Besluit van de Regering houdende invoering van een programma ter tewerkstelling van oudere werknemers in de private profitsector | Besluit van de Regering houdende invoering van een programma ter tewerkstelling van oudere werknemers in de private profitsector |
---|---|
MINISTERIE VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP | MINISTERIE VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP |
29 APRIL 2010. - Besluit van de Regering houdende invoering van een | 29 APRIL 2010. - Besluit van de Regering houdende invoering van een |
programma ter tewerkstelling van oudere werknemers in de private | programma ter tewerkstelling van oudere werknemers in de private |
profitsector | profitsector |
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, | De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, |
Gelet op het decreet van het Waalse Gewestraad van 6 mei 1999 | Gelet op het decreet van het Waalse Gewestraad van 6 mei 1999 |
betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap van de | betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap van de |
bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake Tewerkstelling en | bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake Tewerkstelling en |
Opgravingen; | Opgravingen; |
Gelet op het decreet van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap van 10 | Gelet op het decreet van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap van 10 |
mei 1999 betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap | mei 1999 betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap |
van de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake Tewerkstelling en | van de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake Tewerkstelling en |
Opgravingen; | Opgravingen; |
Gelet op het decreet van 17 mei 2004 betreffende de garantie van een | Gelet op het decreet van 17 mei 2004 betreffende de garantie van een |
gelijke behandeling op de arbeidsmarkt, artikel 12; | gelijke behandeling op de arbeidsmarkt, artikel 12; |
Gelet op het crisisdecreet van 19 april 2010, artikelen 9 en 10; | Gelet op het crisisdecreet van 19 april 2010, artikelen 9 en 10; |
Gelet op het advies van de Sociaal Economische Raad, gegeven op 1 | Gelet op het advies van de Sociaal Economische Raad, gegeven op 1 |
april 2010; | april 2010; |
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 | Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 |
december 2009; | december 2009; |
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake | Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake |
Begroting, gegeven op 8 maart 2010; | Begroting, gegeven op 8 maart 2010; |
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari | Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari |
1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli | 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli |
1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996; | 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996; |
Gelet op de dringende noodzakelijkheid; | Gelet op de dringende noodzakelijkheid; |
Overwegende dat de actuele economische crisis ook de bedrijven gelegen | Overwegende dat de actuele economische crisis ook de bedrijven gelegen |
in de Duitstalige Gemeenschap betreft en ertoe heeft geleid dat | in de Duitstalige Gemeenschap betreft en ertoe heeft geleid dat |
werkgevers ontslagen hebben, moeten maatregelen dringend worden | werkgevers ontslagen hebben, moeten maatregelen dringend worden |
omgezet, opdat vooral de kwetsbare personen op de arbeidsmarkt, die | omgezet, opdat vooral de kwetsbare personen op de arbeidsmarkt, die |
slachtoffer zijn van deze ontwikkeling, zo snel mogelijk opnieuw | slachtoffer zijn van deze ontwikkeling, zo snel mogelijk opnieuw |
