← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 161/2023 van 23 november 2023 Rolnummers 7950 en 7951 In
zake : de prejudiciële vragen over artikel 65/1 van de wet van 16 maart 1968 « betreffende de politie
over het wegverkeer », gesteld door de Politierechtbank O Het
Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 161/2023 van 23 november 2023 Rolnummers 7950 en 7951 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 65/1 van de wet van 16 maart 1968 « betreffende de politie over het wegverkeer », gesteld door de Politierechtbank O Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters(...) | Uittreksel uit arrest nr. 161/2023 van 23 november 2023 Rolnummers 7950 en 7951 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 65/1 van de wet van 16 maart 1968 « betreffende de politie over het wegverkeer », gesteld door de Politierechtbank O Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters(...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 161/2023 van 23 november 2023 | Uittreksel uit arrest nr. 161/2023 van 23 november 2023 |
| Rolnummers 7950 en 7951 | Rolnummers 7950 en 7951 |
| In zake : de prejudiciële vragen over artikel 65/1 van de wet van 16 | In zake : de prejudiciële vragen over artikel 65/1 van de wet van 16 |
| maart 1968 « betreffende de politie over het wegverkeer », gesteld | maart 1968 « betreffende de politie over het wegverkeer », gesteld |
| door de Politierechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Aalst. | door de Politierechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Aalst. |
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
| samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de | samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de |
| rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, D. Pieters, S. | rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, D. Pieters, S. |
| de Bethune, E. Bribosia, W. Verrijdt, K. Jadin en M. Plovie, | de Bethune, E. Bribosia, W. Verrijdt, K. Jadin en M. Plovie, |
| bijgestaan door de griffier N. Dupont, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier N. Dupont, onder voorzitterschap van |
| voorzitter L. Lavrysen, | voorzitter L. Lavrysen, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
| Bij twee vonnissen van 27 februari 2023, waarvan de expedities ter | Bij twee vonnissen van 27 februari 2023, waarvan de expedities ter |
| griffie van het Hof zijn ingekomen op 14 maart 2023, heeft de | griffie van het Hof zijn ingekomen op 14 maart 2023, heeft de |
| Politierechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Aalst, de volgende | Politierechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Aalst, de volgende |
| prejudiciële vraag gesteld : | prejudiciële vraag gesteld : |
| « Schendt artikel 65/1 van de Wet van 16 maart 1968 betreffende de | « Schendt artikel 65/1 van de Wet van 16 maart 1968 betreffende de |
| politie over het wegverkeer, zoals ingevoegd door art. 29 van Wet van | politie over het wegverkeer, zoals ingevoegd door art. 29 van Wet van |
| 28.11.2021 om justitie menselijker, sneller en straffer te maken, | 28.11.2021 om justitie menselijker, sneller en straffer te maken, |
| samen gelezen met art. 65 Wegverkeerswet en art. 216bis Wetboek van | samen gelezen met art. 65 Wegverkeerswet en art. 216bis Wetboek van |
| Strafvordering, de bepalingen over de fundamentele rechten en | Strafvordering, de bepalingen over de fundamentele rechten en |
| vrijheden gewaarborgd in titel II van de Grondwet, (met name de | vrijheden gewaarborgd in titel II van de Grondwet, (met name de |
| artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet) én artikel 6.1 E.V.R.M., art. | artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet) én artikel 6.1 E.V.R.M., art. |
| 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM, art. 14.7 IVBPR, en het algemeen | 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM, art. 14.7 IVBPR, en het algemeen |
| rechtsbeginsel non bis in idem in de interpretatie dat deze bepaling, | rechtsbeginsel non bis in idem in de interpretatie dat deze bepaling, |
| het openbaar ministerie toelaat na het uitvaardigen van een bevel tot | het openbaar ministerie toelaat na het uitvaardigen van een bevel tot |
| betaling alsnog over te gaan tot het instellen van een vordering door | betaling alsnog over te gaan tot het instellen van een vordering door |
| dagvaarding voor de bevoegde Politierechtbank ? ». | dagvaarding voor de bevoegde Politierechtbank ? ». |
| Die zaken, ingeschreven onder de nummers 7950 en 7951 van de rol van | Die zaken, ingeschreven onder de nummers 7950 en 7951 van de rol van |
| het Hof, werden samengevoegd. | het Hof, werden samengevoegd. |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. In rechte |
| (...) | (...) |
| Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling | Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling |
| B.1. Artikel 65/1 van de wet van 16 maart 1968 « betreffende de | B.1. Artikel 65/1 van de wet van 16 maart 1968 « betreffende de |
| politie over het wegverkeer » (hierna : de Wegverkeerswet) heeft | politie over het wegverkeer » (hierna : de Wegverkeerswet) heeft |
| betrekking op het bevel tot betalen dat de procureur des Konings onder | betrekking op het bevel tot betalen dat de procureur des Konings onder |
| bepaalde voorwaarden kan geven aan personen wegens het plegen van een | bepaalde voorwaarden kan geven aan personen wegens het plegen van een |
| verkeersmisdrijf. | verkeersmisdrijf. |
| Dat artikel, zoals laatst gewijzigd bij artikel 29 van de wet van 28 | Dat artikel, zoals laatst gewijzigd bij artikel 29 van de wet van 28 |
| november 2021 « om justitie menselijker, sneller en straffer te maken | november 2021 « om justitie menselijker, sneller en straffer te maken |
| » (hierna : de wet van 28 november 2021), bepaalt : | » (hierna : de wet van 28 november 2021), bepaalt : |
| « § 1. Wanneer de in artikel 216bis, § 1, van het Wetboek van | « § 1. Wanneer de in artikel 216bis, § 1, van het Wetboek van |
| Strafvordering bedoelde geldsom niet binnen de bepaalde termijn wordt | Strafvordering bedoelde geldsom niet binnen de bepaalde termijn wordt |
| betaald, kan de procureur des Konings aan de overtreder een bevel | betaald, kan de procureur des Konings aan de overtreder een bevel |
| geven tot betalen van de op deze overtreding toepasselijke geldsom, | geven tot betalen van de op deze overtreding toepasselijke geldsom, |
| verhoogd met 35 % en desgevallend met de bijdrage voor het bijzonder | verhoogd met 35 % en desgevallend met de bijdrage voor het bijzonder |
| Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan | Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan |
| de occasionele redders. Daarnaast wordt er ook een administratieve | de occasionele redders. Daarnaast wordt er ook een administratieve |
| toeslag van 25,32 euro, zoals bedoeld in titel 4 van de programmawet | toeslag van 25,32 euro, zoals bedoeld in titel 4 van de programmawet |
| van 21 juni 2021, geheven. Het bedrag van deze administratieve toeslag | van 21 juni 2021, geheven. Het bedrag van deze administratieve toeslag |
| wordt elk jaar op 1 januari automatisch aangepast in functie van de | wordt elk jaar op 1 januari automatisch aangepast in functie van de |
| evolutie van de consumptieprijsindex van de maand november van het | evolutie van de consumptieprijsindex van de maand november van het |
| voorgaande jaar. De door de overtreder verrichte betalingen worden | voorgaande jaar. De door de overtreder verrichte betalingen worden |
| eerst op de bijdrage voor het bijzonder Fonds tot hulp aan de | eerst op de bijdrage voor het bijzonder Fonds tot hulp aan de |
| slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele | slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele |
| redders toegerekend en daarna op deze administratieve toeslag. De | redders toegerekend en daarna op deze administratieve toeslag. De |
