Besluit van de Vlaamse regering betreffende een economische boekhouding voor de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen | Besluit van de Vlaamse regering betreffende een economische boekhouding voor de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen |
---|---|
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP | MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP |
1 JUNI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende een | 1 JUNI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende een |
economische boekhouding voor de centra voor vorming van zelfstandigen | economische boekhouding voor de centra voor vorming van zelfstandigen |
en kleine en middelgrote ondernemingen | en kleine en middelgrote ondernemingen |
De Vlaamse regering, | De Vlaamse regering, |
Gelet op het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en de | Gelet op het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en de |
begeleiding van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote | begeleiding van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote |
ondernemingen, inzonderheid op artikel 60, 1°; | ondernemingen, inzonderheid op artikel 60, 1°; |
Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Instituut | Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Instituut |
voor het Zelfstandig Ondernemen, gegeven op 23 juni 2000; | voor het Zelfstandig Ondernemen, gegeven op 23 juni 2000; |
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 | Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 |
januari 2001; | januari 2001; |
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 23 februari | Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 23 februari |
2001, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen | 2001, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen |
een maand; | een maand; |
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 29 maart 2001, | Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 29 maart 2001, |
met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde | met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde |
wetten op de Raad van State; | wetten op de Raad van State; |
Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening | Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening |
en Media; | en Media; |
Na beraadslaging, | Na beraadslaging, |
Besluit : | Besluit : |
HOOFDSTUK I. - Definities | HOOFDSTUK I. - Definities |
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : |
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : |
1° decreet : het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en | 1° decreet : het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en |
de begeleiding van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote | de begeleiding van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote |
ondernemingen; | ondernemingen; |
2° Instituut : het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen, | 2° Instituut : het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen, |
opgericht bij artikel 20 van het decreet; | opgericht bij artikel 20 van het decreet; |
3° raad van bestuur : de raad van bestuur van het Instituut, bedoeld | 3° raad van bestuur : de raad van bestuur van het Instituut, bedoeld |
in artikel 22 van het decreet; | in artikel 22 van het decreet; |
4° centrum : centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en | 4° centrum : centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en |
middelgrote ondernemingen, bedoeld in de artikelen 57 tot en met 61 | middelgrote ondernemingen, bedoeld in de artikelen 57 tot en met 61 |
van het decreet; | van het decreet; |
5° jaarrekening : de balans, de resultatenrekening en de toelichting, | 5° jaarrekening : de balans, de resultatenrekening en de toelichting, |
die samen één integraal geheel vormen. | die samen één integraal geheel vormen. |
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied | HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied |
Afdeling 1. - Algemeenheden | Afdeling 1. - Algemeenheden |
Art. 2.Het centrum voert een afzonderlijke, duidelijk van elkaar te |
Art. 2.Het centrum voert een afzonderlijke, duidelijk van elkaar te |
onderscheiden, passende volledige boekhouding, rekening houdend met de | onderscheiden, passende volledige boekhouding, rekening houdend met de |
aard en de omvang van haar activiteiten. | aard en de omvang van haar activiteiten. |
Deze boekhouding omvat alle verrichtingen, bezittingen, vorderingen, | Deze boekhouding omvat alle verrichtingen, bezittingen, vorderingen, |
schulden en verplichtingen van welke aard ook. | schulden en verplichtingen van welke aard ook. |
Art. 3.Het boekjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december. |
Art. 3.Het boekjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december. |
Art. 4.Elke boekhouding wordt door middel van een stelsel van |
Art. 4.Elke boekhouding wordt door middel van een stelsel van |
rekeningen gevoerd met inachtneming van de regels van dubbel | rekeningen gevoerd met inachtneming van de regels van dubbel |
boekhouden. | boekhouden. |
Alle verrichtingen worden zonder uitstel, getrouw, volledig en naar | Alle verrichtingen worden zonder uitstel, getrouw, volledig en naar |
tijdsorde ingebracht in boekhoudkundige staten. | tijdsorde ingebracht in boekhoudkundige staten. |
Het rekeningstelsel wordt ingericht en genummerd overeenkomstig de | Het rekeningstelsel wordt ingericht en genummerd overeenkomstig de |
minimum indeling van het rekeningstelsel, zoals weergegeven in bijlage | minimum indeling van het rekeningstelsel, zoals weergegeven in bijlage |
1 bij dit besluit. Hieruit vertrekkende kan het centrum dit | 1 bij dit besluit. Hieruit vertrekkende kan het centrum dit |
rekeningstelsel in detail en naar eigen goeddunken verder uitbouwen, | rekeningstelsel in detail en naar eigen goeddunken verder uitbouwen, |
rekening houdend met de aard en de omvang van de activiteiten. | rekening houdend met de aard en de omvang van de activiteiten. |
De rekeningen, opgenomen in de minimumindeling van het | De rekeningen, opgenomen in de minimumindeling van het |