worden ingeschakeld, daar de ervaring heeft getoond dat de kans om een | worden ingeschakeld, daar de ervaring heeft getoond dat de kans om een |
nieuwe baan te vinden sterk afneemt bij een langere werkloosheidsduur; | nieuwe baan te vinden sterk afneemt bij een langere werkloosheidsduur; |
Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Werkgelegenheid; | Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Werkgelegenheid; |
Na beraadslaging, | Na beraadslaging, |
Besluit : | Besluit : |
HOOFDSTUK 1. - BEGRIPSBEPALINGEN | HOOFDSTUK 1. - BEGRIPSBEPALINGEN |
Artikel 1.Voor de toepassing van voorliggend besluit verstaat men |
Artikel 1.Voor de toepassing van voorliggend besluit verstaat men |
onder : | onder : |
1° Minister : de Minister bevoegd inzake Werkgelegenheid; | 1° Minister : de Minister bevoegd inzake Werkgelegenheid; |
2° bestuur : de afdeling van het Ministerie bevoegd inzake | 2° bestuur : de afdeling van het Ministerie bevoegd inzake |
Werkgelegenheid; | Werkgelegenheid; |
3° Dienst voor arbeidsbemiddeling : de Dienst voor arbeidsbemiddeling | 3° Dienst voor arbeidsbemiddeling : de Dienst voor arbeidsbemiddeling |
van de Duitstalige Gemeenschap, zoals opgericht bij het decreet van 17 | van de Duitstalige Gemeenschap, zoals opgericht bij het decreet van 17 |
januari 2000 tot oprichting van een Dienst voor arbeidsbemiddeling in | januari 2000 tot oprichting van een Dienst voor arbeidsbemiddeling in |
de Duitstalige Gemeenschap; | de Duitstalige Gemeenschap; |
4° decreet : het crisisdecreet van 19 april 2010, artikelen 9 en 10; | 4° decreet : het crisisdecreet van 19 april 2010, artikelen 9 en 10; |
5° bedrijfszetel : plaats die bestendig over werknemers beschikt en | 5° bedrijfszetel : plaats die bestendig over werknemers beschikt en |
waar recurrente activiteiten plaatsvinden i.v.m. het maatschappelijk | waar recurrente activiteiten plaatsvinden i.v.m. het maatschappelijk |
doel en de activiteitssector van de onderneming; | doel en de activiteitssector van de onderneming; |
6° werkgever : met uitzondering van de uitzendbureaus, de | 6° werkgever : met uitzondering van de uitzendbureaus, de |
handelsvennootschappen en natuurlijke personen die een zelfstandige | handelsvennootschappen en natuurlijke personen die een zelfstandige |
commerciële activiteit uitoefenen en hun bedrijfszetel of een | commerciële activiteit uitoefenen en hun bedrijfszetel of een |
vestigingseenheid in het Duitse taalgebied hebben; | vestigingseenheid in het Duitse taalgebied hebben; |
7° verbonden ondernemingen : de ondernemingen die met elkaar | 7° verbonden ondernemingen : de ondernemingen die met elkaar |
juridische of financiële banden onderhouden en als "werkgever" in de | juridische of financiële banden onderhouden en als "werkgever" in de |
zin van dit besluit worden beschouwd; | zin van dit besluit worden beschouwd; |
8° oudere werknemer : de werknemer ouder dan 50 jaar die bij de Dienst | 8° oudere werknemer : de werknemer ouder dan 50 jaar die bij de Dienst |
voor arbeidsbemiddeling als niet-tewerkgestelde werkzoekende is | voor arbeidsbemiddeling als niet-tewerkgestelde werkzoekende is |
ingeschreven en ten hoogste houder is van een getuigschrift van het | ingeschreven en ten hoogste houder is van een getuigschrift van het |
hoger secundair onderwijs. | hoger secundair onderwijs. |
HOOFDSTUK 2. - BEDRAG VAN DE TOELAGE | HOOFDSTUK 2. - BEDRAG VAN DE TOELAGE |
Art. 2.§ 1. Binnen de hiervoor beschikbare begrotingsmiddelen van de |
Art. 2.§ 1. Binnen de hiervoor beschikbare begrotingsmiddelen van de |
Duitstalige Gemeenschap beloopt de maximale jaarlijkse toelage per | Duitstalige Gemeenschap beloopt de maximale jaarlijkse toelage per |
oudere werknemer euro 8.000. De financieringsperiode voor de oudere | oudere werknemer euro 8.000. De financieringsperiode voor de oudere |
