← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 125/2022 van 13 oktober 2022 Rolnummer 7602 In zake :
de prejudiciële vragen over artikel 220 van de wet van 15 mei 2007 « betreffende de civiele veiligheid
», zoals gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, en artik Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit
de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechter(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 125/2022 van 13 oktober 2022 Rolnummer 7602 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 220 van de wet van 15 mei 2007 « betreffende de civiele veiligheid », zoals gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, en artik Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechter(...) | Uittreksel uit arrest nr. 125/2022 van 13 oktober 2022 Rolnummer 7602 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 220 van de wet van 15 mei 2007 « betreffende de civiele veiligheid », zoals gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, en artik Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechter(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 125/2022 van 13 oktober 2022 | Uittreksel uit arrest nr. 125/2022 van 13 oktober 2022 |
Rolnummer 7602 | Rolnummer 7602 |
In zake : de prejudiciële vragen over artikel 220 van de wet van 15 | In zake : de prejudiciële vragen over artikel 220 van de wet van 15 |
mei 2007 « betreffende de civiele veiligheid », zoals gewijzigd bij de | mei 2007 « betreffende de civiele veiligheid », zoals gewijzigd bij de |
wet van 19 april 2014, en artikel 5 van het Strafwetboek, zoals | wet van 19 april 2014, en artikel 5 van het Strafwetboek, zoals |
gewijzigd bij artikel 188 van de voormelde wet van 15 mei 2007 en vóór | gewijzigd bij artikel 188 van de voormelde wet van 15 mei 2007 en vóór |
de vervanging ervan bij de wet van 11 juli 2018, gesteld door het Hof | de vervanging ervan bij de wet van 11 juli 2018, gesteld door het Hof |
van Beroep te Luik. | van Beroep te Luik. |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de | samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de |
rechters T. Giet, M. Pâques, Y. Kherbache, D. Pieters en S. de | rechters T. Giet, M. Pâques, Y. Kherbache, D. Pieters en S. de |
Bethune, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder | Bethune, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder |
voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, | voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
Bij arrest van 20 mei 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het | Bij arrest van 20 mei 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het |
Hof is ingekomen op 16 juni 2021, heeft het Hof van Beroep te Luik de | Hof is ingekomen op 16 juni 2021, heeft het Hof van Beroep te Luik de |
volgende prejudiciële vragen gesteld : | volgende prejudiciële vragen gesteld : |
« Schenden artikel 220 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de | « Schenden artikel 220 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de |
civiele veiligheid, dat bepaalt dat de brandweerdiensten op 1 januari | civiele veiligheid, dat bepaalt dat de brandweerdiensten op 1 januari |
2015 in de hulpverleningszones worden geïntegreerd, en artikel 188 van | 2015 in de hulpverleningszones worden geïntegreerd, en artikel 188 van |
dezelfde wet, dat artikel 5 van het Strafwetboek wijzigt, zoals het | dezelfde wet, dat artikel 5 van het Strafwetboek wijzigt, zoals het |
van toepassing was vóór de wijziging ervan bij de wet van 11 juli | van toepassing was vóór de wijziging ervan bij de wet van 11 juli |
2018, en dat erin voorziet dat de hulpverleningszones strafrechtelijke | 2018, en dat erin voorziet dat de hulpverleningszones strafrechtelijke |
immuniteit genieten, artikel 12, tweede lid, van de Grondwet, al dan | immuniteit genieten, artikel 12, tweede lid, van de Grondwet, al dan |
niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor | niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor |
de rechten van de mens, in zoverre [strafrechtelijke immuniteit] wordt | de rechten van de mens, in zoverre [strafrechtelijke immuniteit] wordt |
verleend aan een hulpverleningszone die, op het ogenblik van het | verleend aan een hulpverleningszone die, op het ogenblik van het |
plegen van de strafbare feiten, strafrechtelijk aansprakelijk kon | plegen van de strafbare feiten, strafrechtelijk aansprakelijk kon |
worden gesteld, waarbij zij, door de werking van een tussenliggende | worden gesteld, waarbij zij, door de werking van een tussenliggende |
wet, van vervolging wordt vrijgesteld, zodat het strafgerecht, ten | wet, van vervolging wordt vrijgesteld, zodat het strafgerecht, ten |