| procureur des Konings bepaalt op welke wijze de betaling geschiedt. | procureur des Konings bepaalt op welke wijze de betaling geschiedt. |
| De betaling moet gebeuren binnen een termijn van dertig dagen volgend | De betaling moet gebeuren binnen een termijn van dertig dagen volgend |
| op de dag van ontvangst van het bevel. | op de dag van ontvangst van het bevel. |
| Dit bevel wordt per aangetekende zending, per gerechtsbrief of | Dit bevel wordt per aangetekende zending, per gerechtsbrief of |
| overeenkomstig artikel 32ter van het Gerechtelijk Wetboek verstuurd | overeenkomstig artikel 32ter van het Gerechtelijk Wetboek verstuurd |
| aan de overtreder en bevat ten minste : | aan de overtreder en bevat ten minste : |
| 1° de dagtekening; | 1° de dagtekening; |
| 2° de ten laste gelegde feiten en de geschonden wetsbepalingen; | 2° de ten laste gelegde feiten en de geschonden wetsbepalingen; |
| 3° de datum, het tijdstip en de plaats van de overtreding; | 3° de datum, het tijdstip en de plaats van de overtreding; |
| 4° de identiteit van de overtreder; | 4° de identiteit van de overtreder; |
| 5° het nummer van het proces-verbaal; | 5° het nummer van het proces-verbaal; |
| 6° het bedrag van de te betalen geldsom; | 6° het bedrag van de te betalen geldsom; |
| 7° de dag waarop de som uiterlijk moet worden betaald; | 7° de dag waarop de som uiterlijk moet worden betaald; |
| 8° de wijze waarop en de termijn waarbinnen het beroep kan worden | 8° de wijze waarop en de termijn waarbinnen het beroep kan worden |
| ingesteld, alsook de bevoegde politierechtbank. | ingesteld, alsook de bevoegde politierechtbank. |
| Het bevel tot betalen wordt geacht te zijn ontvangen de tiende werkdag | Het bevel tot betalen wordt geacht te zijn ontvangen de tiende werkdag |
| na de dagtekening van het bevel tot betalen bedoeld in het derde lid, | na de dagtekening van het bevel tot betalen bedoeld in het derde lid, |
| 1°. | 1°. |
| De betaling binnen deze termijn doet de strafvordering vervallen. | De betaling binnen deze termijn doet de strafvordering vervallen. |
| § 2. De persoon die het bevel tot betalen heeft ontvangen of diens | § 2. De persoon die het bevel tot betalen heeft ontvangen of diens |
| advocaat kan binnen dertig dagen volgend op de dag van ontvangst van | advocaat kan binnen dertig dagen volgend op de dag van ontvangst van |
| het bevel tot betalen beroep aantekenen bij de politierechtbank | het bevel tot betalen beroep aantekenen bij de politierechtbank |
| bevoegd volgens de plaats van de overtreding. Het beroep wordt | bevoegd volgens de plaats van de overtreding. Het beroep wordt |
| ingesteld bij een verzoekschrift dat neergelegd wordt op de griffie | ingesteld bij een verzoekschrift dat neergelegd wordt op de griffie |
| van de bevoegde politierechtbank of bij een aangetekende zending of | van de bevoegde politierechtbank of bij een aangetekende zending of |
| via elektronische post die aan de griffie worden verzonden. In die | via elektronische post die aan de griffie worden verzonden. In die |
| laatste gevallen geldt de datum van verzending van de aangetekende | laatste gevallen geldt de datum van verzending van de aangetekende |
| zending of van de elektronische post als datum waarop het | zending of van de elektronische post als datum waarop het |
| verzoekschrift werd ingediend. De aangetekende zending wordt geacht te | verzoekschrift werd ingediend. De aangetekende zending wordt geacht te |
| zijn verzonden de derde werkdag voor de ontvangst ervan op de griffie. | zijn verzonden de derde werkdag voor de ontvangst ervan op de griffie. |
| Op straffe van nietigheid vermeldt het verzoekschrift : | Op straffe van nietigheid vermeldt het verzoekschrift : |
| 1° de naam, de voornaam en de woonplaats van de partij die beroep | 1° de naam, de voornaam en de woonplaats van de partij die beroep |
| aantekent; | aantekent; |
| 2° het nummer van het proces-verbaal of het systeemnummer dat wordt | 2° het nummer van het proces-verbaal of het systeemnummer dat wordt |
| vermeld op het bevel tot betalen; | vermeld op het bevel tot betalen; |
| 3° dat het om een beroep tegen het bevel tot betalen gaat; | 3° dat het om een beroep tegen het bevel tot betalen gaat; |
| 4° de redenen van het beroep. | 4° de redenen van het beroep. |
| Het verzoekschrift houdt keuze van woonplaats in België in, indien de | Het verzoekschrift houdt keuze van woonplaats in België in, indien de |
| verzoeker er zijn woonplaats niet heeft. | verzoeker er zijn woonplaats niet heeft. |
| Het verzoekschrift wordt ingeschreven in het daartoe bestemde | Het verzoekschrift wordt ingeschreven in het daartoe bestemde |
| register. | register. |
| De verjaring van de strafvordering wordt geschorst vanaf de dag dat | De verjaring van de strafvordering wordt geschorst vanaf de dag dat |
| het verzoekschrift wordt ingediend, tot de dag van het definitieve | het verzoekschrift wordt ingediend, tot de dag van het definitieve |
| vonnis. | vonnis. |
| De verzoeker wordt binnen een termijn van dertig dagen vanaf de | De verzoeker wordt binnen een termijn van dertig dagen vanaf de |
| inschrijving in het daartoe bestemde register door de griffier per | inschrijving in het daartoe bestemde register door de griffier per |
| gerechtsbrief, per aangetekende zending of overeenkomstig artikel | gerechtsbrief, per aangetekende zending of overeenkomstig artikel |
| 32ter van het Gerechtelijk Wetboek opgeroepen om te verschijnen op de | 32ter van het Gerechtelijk Wetboek opgeroepen om te verschijnen op de |
| zitting die de rechter bepaalt. De griffier zendt een kopie van het | zitting die de rechter bepaalt. De griffier zendt een kopie van het |
| verzoekschrift over aan de procureur des Konings en deelt hem de datum | verzoekschrift over aan de procureur des Konings en deelt hem de datum |
| van de zitting mee. | van de zitting mee. |
| Het beroep maakt de zaak in zijn geheel aanhangig voor de | Het beroep maakt de zaak in zijn geheel aanhangig voor de |
| strafrechtelijke kamer van de politierechtbank die eerst de | strafrechtelijke kamer van de politierechtbank die eerst de |
| ontvankelijkheid van het beroep beoordeelt. | ontvankelijkheid van het beroep beoordeelt. |
| Indien het beroep ontvankelijk wordt verklaard, wordt het bevel tot | Indien het beroep ontvankelijk wordt verklaard, wordt het bevel tot |
| betalen als niet bestaande beschouwd. De rechtbank beoordeelt de | betalen als niet bestaande beschouwd. De rechtbank beoordeelt de |
| overtredingen die aan de grondslag liggen van het bevel tot betalen, | overtredingen die aan de grondslag liggen van het bevel tot betalen, |
| ten gronde en maakt, indien deze bewezen worden verklaard, toepassing | ten gronde en maakt, indien deze bewezen worden verklaard, toepassing |
| van de strafwet. | van de strafwet. |
| De bij verstek veroordeelde kan tegen het vonnis in verzet komen | De bij verstek veroordeelde kan tegen het vonnis in verzet komen |
| overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 187 van het Wetboek van | overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 187 van het Wetboek van |
| strafvordering. | strafvordering. |
| Tegen de beslissing van de politierechtbank kan hoger beroep worden | Tegen de beslissing van de politierechtbank kan hoger beroep worden |
| ingesteld volgens de bepalingen opgenomen in het Wetboek van | ingesteld volgens de bepalingen opgenomen in het Wetboek van |
| strafvordering. | strafvordering. |
| § 3. De niet-betaalde bevelen tot betalen, waartegen geen beroep is | § 3. De niet-betaalde bevelen tot betalen, waartegen geen beroep is |
| aangetekend, en die dus invorderbaar zijn, worden door de procureur | aangetekend, en die dus invorderbaar zijn, worden door de procureur |
| des Konings of de door hem aangestelde parketjurist uitvoerbaar | des Konings of de door hem aangestelde parketjurist uitvoerbaar |
| verklaard. | verklaard. |
| § 4. [...] | § 4. [...] |
| § 5. Onverminderd de toepassing van artikel 27 van de wet van 5 | § 5. Onverminderd de toepassing van artikel 27 van de wet van 5 |