rekeningstelsel, die voor het centrum inhoudelijk niet van toepassing | rekeningstelsel, die voor het centrum inhoudelijk niet van toepassing |
zijn, hoeven niet in hun rekeningstelsel voor te komen. | zijn, hoeven niet in hun rekeningstelsel voor te komen. |
Art. 5.De kosten en opbrengsten van het centrum worden geboekt |
Art. 5.De kosten en opbrengsten van het centrum worden geboekt |
enerzijds op grond van hun aard en anderzijds analytisch, op grond van | enerzijds op grond van hun aard en anderzijds analytisch, op grond van |
de kostenplaatsen waarop ze betrekking moeten hebben. | de kostenplaatsen waarop ze betrekking moeten hebben. |
Dit analytisch stelsel is aangepast aan de aard en de omvang van de | Dit analytisch stelsel is aangepast aan de aard en de omvang van de |
activiteiten van het centrum. Het wordt opgedeeld volgens per centrum | activiteiten van het centrum. Het wordt opgedeeld volgens per centrum |
gedefinieerde beleidsdomeinen die op hun beurt opgedeeld worden in | gedefinieerde beleidsdomeinen die op hun beurt opgedeeld worden in |
verschillende relevante activiteiten. Als dit al uitgewerkt is, maakt | verschillende relevante activiteiten. Als dit al uitgewerkt is, maakt |
dit het voorwerp uit van een specifieke toelichting te verstrekken bij | dit het voorwerp uit van een specifieke toelichting te verstrekken bij |
de jaarrekening. | de jaarrekening. |
De raad van bestuur kan een analytisch stelsel aan het centrum | De raad van bestuur kan een analytisch stelsel aan het centrum |
opleggen. | opleggen. |
Art. 6.Elke boeking geschiedt aan de hand van een gedagtekend |
Art. 6.Elke boeking geschiedt aan de hand van een gedagtekend |
verantwoordingsstuk, waarnaar zij verwijst. | verantwoordingsstuk, waarnaar zij verwijst. |
Voor aan- en verkoopverrichtingen en dienstverlening in het klein | Voor aan- en verkoopverrichtingen en dienstverlening in het klein |
waarvoor geen factuur vereist is, kan de boeking geschieden door | waarvoor geen factuur vereist is, kan de boeking geschieden door |
middel van een dagelijkse, gezamenlijke inschrijving. | middel van een dagelijkse, gezamenlijke inschrijving. |
De verantwoordingsstukken worden methodisch opgeborgen en tien jaar | De verantwoordingsstukken worden methodisch opgeborgen en tien jaar |
bewaard, in origineel of in afschrift. Stukken die niet strekken tot | bewaard, in origineel of in afschrift. Stukken die niet strekken tot |
bewijs jegens derden, worden drie jaar bewaard. | bewijs jegens derden, worden drie jaar bewaard. |
Voor diverse boekingen wordt een intern verantwoordingsstuk opgemaakt. | Voor diverse boekingen wordt een intern verantwoordingsstuk opgemaakt. |
Art. 7.Op het einde van het boekjaar verricht het centrum omzichtig |
Art. 7.Op het einde van het boekjaar verricht het centrum omzichtig |
en te goeder trouw, de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingen | en te goeder trouw, de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingen |
en waarderingen om de inventarisatie op te maken van alle bezittingen, | en waarderingen om de inventarisatie op te maken van alle bezittingen, |
vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook, die | vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook, die |
betrekking hebben op de activiteiten, alsook van het eigen vermogen. | betrekking hebben op de activiteiten, alsook van het eigen vermogen. |
Nadat de rekeningen in overeenstemming zijn gebracht met de gegevens | Nadat de rekeningen in overeenstemming zijn gebracht met de gegevens |
van de inventaris, worden ze op het einde van elk jaar samengevat en | van de inventaris, worden ze op het einde van elk jaar samengevat en |
beschreven in een staat, zijnde de jaarrekening. | beschreven in een staat, zijnde de jaarrekening. |
Art. 8.De jaarrekening van het centrum, goedgekeurd overeenkomstig de |
Art. 8.De jaarrekening van het centrum, goedgekeurd overeenkomstig de |
statuten van het centrum, wordt uiterlijk op 30 juni van het jaar | statuten van het centrum, wordt uiterlijk op 30 juni van het jaar |
volgend op het boekjaar overgemaakt aan het Instituut. | volgend op het boekjaar overgemaakt aan het Instituut. |
Art. 9.Het rekeningstelsel van het centrum wordt zodanig opgevat of |
Art. 9.Het rekeningstelsel van het centrum wordt zodanig opgevat of |
aangepast dat de balans en de resultatenrekening zonder toevoeging of | aangepast dat de balans en de resultatenrekening zonder toevoeging of |
weglating voortvloeien uit de balans van de desbetreffende rekeningen, | weglating voortvloeien uit de balans van de desbetreffende rekeningen, |
opgemaakt na het in overeenstemming brengen bedoeld in artikel 7, | opgemaakt na het in overeenstemming brengen bedoeld in artikel 7, |
tweede lid. | tweede lid. |
De beginbalans van een boekjaar stemt, onverminderd de toepassing van | De beginbalans van een boekjaar stemt, onverminderd de toepassing van |
artikel 12, overeen met de eindbalans van het voorafgaande boekjaar, | artikel 12, overeen met de eindbalans van het voorafgaande boekjaar, |
behalve in het geval bepaald in artikel 14, derde lid. | behalve in het geval bepaald in artikel 14, derde lid. |
Art. 10.Compensatie tussen tegoeden en schulden, tussen rechten en |
Art. 10.Compensatie tussen tegoeden en schulden, tussen rechten en |
verplichtingen en tussen kosten en opbrengsten is verboden. | verplichtingen en tussen kosten en opbrengsten is verboden. |
Art. 11.De balans, de resultatenrekening en de toelichting worden |
Art. 11.De balans, de resultatenrekening en de toelichting worden |
opgesteld overeenkomstig de schema's opgenomen in de bijlagen bij dit | opgesteld overeenkomstig de schema's opgenomen in de bijlagen bij dit |
besluit : | besluit : |
bijlage 2 : actiefzijde van de balans; | bijlage 2 : actiefzijde van de balans; |
bijlage 3 : passiefzijde van de balans; | bijlage 3 : passiefzijde van de balans; |
bijlage 4 : resultatenrekening; | bijlage 4 : resultatenrekening; |
bijlage 5 : resultaatverwerking. | bijlage 5 : resultaatverwerking. |
De toelichting bij de balans en resultatenrekening omvat : | De toelichting bij de balans en resultatenrekening omvat : |
bijlage 6 : staat van de oprichtingskosten en de immateriële vaste | bijlage 6 : staat van de oprichtingskosten en de immateriële vaste |