koste van de voorzienbaarheid van de strafprocedure die de burgerlijke | koste van de voorzienbaarheid van de strafprocedure die de burgerlijke |
partijen gerechtigd waren te verwachten, onbevoegd wordt gemaakt om | partijen gerechtigd waren te verwachten, onbevoegd wordt gemaakt om |
kennis te nemen van die vorderingen, die door de onderzoeksgerechten | kennis te nemen van die vorderingen, die door de onderzoeksgerechten |
niet voor een vonnisgerecht zouden kunnen zijn gebracht ? | niet voor een vonnisgerecht zouden kunnen zijn gebracht ? |
In geval van een ontkennend antwoord : | In geval van een ontkennend antwoord : |
Schenden artikel 220 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele | Schenden artikel 220 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele |
veiligheid, dat bepaalt dat de brandweerdiensten op 1 januari 2015 in | veiligheid, dat bepaalt dat de brandweerdiensten op 1 januari 2015 in |
de hulpverleningszones worden geïntegreerd, en artikel 188 van | de hulpverleningszones worden geïntegreerd, en artikel 188 van |
dezelfde wet, dat artikel 5 van het Strafwetboek wijzigt, zoals het | dezelfde wet, dat artikel 5 van het Strafwetboek wijzigt, zoals het |
van toepassing was vóór de wijziging ervan bij de wet van 11 juli | van toepassing was vóór de wijziging ervan bij de wet van 11 juli |
2018, en dat erin voorziet dat de hulpverleningszones strafrechtelijke | 2018, en dat erin voorziet dat de hulpverleningszones strafrechtelijke |
immuniteit genieten, artikel 12, tweede lid, van de Grondwet, al dan | immuniteit genieten, artikel 12, tweede lid, van de Grondwet, al dan |
niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 7 van het Europees | niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 7 van het Europees |
Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 15 van het Verdrag van | Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 15 van het Verdrag van |
New York, indien zij in die zin worden geïnterpreteerd dat zij het | New York, indien zij in die zin worden geïnterpreteerd dat zij het |
strafgerecht waarbij de burgerlijke rechtsvorderingen aanhangig zijn | strafgerecht waarbij de burgerlijke rechtsvorderingen aanhangig zijn |
gemaakt die zijn ingesteld vóór de inwerkingtreding van de | gemaakt die zijn ingesteld vóór de inwerkingtreding van de |
strafrechtelijke immuniteit die aan een hulpverleningszone is | strafrechtelijke immuniteit die aan een hulpverleningszone is |
verleend, de mogelijkheid bieden niet zijn bevoegdheid te verliezen, | verleend, de mogelijkheid bieden niet zijn bevoegdheid te verliezen, |
wegens de verwijzing door de onderzoeksgerechten, om kennis te nemen | wegens de verwijzing door de onderzoeksgerechten, om kennis te nemen |
van die vorderingen, die zijn ingesteld op een ogenblik dat de | van die vorderingen, die zijn ingesteld op een ogenblik dat de |
beklaagde publiekrechtelijke rechtspersoon geen strafrechtelijke | beklaagde publiekrechtelijke rechtspersoon geen strafrechtelijke |
immuniteit genoot maar die later zal genieten, door de werking van de | immuniteit genoot maar die later zal genieten, door de werking van de |
wet, aangezien de hulpverleningszone georganiseerd is in de vorm van | wet, aangezien de hulpverleningszone georganiseerd is in de vorm van |
een intercommunale ? ». | een intercommunale ? ». |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 220 van de | B.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 220 van de |
wet van 15 mei 2007 « betreffende de civiele veiligheid » (hierna : de | wet van 15 mei 2007 « betreffende de civiele veiligheid » (hierna : de |
wet van 15 mei 2007), zoals gewijzigd bij de wet van 19 april 2014 « | wet van 15 mei 2007), zoals gewijzigd bij de wet van 19 april 2014 « |
tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de | tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de |
operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de | operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de |
Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische | Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische |
Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de | Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de |
civiele veiligheid » (hierna : de wet van 19 april 2014), en op | civiele veiligheid » (hierna : de wet van 19 april 2014), en op |
artikel 5 van het Strafwetboek, zoals gewijzigd bij artikel 188 van de | artikel 5 van het Strafwetboek, zoals gewijzigd bij artikel 188 van de |
wet van 15 mei 2007, vóór de vervanging ervan bij de wet van 11 juli | wet van 15 mei 2007, vóór de vervanging ervan bij de wet van 11 juli |