| augustus 2006 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse | augustus 2006 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse |
| erkenning van beslissingen in strafzaken tussen de lidstaten van de | erkenning van beslissingen in strafzaken tussen de lidstaten van de |
| Europese Unie, geeft de procureur des Konings opdracht aan de | Europese Unie, geeft de procureur des Konings opdracht aan de |
| administratie, die binnen de Federale Overheidsdienst Financiën | administratie, die binnen de Federale Overheidsdienst Financiën |
| bevoegd is voor de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen om | bevoegd is voor de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen om |
| de geldsommen opgenomen in de in paragraaf 3 bedoelde uitvoerbare | de geldsommen opgenomen in de in paragraaf 3 bedoelde uitvoerbare |
| titels in te vorderen, volgens de regels van toepassing op de | titels in te vorderen, volgens de regels van toepassing op de |
| gedwongen tenuitvoerlegging van strafrechtelijke geldboeten, met | gedwongen tenuitvoerlegging van strafrechtelijke geldboeten, met |
| inbegrip van het vereenvoudigd derdenbeslag bedoeld in artikel 101 van | inbegrip van het vereenvoudigd derdenbeslag bedoeld in artikel 101 van |
| het Algemeen Reglement op de gerechtskosten in strafzaken. | het Algemeen Reglement op de gerechtskosten in strafzaken. |
| § 6. De invordering gebeurt op basis van een uittreksel uit de in | § 6. De invordering gebeurt op basis van een uittreksel uit de in |
| paragraaf 3 bedoelde uitvoerbare titels, opgemaakt door de ambtenaren | paragraaf 3 bedoelde uitvoerbare titels, opgemaakt door de ambtenaren |
| van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de invordering. | van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de invordering. |
| [...] | [...] |
| § 7. [...] | § 7. [...] |
| § 8. Als de overtreder aantoont dat hij geen kennis heeft kunnen nemen | § 8. Als de overtreder aantoont dat hij geen kennis heeft kunnen nemen |
| van het bevel tot betalen binnen de in paragraaf 2 bedoelde termijn om | van het bevel tot betalen binnen de in paragraaf 2 bedoelde termijn om |
| beroep in te dienen, kan hij dit beroep alsnog indienen binnen een | beroep in te dienen, kan hij dit beroep alsnog indienen binnen een |
| termijn van vijftien dagen volgend op de dag waarop hij van dit bevel | termijn van vijftien dagen volgend op de dag waarop hij van dit bevel |
| kennis heeft gekregen of volgend op de eerste daad van invordering van | kennis heeft gekregen of volgend op de eerste daad van invordering van |
| de geldsom door of op vervolging van de bevoegde administratie van de | de geldsom door of op vervolging van de bevoegde administratie van de |
| Federale Overheidsdienst Financiën. De in paragraaf 2 bedoelde | Federale Overheidsdienst Financiën. De in paragraaf 2 bedoelde |
| bepalingen zijn van toepassing. | bepalingen zijn van toepassing. |
| In dat geval is de verjaring van de strafvordering geschorst vanaf de | In dat geval is de verjaring van de strafvordering geschorst vanaf de |
| dag waarop het bevel tot betalen van rechtswege uitvoerbaar is | dag waarop het bevel tot betalen van rechtswege uitvoerbaar is |
| geworden tot de dag waarop de overtreder het beroep indient. | geworden tot de dag waarop de overtreder het beroep indient. |
| § 9. De artikelen 49 en 96 van het Strafwetboek en de wet van 1 | § 9. De artikelen 49 en 96 van het Strafwetboek en de wet van 1 |
| augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen gewijzigd bij de | augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen gewijzigd bij de |
| programmawet van 27 december 2004, zijn op deze procedure van | programmawet van 27 december 2004, zijn op deze procedure van |
| toepassing. | toepassing. |
| § 10. Wanneer de administratie die binnen de Federale Overheidsdienst | § 10. Wanneer de administratie die binnen de Federale Overheidsdienst |
| Financiën bevoegd is voor de invordering van de niet-fiscale | Financiën bevoegd is voor de invordering van de niet-fiscale |
| schuldvorderingen, de in paragraaf 1 bedoelde geldsom niet kan | schuldvorderingen, de in paragraaf 1 bedoelde geldsom niet kan |
| invorderen binnen een termijn van drie jaar na de ontvangst van de | invorderen binnen een termijn van drie jaar na de ontvangst van de |
| uitvoerbare titel, deelt zij dit mee aan de procureur des Konings. De | uitvoerbare titel, deelt zij dit mee aan de procureur des Konings. De |
| procureur des Konings beveelt onverwijld de schorsing van het recht | procureur des Konings beveelt onverwijld de schorsing van het recht |
| tot sturen in hoofde van de overtreder van een motorvoertuig en deelt | tot sturen in hoofde van de overtreder van een motorvoertuig en deelt |
| dit mee aan de overtreder. | dit mee aan de overtreder. |
| [...] ». | [...] ». |
| B.2.1. Het bevel tot betalen is initieel ingevoerd bij de wet van 22 | B.2.1. Het bevel tot betalen is initieel ingevoerd bij de wet van 22 |
| april 2012 « betreffende de invoering van het bevel tot betalen na | april 2012 « betreffende de invoering van het bevel tot betalen na |
| inbreuken op de wetgeving inzake het wegverkeer » (hierna : de wet van | inbreuken op de wetgeving inzake het wegverkeer » (hierna : de wet van |
| 22 april 2012) en had tot doel « te voorkomen dat boetes onbetaald | 22 april 2012) en had tot doel « te voorkomen dat boetes onbetaald |
| zouden blijven en de politieparketten te ontlasten » (Parl. St., | zouden blijven en de politieparketten te ontlasten » (Parl. St., |
| Kamer, 2011-2012, DOC 53-2074/002, p. 3) : | Kamer, 2011-2012, DOC 53-2074/002, p. 3) : |
| « Het bevel tot betalen wordt na de onmiddellijke inning en eventueel | « Het bevel tot betalen wordt na de onmiddellijke inning en eventueel |
| de minnelijke schikking en vóór de dagvaarding voor de | de minnelijke schikking en vóór de dagvaarding voor de |
| politierechtbank geschoven zonder dat de overtreder enig recht | politierechtbank geschoven zonder dat de overtreder enig recht |
| verliest of de bevoegdheden van de rechtbank worden ingekort » | verliest of de bevoegdheden van de rechtbank worden ingekort » |
| (ibid.). | (ibid.). |
| De parlementaire voorbereiding van de programmawet van 25 december | De parlementaire voorbereiding van de programmawet van 25 december |
| 2016, die het bij de wet van 22 april 2012 in de Wegverkeerswet | 2016, die het bij de wet van 22 april 2012 in de Wegverkeerswet |
| ingevoegde artikel 65/1 heeft vervangen, vermeldt : | ingevoegde artikel 65/1 heeft vervangen, vermeldt : |
| « Het [...] is de laatste stap in de procedure van een eventueel | « Het [...] is de laatste stap in de procedure van een eventueel |
| verval van de strafvordering tegen betaling van een som » (Parl. St., | verval van de strafvordering tegen betaling van een som » (Parl. St., |
| Kamer, 2016-2017, DOC 54-2208/001, p. 28). | Kamer, 2016-2017, DOC 54-2208/001, p. 28). |
| B.2.2. De proceseconomie vormde aldus één van de redenen tot het | B.2.2. De proceseconomie vormde aldus één van de redenen tot het |
| invoeren van het bevel tot betalen in de Wegverkeerswet. De overtreder | invoeren van het bevel tot betalen in de Wegverkeerswet. De overtreder |
| die niet betaalt en niet ingaat op een voorstel tot minnelijke | die niet betaalt en niet ingaat op een voorstel tot minnelijke |
| schikking, ontvangt een van rechtswege uitvoerbaar bevel tot betalen, | schikking, ontvangt een van rechtswege uitvoerbaar bevel tot betalen, |
| waardoor de procureur des Konings geen beroep moet doen op de | waardoor de procureur des Konings geen beroep moet doen op de |
| strafrechter om de overtreder tot effectieve betaling te dwingen. | strafrechter om de overtreder tot effectieve betaling te dwingen. |
| Het bevel tot betalen is in beginsel de vijfde aanmaning tot betalen : | Het bevel tot betalen is in beginsel de vijfde aanmaning tot betalen : |
| « De overtreder krijgt namelijk een onmiddellijke inning, een rappel | « De overtreder krijgt namelijk een onmiddellijke inning, een rappel |
