beroepscommissie van de Vlaamse Gezins- en Welzijnsraad. | adviserende beroepscommissie van de Vlaamse Gezins- en Welzijnsraad. |
Kind en Gezin bezorgt tegelijkertijd een kopie van het beroepschrift | Kind en Gezin bezorgt tegelijkertijd een kopie van het beroepschrift |
aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen. | aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen. |
§ 8. Uiterlijk drie maanden na de datum van ontvangst van het | § 8. Uiterlijk drie maanden na de datum van ontvangst van het |
beroepschrift en van het administratieve dossier bezorgt de | beroepschrift en van het administratieve dossier bezorgt de |
adviserende beroepscommissie haar met redenen omklede advies aan de | adviserende beroepscommissie haar met redenen omklede advies aan de |
Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en aan Kind | Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en aan Kind |
en Gezin. | en Gezin. |
§ 9. Als het advies van de adviserende beroepscommissie gelijkluidend | § 9. Als het advies van de adviserende beroepscommissie gelijkluidend |
is met de beslissing van de leidend ambtenaar van Kind en Gezin, wordt | is met de beslissing van de leidend ambtenaar van Kind en Gezin, wordt |
de definitieve beslissing, uiterlijk zestig dagen na de ontvangst van | de definitieve beslissing, uiterlijk zestig dagen na de ontvangst van |
het advies, genomen door de leidend ambtenaar van Kind en Gezin. | het advies, genomen door de leidend ambtenaar van Kind en Gezin. |
§ 10. Als het advies van de adviserende beroepscommissie afwijkt van | § 10. Als het advies van de adviserende beroepscommissie afwijkt van |
de beslissing van de leidend ambtenaar van Kind en Gezin of als er | de beslissing van de leidend ambtenaar van Kind en Gezin of als er |
geen advies verleend werd na het verstrijken van de termijn, vermeld | geen advies verleend werd na het verstrijken van de termijn, vermeld |
in § 8, wordt de definitieve beslissing genomen door de Vlaamse | in § 8, wordt de definitieve beslissing genomen door de Vlaamse |
minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en dit uiterlijk | minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en dit uiterlijk |
zestig dagen na de ontvangst van het advies of na het verstrijken van | zestig dagen na de ontvangst van het advies of na het verstrijken van |
de termijn vermeld in § 8. | de termijn vermeld in § 8. |
§ 11. Die definitieve beslissing is met redenen omkleed. Ze wordt | § 11. Die definitieve beslissing is met redenen omkleed. Ze wordt |
uiterlijk éénentwintig dagen nadat de Vlaamse minister, bevoegd voor | uiterlijk éénentwintig dagen nadat de Vlaamse minister, bevoegd voor |
de bijstand aan personen, of de leidend ambtenaar van Kind en Gezin | de bijstand aan personen, of de leidend ambtenaar van Kind en Gezin |
zijn beslissing heeft genomen, door Kind en Gezin per aangetekende | zijn beslissing heeft genomen, door Kind en Gezin per aangetekende |
brief meegedeeld aan de indiener van het beroepschrift. | brief meegedeeld aan de indiener van het beroepschrift. |
HOOFDSTUK VIII. - Toezicht en controle | HOOFDSTUK VIII. - Toezicht en controle |
Art. 21.§ 1. Het toezicht op de naleving van het decreet en zijn |
Art. 21.§ 1. Het toezicht op de naleving van het decreet en zijn |
uitvoeringsbesluiten wordt op stukken of ter plaatse uitgeoefend. | uitvoeringsbesluiten wordt op stukken of ter plaatse uitgeoefend. |
De sociaalrechtelijke inspecteurs, vermeld in art. 3, 10°, van het | De sociaalrechtelijke inspecteurs, vermeld in art. 3, 10°, van het |
decreet van 30 april 2004 houdende sociaalrechtelijk toezicht, en de | decreet van 30 april 2004 houdende sociaalrechtelijk toezicht, en de |
personeelsleden van het intern verzelfstandigd agentschap Inspectie | personeelsleden van het intern verzelfstandigd agentschap Inspectie |
Welzijn en Volksgezondheid zijn gerechtigd om ter plaatse controle uit | Welzijn en Volksgezondheid zijn gerechtigd om ter plaatse controle uit |
te oefenen op de naleving van de bepalingen van het decreet en zijn | te oefenen op de naleving van de bepalingen van het decreet en zijn |
uitvoeringsbesluiten. | uitvoeringsbesluiten. |
De erkende onderneming verbindt er zich toe de documenten of de | De erkende onderneming verbindt er zich toe de documenten of de |
inlichtingen die gevraagd worden door de inspecteurs van het | inlichtingen die gevraagd worden door de inspecteurs van het |
Departement Werk en Sociale Economie, door de personeelsleden van het | Departement Werk en Sociale Economie, door de personeelsleden van het |