2018 « tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van | 2018 « tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van |
het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke | het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke |
verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft », (hierna : de wet | verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft », (hierna : de wet |
van 11 juli 2018). | van 11 juli 2018). |
B.2.1. Artikel 220 van de wet van 15 mei 2007, zoals gewijzigd bij de | B.2.1. Artikel 220 van de wet van 15 mei 2007, zoals gewijzigd bij de |
wet van 19 april 2014, bepaalt : | wet van 19 april 2014, bepaalt : |
« § 1. De brandweerdiensten worden op 1 januari 2015 in de | « § 1. De brandweerdiensten worden op 1 januari 2015 in de |
hulpverleningszones geïntegreerd. | hulpverleningszones geïntegreerd. |
Voor de prezones die de mogelijkheid bedoeld in artikel 68, § 2, derde | Voor de prezones die de mogelijkheid bedoeld in artikel 68, § 2, derde |
lid, benutten, vindt de integratie van de brandweerdiensten in de | lid, benutten, vindt de integratie van de brandweerdiensten in de |
hulpverleningszone plaats op een door de raad van de prezone | hulpverleningszone plaats op een door de raad van de prezone |
vastgestelde datum en ten laatste op 1 januari 2016. | vastgestelde datum en ten laatste op 1 januari 2016. |
In het geval bedoeld in het tweede lid wordt het bedrag van de | In het geval bedoeld in het tweede lid wordt het bedrag van de |
bijkomende federale dotaties toegekend naar rata van het aantal | bijkomende federale dotaties toegekend naar rata van het aantal |
maanden dat de brandweerdiensten geïntegreerd werden in de | maanden dat de brandweerdiensten geïntegreerd werden in de |
hulpverleningszones. | hulpverleningszones. |
§ 2. In afwijking van § 1, kan de pre-zoneraad, door een bij absolute | § 2. In afwijking van § 1, kan de pre-zoneraad, door een bij absolute |
meerderheid aangenomen beslissing, vragen dat de brandweerdiensten die | meerderheid aangenomen beslissing, vragen dat de brandweerdiensten die |
aanwezig zijn op zijn grondgebied geïntegreerd worden in een | aanwezig zijn op zijn grondgebied geïntegreerd worden in een |
hulpverleningszone wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn : | hulpverleningszone wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn : |
1° het territoriale ambtsgebied van de zone is vastgesteld, | 1° het territoriale ambtsgebied van de zone is vastgesteld, |
overeenkomstig artikel 14; | overeenkomstig artikel 14; |
2° de federale dotatie werd bepaald, overeenkomstig artikel 69. | 2° de federale dotatie werd bepaald, overeenkomstig artikel 69. |
De Koning stelt de overgang van de prezone naar de hulpverleningszone | De Koning stelt de overgang van de prezone naar de hulpverleningszone |
vast. In dat geval zijn de bepalingen van deze wet betreffende de | vast. In dat geval zijn de bepalingen van deze wet betreffende de |
hulpverleningszones van toepassing op de zone, zodra de officiële | hulpverleningszones van toepassing op de zone, zodra de officiële |
verklaring opgesteld is, met uitzondering van artikel 67, tweede lid. | verklaring opgesteld is, met uitzondering van artikel 67, tweede lid. |
§ 3. In afwijking van § 2, bij gebrek aan een absolute meerderheid | § 3. In afwijking van § 2, bij gebrek aan een absolute meerderheid |
maar op de vraag van een of meerdere gemeenten die op de dag van de | maar op de vraag van een of meerdere gemeenten die op de dag van de |
aanvraag meer dan 50% van de bevolking ingeschreven in het | aanvraag meer dan 50% van de bevolking ingeschreven in het |
bevolkingsregister vertegenwoordigen, kan de Koning, bij een besluit | bevolkingsregister vertegenwoordigen, kan de Koning, bij een besluit |
vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de overgang van de prezone | vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de overgang van de prezone |
naar hulpverleningszone vaststellen. | naar hulpverleningszone vaststellen. |
§ 4. In de gevallen bedoeld in §§ 2 en 3, wordt het gemeentelijk | § 4. In de gevallen bedoeld in §§ 2 en 3, wordt het gemeentelijk |
personeel gedetacheerd naar of ter beschikking gesteld van de | personeel gedetacheerd naar of ter beschikking gesteld van de |
hulpverleningszone overeenkomstig artikel 206/1 ». | hulpverleningszone overeenkomstig artikel 206/1 ». |
Artikel 5 van het Strafwetboek, zoals gewijzigd bij artikel 188 van de | Artikel 5 van het Strafwetboek, zoals gewijzigd bij artikel 188 van de |