activa; | activa; |
bijlage 7 : staat van de materiële vaste activa; | bijlage 7 : staat van de materiële vaste activa; |
bijlage 8 : staat van de vorderingen; | bijlage 8 : staat van de vorderingen; |
bijlage 9 : staat van de schulden; | bijlage 9 : staat van de schulden; |
bijlage 10 : staat van de overlopende rekeningen; | bijlage 10 : staat van de overlopende rekeningen; |
bijlage 11 : staat van de voorzieningen voor risico's en kosten; | bijlage 11 : staat van de voorzieningen voor risico's en kosten; |
bijlage 12 : staat van de financiële resultaten en van de | bijlage 12 : staat van de financiële resultaten en van de |
uitzonderlijke resultaten; | uitzonderlijke resultaten; |
bijlage 13 : staat van de vaststaande toekomstige verplichtingen, | bijlage 13 : staat van de vaststaande toekomstige verplichtingen, |
verbintenissen en rechten; | verbintenissen en rechten; |
bijlage 14 : staat van de mogelijke schuldverplichtingen; | bijlage 14 : staat van de mogelijke schuldverplichtingen; |
bijlage 15 : sociale balans (volledig schema), wanneer het opmaken van | bijlage 15 : sociale balans (volledig schema), wanneer het opmaken van |
die balans vereist is krachtens de federale regelgeving ter zake. | die balans vereist is krachtens de federale regelgeving ter zake. |
Art. 12.Kunnen actief- en passiefbestanddelen tot meer dan één |
Art. 12.Kunnen actief- en passiefbestanddelen tot meer dan één |
rubriek of onderrubriek van de balans behoren, of opbrengsten dan wel | rubriek of onderrubriek van de balans behoren, of opbrengsten dan wel |
kosten tot meer dan één rubriek of onderrubriek van de | kosten tot meer dan één rubriek of onderrubriek van de |
resultatenrekening, dan worden ze ingeschreven onder die post welke | resultatenrekening, dan worden ze ingeschreven onder die post welke |
het meest is aangewezen. Hierbij wordt rekening gehouden dat de | het meest is aangewezen. Hierbij wordt rekening gehouden dat de |
jaarrekening een getrouw beeld geeft van het vermogen, de financiële | jaarrekening een getrouw beeld geeft van het vermogen, de financiële |
positie, het resultaat en de rechten en de verplichtingen van het | positie, het resultaat en de rechten en de verplichtingen van het |
centrum. | centrum. |
Art. 13.Het centrum mag in de toelichting de rubrieken en |
Art. 13.Het centrum mag in de toelichting de rubrieken en |
onderrubrieken die verplicht worden vermeld, verder indelen. | onderrubrieken die verplicht worden vermeld, verder indelen. |
Art. 14.De balans wordt opgesteld na toewijzing van het saldo van de |
Art. 14.De balans wordt opgesteld na toewijzing van het saldo van de |
resultatenrekening en van het overgedragen resultaat. | resultatenrekening en van het overgedragen resultaat. |
Bij elke rubriek en onderrubriek van de balans, resultatenrekening en | Bij elke rubriek en onderrubriek van de balans, resultatenrekening en |
toelichting, wordt het bedrag van de overeenkomstige post van het | toelichting, wordt het bedrag van de overeenkomstige post van het |
voorafgaande boekjaar vermeld. | voorafgaande boekjaar vermeld. |
Wanneer de bedragen van het boekjaar niet vergelijkbaar zijn met die | Wanneer de bedragen van het boekjaar niet vergelijkbaar zijn met die |
van het voorafgaande boekjaar, mogen de bedragen van het voorafgaande | van het voorafgaande boekjaar, mogen de bedragen van het voorafgaande |
boekjaar worden aangepast met het oog op hun vergelijkbaarheid. In dat | boekjaar worden aangepast met het oog op hun vergelijkbaarheid. In dat |
geval worden deze aanpassingen, behalve indien zij onbelangrijk zijn, | geval worden deze aanpassingen, behalve indien zij onbelangrijk zijn, |
in de toelichting vermeld en onder verwijzing naar de betrokken | in de toelichting vermeld en onder verwijzing naar de betrokken |
rubrieken verklaard. | rubrieken verklaard. |
Art. 15.In de staat van vaststaande toekomstige verplichtingen en |
Art. 15.In de staat van vaststaande toekomstige verplichtingen en |
verbintenissen en de staat van mogelijke schuldverplichtingen, worden | verbintenissen en de staat van mogelijke schuldverplichtingen, worden |
per soort deze elementen vermeld die niet in de balans voorkomen en | per soort deze elementen vermeld die niet in de balans voorkomen en |
die het vermogen, de financiële positie of het resultaat van het | die het vermogen, de financiële positie of het resultaat van het |
centrum aanmerkelijk kunnen beïnvloeden. Deze worden bijgehouden in de | centrum aanmerkelijk kunnen beïnvloeden. Deze worden bijgehouden in de |
orderrekeningen. | orderrekeningen. |
Belangrijke rechten en verplichtingen die niet kunnen worden | Belangrijke rechten en verplichtingen die niet kunnen worden |
becijferd, worden tevens op passende wijze vermeld in deze | becijferd, worden tevens op passende wijze vermeld in deze |
toelichtingen. | toelichtingen. |
Afdeling 2. - Waarderingsregels - algemeenheden | Afdeling 2. - Waarderingsregels - algemeenheden |
Art. 16.Elk bestanddeel van de balans wordt afzonderlijk gewaardeerd. |
Art. 16.Elk bestanddeel van de balans wordt afzonderlijk gewaardeerd. |
De afschrijvingen, waardeveminderingen en herwaarderingen zijn | De afschrijvingen, waardeveminderingen en herwaarderingen zijn |
specifiek voor de activabestanddelen waarop ze betrekking hebben. Alle | specifiek voor de activabestanddelen waarop ze betrekking hebben. Alle |
afschrijvingen worden lineair berekend. | afschrijvingen worden lineair berekend. |
De rubriek voorzieningen voor risico's en kosten op de passiefzijde | De rubriek voorzieningen voor risico's en kosten op de passiefzijde |
van de balans wordt geïndividualiseerd naar gelang van de risico's en | van de balans wordt geïndividualiseerd naar gelang van de risico's en |
kosten met dezelfde aard die worden gedekt. | kosten met dezelfde aard die worden gedekt. |
De afschrijvingen, de waardeverminderingen en de voorzieningen voor | De afschrijvingen, de waardeverminderingen en de voorzieningen voor |
risico's en kosten staan los van het resultaat van het boekjaar. | risico's en kosten staan los van het resultaat van het boekjaar. |
Er wordt rekening gehouden met alle voorzienbare risico's, mogelijke | Er wordt rekening gehouden met alle voorzienbare risico's, mogelijke |