werknemer beloopt ten hoogste 12 maanden. | werknemer beloopt ten hoogste 12 maanden. |
Bij deeltijdse betrekking wordt het bedrag vermeld in het eerste lid | Bij deeltijdse betrekking wordt het bedrag vermeld in het eerste lid |
telkens evenredig verminderd. | telkens evenredig verminderd. |
§ 2. De Regering kan het bedrag bepaald in § 1, lid 1, met een | § 2. De Regering kan het bedrag bepaald in § 1, lid 1, met een |
coëfficiënt vermenigvuldigen om ze aan de beschikbare | coëfficiënt vermenigvuldigen om ze aan de beschikbare |
begrotingskredieten van de Duitstalige Gemeenschap aan te passen. | begrotingskredieten van de Duitstalige Gemeenschap aan te passen. |
Art. 3.§ 1. De toelagen worden maandelijks door het bestuur |
Art. 3.§ 1. De toelagen worden maandelijks door het bestuur |
uitbetaald. | uitbetaald. |
De maandelijkse toelagen stemmen overeen met het resultaat bekomen | De maandelijkse toelagen stemmen overeen met het resultaat bekomen |
door een twaalfde van het bedrag bedoeld in artikel 2 met een breuk te | door een twaalfde van het bedrag bedoeld in artikel 2 met een breuk te |
vermenigvuldigen waarvan de noemer het aantal werkdagen van de maand | vermenigvuldigen waarvan de noemer het aantal werkdagen van de maand |
en de teller het aantal dagen is waarvoor de werkgever een wedde heeft | en de teller het aantal dagen is waarvoor de werkgever een wedde heeft |
betaald. | betaald. |
De bewijsstukken betreffende de bezoldiging moeten ten laatste twee | De bewijsstukken betreffende de bezoldiging moeten ten laatste twee |
weken na het einde van de maand waartoe ze betrekking hebben, bij het | weken na het einde van de maand waartoe ze betrekking hebben, bij het |
bestuur ingediend worden. | bestuur ingediend worden. |
Na afloop van een termijn van twee maanden na het kalenderjaar waartoe | Na afloop van een termijn van twee maanden na het kalenderjaar waartoe |
de bewijsstukken betreffende de bezoldiging betrekking hebben, is het | de bewijsstukken betreffende de bezoldiging betrekking hebben, is het |
bestuur niet meer gehouden de toelage te betalen. | bestuur niet meer gehouden de toelage te betalen. |
§ 3. De jaarlijkse toelage mag het jaarlijkse bedrag niet | § 3. De jaarlijkse toelage mag het jaarlijkse bedrag niet |
overschrijden dat de som is van de brutowedde van de werknemer, het | overschrijden dat de som is van de brutowedde van de werknemer, het |
vakantiegeld, de eindejaarspremie die krachtens de toepasselijke | vakantiegeld, de eindejaarspremie die krachtens de toepasselijke |
wetgeving of de collectieve arbeidsovereenkomst moet worden betaald, | wetgeving of de collectieve arbeidsovereenkomst moet worden betaald, |
alsmede van de bijdragen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. | alsmede van de bijdragen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. |
Voor elke oudere werknemer wordt de toelage echter verminderd met de | Voor elke oudere werknemer wordt de toelage echter verminderd met de |
openbare tussenkomsten in de loonkosten, als het totaal bedrag van de | openbare tussenkomsten in de loonkosten, als het totaal bedrag van de |
openbare tussenkomsten hoger ligt dan het totaal bedrag van de | openbare tussenkomsten hoger ligt dan het totaal bedrag van de |
loonkosten. | loonkosten. |
§ 4. De ten onrechte uitbetaalde toelagen worden van de nog niet | § 4. De ten onrechte uitbetaalde toelagen worden van de nog niet |
gestorte bedragen afgetrokken of teruggevorderd. | gestorte bedragen afgetrokken of teruggevorderd. |
§ 5. De werkgever is ertoe verplicht het bestuur onmiddellijk op de | § 5. De werkgever is ertoe verplicht het bestuur onmiddellijk op de |
hoogte te brengen van elke wijziging in de arbeidsbetrekking of van de | hoogte te brengen van elke wijziging in de arbeidsbetrekking of van de |