| daarvan, een minnelijke schikking en opnieuw een rappel alvorens er | daarvan, een minnelijke schikking en opnieuw een rappel alvorens er |
| een bevel tot betalen wordt uitgevaardigd » (Parl. St., Kamer, | een bevel tot betalen wordt uitgevaardigd » (Parl. St., Kamer, |
| 2016-2017, DOC 54-2208/001, p. 29). De overtreder heeft derhalve reeds | 2016-2017, DOC 54-2208/001, p. 29). De overtreder heeft derhalve reeds |
| op verschillende ogenblikken de kans gehad de strafvordering te doen | op verschillende ogenblikken de kans gehad de strafvordering te doen |
| vervallen door het betalen van de verkeersboete. | vervallen door het betalen van de verkeersboete. |
| Ten gronde | Ten gronde |
| B.3.1. In de interpretatie van het verwijzende rechtscollege laat | B.3.1. In de interpretatie van het verwijzende rechtscollege laat |
| artikel 65/1 van de Wegverkeerswet toe dat het openbaar ministerie, | artikel 65/1 van de Wegverkeerswet toe dat het openbaar ministerie, |
| nadat het een bevel tot betalen heeft gegeven dat niet werd betaald | nadat het een bevel tot betalen heeft gegeven dat niet werd betaald |
| binnen een termijn van dertig dagen volgend op de dag van ontvangst, | binnen een termijn van dertig dagen volgend op de dag van ontvangst, |
| de overtreder dagvaardt voor de strafrechter en dus de strafvordering | de overtreder dagvaardt voor de strafrechter en dus de strafvordering |
| op gang brengt. | op gang brengt. |
| B.3.2. Het staat in de regel aan het verwijzende rechtscollege om de | B.3.2. Het staat in de regel aan het verwijzende rechtscollege om de |
| bepalingen die het van toepassing acht te interpreteren, onder | bepalingen die het van toepassing acht te interpreteren, onder |
| voorbehoud van een kennelijk verkeerde lezing van de in het geding | voorbehoud van een kennelijk verkeerde lezing van de in het geding |
| zijnde bepaling, wat te dezen niet het geval is. | zijnde bepaling, wat te dezen niet het geval is. |
| Artikel 65/1, § 1, vijfde lid, van de Wegverkeerswet, zoals ingevoegd | Artikel 65/1, § 1, vijfde lid, van de Wegverkeerswet, zoals ingevoegd |
| bij artikel 29 van de wet van 28 november 2021 « om justitie | bij artikel 29 van de wet van 28 november 2021 « om justitie |
| menselijker, sneller en straffer te maken », bepaalt immers enkel dat | menselijker, sneller en straffer te maken », bepaalt immers enkel dat |
| de betaling binnen een termijn van dertig dagen volgend op de dag van | de betaling binnen een termijn van dertig dagen volgend op de dag van |
| ontvangst van het bevel « de strafvordering [doet] vervallen ». Uit | ontvangst van het bevel « de strafvordering [doet] vervallen ». Uit |
| artikel 65/1 van de Wegverkeerswet kan daarentegen niet worden | artikel 65/1 van de Wegverkeerswet kan daarentegen niet worden |
| afgeleid dat het geven van een bevel tot betalen op zich tot het | afgeleid dat het geven van een bevel tot betalen op zich tot het |
| verval van de strafvordering zou leiden. Die bepaling verhindert het | verval van de strafvordering zou leiden. Die bepaling verhindert het |
| openbaar ministerie niet om, in overeenstemming met artikel 28quater | openbaar ministerie niet om, in overeenstemming met artikel 28quater |
| van het Wetboek van strafvordering, te oordelen over de opportuniteit | van het Wetboek van strafvordering, te oordelen over de opportuniteit |
| van de vervolging en de strafvordering op gang te brengen zolang die | van de vervolging en de strafvordering op gang te brengen zolang die |
| niet is vervallen. | niet is vervallen. |
| B.4. Het verwijzende rechtscollege stelt vast dat artikel 65/1 van de | B.4. Het verwijzende rechtscollege stelt vast dat artikel 65/1 van de |
| Wegverkeerswet niet erin voorziet dat, in geval van een dagvaarding | Wegverkeerswet niet erin voorziet dat, in geval van een dagvaarding |
| door het openbaar ministerie, het bevel tot betalen voor niet | door het openbaar ministerie, het bevel tot betalen voor niet |
| bestaande wordt gehouden, in tegenstelling tot wat het geval is | bestaande wordt gehouden, in tegenstelling tot wat het geval is |
| wanneer de overtreder tegen het bevel tot betalen een beroep instelt | wanneer de overtreder tegen het bevel tot betalen een beroep instelt |
| bij de politierechtbank (artikel 65/1, § 2, achtste lid, van de | bij de politierechtbank (artikel 65/1, § 2, achtste lid, van de |
| Wegverkeerswet). Het vraagt daarom aan het Hof na te gaan of die | Wegverkeerswet). Het vraagt daarom aan het Hof na te gaan of die |
| bepaling, in de in B.3.1 vermelde interpretatie, bestaanbaar is met de | bepaling, in de in B.3.1 vermelde interpretatie, bestaanbaar is met de |
| artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met | artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met |
| artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de | artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de |
| mens, met artikel 14, lid 7, van het Internationaal Verdrag inzake | mens, met artikel 14, lid 7, van het Internationaal Verdrag inzake |
| burgerrechten en politieke rechten, met artikel 4 van het Protocol nr. | burgerrechten en politieke rechten, met artikel 4 van het Protocol nr. |
| 7 bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met het | 7 bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met het |
| algemeen rechtsbeginsel non bis in idem. | algemeen rechtsbeginsel non bis in idem. |
| B.5. De prejudiciële vraag vermeldt niet in welk opzicht artikel 65/1 | B.5. De prejudiciële vraag vermeldt niet in welk opzicht artikel 65/1 |
| van de Wegverkeerswet afbreuk zou kunnen doen aan artikel 13 van de | van de Wegverkeerswet afbreuk zou kunnen doen aan artikel 13 van de |
| Grondwet of aan artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de | Grondwet of aan artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de |
| rechten van de mens, in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 | rechten van de mens, in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 |
| van de Grondwet. Wanneer, daarenboven, zoals dat te dezen het geval | van de Grondwet. Wanneer, daarenboven, zoals dat te dezen het geval |
| is, zulks evenmin uit de verwijzingsbeslissing kan worden afgeleid, | is, zulks evenmin uit de verwijzingsbeslissing kan worden afgeleid, |
| beschikt het Hof niet over de noodzakelijke elementen om uitspraak te | beschikt het Hof niet over de noodzakelijke elementen om uitspraak te |
| doen. | doen. |
| In zoverre het Hof wordt gevraagd om artikel 65/1 van de | In zoverre het Hof wordt gevraagd om artikel 65/1 van de |
| Wegverkeerswet te toetsen aan artikel 13 van de Grondwet en aan | Wegverkeerswet te toetsen aan artikel 13 van de Grondwet en aan |
| artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de | artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de |
| mens, in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, | mens, in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, |
| is de prejudiciële vraag niet ontvankelijk. | is de prejudiciële vraag niet ontvankelijk. |
| B.6.1. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet hebben een algemene | B.6.1. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet hebben een algemene |
| draagwijdte. Zij verbieden elke discriminatie, ongeacht de oorsprong | draagwijdte. Zij verbieden elke discriminatie, ongeacht de oorsprong |
| ervan : de grondwettelijke regels van de gelijkheid en van de | ervan : de grondwettelijke regels van de gelijkheid en van de |
| niet-discriminatie zijn toepasselijk ten aanzien van alle rechten en | niet-discriminatie zijn toepasselijk ten aanzien van alle rechten en |
| alle vrijheden, met inbegrip van die welke voortvloeien uit | alle vrijheden, met inbegrip van die welke voortvloeien uit |
| internationale verdragen die België binden. | internationale verdragen die België binden. |
| B.6.2. Artikel 4 van het Protocol nr. 7 bij het Europees Verdrag voor | B.6.2. Artikel 4 van het Protocol nr. 7 bij het Europees Verdrag voor |