verliezen en ontwaardingen, ontstaan tijdens het boekjaar waarop de | verliezen en ontwaardingen, ontstaan tijdens het boekjaar waarop de |
jaarrekening betrekking heeft of tijdens vorige boekjaren, zelfs | jaarrekening betrekking heeft of tijdens vorige boekjaren, zelfs |
indien deze risico's, verliezen of ontwaardingen slechts gekend zijn | indien deze risico's, verliezen of ontwaardingen slechts gekend zijn |
tussen de balansdatum en de rapporteringdatum naar het Instituut. | tussen de balansdatum en de rapporteringdatum naar het Instituut. |
Afdeling 3. - Specifieke waarderingsregels | Afdeling 3. - Specifieke waarderingsregels |
Onderafdeling A. - Aanschaffingswaarde | Onderafdeling A. - Aanschaffingswaarde |
Art. 17.Behoudens andersluidende bepalingen, worden de activa |
Art. 17.Behoudens andersluidende bepalingen, worden de activa |
gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde en voor dat bedrag in de balans | gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde en voor dat bedrag in de balans |
opgenomen onder aftrek van de desbetreffende afschrijvingen en | opgenomen onder aftrek van de desbetreffende afschrijvingen en |
waardeverminderingen. | waardeverminderingen. |
Als de initiële aanschaffingswaarde op basis van historische | Als de initiële aanschaffingswaarde op basis van historische |
documenten niet meer achterhaald kan worden, dan wordt het | documenten niet meer achterhaald kan worden, dan wordt het |
actiefbestanddeel gewaardeerd op basis van een schattingsverslag, | actiefbestanddeel gewaardeerd op basis van een schattingsverslag, |
opgesteld door een erkend schattingskantoor of een daartoe bevoegd | opgesteld door een erkend schattingskantoor of een daartoe bevoegd |
overheidsorgaan. | overheidsorgaan. |
Onder aanschaffingswaarde wordt verstaan, hetzij de aanschaffingsprijs | Onder aanschaffingswaarde wordt verstaan, hetzij de aanschaffingsprijs |
zoals bepaald in artikel 18, hetzij de vervaardigingsprijs zoals | zoals bepaald in artikel 18, hetzij de vervaardigingsprijs zoals |
bepaald in artikel 19, hetzij de inbrengwaarde zoals bepaald in | bepaald in artikel 19, hetzij de inbrengwaarde zoals bepaald in |
artikel 20. | artikel 20. |
Art. 18.De aanschaffingsprijs omvat, naast de aankoopprijs, de |
Art. 18.De aanschaffingsprijs omvat, naast de aankoopprijs, de |
bijkomende kosten zoals niet-terugbetaalbare belastingen en | bijkomende kosten zoals niet-terugbetaalbare belastingen en |
vervoerkosten. | vervoerkosten. |
De aanschaffingsprijs van een door ruil verkregen actiefbestanddeel is | De aanschaffingsprijs van een door ruil verkregen actiefbestanddeel is |
de marktwaarde van het (de) in ruil hiervoor overgedragen | de marktwaarde van het (de) in ruil hiervoor overgedragen |
actiefbestanddeel (-delen); is deze waarde moeilijk vast te stellen, | actiefbestanddeel (-delen); is deze waarde moeilijk vast te stellen, |
dan is de aanschaffingsprijs de marktwaarde van het door ruil | dan is de aanschaffingsprijs de marktwaarde van het door ruil |
verkregen actiefbestanddeel. Deze waarden worden geschat op de datum | verkregen actiefbestanddeel. Deze waarden worden geschat op de datum |
van de ruil. | van de ruil. |
Art. 19.De vervaardigingsprijs omvat naast de aanschaffingskosten van |
Art. 19.De vervaardigingsprijs omvat naast de aanschaffingskosten van |
de grondstoffen, verbruiksgoederen en hulpstoffen, de productiekosten | de grondstoffen, verbruiksgoederen en hulpstoffen, de productiekosten |
die rechtstreeks aan het individuele product of aan de productengroep | die rechtstreeks aan het individuele product of aan de productengroep |
toerekenbaar zijn. | toerekenbaar zijn. |
Art. 20.De inbrengwaarde is gelijk aan de prijs die op het ogenblik |
Art. 20.De inbrengwaarde is gelijk aan de prijs die op het ogenblik |
van de inbreng of de bestemming voor de aankoop van de betrokken | van de inbreng of de bestemming voor de aankoop van de betrokken |
goederen op de markt betaald wordt. | goederen op de markt betaald wordt. |
Onderafdeling B. - Oprichtingskosten | Onderafdeling B. - Oprichtingskosten |
Art. 21.§ 1. De opstartkosten worden slechts op het actief geboekt |
Art. 21.§ 1. De opstartkosten worden slechts op het actief geboekt |
als ze betrekking hebben op opgelopen opstartkosten voorafgaand aan de | als ze betrekking hebben op opgelopen opstartkosten voorafgaand aan de |
inwerkingtreding van een nieuwe operatie en als er geen evidentie is | inwerkingtreding van een nieuwe operatie en als er geen evidentie is |
van het feit dat ze niet terugverdiend zouden worden. Ze zijn | van het feit dat ze niet terugverdiend zouden worden. Ze zijn |
rechtstreeks toewijsbaar aan de nieuwe operatie. | rechtstreeks toewijsbaar aan de nieuwe operatie. |
Ze worden afgeschreven vanaf het ogenblik dat de faciliteit of het | Ze worden afgeschreven vanaf het ogenblik dat de faciliteit of het |
proces klaar is voor gebruik of inwerkingtreding. Ze worden over vijf | proces klaar is voor gebruik of inwerkingtreding. Ze worden over vijf |
jaar afgeschreven. | jaar afgeschreven. |
§ 2. De kosten die betrekking hebben op de herstructurering van een | § 2. De kosten die betrekking hebben op de herstructurering van een |
activiteit of legale entiteit (herstructureringskosten), worden ten | activiteit of legale entiteit (herstructureringskosten), worden ten |
laste van de resultatenrekening van het boekjaar genomen waarin ze | laste van de resultatenrekening van het boekjaar genomen waarin ze |
werden opgelopen. | werden opgelopen. |
Onderafdeling C. - Immateriële Vaste Activa | Onderafdeling C. - Immateriële Vaste Activa |
Art. 22.§ 1. De immateriële vaste activa hebben betrekking op : |
Art. 22.§ 1. De immateriële vaste activa hebben betrekking op : |
1° kosten van onderzoek en ontwikkelingskosten; | 1° kosten van onderzoek en ontwikkelingskosten; |
2° patenten, licenties, know-how, merken en andere soortgelijke | 2° patenten, licenties, know-how, merken en andere soortgelijke |
rechten; | rechten; |
3° computersoftware kosten; | 3° computersoftware kosten; |
4° rechten van films, televisie- en radioprogramma's. | 4° rechten van films, televisie- en radioprogramma's. |