toekenning van openbare tussenkomsten in de loonkosten van de oudere | toekenning van openbare tussenkomsten in de loonkosten van de oudere |
werknemer. | werknemer. |
HOOFDSTUK 3. - AANVRAAGPROCEDURE | HOOFDSTUK 3. - AANVRAAGPROCEDURE |
Art. 4.De werkgever die een oudere werknemer in dienst wenst te |
Art. 4.De werkgever die een oudere werknemer in dienst wenst te |
nemen, richt een aanvraag tot het bestuur, gebruik makend van het | nemen, richt een aanvraag tot het bestuur, gebruik makend van het |
formulier dat door het bestuur ter beschikking wordt gesteld De | formulier dat door het bestuur ter beschikking wordt gesteld De |
aanvraag kan ook elektronisch worden ingediend. | aanvraag kan ook elektronisch worden ingediend. |
Bij deze aanvraag voegt de werkgever een attest van de Dienst voor | Bij deze aanvraag voegt de werkgever een attest van de Dienst voor |
arbeidsbemiddeling waaruit blijkt dat de oudere werknemer een bij de | arbeidsbemiddeling waaruit blijkt dat de oudere werknemer een bij de |
Dienst voor arbeidsbemiddeling ingeschreven niet-tewerkgestelde | Dienst voor arbeidsbemiddeling ingeschreven niet-tewerkgestelde |
werkzoekende is, die ouder is dan 50 jaar en ten hoogste houder is van | werkzoekende is, die ouder is dan 50 jaar en ten hoogste houder is van |
een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs. De situatie van | een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs. De situatie van |
de werknemer wordt op de dag vóór de uitvoering van de overeenkomst | de werknemer wordt op de dag vóór de uitvoering van de overeenkomst |
beoordeeld. | beoordeeld. |
Het bestuur onderzoekt de aanvraag en zendt de Minister het dossier | Het bestuur onderzoekt de aanvraag en zendt de Minister het dossier |
binnen veertien dagen na de ontvangst van de volledige aanvraag toe. | binnen veertien dagen na de ontvangst van de volledige aanvraag toe. |
Binnen de veertien dagen keurt de Minister de aanvraag goed. Indien de | Binnen de veertien dagen keurt de Minister de aanvraag goed. Indien de |
in artikel 2 van het besluit bedoelde begrotingskredieten wegens de | in artikel 2 van het besluit bedoelde begrotingskredieten wegens de |
toegekende toelatingen of uitgevoerde aanstellingen uitgeput zijn, dan | toegekende toelatingen of uitgevoerde aanstellingen uitgeput zijn, dan |
deelt het bestuur dit aan de aanvrager en de Dienst voor | deelt het bestuur dit aan de aanvrager en de Dienst voor |
arbeidsbemiddeling mee. Zodra begrotingskredieten opnieuw beschikbaar | arbeidsbemiddeling mee. Zodra begrotingskredieten opnieuw beschikbaar |
zijn, deelt het bestuur de Dienst voor arbeidsbemiddeling schriftelijk | zijn, deelt het bestuur de Dienst voor arbeidsbemiddeling schriftelijk |
mee dat hij opnieuw attesten uitgeven kan. | mee dat hij opnieuw attesten uitgeven kan. |
HOOFDSTUK 4. - AANSTELLINGSPROCEDURE | HOOFDSTUK 4. - AANSTELLINGSPROCEDURE |
Art. 5.De oudere werknemer wordt voor een al dan niet bepaalde |
Art. 5.De oudere werknemer wordt voor een al dan niet bepaalde |
termijn in dienst genomen bij een arbeidsovereenkomst; de arbeidsduur | termijn in dienst genomen bij een arbeidsovereenkomst; de arbeidsduur |
mag niet lager liggen dan één derde van de wekelijkse voltijdse | mag niet lager liggen dan één derde van de wekelijkse voltijdse |
arbeidsduur in de betrokken sector. Bij een arbeidsovereenkomst van | arbeidsduur in de betrokken sector. Bij een arbeidsovereenkomst van |
onbepaalde duur voor bedienden mag de proeftijd ten hoogste één maand | onbepaalde duur voor bedienden mag de proeftijd ten hoogste één maand |
duren. | duren. |
De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk afgesloten overeenkomstig de | De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk afgesloten overeenkomstig de |
bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de | bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de |
arbeidsovereenkomsten. De kopie van de arbeidsovereenkomst moet het | arbeidsovereenkomsten. De kopie van de arbeidsovereenkomst moet het |
bestuur ten laatste met het eerste bewijsstuk betreffende de | bestuur ten laatste met het eerste bewijsstuk betreffende de |
bezoldiging worden toegezonden. | bezoldiging worden toegezonden. |
Per werkgever of per verbonden onderneming mag het gedeelte aan | Per werkgever of per verbonden onderneming mag het gedeelte aan |
betrekkingen die krachtens het besluit worden toegekend, 10 percent | betrekkingen die krachtens het besluit worden toegekend, 10 percent |
van de personeelsformatie niet overschrijden; onafhankelijk van de | van de personeelsformatie niet overschrijden; onafhankelijk van de |
grootte van de onderneming mag elke werkgever niet meer dan 3 oudere | grootte van de onderneming mag elke werkgever niet meer dan 3 oudere |
werknemers - uitgedrukt in voltijdse eenheden - tewerkstellen, heeft | werknemers - uitgedrukt in voltijdse eenheden - tewerkstellen, heeft |
echter recht op ten minste één voltijdse betrekking. | echter recht op ten minste één voltijdse betrekking. |
Art. 6.De oudere werknemer moet ten laatste op de laatste werkdag van |
Art. 6.De oudere werknemer moet ten laatste op de laatste werkdag van |
de derde maand volgend op de in artikel 4 vermelde goedkeuring in | de derde maand volgend op de in artikel 4 vermelde goedkeuring in |
dienst worden genomen. Na deze datum vervalt het recht op toelage van | dienst worden genomen. Na deze datum vervalt het recht op toelage van |
rechtswege. | rechtswege. |
Art. 7.De werkgever mag geen niet-tewerkgestelde werkzoekende als |
Art. 7.De werkgever mag geen niet-tewerkgestelde werkzoekende als |
oudere werknemer in dienst nemen die tijdens het jaar voorafgaand op | oudere werknemer in dienst nemen die tijdens het jaar voorafgaand op |
de tewerkstelling bij hem of bij een met hem verbonden onderneming | de tewerkstelling bij hem of bij een met hem verbonden onderneming |
werkzaam was. | werkzaam was. |
De werkgever of de verbonden onderneming mag echter een oudere | De werkgever of de verbonden onderneming mag echter een oudere |
werknemer in dienst nemen die hij/zij met toepassing van artikel 60, § | werknemer in dienst nemen die hij/zij met toepassing van artikel 60, § |
7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra | 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra |
voor maatschappelijk welzijn vóór de indienstneming tewerkgesteld had. | voor maatschappelijk welzijn vóór de indienstneming tewerkgesteld had. |
Art. 8.De indienstneming van de oudere werknemer mag niet leiden tot |
Art. 8.De indienstneming van de oudere werknemer mag niet leiden tot |
een vermindering van het gemiddelde aantal van de personeelsleden die | een vermindering van het gemiddelde aantal van de personeelsleden die |
tijdens het trimester vóór de inwerkingtreding van de in artikel 4 | tijdens het trimester vóór de inwerkingtreding van de in artikel 4 |
vermelde aanvraag tewerkgesteld waren, uitgedrukt in voltijdse | vermelde aanvraag tewerkgesteld waren, uitgedrukt in voltijdse |
eenheden. | eenheden. |
De Minister kan van de bepaling van het eerste lid afwijken, indien de | De Minister kan van de bepaling van het eerste lid afwijken, indien de |
personeelsformatie onafhankelijk van de wil van de werkgever | personeelsformatie onafhankelijk van de wil van de werkgever |
verminderd werd. Het is namelijk het geval, als personeelsleden de | verminderd werd. Het is namelijk het geval, als personeelsleden de |