| de rechten van de mens bepaalt : | de rechten van de mens bepaalt : |
| « 1. Niemand wordt opnieuw berecht of gestraft in een strafrechtelijke | « 1. Niemand wordt opnieuw berecht of gestraft in een strafrechtelijke |
| procedure binnen de rechtsmacht van dezelfde Staat voor een strafbaar | procedure binnen de rechtsmacht van dezelfde Staat voor een strafbaar |
| feit waarvoor hij reeds onherroepelijk is vrijgesproken of veroordeeld | feit waarvoor hij reeds onherroepelijk is vrijgesproken of veroordeeld |
| overeenkomstig de wet en het strafprocesrecht van die Staat. | overeenkomstig de wet en het strafprocesrecht van die Staat. |
| 2. De bepalingen van het voorgaande lid beletten niet de heropening | 2. De bepalingen van het voorgaande lid beletten niet de heropening |
| van de zaak overeenkomstig de wet en het strafprocesrecht van de | van de zaak overeenkomstig de wet en het strafprocesrecht van de |
| betrokken Staat, indien er aanwijzingen zijn van nieuwe of pas aan het | betrokken Staat, indien er aanwijzingen zijn van nieuwe of pas aan het |
| licht gekomen feiten, of indien er sprake was van een fundamenteel | licht gekomen feiten, of indien er sprake was van een fundamenteel |
| gebrek in het vorige proces, die de uitkomst van de zaak zouden of zou | gebrek in het vorige proces, die de uitkomst van de zaak zouden of zou |
| kunnen beïnvloeden. | kunnen beïnvloeden. |
| 3. Afwijking van dit artikel krachtens artikel 15 van het Verdrag is | 3. Afwijking van dit artikel krachtens artikel 15 van het Verdrag is |
| niet toegestaan ». | niet toegestaan ». |
| B.6.3. Artikel 14, lid 7, van het Internationaal Verdrag inzake | B.6.3. Artikel 14, lid 7, van het Internationaal Verdrag inzake |
| burgerrechten en politieke rechten bepaalt : | burgerrechten en politieke rechten bepaalt : |
| « Niemand mag voor een tweede keer worden berecht of gestraft voor een | « Niemand mag voor een tweede keer worden berecht of gestraft voor een |
| strafbaar feit waarvoor hij reeds overeenkomstig de wet en het | strafbaar feit waarvoor hij reeds overeenkomstig de wet en het |
| procesrecht van elk land bij einduitspraak is veroordeeld of waarvan | procesrecht van elk land bij einduitspraak is veroordeeld of waarvan |
| hij is vrijgesproken ». | hij is vrijgesproken ». |
| B.6.4. Krachtens het algemeen rechtsbeginsel non bis in idem mag | B.6.4. Krachtens het algemeen rechtsbeginsel non bis in idem mag |
| niemand voor een tweede keer worden berecht of gestraft voor een | niemand voor een tweede keer worden berecht of gestraft voor een |
| strafbaar feit waarvoor hij reeds « overeenkomstig de wet en het | strafbaar feit waarvoor hij reeds « overeenkomstig de wet en het |
| procesrecht van elk land » bij einduitspraak is veroordeeld of | procesrecht van elk land » bij einduitspraak is veroordeeld of |
| waarvoor hij is vrijgesproken. Dat beginsel wordt eveneens gewaarborgd | waarvoor hij is vrijgesproken. Dat beginsel wordt eveneens gewaarborgd |
| in artikel 4 van het Protocol nr. 7 bij het Europees Verdrag voor de | in artikel 4 van het Protocol nr. 7 bij het Europees Verdrag voor de |
| rechten van de mens en artikel 14, lid 7, van het Internationaal | rechten van de mens en artikel 14, lid 7, van het Internationaal |
| Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. | Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. |
| Het beginsel non bis in idem verbiedt « een persoon te vervolgen of te | Het beginsel non bis in idem verbiedt « een persoon te vervolgen of te |
| berechten voor een tweede ` misdrijf ' voor zover identieke feiten of | berechten voor een tweede ` misdrijf ' voor zover identieke feiten of |
| feiten die in hoofdzaak dezelfde zijn, eraan ten grondslag liggen » | feiten die in hoofdzaak dezelfde zijn, eraan ten grondslag liggen » |
| (EHRM, grote kamer, 10 februari 2009, Zolotoukhine t. Rusland, | (EHRM, grote kamer, 10 februari 2009, Zolotoukhine t. Rusland, |
| ECLI:CE:ECHR:2009:0210JUD001493903, § 82). | ECLI:CE:ECHR:2009:0210JUD001493903, § 82). |
| B.7.1. Teneinde te bepalen of het beginsel non bis in idem van | B.7.1. Teneinde te bepalen of het beginsel non bis in idem van |
| toepassing is, dient vast te staan dat de in het geding zijnde | toepassing is, dient vast te staan dat de in het geding zijnde |
| maatregel van strafrechtelijke aard is (zie EHRM, grote kamer, 8 juli | maatregel van strafrechtelijke aard is (zie EHRM, grote kamer, 8 juli |
| 2019, Mihalache t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2019:0708JUD005401210, § 50; | 2019, Mihalache t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2019:0708JUD005401210, § 50; |
| grote kamer, 15 november 2016, A en B t. Noorwegen, | grote kamer, 15 november 2016, A en B t. Noorwegen, |
| ECLI:CE:ECHR:2016:1115JUD002413011, §§ 101-134; 31 mei 2011, Kurdov en | ECLI:CE:ECHR:2016:1115JUD002413011, §§ 101-134; 31 mei 2011, Kurdov en |
| Ivanov t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2011:0531JUD001613704, §§ 35-46; | Ivanov t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2011:0531JUD001613704, §§ 35-46; |
| grote kamer, 10 februari 2009, Zolotoukhine t. Rusland, voormeld, §§ | grote kamer, 10 februari 2009, Zolotoukhine t. Rusland, voormeld, §§ |
| 52-57, 70-84). | 52-57, 70-84). |
| B.7.2. Een maatregel is een strafsanctie in de zin van artikel 6, lid | B.7.2. Een maatregel is een strafsanctie in de zin van artikel 6, lid |
| 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, indien hij | 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, indien hij |
| volgens de internrechtelijke kwalificatie een strafrechtelijk karakter | volgens de internrechtelijke kwalificatie een strafrechtelijk karakter |
| heeft, of indien uit de aard van het strafbaar feit, namelijk de | heeft, of indien uit de aard van het strafbaar feit, namelijk de |
| algemene draagwijdte en het preventieve en repressieve doel van de | algemene draagwijdte en het preventieve en repressieve doel van de |
| bestraffing, blijkt dat het om een strafsanctie gaat, of nog indien | bestraffing, blijkt dat het om een strafsanctie gaat, of nog indien |
| uit de aard en de ernst van de sanctie die de betrokkene ondergaat, | uit de aard en de ernst van de sanctie die de betrokkene ondergaat, |
| blijkt dat hij een bestraffend en daardoor ontradend karakter heeft | blijkt dat hij een bestraffend en daardoor ontradend karakter heeft |
| (EHRM, grote kamer, 8 juli 2019, Mihalache t. Roemenië, voormeld, §§ | (EHRM, grote kamer, 8 juli 2019, Mihalache t. Roemenië, voormeld, §§ |
| 53-55; grote kamer, 15 november 2016, A en B t. Noorwegen, voormeld, | 53-55; grote kamer, 15 november 2016, A en B t. Noorwegen, voormeld, |
| §§ 105-107; grote kamer, 10 februari 2009, Zolotoukhine t. Rusland, | §§ 105-107; grote kamer, 10 februari 2009, Zolotoukhine t. Rusland, |
| voormeld, § 53; grote kamer, 23 november 2006, Jussila t. Finland, | voormeld, § 53; grote kamer, 23 november 2006, Jussila t. Finland, |
| ECLI:CE:ECHR:2006:1123JUD007305301, §§ 30-31). Dezelfde criteria | ECLI:CE:ECHR:2006:1123JUD007305301, §§ 30-31). Dezelfde criteria |
| gelden voor de toepassing van artikel 4 van het Protocol nr. 7 bij | gelden voor de toepassing van artikel 4 van het Protocol nr. 7 bij |
| hetzelfde Verdrag, dat een soortgelijke draagwijdte heeft als artikel | hetzelfde Verdrag, dat een soortgelijke draagwijdte heeft als artikel |
| 14, lid 7, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en | 14, lid 7, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en |
| politieke rechten (EHRM, grote kamer, 8 juli 2019, Mihalache t. | politieke rechten (EHRM, grote kamer, 8 juli 2019, Mihalache t. |
| Roemenië, voormeld, § 55; grote kamer, 15 november 2016, A en B t. | Roemenië, voormeld, § 55; grote kamer, 15 november 2016, A en B t. |
| Noorwegen, voormeld, § 107). | Noorwegen, voormeld, § 107). |
| B.7.3. De regeling van het bevel tot betalen strekt niet tot het | B.7.3. De regeling van het bevel tot betalen strekt niet tot het |