wet van 15 mei 2007, vóór de vervanging ervan bij de wet van 11 juli | wet van 15 mei 2007, vóór de vervanging ervan bij de wet van 11 juli |
2018, bepaalt : | 2018, bepaalt : |
« Een rechtspersoon is strafrechtelijk verantwoordelijk voor | « Een rechtspersoon is strafrechtelijk verantwoordelijk voor |
misdrijven die hetzij een intrinsiek verband hebben met de | misdrijven die hetzij een intrinsiek verband hebben met de |
verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn belangen, of | verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn belangen, of |
die, naar blijkt uit de concrete omstandigheden, voor zijn rekening | die, naar blijkt uit de concrete omstandigheden, voor zijn rekening |
zijn gepleegd. | zijn gepleegd. |
Wanneer de rechtspersoon verantwoordelijk gesteld wordt uitsluitend | Wanneer de rechtspersoon verantwoordelijk gesteld wordt uitsluitend |
wegens het optreden van een geïdentificeerde natuurlijke persoon, kan | wegens het optreden van een geïdentificeerde natuurlijke persoon, kan |
enkel degene die de zwaarste fout heeft begaan worden veroordeeld. | enkel degene die de zwaarste fout heeft begaan worden veroordeeld. |
Indien de geïdentificeerde natuurlijke persoon de fout wetens en | Indien de geïdentificeerde natuurlijke persoon de fout wetens en |
willens heeft gepleegd kan hij samen met de verantwoordelijke | willens heeft gepleegd kan hij samen met de verantwoordelijke |
rechtspersoon worden veroordeeld. | rechtspersoon worden veroordeeld. |
Met rechtspersonen worden gelijkgesteld : | Met rechtspersonen worden gelijkgesteld : |
1° tijdelijke verenigingen en verenigingen bij wijze van deelneming; | 1° tijdelijke verenigingen en verenigingen bij wijze van deelneming; |
2° vennootschappen bedoeld in artikel 2, derde lid van de | 2° vennootschappen bedoeld in artikel 2, derde lid van de |
gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, alsook | gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, alsook |
handelsvennootschappen in oprichting; | handelsvennootschappen in oprichting; |
3° burgerlijke vennootschappen die niet de vorm van een | 3° burgerlijke vennootschappen die niet de vorm van een |
handelsvennootschap hebben aangenomen. | handelsvennootschap hebben aangenomen. |
Voor de toepassing van dit artikel kunnen niet als strafrechtelijk | Voor de toepassing van dit artikel kunnen niet als strafrechtelijk |
verantwoordelijke rechtspersoon worden beschouwd : de federale staat, | verantwoordelijke rechtspersoon worden beschouwd : de federale staat, |
de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de hulpverleningszones, | de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de hulpverleningszones, |
de prezones, de Brusselse agglomeratie, de gemeenten, de | de prezones, de Brusselse agglomeratie, de gemeenten, de |
meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale organen, de | meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale organen, de |
Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de | Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de |
gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de openbare centra voor | gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de openbare centra voor |
maatschappelijk welzijn ». | maatschappelijk welzijn ». |
B.2.2. Artikel 220 van de wet van 15 mei 2007, aldus vervangen bij de | B.2.2. Artikel 220 van de wet van 15 mei 2007, aldus vervangen bij de |
wet van 19 april 2014, is in werking getreden tien dagen na de | wet van 19 april 2014, is in werking getreden tien dagen na de |
bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad op 23 juli 2014. Het | bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad op 23 juli 2014. Het |
heeft tot gevolg dat op 1 januari 2015 de brandweerdiensten in de | heeft tot gevolg dat op 1 januari 2015 de brandweerdiensten in de |
hulpverleningszones worden geïntegreerd. | hulpverleningszones worden geïntegreerd. |
Artikel 188 van de wet van 15 mei 2007, dat artikel 5 van het | Artikel 188 van de wet van 15 mei 2007, dat artikel 5 van het |
Strafwetboek heeft gewijzigd door de woorden « de hulpverleningszones | Strafwetboek heeft gewijzigd door de woorden « de hulpverleningszones |
» in te voegen in het vierde lid ervan, is in werking getreden op 1 | » in te voegen in het vierde lid ervan, is in werking getreden op 1 |
januari 2015 door de werking van het koninklijk besluit van 4 augustus | januari 2015 door de werking van het koninklijk besluit van 4 augustus |
2014 « tot bepaling van de modaliteiten van de uitvoering door de | 2014 « tot bepaling van de modaliteiten van de uitvoering door de |