§ 2. Kosten van onderzoek en ontwikkeling worden ten laste van de | § 2. Kosten van onderzoek en ontwikkeling worden ten laste van de |
resultatenrekening van het boekjaar genomen waarin ze werden gemaakt. | resultatenrekening van het boekjaar genomen waarin ze werden gemaakt. |
§ 3. Patenten, licenties, know how, merken en andere soortgelijke | § 3. Patenten, licenties, know how, merken en andere soortgelijke |
rechten, aangekocht van derden worden geactiveerd voor hun | rechten, aangekocht van derden worden geactiveerd voor hun |
aanschaffingswaarde voor zover deze hoger ligt dan 25 000 EUR. | aanschaffingswaarde voor zover deze hoger ligt dan 25 000 EUR. |
Ze worden afgeschreven over de contractuele periode (indien er een | Ze worden afgeschreven over de contractuele periode (indien er een |
periode is vastgelegd), anders worden ze afgeschreven over hun | periode is vastgelegd), anders worden ze afgeschreven over hun |
geschatte levensduur, met een maximum van vijf jaar. | geschatte levensduur, met een maximum van vijf jaar. |
Wanneer ze intern werden ontwikkeld, worden de opgelopen kosten ten | Wanneer ze intern werden ontwikkeld, worden de opgelopen kosten ten |
laste van de resultatenrekening gelegd. | laste van de resultatenrekening gelegd. |
§ 4. Voor kosten van computersoftware is activering toegestaan maar | § 4. Voor kosten van computersoftware is activering toegestaan maar |
wordt verplicht vanaf 2 500 EUR. | wordt verplicht vanaf 2 500 EUR. |
Onderafdeling D. - Materiële Vaste Activa | Onderafdeling D. - Materiële Vaste Activa |
Art. 23.§ 1. De materiële vaste activa betreffen de activa die |
Art. 23.§ 1. De materiële vaste activa betreffen de activa die |
eigendom zijn van het centrum en die duurzaam voor de | eigendom zijn van het centrum en die duurzaam voor de |
bedrijfsuitoefening worden aangewend, alsmede andere zakelijke | bedrijfsuitoefening worden aangewend, alsmede andere zakelijke |
rechten, die het centrum bezit en duurzaam worden gebruikt voor de | rechten, die het centrum bezit en duurzaam worden gebruikt voor de |
bedrijfsuitoefening wanneer vergoedingen bij aanvang van het contract | bedrijfsuitoefening wanneer vergoedingen bij aanvang van het contract |
werden vooruitbetaald. | werden vooruitbetaald. |
De materiële vaste activa omvatten : | De materiële vaste activa omvatten : |
1° terreinen en gebouwen; | 1° terreinen en gebouwen; |
2° installaties, machines en uitrusting; | 2° installaties, machines en uitrusting; |
3° meubilair en materieel; | 3° meubilair en materieel; |
4° vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht; | 4° vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht; |
5° werken van burgerlijke bouwkunde; | 5° werken van burgerlijke bouwkunde; |
6° vaste activa in aanbouw, vooruitbetalingen en andere. | 6° vaste activa in aanbouw, vooruitbetalingen en andere. |
§ 2. De vervaardigingsprijs van eigen geproduceerde vaste activa omvat | § 2. De vervaardigingsprijs van eigen geproduceerde vaste activa omvat |
naast de kosten van de materialen en arbeid ook alle andere kosten die | naast de kosten van de materialen en arbeid ook alle andere kosten die |
direct toerekenbaar zijn aan dit actief. Onrechtstreekse | direct toerekenbaar zijn aan dit actief. Onrechtstreekse |
productiekosten worden niet opgenomen in de vervaardigingsprijs. | productiekosten worden niet opgenomen in de vervaardigingsprijs. |
§ 3. Kosten ten gevolge van verbetering en onderhoud van materiële | § 3. Kosten ten gevolge van verbetering en onderhoud van materiële |
vaste activa mogen geactiveerd worden op voorwaarde dat deze meer dan | vaste activa mogen geactiveerd worden op voorwaarde dat deze meer dan |
50% van de vervangingswaarde van het oorspronkelijk actief bedragen en | 50% van de vervangingswaarde van het oorspronkelijk actief bedragen en |
deze kosten verondersteld worden : | deze kosten verondersteld worden : |
1° de capaciteit te verhogen en/of | 1° de capaciteit te verhogen en/of |
2° de technische mogelijkheden te verbeteren en/of | 2° de technische mogelijkheden te verbeteren en/of |
3° de oorspronkelijke geschatte levensduur te verlengen en/of | 3° de oorspronkelijke geschatte levensduur te verlengen en/of |
4° het actief in overeenstemming te brengen met | 4° het actief in overeenstemming te brengen met |
veiligheidsvoorschriften en/of milieureglementeringen. | veiligheidsvoorschriften en/of milieureglementeringen. |
Courante onderhoud- en herstellingswerken worden volledig ten laste | Courante onderhoud- en herstellingswerken worden volledig ten laste |
van de resultatenrekening genomen in het jaar dat ze werden | van de resultatenrekening genomen in het jaar dat ze werden |
uitgevoerd. | uitgevoerd. |
§ 4. Materiële vaste activa worden minimaal vanaf 2 500 EUR | § 4. Materiële vaste activa worden minimaal vanaf 2 500 EUR |
geactiveerd. | geactiveerd. |
§ 5. De afschrijvingen voor activa in leasing en de afschrijvingen | § 5. De afschrijvingen voor activa in leasing en de afschrijvingen |
voor de inrichting van gehuurde gebouwen worden gespreid over dezelfde | voor de inrichting van gehuurde gebouwen worden gespreid over dezelfde |
duur als die welke worden toegepast voor een overeenkomstig materieel | duur als die welke worden toegepast voor een overeenkomstig materieel |
vast activum in eigendom. | vast activum in eigendom. |
§ 6. Volgende afschrijvingspercentages worden toegepast : | § 6. Volgende afschrijvingspercentages worden toegepast : |
- gebouwen : 3 % | - gebouwen : 3 % |
- initiële vaste inrichting van gebouwen : 5 % | - initiële vaste inrichting van gebouwen : 5 % |
- machines en installaties : 10 % | - machines en installaties : 10 % |
- meubilair : 10 % | - meubilair : 10 % |
- (rollend) materieel : 20 % | - (rollend) materieel : 20 % |
- computerhardware : 33 % | - computerhardware : 33 % |
- computermeubilair : 10 % | - computermeubilair : 10 % |
- software : 33 % | - software : 33 % |
§ 7. Materiële vaste activa kunnen geherwaardeerd worden wanneer | § 7. Materiële vaste activa kunnen geherwaardeerd worden wanneer |
blijkt dat de marktwaarde op een duurzame wijze hoger zou liggen dan | blijkt dat de marktwaarde op een duurzame wijze hoger zou liggen dan |