| opleggen van een straf in de zin van artikel 1 van het Strafwetboek, | opleggen van een straf in de zin van artikel 1 van het Strafwetboek, |
| maar uitsluitend tot het creëren van een uitvoerbare titel (Cass., 1 | maar uitsluitend tot het creëren van een uitvoerbare titel (Cass., 1 |
| juni 2021, P.21.0325.N, ECLI:BE:CASS:2021:CONC.20210601.2N.5, punt 3; | juni 2021, P.21.0325.N, ECLI:BE:CASS:2021:CONC.20210601.2N.5, punt 3; |
| 22 juni 2021, P.21.0478.N, ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210622.2N.17, punt | 22 juni 2021, P.21.0478.N, ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210622.2N.17, punt |
| 3). | 3). |
| Evenwel beoogt de regeling van het bevel tot betalen bij te dragen tot | Evenwel beoogt de regeling van het bevel tot betalen bij te dragen tot |
| de handhaving van de verkeerswetgeving. Het bevel tot betalen wordt | de handhaving van de verkeerswetgeving. Het bevel tot betalen wordt |
| gegeven wegens het plegen van een verkeersmisdrijf en laat de | gegeven wegens het plegen van een verkeersmisdrijf en laat de |
| procureur des Konings toe geen beroep te doen op de strafrechter om de | procureur des Konings toe geen beroep te doen op de strafrechter om de |
| overtreder tot effectieve betaling te dwingen. Die regeling heeft dus | overtreder tot effectieve betaling te dwingen. Die regeling heeft dus |
| een algemene draagwijdte en streeft zowel een preventief als een | een algemene draagwijdte en streeft zowel een preventief als een |
| repressief doel na. Het te betalen bedrag wordt bovendien vastgesteld | repressief doel na. Het te betalen bedrag wordt bovendien vastgesteld |
| op basis van de op de overtreding toepasselijke geldsom, die wordt | op basis van de op de overtreding toepasselijke geldsom, die wordt |
| verhoogd met 35 % en in voorkomend geval met de bijdrage voor het | verhoogd met 35 % en in voorkomend geval met de bijdrage voor het |
| bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke | bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke |
| gewelddaden en aan de occasionele redders, alsook met een | gewelddaden en aan de occasionele redders, alsook met een |
| administratieve toeslag (artikel 65/1, § 1, van de Wegverkeerswet). | administratieve toeslag (artikel 65/1, § 1, van de Wegverkeerswet). |
| Wanneer de bevoegde administratie de verschuldigde geldsom niet kan | Wanneer de bevoegde administratie de verschuldigde geldsom niet kan |
| invorderen binnen een termijn van drie jaar na de ontvangst van de | invorderen binnen een termijn van drie jaar na de ontvangst van de |
| uitvoerbare titel, beveelt de procureur des Konings « onverwijld de | uitvoerbare titel, beveelt de procureur des Konings « onverwijld de |
| schorsing van het recht tot sturen in hoofde van de overtreder van een | schorsing van het recht tot sturen in hoofde van de overtreder van een |
| motorvoertuig en deelt [hij] dit mee aan de overtreder » (artikel | motorvoertuig en deelt [hij] dit mee aan de overtreder » (artikel |
| 65/1, § 10, eerste lid, van de Wegverkeerswet). Het bevel tot betalen | 65/1, § 10, eerste lid, van de Wegverkeerswet). Het bevel tot betalen |
| heeft bijgevolg ook, gelet op de aard en de ernst ervan, een | heeft bijgevolg ook, gelet op de aard en de ernst ervan, een |
| bestraffend en daardoor ontradend karakter. | bestraffend en daardoor ontradend karakter. |
| Uit het bovenstaande volgt dat de regeling van het bevel tot betalen | Uit het bovenstaande volgt dat de regeling van het bevel tot betalen |
| van strafrechtelijke aard is en dat het beginsel non bis in idem, | van strafrechtelijke aard is en dat het beginsel non bis in idem, |
| zoals gewaarborgd bij artikel 4 van het Protocol nr. 7 bij het | zoals gewaarborgd bij artikel 4 van het Protocol nr. 7 bij het |
| Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 14, lid 7, van | Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 14, lid 7, van |
| het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, | het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, |
| erop van toepassing is. | erop van toepassing is. |
| B.8.1. Om te bepalen of het beginsel non bis in idem is geschonden in | B.8.1. Om te bepalen of het beginsel non bis in idem is geschonden in |
| zoverre het openbaar ministerie een persoon kan dagvaarden aan wie het | zoverre het openbaar ministerie een persoon kan dagvaarden aan wie het |
| reeds een bevel tot betalen heeft gegeven voor dezelfde feiten, dient | reeds een bevel tot betalen heeft gegeven voor dezelfde feiten, dient |
| het Hof vervolgens na te gaan in welke mate een dergelijk bevel kan | het Hof vervolgens na te gaan in welke mate een dergelijk bevel kan |
| worden beschouwd als « een vrijspraak of een veroordeling bij een | worden beschouwd als « een vrijspraak of een veroordeling bij een |
| definitieve uitspraak » (EHRM, grote kamer, 8 juli 2019, Mihalache t. | definitieve uitspraak » (EHRM, grote kamer, 8 juli 2019, Mihalache t. |
| Roemenië, voormeld, §§ 87-92). Het beginsel non bis in idem verzet | Roemenië, voormeld, §§ 87-92). Het beginsel non bis in idem verzet |
| zich immers tegen een herhaling van strafrechtelijke procedures die | zich immers tegen een herhaling van strafrechtelijke procedures die |
| definitief zijn beëindigd (ibid., § 81; EHRM, grote kamer, 10 februari | definitief zijn beëindigd (ibid., § 81; EHRM, grote kamer, 10 februari |
| 2009, Zolotoukhine t. Rusland, voormeld, § 107). | 2009, Zolotoukhine t. Rusland, voormeld, § 107). |
| De begrippen « vrijspraak » en « veroordeling » veronderstellen dat er | De begrippen « vrijspraak » en « veroordeling » veronderstellen dat er |
| een beoordeling in feite en in rechte heeft plaatsgevonden van de | een beoordeling in feite en in rechte heeft plaatsgevonden van de |
| strafrechtelijke aansprakelijkheid van de betrokkene, door een | strafrechtelijke aansprakelijkheid van de betrokkene, door een |
| instantie die daartoe bevoegd is en die daarvoor desgevallend een | instantie die daartoe bevoegd is en die daarvoor desgevallend een |
| sanctie kan opleggen (EHRM, grote kamer, 8 juli 2019, Mihalache t. | sanctie kan opleggen (EHRM, grote kamer, 8 juli 2019, Mihalache t. |
| Roemenië, voormeld, § 97). Het is niet noodzakelijk dat de vrijspraak | Roemenië, voormeld, § 97). Het is niet noodzakelijk dat de vrijspraak |
| of de veroordeling wordt uitgesproken door een rechtscollege (ibid., § | of de veroordeling wordt uitgesproken door een rechtscollege (ibid., § |
| 95). | 95). |
| Bij de beoordeling van het al dan niet definitieve karakter van de | Bij de beoordeling van het al dan niet definitieve karakter van de |
| vrijspraak of de veroordeling, moet rekening worden gehouden met de « | vrijspraak of de veroordeling, moet rekening worden gehouden met de « |
| gewone rechtsmiddelen » waarover de betrokken partijen overeenkomstig | gewone rechtsmiddelen » waarover de betrokken partijen overeenkomstig |
| het interne recht beschikken en met de termijnen om die rechtsmiddelen | het interne recht beschikken en met de termijnen om die rechtsmiddelen |
| in te stellen. Een beslissing is definitief wanneer zij onherroepelijk | in te stellen. Een beslissing is definitief wanneer zij onherroepelijk |
| is, hetgeen veronderstelt dat zij niet meer vatbaar is voor een gewoon | is, hetgeen veronderstelt dat zij niet meer vatbaar is voor een gewoon |
| rechtsmiddel, dat de partijen de gewone rechtsmiddelen hebben uitgeput | rechtsmiddel, dat de partijen de gewone rechtsmiddelen hebben uitgeput |
| of dat de termijnen om die rechtsmiddelen uit te oefenen zijn | of dat de termijnen om die rechtsmiddelen uit te oefenen zijn |
| verstreken (ibid., § 109; grote kamer, 10 februari 2009, Zolotoukhine | verstreken (ibid., § 109; grote kamer, 10 februari 2009, Zolotoukhine |
| t. Rusland, voormeld, § 107). Het interne recht moet bovendien voldoen | t. Rusland, voormeld, § 107). Het interne recht moet bovendien voldoen |
| aan het vereiste van rechtszekerheid. Zulks impliceert dat, enerzijds, | aan het vereiste van rechtszekerheid. Zulks impliceert dat, enerzijds, |