provincie van opdrachten ten gunste van de hulpverleningszone en tot | provincie van opdrachten ten gunste van de hulpverleningszone en tot |
wijziging van diverse koninklijke besluiten genomen in uitvoering van | wijziging van diverse koninklijke besluiten genomen in uitvoering van |
de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid » (artikel | de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid » (artikel |
11, § 1, 1°). | 11, § 1, 1°). |
Bijgevolg genoten die diensten, als hulpverleningszones, vanaf die | Bijgevolg genoten die diensten, als hulpverleningszones, vanaf die |
datum het voordeel van een strafrechtelijke immuniteit krachtens | datum het voordeel van een strafrechtelijke immuniteit krachtens |
artikel 5 van het Strafwetboek, zoals gewijzigd bij artikel 188 van de | artikel 5 van het Strafwetboek, zoals gewijzigd bij artikel 188 van de |
wet van 15 mei 2007 en vóór de wijziging ervan bij de wet van 11 juli | wet van 15 mei 2007 en vóór de wijziging ervan bij de wet van 11 juli |
2018. | 2018. |
B.3. Na de wijziging ervan bij de wet van 11 juli 2018 bepaalt artikel | B.3. Na de wijziging ervan bij de wet van 11 juli 2018 bepaalt artikel |
5 van het Strafwetboek : | 5 van het Strafwetboek : |
« Een rechtspersoon is strafrechtelijk verantwoordelijk voor de | « Een rechtspersoon is strafrechtelijk verantwoordelijk voor de |
misdrijven die hetzij een intrinsiek verband hebben met de | misdrijven die hetzij een intrinsiek verband hebben met de |
verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn belangen, of | verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn belangen, of |
die, zoals blijkt uit de concrete omstandigheden, voor zijn rekening | die, zoals blijkt uit de concrete omstandigheden, voor zijn rekening |
zijn gepleegd. | zijn gepleegd. |
Met rechtspersonen worden gelijkgesteld : | Met rechtspersonen worden gelijkgesteld : |
1° tijdelijke handelsvennootschappen en stille handelsvennootschappen; | 1° tijdelijke handelsvennootschappen en stille handelsvennootschappen; |
2° vennootschappen bedoeld in artikel 2, § 4, tweede lid, van het | 2° vennootschappen bedoeld in artikel 2, § 4, tweede lid, van het |
Wetboek van Vennootschappen, alsook handelsvennootschappen in | Wetboek van Vennootschappen, alsook handelsvennootschappen in |
oprichting; | oprichting; |
3° burgerlijke vennootschappen die niet de vorm van een | 3° burgerlijke vennootschappen die niet de vorm van een |
handelsvennootschap hebben aangenomen. | handelsvennootschap hebben aangenomen. |
De strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersonen sluit | De strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersonen sluit |
die van de natuurlijke personen, die daders zijn van dezelfde feiten | die van de natuurlijke personen, die daders zijn van dezelfde feiten |
of eraan hebben deelgenomen, niet uit ». | of eraan hebben deelgenomen, niet uit ». |
Sinds de inwerkingtreding van de wet van 11 juli 2018 genieten de | Sinds de inwerkingtreding van de wet van 11 juli 2018 genieten de |
publiekrechtelijke rechtspersonen, met inbegrip van de | publiekrechtelijke rechtspersonen, met inbegrip van de |
hulpverleningszones, niet langer het voordeel van een strafrechtelijke | hulpverleningszones, niet langer het voordeel van een strafrechtelijke |
immuniteit. Krachtens artikel 7bis, derde lid, van het Strafwetboek is | immuniteit. Krachtens artikel 7bis, derde lid, van het Strafwetboek is |
evenwel de enige straf die op die personen kan worden toegepast de | evenwel de enige straf die op die personen kan worden toegepast de |
eenvoudige schuldigverklaring, met uitsluiting van elke andere straf. | eenvoudige schuldigverklaring, met uitsluiting van elke andere straf. |
B.4.1. Uit de motivering van het verwijzingsarrest blijkt dat de | B.4.1. Uit de motivering van het verwijzingsarrest blijkt dat de |
feiten die aan de oorsprong liggen van de prejudiciële vragen, een als | feiten die aan de oorsprong liggen van de prejudiciële vragen, een als |
intercommunale opgerichte hulpverleningszone betreffen die | intercommunale opgerichte hulpverleningszone betreffen die |
strafrechtelijk wordt vervolgd en die op het ogenblik van de feiten, | strafrechtelijk wordt vervolgd en die op het ogenblik van de feiten, |
die aan de oorsprong liggen van de vervolging, strafrechtelijk | die aan de oorsprong liggen van de vervolging, strafrechtelijk |
verantwoordelijk kon worden gesteld maar die, krachtens de in het | verantwoordelijk kon worden gesteld maar die, krachtens de in het |
geding zijnde bepalingen, later, tussen 1 januari 2015 en de | geding zijnde bepalingen, later, tussen 1 januari 2015 en de |