de boekwaarde. Deze correctie wordt geboekt tegenover de rubriek | de boekwaarde. Deze correctie wordt geboekt tegenover de rubriek |
herwaarderingsmeerwaarden op de passiefzijde van de balans. | herwaarderingsmeerwaarden op de passiefzijde van de balans. |
Deze herwaarderingsmeerwaarden worden afgeschreven over de resterende | Deze herwaarderingsmeerwaarden worden afgeschreven over de resterende |
levensduur van het actiefbestanddeel rechtstreeks tegenover de | levensduur van het actiefbestanddeel rechtstreeks tegenover de |
initiële geboekte meerwaarde op de balans. | initiële geboekte meerwaarde op de balans. |
Bij een latere waardevermindering mag de herwaarderingsmeerwaarde | Bij een latere waardevermindering mag de herwaarderingsmeerwaarde |
worden afgeboekt tot beloop van het nog niet afgeschreven gedeelte van | worden afgeboekt tot beloop van het nog niet afgeschreven gedeelte van |
de meerwaarde. | de meerwaarde. |
Herwaarderingsmeerwaarden kunnen niet geïncorporeerd worden in het | Herwaarderingsmeerwaarden kunnen niet geïncorporeerd worden in het |
kapitaal of in de reserves. | kapitaal of in de reserves. |
§ 8. De aan het centrum verleende subsidies voor gebouwen, voor groot | § 8. De aan het centrum verleende subsidies voor gebouwen, voor groot |
en uitzonderlijk eigenaarsonderhoud en voor uitrusting worden | en uitzonderlijk eigenaarsonderhoud en voor uitrusting worden |
respectievelijk als kapitaalsubsidies, subsidies voor dringend | respectievelijk als kapitaalsubsidies, subsidies voor dringend |
eigenaarsonderhoud en uitrustingsubsidies geboekt. | eigenaarsonderhoud en uitrustingsubsidies geboekt. |
De subsidies voor gebouwen worden onmiddellijk voor het volledig | De subsidies voor gebouwen worden onmiddellijk voor het volledig |
bedrag van de hypotheeklening en dit enkel voor het gedeelte van de | bedrag van de hypotheeklening en dit enkel voor het gedeelte van de |
kapitaalaflossingen als kapitaalsubsidies beschouwd. De aankoop van | kapitaalaflossingen als kapitaalsubsidies beschouwd. De aankoop van |
het gebouw wordt geactiveerd. | het gebouw wordt geactiveerd. |
De kapitaalsubsidies worden jaarlijks in het resultaat aangewend om de | De kapitaalsubsidies worden jaarlijks in het resultaat aangewend om de |
geboekte afschrijvingen te compenseren. De aanwending gebeurt volgens | geboekte afschrijvingen te compenseren. De aanwending gebeurt volgens |
dezelfde percentages als de afschrijvingen. | dezelfde percentages als de afschrijvingen. |
Onderafdeling E. - Voorraden | Onderafdeling E. - Voorraden |
Art. 24.De grond- en hulpstoffen en handelsgoederen worden |
Art. 24.De grond- en hulpstoffen en handelsgoederen worden |
gewaardeerd aan aanschaffingswaarde volgens het FIFO principe. Ze | gewaardeerd aan aanschaffingswaarde volgens het FIFO principe. Ze |
worden gewaardeerd aan marktwaarde als die op balansdatum lager zou | worden gewaardeerd aan marktwaarde als die op balansdatum lager zou |
zijn. De waardering aan de lagere marktwaarde mag niet worden | zijn. De waardering aan de lagere marktwaarde mag niet worden |
gehandhaafd als achteraf de marktwaarde hoger is dan de lagere waarde | gehandhaafd als achteraf de marktwaarde hoger is dan de lagere waarde |
waartegen de voorraad werd gewaardeerd. | waartegen de voorraad werd gewaardeerd. |
Goederen in bewerking en gereed product worden gewaardeerd aan | Goederen in bewerking en gereed product worden gewaardeerd aan |
vervaardigingsprijs of aan marktwaarde als deze op balansdatum lager | vervaardigingsprijs of aan marktwaarde als deze op balansdatum lager |
zou zijn. De vervaardigingsprijs omvat enkel de directe kosten. | zou zijn. De vervaardigingsprijs omvat enkel de directe kosten. |
Onderafdeling F. - Geldbeleggingen en liquide middelen | Onderafdeling F. - Geldbeleggingen en liquide middelen |
Art. 25.Alle geldbeleggingen worden gewaardeerd aan realisatiewaarde |
Art. 25.Alle geldbeleggingen worden gewaardeerd aan realisatiewaarde |
of marktwaarde indien voorhanden. | of marktwaarde indien voorhanden. |
Alle veranderingen in de realisatiewaarde of marktwaarde worden | Alle veranderingen in de realisatiewaarde of marktwaarde worden |
geboekt via de resultatenrekening (andere financiële opbrengsten en/of | geboekt via de resultatenrekening (andere financiële opbrengsten en/of |
-kosten). | -kosten). |
Onderafdeling G. - Eigen vermogen | Onderafdeling G. - Eigen vermogen |
Art. 26.Onder eigen vermogen wordt verstaan de som van de volgende |
Art. 26.Onder eigen vermogen wordt verstaan de som van de volgende |
rubrieken : aanvangskapitaal, herwaarderingsmeerwaarden, reserves, | rubrieken : aanvangskapitaal, herwaarderingsmeerwaarden, reserves, |
overgedragen winsten (of verliezen) en het nog niet afgeschreven | overgedragen winsten (of verliezen) en het nog niet afgeschreven |
gedeelte van de dotaties, subsidies, toelagen en soortgelijke met | gedeelte van de dotaties, subsidies, toelagen en soortgelijke met |
betrekking tot investeringen en activiteiten die de duurtijd van één | betrekking tot investeringen en activiteiten die de duurtijd van één |
jaar overtreffen. Werkingsdotaties worden onmiddellijk ten laste | jaar overtreffen. Werkingsdotaties worden onmiddellijk ten laste |
gelegd van de resultatenrekening van het boekjaar waarop ze betrekking | gelegd van de resultatenrekening van het boekjaar waarop ze betrekking |
hebben. | hebben. |
Onderafdeling H. - Voorzieningen voor risico's en kosten | Onderafdeling H. - Voorzieningen voor risico's en kosten |
Art. 27.§ 1. Voorzieningen voor risico's en kosten omvatten : |
Art. 27.§ 1. Voorzieningen voor risico's en kosten omvatten : |
1° Pensioenen, opzegvergoedingen en soortgelijke verplichtingen; | 1° Pensioenen, opzegvergoedingen en soortgelijke verplichtingen; |
2° Grote herstellings- en onderhoudswerken; | 2° Grote herstellings- en onderhoudswerken; |
§ 2. Duidelijk omschreven verliezen of kosten die slechts aan het | § 2. Duidelijk omschreven verliezen of kosten die slechts aan het |
licht komen na balansdatum maar voor de uitgifte van de jaarrekening, | licht komen na balansdatum maar voor de uitgifte van de jaarrekening, |