onderneming vrijwillig verlaten, op pensioen gaan, hun | onderneming vrijwillig verlaten, op pensioen gaan, hun |
arbeidsprestaties vrijwillig verminderen of wegens zware schuld | arbeidsprestaties vrijwillig verminderen of wegens zware schuld |
regelmatig ontslagen worden | regelmatig ontslagen worden |
Art. 9.Een oudere werknemer die zijn betrekking heeft verlaten, mag |
Art. 9.Een oudere werknemer die zijn betrekking heeft verlaten, mag |
worden vervangen. De werkgever behoudt het recht op zijn toelage, | worden vervangen. De werkgever behoudt het recht op zijn toelage, |
vastgelegd overeenkomstig artikel 2, indien de vervanging binnen de | vastgelegd overeenkomstig artikel 2, indien de vervanging binnen de |
twee maanden na het vertrek van de oudere werknemer plaatsvindt. De | twee maanden na het vertrek van de oudere werknemer plaatsvindt. De |
nieuw in dienst genomen oudere werknemer beëindigt de door zijn | nieuw in dienst genomen oudere werknemer beëindigt de door zijn |
voorganger begonnen tewerkstellingsperiode. | voorganger begonnen tewerkstellingsperiode. |
HOOFSTUK 5. - RECHTSPOSITIE VAN DE GESUBSIDIEERDE WERKNEMER | HOOFSTUK 5. - RECHTSPOSITIE VAN DE GESUBSIDIEERDE WERKNEMER |
Art. 10.De oudere werknemer werkt onder de verantwoordelijkheid en |
Art. 10.De oudere werknemer werkt onder de verantwoordelijkheid en |
het gezag van de werkgever die hem tewerkstelt en bezoldigt. | het gezag van de werkgever die hem tewerkstelt en bezoldigt. |
De werkgever is ertoe verplicht de oudere werknemer een bezoldiging te | De werkgever is ertoe verplicht de oudere werknemer een bezoldiging te |
betalen die ten minste overeenstemt met degene die hij aan zijn | betalen die ten minste overeenstemt met degene die hij aan zijn |
personeel geeft voor dezelfde of een soortgelijke opdracht, alsmede de | personeel geeft voor dezelfde of een soortgelijke opdracht, alsmede de |
eraan verbonden toelagen en de baremieke verhogingen. | eraan verbonden toelagen en de baremieke verhogingen. |
HOOFDSTUK 6. - STRAFBEPALINGEN | HOOFDSTUK 6. - STRAFBEPALINGEN |
Art. 11.§ 1. Op de voordracht van het bestuur schort de Minister de |
Art. 11.§ 1. Op de voordracht van het bestuur schort de Minister de |
uitbetaling van de toelage op, als de werkgever : | uitbetaling van de toelage op, als de werkgever : |
1° de Minister niet onmiddellijk meedeelt dat hij een andere | 1° de Minister niet onmiddellijk meedeelt dat hij een andere |
tussenkomst in de loonkosten van de gesubsidieerde werknemer geniet; | tussenkomst in de loonkosten van de gesubsidieerde werknemer geniet; |
2° voor de door hem tewerkgestelde oudere werknemers geen | 2° voor de door hem tewerkgestelde oudere werknemers geen |
arbeidsongevallenverzekering afsluit, ofwel bij een erkende | arbeidsongevallenverzekering afsluit, ofwel bij een erkende |
verzekeringsmaatschappij met premies ofwel bij een erkende | verzekeringsmaatschappij met premies ofwel bij een erkende |
gemeenschappelijke verzekeringskas; | gemeenschappelijke verzekeringskas; |
3° de bepalingen van het decreet en van het besluit overtreedt; | 3° de bepalingen van het decreet en van het besluit overtreedt; |
4° de op hem toepasselijke boekhoudkundige, sociale, fiscale en | 4° de op hem toepasselijke boekhoudkundige, sociale, fiscale en |
milieunormen overtreedt; | milieunormen overtreedt; |
5° de op de betrokken activiteitensector toepasselijke voorschriften | 5° de op de betrokken activiteitensector toepasselijke voorschriften |
overtreedt. | overtreedt. |
Voordat het bestuur de uitbetaling van de toelagen opschort, verzoekt | Voordat het bestuur de uitbetaling van de toelagen opschort, verzoekt |
het de betrokken werkgever binnen 10 dagen zijn standpunt over de hem | het de betrokken werkgever binnen 10 dagen zijn standpunt over de hem |