inwerkingtreding van de wet van 11 juli 2018, het voordeel van een | inwerkingtreding van de wet van 11 juli 2018, het voordeel van een |
strafrechtelijke immuniteit heeft genoten. | strafrechtelijke immuniteit heeft genoten. |
Het verwijzende rechtscollege is van oordeel dat in die hypothese, | Het verwijzende rechtscollege is van oordeel dat in die hypothese, |
krachtens artikel 2, tweede lid, van het Strafwetboek, aan de | krachtens artikel 2, tweede lid, van het Strafwetboek, aan de |
hulpverleningszone het voordeel van de meest gunstige strafwet zou | hulpverleningszone het voordeel van de meest gunstige strafwet zou |
moeten worden gegeven, namelijk die welke haar een strafrechtelijke | moeten worden gegeven, namelijk die welke haar een strafrechtelijke |
immuniteit verleent, zelfs indien de wetgever, bij de wet van 11 juli | immuniteit verleent, zelfs indien de wetgever, bij de wet van 11 juli |
2018, beslist heeft « terug te komen op zijn aanvankelijke intentie ». | 2018, beslist heeft « terug te komen op zijn aanvankelijke intentie ». |
B.4.2. De burgerlijke partijen voor het verwijzende rechtscollege | B.4.2. De burgerlijke partijen voor het verwijzende rechtscollege |
voeren aan dat de prejudiciële vragen op een verkeerde lezing van de | voeren aan dat de prejudiciële vragen op een verkeerde lezing van de |
wetgeving berusten, aangezien het beginsel van de retroactiviteit van | wetgeving berusten, aangezien het beginsel van de retroactiviteit van |
de gunstigere strafwet te dezen niet moet worden toegepast . | de gunstigere strafwet te dezen niet moet worden toegepast . |
B.4.3. Het staat in de regel aan de verwijzende rechter om de | B.4.3. Het staat in de regel aan de verwijzende rechter om de |
bepalingen die hij van toepassing acht te interpreteren, onder | bepalingen die hij van toepassing acht te interpreteren, onder |
voorbehoud van een kennelijk verkeerde lezing van de in het geding | voorbehoud van een kennelijk verkeerde lezing van de in het geding |
zijnde bepalingen, wat te dezen niet het geval is. Het Hof onderzoekt | zijnde bepalingen, wat te dezen niet het geval is. Het Hof onderzoekt |
bijgevolg die bepalingen in de door de verwijzende rechter voorgelegde | bijgevolg die bepalingen in de door de verwijzende rechter voorgelegde |
interpretatie. | interpretatie. |
B.5.1. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de verenigbaarheid van | B.5.1. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de verenigbaarheid van |
de in het geding zijnde bepalingen met artikel 12, tweede lid, van de | de in het geding zijnde bepalingen met artikel 12, tweede lid, van de |
Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het | Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het |
Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre zij een | Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre zij een |
strafrechtelijke immuniteit verlenen aan een hulpverleningszone die | strafrechtelijke immuniteit verlenen aan een hulpverleningszone die |
georganiseerd is in de vorm van een intercommunale, waarbij zij het | georganiseerd is in de vorm van een intercommunale, waarbij zij het |
strafgerecht onbevoegd maken om kennis te nemen van de strafvordering, | strafgerecht onbevoegd maken om kennis te nemen van de strafvordering, |
terwijl op het ogenblik van het plegen van de feiten, die | terwijl op het ogenblik van het plegen van de feiten, die |
intercommunale niet het voordeel van een dergelijke immuniteit genoot, | intercommunale niet het voordeel van een dergelijke immuniteit genoot, |
zodat de in het geding zijnde bepalingen afbreuk zouden doen aan het | zodat de in het geding zijnde bepalingen afbreuk zouden doen aan het |
beginsel van de voorzienbaarheid van de strafrechtspleging waarop de | beginsel van de voorzienbaarheid van de strafrechtspleging waarop de |
burgerlijke partijen rechtens aanspraak zouden mogen maken. | burgerlijke partijen rechtens aanspraak zouden mogen maken. |
Daarenboven stelt de verwijzende rechter aan het Hof ook een vraag | Daarenboven stelt de verwijzende rechter aan het Hof ook een vraag |
over de verenigbaarheid van die bepalingen met artikel 12, tweede lid, | over de verenigbaarheid van die bepalingen met artikel 12, tweede lid, |
van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 | van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 |
en 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met | en 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met |
artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en | artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en |
politieke rechten, in zoverre zij het strafgerecht waarbij vóór de | politieke rechten, in zoverre zij het strafgerecht waarbij vóór de |