| de mogelijkheid om het rechtsmiddel in te stellen moet zijn afgebakend | de mogelijkheid om het rechtsmiddel in te stellen moet zijn afgebakend |
| in de tijd en, anderzijds, de modaliteiten om dat rechtsmiddel uit te | in de tijd en, anderzijds, de modaliteiten om dat rechtsmiddel uit te |
| oefenen duidelijk zijn voor de partijen (EHRM, grote kamer, 8 juli | oefenen duidelijk zijn voor de partijen (EHRM, grote kamer, 8 juli |
| 2019, Mihalache t. Roemenië, voormeld, § 115). | 2019, Mihalache t. Roemenië, voormeld, § 115). |
| B.8.2. De beslissing van het openbaar ministerie om een strafzaak te | B.8.2. De beslissing van het openbaar ministerie om een strafzaak te |
| seponeren, vormt geen definitieve vrijspraak of veroordeling in de zin | seponeren, vormt geen definitieve vrijspraak of veroordeling in de zin |
| van artikel 4 van het Protocol nr. 7 bij het Europees Verdrag voor de | van artikel 4 van het Protocol nr. 7 bij het Europees Verdrag voor de |
| rechten van de mens (ibid., § 96; grote kamer, 27 mei 2014, Margus t. | rechten van de mens (ibid., § 96; grote kamer, 27 mei 2014, Margus t. |
| Kroatië, ECLI:CE:ECHR:2014:0527JUD000445510, § 120). Er is daarentegen | Kroatië, ECLI:CE:ECHR:2014:0527JUD000445510, § 120). Er is daarentegen |
| sprake van een definitieve veroordeling wanneer het openbaar | sprake van een definitieve veroordeling wanneer het openbaar |
| ministerie op basis van het beschikbare bewijsmateriaal de | ministerie op basis van het beschikbare bewijsmateriaal de |
| strafrechtelijke aansprakelijkheid van een verdachte heeft beoordeeld | strafrechtelijke aansprakelijkheid van een verdachte heeft beoordeeld |
| en de strafvervolging buitengerechtelijk heeft afgehandeld door een | en de strafvervolging buitengerechtelijk heeft afgehandeld door een |
| sanctie met een repressief en bestraffend karakter op te leggen, die | sanctie met een repressief en bestraffend karakter op te leggen, die |
| uitvoerbaar is geworden na het verstrijken van een beroepstermijn | uitvoerbaar is geworden na het verstrijken van een beroepstermijn |
| (EHRM, grote kamer, 8 juli 2019, Mihalache t. Roemenië, voormeld, §§ | (EHRM, grote kamer, 8 juli 2019, Mihalache t. Roemenië, voormeld, §§ |
| 96-101). | 96-101). |
| B.9.1. Zoals is vermeld in B.3.2, doet de betaling binnen de termijn | B.9.1. Zoals is vermeld in B.3.2, doet de betaling binnen de termijn |
| van dertig dagen volgend op de dag van ontvangst van het bevel tot | van dertig dagen volgend op de dag van ontvangst van het bevel tot |
| betalen de strafvordering vervallen (artikel 65/1, § 1, vijfde lid, | betalen de strafvordering vervallen (artikel 65/1, § 1, vijfde lid, |
| van de Wegverkeerswet). Binnen diezelfde termijn kan de persoon die | van de Wegverkeerswet). Binnen diezelfde termijn kan de persoon die |
| het bevel tot betalen heeft ontvangen daartegen beroep aantekenen bij | het bevel tot betalen heeft ontvangen daartegen beroep aantekenen bij |
| de politierechtbank. Indien het beroep ontvankelijk wordt verklaard, | de politierechtbank. Indien het beroep ontvankelijk wordt verklaard, |
| wordt het bevel tot betalen als niet bestaande beschouwd (artikel | wordt het bevel tot betalen als niet bestaande beschouwd (artikel |
| 65/1, § 2, van de Wegverkeerswet). | 65/1, § 2, van de Wegverkeerswet). |
| B.9.2. Met het bevel tot betalen heeft de wetgever beoogd om het | B.9.2. Met het bevel tot betalen heeft de wetgever beoogd om het |
| openbaar ministerie in staat te stellen een uitvoerbare titel op te | openbaar ministerie in staat te stellen een uitvoerbare titel op te |
| maken, zodat geen beroep moet worden gedaan op de strafrechter om een | maken, zodat geen beroep moet worden gedaan op de strafrechter om een |
| overtreder aan wie voorafgaandelijk een minnelijke schikking is | overtreder aan wie voorafgaandelijk een minnelijke schikking is |
| voorgesteld, tot betaling te dwingen. | voorgesteld, tot betaling te dwingen. |
| B.9.3. Artikel 65/1, § 3, van de Wegverkeerswet bepaalt dat « de | B.9.3. Artikel 65/1, § 3, van de Wegverkeerswet bepaalt dat « de |
| niet-betaalde bevelen tot betalen, waartegen geen beroep is | niet-betaalde bevelen tot betalen, waartegen geen beroep is |
| aangetekend, en die dus invorderbaar zijn, [...] door de procureur des | aangetekend, en die dus invorderbaar zijn, [...] door de procureur des |
| Konings of de door hem aangestelde parketjurist uitvoerbaar [worden] | Konings of de door hem aangestelde parketjurist uitvoerbaar [worden] |
| verklaard ». Krachtens artikel 65/1, § 5, van de Wegverkeerswet geeft | verklaard ». Krachtens artikel 65/1, § 5, van de Wegverkeerswet geeft |
| « de procureur des Konings opdracht aan de administratie, die binnen | « de procureur des Konings opdracht aan de administratie, die binnen |
| de Federale Overheidsdienst Financiën bevoegd is voor de invordering | de Federale Overheidsdienst Financiën bevoegd is voor de invordering |
| van niet-fiscale schuldvorderingen om de geldsommen opgenomen in de in | van niet-fiscale schuldvorderingen om de geldsommen opgenomen in de in |
| paragraaf 3 bedoelde uitvoerbare titels in te vorderen, volgens de | paragraaf 3 bedoelde uitvoerbare titels in te vorderen, volgens de |
| regels van toepassing op de gedwongen tenuitvoerlegging van | regels van toepassing op de gedwongen tenuitvoerlegging van |
| strafrechtelijke geldboeten ». | strafrechtelijke geldboeten ». |
| Uit artikel 65/1, § 3, van de Wegverkeerswet volgt dat, opdat het | Uit artikel 65/1, § 3, van de Wegverkeerswet volgt dat, opdat het |
| bevel tot betalen gedwongen ten uitvoer kan worden gelegd, een | bevel tot betalen gedwongen ten uitvoer kan worden gelegd, een |
| uitdrukkelijke beslissing tot uitvoerbaarverklaring vanwege het | uitdrukkelijke beslissing tot uitvoerbaarverklaring vanwege het |
| openbaar ministerie vereist is. Het woord « worden » in die bepaling | openbaar ministerie vereist is. Het woord « worden » in die bepaling |
| kan redelijkerwijze niet zo worden geïnterpreteerd dat het openbaar | kan redelijkerwijze niet zo worden geïnterpreteerd dat het openbaar |
| ministerie, nadat de overtreder het bevel tot betalen niet heeft | ministerie, nadat de overtreder het bevel tot betalen niet heeft |
| betaald binnen de termijn van dertig dagen en bij gebrek aan een | betaald binnen de termijn van dertig dagen en bij gebrek aan een |
| beroep daartegen, ertoe verplicht zou zijn het bevel uitvoerbaar te | beroep daartegen, ertoe verplicht zou zijn het bevel uitvoerbaar te |
| verklaren en dus niet langer over enige beoordelingsbevoegdheid zou | verklaren en dus niet langer over enige beoordelingsbevoegdheid zou |
| beschikken om alsnog de strafvordering op gang te brengen. Een | beschikken om alsnog de strafvordering op gang te brengen. Een |
| dergelijke interpretatie zou niet verzoenbaar zijn met artikel 65/1, § | dergelijke interpretatie zou niet verzoenbaar zijn met artikel 65/1, § |
| 1, vijfde lid, van de Wegverkeerswet, waaruit volgt dat enkel de | 1, vijfde lid, van de Wegverkeerswet, waaruit volgt dat enkel de |
| betaling binnen een termijn van dertig dagen de strafvordering doet | betaling binnen een termijn van dertig dagen de strafvordering doet |
| vervallen. De beslissing om het bevel tot betalen uitvoerbaar te | vervallen. De beslissing om het bevel tot betalen uitvoerbaar te |
| verklaren dan wel de overtreder te dagvaarden, komt derhalve toe aan | verklaren dan wel de overtreder te dagvaarden, komt derhalve toe aan |
| het openbaar ministerie, dat binnen het kader van zijn beleid inzake | het openbaar ministerie, dat binnen het kader van zijn beleid inzake |
| de opsporing en de vervolging op discretionaire wijze oordeelt over de | de opsporing en de vervolging op discretionaire wijze oordeelt over de |
| opportuniteit van de vervolging (zie artikel 151, § 1, van de Grondwet | opportuniteit van de vervolging (zie artikel 151, § 1, van de Grondwet |