ten laste gelegde feiten mee te delen. | ten laste gelegde feiten mee te delen. |
De opschorting treedt in werking op de dag waarop de overtreding werd | De opschorting treedt in werking op de dag waarop de overtreding werd |
vastgesteld. | vastgesteld. |
§ 2. Indien de uitbetaling van de toelage wordt opgeschort, mag de | § 2. Indien de uitbetaling van de toelage wordt opgeschort, mag de |
betrokken werkgever - met toepassing van voorliggend besluit - geen | betrokken werkgever - met toepassing van voorliggend besluit - geen |
verdere toelage meer verkrijgen. | verdere toelage meer verkrijgen. |
HOOFDSTUK 7. - SLOTBEPALINGEN | HOOFDSTUK 7. - SLOTBEPALINGEN |
Art. 12.Dit besluit houdt rekening met de Verordening nr. 800/2008 |
Art. 12.Dit besluit houdt rekening met de Verordening nr. 800/2008 |
van de Commissie van 6 augustus 2008 waarin bepaalde categorieën steun | van de Commissie van 6 augustus 2008 waarin bepaalde categorieën steun |
op grond van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag met de | op grond van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag met de |
gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene | gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene |
groepsvrijstellingsverordening), die in het Publicatieblad van de | groepsvrijstellingsverordening), die in het Publicatieblad van de |
Europese Unie op 9 augustus 2008 werd bekendgemaakt. | Europese Unie op 9 augustus 2008 werd bekendgemaakt. |
Art. 13.De in dit besluit bepaalde termijnen worden in volle dagen |
Art. 13.De in dit besluit bepaalde termijnen worden in volle dagen |
berekend. De termijn loopt vanaf de dag na de akte. De vervaldag wordt | berekend. De termijn loopt vanaf de dag na de akte. De vervaldag wordt |
meegerekend in de termijn. Als die dag echter een zaterdag, zondag of | meegerekend in de termijn. Als die dag echter een zaterdag, zondag of |
feestdag is, valt de vervaldag op de eerst volgende werkdag. | feestdag is, valt de vervaldag op de eerst volgende werkdag. |
Gelden als feestdag in de zin van voorliggen besluit : 1 januari, | Gelden als feestdag in de zin van voorliggen besluit : 1 januari, |
Altweiberdonnerstag (oude wijven donderdag), Rozenmaandag, | Altweiberdonnerstag (oude wijven donderdag), Rozenmaandag, |
Paasmaandag, 1 mei, Hemelvaartsdag, Pinkstermaandag, 21 juli, 15 | Paasmaandag, 1 mei, Hemelvaartsdag, Pinkstermaandag, 21 juli, 15 |
augustus, 1, 2, 11 en 15 november, 25 en 26 december, alsook de bij | augustus, 1, 2, 11 en 15 november, 25 en 26 december, alsook de bij |
decreet of bij besluit van de Regering vastgestelde dagen. | decreet of bij besluit van de Regering vastgestelde dagen. |
Art. 14.Dit besluit treedt in werking voor de duur van twee jaar de |
Art. 14.Dit besluit treedt in werking voor de duur van twee jaar de |
dag waarop het wordt aangenomen. De jaarlijkse toelagen die vóór het | dag waarop het wordt aangenomen. De jaarlijkse toelagen die vóór het |
verstrijken van de geldigheidsduur van het besluit zijn goedgekeurd, | verstrijken van de geldigheidsduur van het besluit zijn goedgekeurd, |
worden verder uitbetaald. | worden verder uitbetaald. |
Art. 15.De Minister bevoegd inzake Werkgelegenheid wordt belast met |
Art. 15.De Minister bevoegd inzake Werkgelegenheid wordt belast met |
de uitvoering van voorliggend besluit. | de uitvoering van voorliggend besluit. |
Eupen, 29 april 2010. | Eupen, 29 april 2010. |
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, | Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, |
De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, | De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, |
K.-H. LAMBERTZ | K.-H. LAMBERTZ |
De Minister van Onderwijs, Opleiding en Werkgelegenheid, | De Minister van Onderwijs, Opleiding en Werkgelegenheid, |
O. PAASCH | O. PAASCH |