intern verzelfstandigd agentschap Inspectie Welzijn en Volksgezondheid | intern verzelfstandigd agentschap Inspectie Welzijn en Volksgezondheid |
of door Kind en Gezin op eenvoudig verzoek voor te leggen. De erkende | of door Kind en Gezin op eenvoudig verzoek voor te leggen. De erkende |
onderneming verbindt er zich toe om de inspecteurs van het Departement | onderneming verbindt er zich toe om de inspecteurs van het Departement |
Werk en Sociale Economie, de personeelsleden van het intern | Werk en Sociale Economie, de personeelsleden van het intern |
verzelfstandigd agentschap Inspectie Welzijn en Volksgezondheid of van | verzelfstandigd agentschap Inspectie Welzijn en Volksgezondheid of van |
Kind en Gezin inzage te verlenen in de boekhouding en op eenvoudig | Kind en Gezin inzage te verlenen in de boekhouding en op eenvoudig |
verzoek in individuele dossiers. | verzoek in individuele dossiers. |
§ 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, en de | § 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, en de |
Vlaamse minister bevoegd voor de bijstand aan personen, kunnen, na | Vlaamse minister bevoegd voor de bijstand aan personen, kunnen, na |
onderling overleg, het uitgiftebedrijf verbieden de Vlaamse | onderling overleg, het uitgiftebedrijf verbieden de Vlaamse |
tegemoetkoming uit te betalen aan de erkende onderneming als de | tegemoetkoming uit te betalen aan de erkende onderneming als de |
diensten in het kader van de kinderopvang door de erkende onderneming | diensten in het kader van de kinderopvang door de erkende onderneming |
uitgevoerd worden zonder dat daarbij de bepalingen van het decreet en | uitgevoerd worden zonder dat daarbij de bepalingen van het decreet en |
zijn uitvoeringsbesluiten gerespecteerd worden. | zijn uitvoeringsbesluiten gerespecteerd worden. |
De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, kan als de | De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, kan als de |
sociaalrechtelijke inspecteurs overtredingen van gebruikers | sociaalrechtelijke inspecteurs overtredingen van gebruikers |
vaststellen inzake de toepassing van de sociale correctie, beslissen | vaststellen inzake de toepassing van de sociale correctie, beslissen |
tot de terugvordering van de door de Vlaamse overheid gedragen | tot de terugvordering van de door de Vlaamse overheid gedragen |
kostprijs per dienstencheque. | kostprijs per dienstencheque. |
Art. 22.Het Subsidieagentschap rapporteert jaarlijks voor 30 juni aan |
Art. 22.Het Subsidieagentschap rapporteert jaarlijks voor 30 juni aan |
de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, over de | de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, over de |
tewerkstellingseffecten van dit besluit. | tewerkstellingseffecten van dit besluit. |
Kind en Gezin rapporteert jaarlijks voor 30 juni aan de Vlaamse | Kind en Gezin rapporteert jaarlijks voor 30 juni aan de Vlaamse |
minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, over de effecten van | minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, over de effecten van |
dit besluit op de kinderopvang. | dit besluit op de kinderopvang. |
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen | HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen |
Art. 23.Het decreet van 7 mei 2004 houdende de toekenning van |
Art. 23.Het decreet van 7 mei 2004 houdende de toekenning van |
dienstencheques voor kinderopvang treedt in werking op 16 mei 2007. | dienstencheques voor kinderopvang treedt in werking op 16 mei 2007. |
Art. 24.Dit besluit treedt in werking op 16 mei 2007. |
Art. 24.Dit besluit treedt in werking op 16 mei 2007. |
Art. 25.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, |
Art. 25.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, |
en de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie zijn, ieder | en de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie zijn, ieder |
wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. | wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. |
Brussel, 16 mei 2007. | Brussel, 16 mei 2007. |
De minister-president van de Vlaamse Regering, | De minister-president van de Vlaamse Regering, |
Y. LETERME | Y. LETERME |
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, | De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, |
I. VERVOTTE | I. VERVOTTE |
De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke | De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke |
Kansen, | Kansen, |
K. VAN BREMPT | K. VAN BREMPT |