inwerkingtreding van de voormelde strafrechtelijke immuniteit | inwerkingtreding van de voormelde strafrechtelijke immuniteit |
rechtsgeldig burgerlijke vorderingen zijn ingesteld de mogelijkheid | rechtsgeldig burgerlijke vorderingen zijn ingesteld de mogelijkheid |
bieden van die vorderingen kennis te nemen na die inwerkingtreding. | bieden van die vorderingen kennis te nemen na die inwerkingtreding. |
B.5.2. Gelet op hun samenhang, onderzoekt het Hof de prejudiciële | B.5.2. Gelet op hun samenhang, onderzoekt het Hof de prejudiciële |
vragen samen. | vragen samen. |
B.6. Artikel 12, tweede lid, van de Grondwet bepaalt dat « niemand kan | B.6. Artikel 12, tweede lid, van de Grondwet bepaalt dat « niemand kan |
worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm | worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm |
die zij voorschrijft ». De in die bepaling geformuleerde beginselen | die zij voorschrijft ». De in die bepaling geformuleerde beginselen |
van wettigheid en voorspelbaarheid van de strafrechtspleging | van wettigheid en voorspelbaarheid van de strafrechtspleging |
waarborgen elke burger dat tegen hem enkel een opsporingsonderzoek, | waarborgen elke burger dat tegen hem enkel een opsporingsonderzoek, |
een gerechtelijk onderzoek en een vervolging kunnen worden ingesteld | een gerechtelijk onderzoek en een vervolging kunnen worden ingesteld |
volgens een bij de wet vastgestelde procedure waarvan hij vóór de | volgens een bij de wet vastgestelde procedure waarvan hij vóór de |
aanwending ervan kennis kan nemen. Die beginselen zijn dus van | aanwending ervan kennis kan nemen. Die beginselen zijn dus van |
toepassing op de hele strafrechtspleging. | toepassing op de hele strafrechtspleging. |
B.7. De bewoordingen van artikel 12, tweede lid, van de Grondwet | B.7. De bewoordingen van artikel 12, tweede lid, van de Grondwet |
beogen de strafrechtelijk vervolgde persoon. Bijgevolg komt het daarin | beogen de strafrechtelijk vervolgde persoon. Bijgevolg komt het daarin |
geformuleerde beginsel van voorzienbaarheid van de strafrechtspleging | geformuleerde beginsel van voorzienbaarheid van de strafrechtspleging |
slechts ten goede aan de persoon die ervan verdacht wordt een misdrijf | slechts ten goede aan de persoon die ervan verdacht wordt een misdrijf |
te hebben gepleegd, en niet aan de burgerlijke partij bij het | te hebben gepleegd, en niet aan de burgerlijke partij bij het |
strafproces, die het slachtoffer van het misdrijf is. Zulks is ook het | strafproces, die het slachtoffer van het misdrijf is. Zulks is ook het |
geval voor de waarborgen in strafrechtelijke aangelegenheden die zijn | geval voor de waarborgen in strafrechtelijke aangelegenheden die zijn |
geformuleerd in de artikelen 6 en 7 van het Europees Verdrag voor de | geformuleerd in de artikelen 6 en 7 van het Europees Verdrag voor de |
rechten van de mens en voor artikel 15 van het Internationaal Verdrag | rechten van de mens en voor artikel 15 van het Internationaal Verdrag |
inzake burgerrechten en politieke rechten. | inzake burgerrechten en politieke rechten. |
De burgerlijke rechtsvordering die eventueel door het slachtoffer van | De burgerlijke rechtsvordering die eventueel door het slachtoffer van |
het misdrijf wordt ingesteld bij de strafrechter, valt onder de in | het misdrijf wordt ingesteld bij de strafrechter, valt onder de in |
artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens | artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens |
geformuleerde waarborgen in burgerlijke aangelegenheden. Te dezen kan | geformuleerde waarborgen in burgerlijke aangelegenheden. Te dezen kan |
evenwel niet worden aangenomen dat die waarborgen een draagwijdte | evenwel niet worden aangenomen dat die waarborgen een draagwijdte |
hebben die analoog is aan die van artikel 12, tweede lid, van de | hebben die analoog is aan die van artikel 12, tweede lid, van de |
Grondwet. | Grondwet. |
B.8.1. Uit het voorgaande vloeit voort dat het in artikel 12, tweede | B.8.1. Uit het voorgaande vloeit voort dat het in artikel 12, tweede |
lid, van de Grondwet geformuleerde beginsel van voorzienbaarheid van | lid, van de Grondwet geformuleerde beginsel van voorzienbaarheid van |
de strafrechtspleging niet door de burgerlijke partij kan worden | de strafrechtspleging niet door de burgerlijke partij kan worden |
aangevoerd om van het strafgerecht de toepassing te verkrijgen van een | aangevoerd om van het strafgerecht de toepassing te verkrijgen van een |
strengere vroegere strafwet op de persoon die ervan verdacht wordt een | strengere vroegere strafwet op de persoon die ervan verdacht wordt een |