worden niet geboekt in de rubriek voorzieningen voor risico's en | worden niet geboekt in de rubriek voorzieningen voor risico's en |
kosten maar vermeld in de toelichting. In het volgende boekjaar worden | kosten maar vermeld in de toelichting. In het volgende boekjaar worden |
ze echter wel onder deze rubriek opgenomen als ze nog van toepassing | ze echter wel onder deze rubriek opgenomen als ze nog van toepassing |
zijn. | zijn. |
§ 3. Voorzieningen voor legale en extralegale pensioenlasten en | § 3. Voorzieningen voor legale en extralegale pensioenlasten en |
opzegvergoedingen worden door het centrum geboekt voor dat gedeelte | opzegvergoedingen worden door het centrum geboekt voor dat gedeelte |
waarvoor het centrum juridisch zelf instaat. Indien deze verplichting | waarvoor het centrum juridisch zelf instaat. Indien deze verplichting |
verzekerd wordt bij een verzekeringsinstelling, is de voorziening | verzekerd wordt bij een verzekeringsinstelling, is de voorziening |
beperkt tot het gedeelte dat niet gedekt wordt door de verzekering. | beperkt tot het gedeelte dat niet gedekt wordt door de verzekering. |
Deze pensioenverplichtingen die niet gedekt worden door een | Deze pensioenverplichtingen die niet gedekt worden door een |
verzekering, worden overgedragen aan een pensioenfonds conform de | verzekering, worden overgedragen aan een pensioenfonds conform de |
federale regelgeving inzake de pensioenfondsen. | federale regelgeving inzake de pensioenfondsen. |
Afdeling 4. - Aanrekeningregels | Afdeling 4. - Aanrekeningregels |
Art. 28.§ 1. Onder opbrengsten uit eigen operaties worden begrepen, |
Art. 28.§ 1. Onder opbrengsten uit eigen operaties worden begrepen, |
de verkoop van goederen en de verkoop van diensten. | de verkoop van goederen en de verkoop van diensten. |
De verkoop van goederen wordt erkend als alle significante risico's | De verkoop van goederen wordt erkend als alle significante risico's |
van eigendom werden overgedragen en de verkoopprijs bepaald kan | van eigendom werden overgedragen en de verkoopprijs bepaald kan |
worden. | worden. |
Opbrengsten uit de verkoop van diensten worden erkend als de dienst | Opbrengsten uit de verkoop van diensten worden erkend als de dienst |
gepresteerd werd, een prijs bepaald kan worden en er geen belangrijke | gepresteerd werd, een prijs bepaald kan worden en er geen belangrijke |
onzekerheden bestaan over eventuele nog op te lopen kosten gerelateerd | onzekerheden bestaan over eventuele nog op te lopen kosten gerelateerd |
aan het verstrekken van de dienst. | aan het verstrekken van de dienst. |
Onder opbrengsten uit eigen operaties worden eveneens de opbrengsten | Onder opbrengsten uit eigen operaties worden eveneens de opbrengsten |
van cafetaria en catering activiteiten begrepen. Deze opbrengsten | van cafetaria en catering activiteiten begrepen. Deze opbrengsten |
worden voor het volledig netto bedrag geboekt op een | worden voor het volledig netto bedrag geboekt op een |
resultatenrekening. Dit netto bedrag kan op twee wijzen tot stand | resultatenrekening. Dit netto bedrag kan op twee wijzen tot stand |
komen. Een eerste wijze bestaat erin om het bedrag van de vaste | komen. Een eerste wijze bestaat erin om het bedrag van de vaste |
concessie of de resultante van het percentage op de omzet als netto | concessie of de resultante van het percentage op de omzet als netto |
bedrag te boeken. Een tweede wijze bestaat erin om het verschil tussen | bedrag te boeken. Een tweede wijze bestaat erin om het verschil tussen |
de kosten en opbrengsten (eigen uitbating) als netto bedrag in te | de kosten en opbrengsten (eigen uitbating) als netto bedrag in te |
boeken. Indien deze tweede wijze wordt gebruikt, wordt in een | boeken. Indien deze tweede wijze wordt gebruikt, wordt in een |
bijboekhouding het resultaat van deze activiteiten bijgehouden. Deze | bijboekhouding het resultaat van deze activiteiten bijgehouden. Deze |
bijboekhouding wordt gekoppeld aan de hoofdboekhouding. | bijboekhouding wordt gekoppeld aan de hoofdboekhouding. |
§ 2. Werkingsdotaties, -subsidies, -toelagen en soortgelijke waarvan | § 2. Werkingsdotaties, -subsidies, -toelagen en soortgelijke waarvan |
de verkrijging afhankelijk is gesteld van bepaalde voorwaarden, worden | de verkrijging afhankelijk is gesteld van bepaalde voorwaarden, worden |
als opbrengsten erkend op het ogenblik dat de subsidie gemachtigd werd | als opbrengsten erkend op het ogenblik dat de subsidie gemachtigd werd |
door het Instituut. De subsidies die door het Instituut op een bepaald | door het Instituut. De subsidies die door het Instituut op een bepaald |
boekjaar worden gemachtigd, worden door het centrum in hetzelfde | boekjaar worden gemachtigd, worden door het centrum in hetzelfde |
boekjaar in resultaat genomen. In principe valt het boekjaar samen met | boekjaar in resultaat genomen. In principe valt het boekjaar samen met |
het activiteitenjaar en het kalenderjaar. | het activiteitenjaar en het kalenderjaar. |
Als hun verkrijging onafhankelijk is gesteld van bepaalde voorwaarden, | Als hun verkrijging onafhankelijk is gesteld van bepaalde voorwaarden, |
worden deze als opbrengsten in resultaat opgenomen op het ogenblik van | worden deze als opbrengsten in resultaat opgenomen op het ogenblik van |
de definitieve toekenning ervan. | de definitieve toekenning ervan. |
Als de toekenning van de werkingsdotaties, -subsidies, -toelagen en | Als de toekenning van de werkingsdotaties, -subsidies, -toelagen en |
soortgelijke gebeurt in het jaar voorafgaand aan het jaar waaraan ze | soortgelijke gebeurt in het jaar voorafgaand aan het jaar waaraan ze |
gerelateerd zijn, zal de opbrengst pas in resultaat worden opgenomen | gerelateerd zijn, zal de opbrengst pas in resultaat worden opgenomen |
in het jaar waaraan ze gerelateerd zijn. | in het jaar waaraan ze gerelateerd zijn. |
Wanneer de werkingsdotaties, -subsidies, -toelagen en soortgelijke | Wanneer de werkingsdotaties, -subsidies, -toelagen en soortgelijke |
toegekend worden voor een activiteit waarvan de duurtijd langer is dan | toegekend worden voor een activiteit waarvan de duurtijd langer is dan |
één jaar, wordt de resultaatsopname gespreid over de geschatte | één jaar, wordt de resultaatsopname gespreid over de geschatte |