| en artikel 28quater, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering). | en artikel 28quater, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering). |
| B.9.4. De overtreder die, zonder beroep in te stellen, nalaat binnen | B.9.4. De overtreder die, zonder beroep in te stellen, nalaat binnen |
| de termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst gevolg te geven aan het | de termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst gevolg te geven aan het |
| bevel tot betalen, legt zijn vijfde opeenvolgende aanmaning tot | bevel tot betalen, legt zijn vijfde opeenvolgende aanmaning tot |
| betaling naast zich neer. Door erin te voorzien dat de betaling binnen | betaling naast zich neer. Door erin te voorzien dat de betaling binnen |
| een termijn van dertig dagen de strafvordering doet vervallen, geeft | een termijn van dertig dagen de strafvordering doet vervallen, geeft |
| artikel 65/1, § 1, vijfde lid, van de Wegverkeerswet duidelijk het | artikel 65/1, § 1, vijfde lid, van de Wegverkeerswet duidelijk het |
| ogenblik aan waarop de strafvordering vervalt. De overtreder weet of | ogenblik aan waarop de strafvordering vervalt. De overtreder weet of |
| behoort aldus te weten dat een gebrek aan betaling als gevolg kan | behoort aldus te weten dat een gebrek aan betaling als gevolg kan |
| hebben dat het openbaar ministerie, zolang de strafvordering niet is | hebben dat het openbaar ministerie, zolang de strafvordering niet is |
| verjaard, overgaat tot dagvaarding. Wanneer het openbaar ministerie, | verjaard, overgaat tot dagvaarding. Wanneer het openbaar ministerie, |
| in plaats van het bevel tot betalen uitvoerbaar te verklaren, de zaak | in plaats van het bevel tot betalen uitvoerbaar te verklaren, de zaak |
| aanhangig maakt bij de strafrechter, kiest het ervoor de | aanhangig maakt bij de strafrechter, kiest het ervoor de |
| strafvordering op gang te brengen, opdat de rechter de overtredingen | strafvordering op gang te brengen, opdat de rechter de overtredingen |
| die ten grondslag liggen aan het bevel tot betalen ten gronde | die ten grondslag liggen aan het bevel tot betalen ten gronde |
| beoordeelt en, indien deze bewezen worden verklaard, toepassing maakt | beoordeelt en, indien deze bewezen worden verklaard, toepassing maakt |
| van de strafwet. Die keuze van het openbaar ministerie impliceert | van de strafwet. Die keuze van het openbaar ministerie impliceert |
| noodzakelijkerwijze ook de stilzwijgende beslissing om de zaak niet | noodzakelijkerwijze ook de stilzwijgende beslissing om de zaak niet |
| langer buitengerechtelijk af te handelen en het bevel tot betalen niet | langer buitengerechtelijk af te handelen en het bevel tot betalen niet |
| uitvoerbaar te verklaren. | uitvoerbaar te verklaren. |
| B.9.5. Zodra het bevel tot betalen uitvoerbaar is verklaard | B.9.5. Zodra het bevel tot betalen uitvoerbaar is verklaard |
| overeenkomstig artikel 65/1, § 3, van de Wegverkeerswet, voorziet die | overeenkomstig artikel 65/1, § 3, van de Wegverkeerswet, voorziet die |
| bepaling evenwel niet in een mogelijkheid voor het openbaar ministerie | bepaling evenwel niet in een mogelijkheid voor het openbaar ministerie |
| om daar nog op terug te komen. Vanaf de uitvoerbaarverklaring is er | om daar nog op terug te komen. Vanaf de uitvoerbaarverklaring is er |
| bijgevolg sprake van een definitieve veroordeling in de zin van het | bijgevolg sprake van een definitieve veroordeling in de zin van het |
| beginsel non bis in idem. Dat beginsel verzet zich ertegen dat in een | beginsel non bis in idem. Dat beginsel verzet zich ertegen dat in een |
| dergelijke situatie voor in wezen dezelfde feiten de strafvordering | dergelijke situatie voor in wezen dezelfde feiten de strafvordering |
| alsnog op gang wordt gebracht door middel van een dagvaarding. | alsnog op gang wordt gebracht door middel van een dagvaarding. |
| B.10.1. Uit het bovenstaande volgt dat artikel 65/1 van de | B.10.1. Uit het bovenstaande volgt dat artikel 65/1 van de |
| Wegverkeerswet niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de | Wegverkeerswet niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de |
| Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 14, lid 7, van het | Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 14, lid 7, van het |
| Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, met | Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, met |
| artikel 4 van het Protocol nr. 7 bij het Europees Verdrag voor de | artikel 4 van het Protocol nr. 7 bij het Europees Verdrag voor de |
| rechten van de mens en met het algemeen rechtsbeginsel non bis in | rechten van de mens en met het algemeen rechtsbeginsel non bis in |
| idem, maar uitsluitend in zoverre die bepaling niet erin voorziet dat | idem, maar uitsluitend in zoverre die bepaling niet erin voorziet dat |
| de uitvoerbaarverklaring van het bevel tot betalen door het openbaar | de uitvoerbaarverklaring van het bevel tot betalen door het openbaar |
| ministerie de strafvordering doet vervallen. | ministerie de strafvordering doet vervallen. |
| B.10.2. De aldus door het Hof vastgestelde ongrondwettigheid is | B.10.2. De aldus door het Hof vastgestelde ongrondwettigheid is |
| uitgedrukt in voldoende precieze en volledige bewoordingen die | uitgedrukt in voldoende precieze en volledige bewoordingen die |
| toelaten artikel 65/1 van de Wegverkeerswet toe te passen met | toelaten artikel 65/1 van de Wegverkeerswet toe te passen met |
| inachtneming van de referentienormen op grond waarvan het Hof zijn | inachtneming van de referentienormen op grond waarvan het Hof zijn |
| toetsingsbevoegdheid uitoefent. Bijgevolg komt het, in afwachting van | toetsingsbevoegdheid uitoefent. Bijgevolg komt het, in afwachting van |
| het optreden van de wetgever, het verwijzende rechtscollege toe een | het optreden van de wetgever, het verwijzende rechtscollege toe een |
| einde te maken aan de schending van die normen, door na te gaan of het | einde te maken aan de schending van die normen, door na te gaan of het |
| openbaar ministerie, voordat het de overtreder heeft gedagvaard, het | openbaar ministerie, voordat het de overtreder heeft gedagvaard, het |
| bevel tot betalen reeds uitvoerbaar had verklaard. In dat geval dient | bevel tot betalen reeds uitvoerbaar had verklaard. In dat geval dient |
| het verwijzende rechtscollege de vordering van het openbaar ministerie | het verwijzende rechtscollege de vordering van het openbaar ministerie |
| onontvankelijk te verklaren. | onontvankelijk te verklaren. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| Artikel 65/1 van de wet van 16 maart 1968 « betreffende de politie | Artikel 65/1 van de wet van 16 maart 1968 « betreffende de politie |
| over het wegverkeer » schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, | over het wegverkeer » schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, |
| in samenhang gelezen met artikel 14, lid 7, van het Internationaal | in samenhang gelezen met artikel 14, lid 7, van het Internationaal |
| Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, met artikel 4 van | Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, met artikel 4 van |
| het Protocol nr. 7 bij het Europees Verdrag voor de rechten van de | het Protocol nr. 7 bij het Europees Verdrag voor de rechten van de |
| mens en met het algemeen rechtsbeginsel non bis in idem, in zoverre | mens en met het algemeen rechtsbeginsel non bis in idem, in zoverre |
| die bepaling niet erin voorziet dat de uitvoerbaarverklaring van het | die bepaling niet erin voorziet dat de uitvoerbaarverklaring van het |
| bevel tot betalen door het openbaar ministerie de strafvordering doet | bevel tot betalen door het openbaar ministerie de strafvordering doet |
| vervallen. | vervallen. |
| Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel |
| 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
| op 23 november 2023. | op 23 november 2023. |
| De griffier, De voorzitter, | De griffier, De voorzitter, |
| N. Dupont L. Lavrysen | N. Dupont L. Lavrysen |