misdrijf te hebben gepleegd, wanneer de strafrechter van oordeel is | misdrijf te hebben gepleegd, wanneer de strafrechter van oordeel is |
dat die krachtens artikel 2 van het Strafwetboek het voordeel moet | dat die krachtens artikel 2 van het Strafwetboek het voordeel moet |
genieten van de toepassing van de gunstigere strafwet. Zulks is met | genieten van de toepassing van de gunstigere strafwet. Zulks is met |
name het geval wanneer de wetgever, nadat de feiten werden gepleegd, | name het geval wanneer de wetgever, nadat de feiten werden gepleegd, |
voorziet in een strafrechtelijke immuniteit ten voordele van een | voorziet in een strafrechtelijke immuniteit ten voordele van een |
categorie van personen, zoals het geval is in het geschil voor het | categorie van personen, zoals het geval is in het geschil voor het |
verwijzende rechtscollege. De omstandigheid dat de verdachte persoon | verwijzende rechtscollege. De omstandigheid dat de verdachte persoon |
een publiekrechtelijke rechtspersoon is, kan niets aan die | een publiekrechtelijke rechtspersoon is, kan niets aan die |
vaststelling wijzigen. | vaststelling wijzigen. |
B.8.2. Artikel 12, tweede lid, van de Grondwet staat niet eraan in de | B.8.2. Artikel 12, tweede lid, van de Grondwet staat niet eraan in de |
weg dat het strafgerecht zijn bevoegdheid behoudt om uitspraak te doen | weg dat het strafgerecht zijn bevoegdheid behoudt om uitspraak te doen |
over de burgerlijke rechtsvorderingen die door de burgerlijke partijen | over de burgerlijke rechtsvorderingen die door de burgerlijke partijen |
zijn ingesteld tegen de rechtspersonen die later het voordeel van de | zijn ingesteld tegen de rechtspersonen die later het voordeel van de |
strafrechtelijke immuniteit genieten waarin is voorzien bij de in het | strafrechtelijke immuniteit genieten waarin is voorzien bij de in het |
geding zijnde bepalingen, wanneer die vorderingen rechtsgeldig zijn | geding zijnde bepalingen, wanneer die vorderingen rechtsgeldig zijn |
ingesteld vóór de inwerkingtreding van die strafrechtelijke immuniteit | ingesteld vóór de inwerkingtreding van die strafrechtelijke immuniteit |
. | . |
Die bevoegdheid van het strafgerecht doet evenmin afbreuk aan het | Die bevoegdheid van het strafgerecht doet evenmin afbreuk aan het |
beginsel van de voorzienbaarheid van de strafrechtspleging voor de | beginsel van de voorzienbaarheid van de strafrechtspleging voor de |
persoon die ervan verdacht wordt een misdrijf te hebben gepleegd, | persoon die ervan verdacht wordt een misdrijf te hebben gepleegd, |
aangezien de immuniteit waarin is voorzien bij de in het geding zijnde | aangezien de immuniteit waarin is voorzien bij de in het geding zijnde |
bepalingen strikt strafrechtelijk is en niet de burgerlijke | bepalingen strikt strafrechtelijk is en niet de burgerlijke |
rechtsvorderingen betreft, zodat de door die bepalingen beoogde | rechtsvorderingen betreft, zodat de door die bepalingen beoogde |
personen nooit hebben opgehouden burgerrechtelijk verantwoordelijk te | personen nooit hebben opgehouden burgerrechtelijk verantwoordelijk te |
zijn . | zijn . |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
Artikel 220 van de wet van 15 mei 2007 « betreffende de civiele | Artikel 220 van de wet van 15 mei 2007 « betreffende de civiele |
veiligheid », zoals gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, en artikel | veiligheid », zoals gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, en artikel |
5 van het Strafwetboek, zoals gewijzigd bij artikel 188 van de | 5 van het Strafwetboek, zoals gewijzigd bij artikel 188 van de |
voormelde wet van 15 mei 2007, vóór de vervanging ervan bij de wet van | voormelde wet van 15 mei 2007, vóór de vervanging ervan bij de wet van |
11 juli 2018, schenden niet artikel 12, tweede lid, van de Grondwet, | 11 juli 2018, schenden niet artikel 12, tweede lid, van de Grondwet, |
in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 7 van het Europees Verdrag | in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 7 van het Europees Verdrag |
voor de rechten van de mens en met artikel 15 van het Internationaal | voor de rechten van de mens en met artikel 15 van het Internationaal |
Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. | Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. |
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel |
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
op 13 oktober 2022. | op 13 oktober 2022. |
De griffier, De voorzitter, | De griffier, De voorzitter, |
F. Meersschaut P. Nihoul | F. Meersschaut P. Nihoul |