looptijd van de activiteit waarop ze betrekking heeft. | looptijd van de activiteit waarop ze betrekking heeft. |
De bruto lonen van de lesgevers (inclusief de RSZ werkgeverslasten), | De bruto lonen van de lesgevers (inclusief de RSZ werkgeverslasten), |
waarvoor het Instituut als derde betalende optreedt, worden als | waarvoor het Instituut als derde betalende optreedt, worden als |
werkingsdotaties, -subsidies, -toelagen en soortgelijke beschouwd. | werkingsdotaties, -subsidies, -toelagen en soortgelijke beschouwd. |
§ 3. Kapitaalsubsidies en investeringsdotaties, - subsidies, - | § 3. Kapitaalsubsidies en investeringsdotaties, - subsidies, - |
toelagen en soortgelijke, voor eigen investeringen worden in resultaat | toelagen en soortgelijke, voor eigen investeringen worden in resultaat |
genomen volgens hetzelfde ritme als de afschrijvingen op de | genomen volgens hetzelfde ritme als de afschrijvingen op de |
investeringen voor de verwerving waarvan ze werden verkregen. De | investeringen voor de verwerving waarvan ze werden verkregen. De |
tegenpost van deze boeking is de rubriek dotaties, subsidies, toelagen | tegenpost van deze boeking is de rubriek dotaties, subsidies, toelagen |
en soortgelijke als onderdeel van het eigen vermogen. | en soortgelijke als onderdeel van het eigen vermogen. |
§ 4. Rentedotaties, -subsidies, -toelagen en soortgelijke worden in | § 4. Rentedotaties, -subsidies, -toelagen en soortgelijke worden in |
resultaat genomen volgens hetzelfde ritme als de onderliggende | resultaat genomen volgens hetzelfde ritme als de onderliggende |
rentelasten. | rentelasten. |
Art. 29.Kosten worden in het algemeen erkend in de periode waarop ze |
Art. 29.Kosten worden in het algemeen erkend in de periode waarop ze |
betrekking hebben. | betrekking hebben. |
Als hun verstrekking onafhankelijk is gesteld van bepaalde | Als hun verstrekking onafhankelijk is gesteld van bepaalde |
voorwaarden, worden deze als kosten in resultaat opgenomen op het | voorwaarden, worden deze als kosten in resultaat opgenomen op het |
ogenblik van de definitieve toekenning ervan. | ogenblik van de definitieve toekenning ervan. |
De bruto lonen van de lesgevers (inclusief de RSZ werkgeverslasten), | De bruto lonen van de lesgevers (inclusief de RSZ werkgeverslasten), |
waarvoor het Instituut als derde betalende optreedt, worden als kosten | waarvoor het Instituut als derde betalende optreedt, worden als kosten |
beschouwd. De aanrekening gebeurt overeenkomstig artikel 28, § 2 | beschouwd. De aanrekening gebeurt overeenkomstig artikel 28, § 2 |
volgens hetzelfde ritme en in hetzelfde boekjaar als de aanrekening | volgens hetzelfde ritme en in hetzelfde boekjaar als de aanrekening |
van de werkingsdotaties. | van de werkingsdotaties. |
Art. 30.Gerealiseerde verliezen en opbrengsten ten gevolge van de |
Art. 30.Gerealiseerde verliezen en opbrengsten ten gevolge van de |
verkopen van activa worden erkend in de periode waarin de | verkopen van activa worden erkend in de periode waarin de |
onderliggende transactie plaatsvond. | onderliggende transactie plaatsvond. |
HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen | HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen |
Art. 31.Vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en |
Art. 31.Vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en |
met 31 december 2001 zijn in de plaats van de bedragen van « 25 000 | met 31 december 2001 zijn in de plaats van de bedragen van « 25 000 |
EUR » en « 2 500 EUR », vermeld in de artikelen 22, § 3 en § 4 en 23, | EUR » en « 2 500 EUR », vermeld in de artikelen 22, § 3 en § 4 en 23, |
§ 4, de bedragen van respectievelijk « 1 008 498 BEF » en « 100 850 | § 4, de bedragen van respectievelijk « 1 008 498 BEF » en « 100 850 |
BEF » van toepassing. | BEF » van toepassing. |
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen | HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen |
Art. 32.Voor wat niet geregeld werd zijn de wet van 17 juli 1975 met |
Art. 32.Voor wat niet geregeld werd zijn de wet van 17 juli 1975 met |
betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen en boek IV van het | betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen en boek IV van het |
Wetboek van vennootschappen van 7 mei 1999 integraal van toepassing. | Wetboek van vennootschappen van 7 mei 1999 integraal van toepassing. |
Art. 33.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2001. Op de datum |
Art. 33.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2001. Op de datum |
van de inwerkingtreding beschikt het centrum over een beginbalans | van de inwerkingtreding beschikt het centrum over een beginbalans |
volgens de bepalingen van dit besluit. | volgens de bepalingen van dit besluit. |
Art. 34.De Vlaamse minister, bevoegd voor Economie, Ruimtelijke |
Art. 34.De Vlaamse minister, bevoegd voor Economie, Ruimtelijke |
Ordening en Media, is belast met de uitvoering van dit besluit. | Ordening en Media, is belast met de uitvoering van dit besluit. |
Brussel, 1 juni 2001. | Brussel, 1 juni 2001. |
De minister-president van de Vlaamse regering, | De minister-president van de Vlaamse regering, |
P. DEWAEL | P. DEWAEL |
De Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, | De Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, |
D. VAN MECHELEN | D. VAN MECHELEN |
Bijlagen | Bijlagen |
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld | Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld |
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering | Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering |
betreffende een economische boekhouding voor de centra voor vorming | betreffende een economische boekhouding voor de centra voor vorming |
van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen. | van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen. |
Brussel, 1 juni 2001. | Brussel, 1 juni 2001. |
De minister-president van de Vlaamse regering, | De minister-president van de Vlaamse regering, |
P. DE WAEL | P. DE WAEL |
De Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, | De Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, |
D. VAN MECHELEN | D. VAN MECHELEN |