← Terug naar  "Uittreksel uit arrest nr. 45/2023 van 16 maart 2023 Rolnummer 7729 In zake : de prejudiciële 
vragen over de wet van 22 december 2020 « houdende diverse maatregelen met betrekking tot snelle antigeentesten 
en de registratie en verwerking van g Het 
Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters(...)"
                    
                        
                        
                
              | Uittreksel uit arrest nr. 45/2023 van 16 maart 2023 Rolnummer 7729 In zake : de prejudiciële vragen over de wet van 22 december 2020 « houdende diverse maatregelen met betrekking tot snelle antigeentesten en de registratie en verwerking van g Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters(...) | Uittreksel uit arrest nr. 45/2023 van 16 maart 2023 Rolnummer 7729 In zake : de prejudiciële vragen over de wet van 22 december 2020 « houdende diverse maatregelen met betrekking tot snelle antigeentesten en de registratie en verwerking van g Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters(...) | 
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF | 
| Uittreksel uit arrest nr. 45/2023 van 16 maart 2023 | Uittreksel uit arrest nr. 45/2023 van 16 maart 2023 | 
| Rolnummer 7729 | Rolnummer 7729 | 
| In zake : de prejudiciële vragen over de wet van 22 december 2020 « | In zake : de prejudiciële vragen over de wet van 22 december 2020 « | 
| houdende diverse maatregelen met betrekking tot snelle antigeentesten | houdende diverse maatregelen met betrekking tot snelle antigeentesten | 
| en de registratie en verwerking van gegevens betreffende vaccinaties | en de registratie en verwerking van gegevens betreffende vaccinaties | 
| in het kader van de strijd tegen de COVID-19-pandemie », in het | in het kader van de strijd tegen de COVID-19-pandemie », in het | 
| bijzonder de artikelen 11 en 17 ervan, en artikel 2 van de wet van 2 | bijzonder de artikelen 11 en 17 ervan, en artikel 2 van de wet van 2 | 
| april 2021 « houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 | april 2021 « houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 | 
| maart 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse | maart 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse | 
| Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke | Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke | 
| Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse | Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse | 
| Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met | Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met | 
| betrekking tot vaccinaties tegen COVID-19 », in het bijzonder de | betrekking tot vaccinaties tegen COVID-19 », in het bijzonder de | 
| artikelen 2, § 2, 3, 4, 5, 6 en 10 van dat akkoord, gesteld door een | artikelen 2, § 2, 3, 4, 5, 6 en 10 van dat akkoord, gesteld door een | 
| onderzoeksrechter van de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te | onderzoeksrechter van de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te | 
| Brussel. | Brussel. | 
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, | 
| samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de | samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de | 
| rechters T. Giet, J. Moerman, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, | rechters T. Giet, J. Moerman, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, | 
| bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van | 
| voorzitter P. Nihoul, | voorzitter P. Nihoul, | 
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : | 
| I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | 
| Bij beschikking van 13 december 2021, waarvan de expeditie ter griffie | Bij beschikking van 13 december 2021, waarvan de expeditie ter griffie | 
| van het Hof is ingekomen op 13 januari 2022, heeft een | van het Hof is ingekomen op 13 januari 2022, heeft een | 
| onderzoeksrechter van de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te | onderzoeksrechter van de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te | 
| Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : | Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : | 
| « A.1. Schenden artikel 11 van de wet van 22 december 2020 en artikel | « A.1. Schenden artikel 11 van de wet van 22 december 2020 en artikel | 
| 2 van de wet van 2 april 2021 houdende instemming met het | 2 van de wet van 2 april 2021 houdende instemming met het | 
| samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 (meer in het bijzonder de | samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 (meer in het bijzonder de | 
| artikelen 2, § 2, 3, 4, 5, 6 en 10 van dat akkoord) niet artikel 22 | artikelen 2, § 2, 3, 4, 5, 6 en 10 van dat akkoord) niet artikel 22 | 
| van de Grondwet, alsook artikel 8 van het Europees Verdrag van 4 | van de Grondwet, alsook artikel 8 van het Europees Verdrag van 4 | 
| november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de | november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de | 
| fundamentele vrijheden, in samenhang gelezen met de artikelen 5, lid | fundamentele vrijheden, in samenhang gelezen met de artikelen 5, lid | 
| 1, 6, leden 1 en 3, en 9, leden 1, 2, i), en 3, van de AVG, in zoverre | 1, 6, leden 1 en 3, en 9, leden 1, 2, i), en 3, van de AVG, in zoverre | 
| : | : | 
| - eerste onderdeel : noch de doeleinden van de verwerking, noch de | - eerste onderdeel : noch de doeleinden van de verwerking, noch de | 
| ontvangers van de gegevens, noch de categorieën van gegevens voldoende | ontvangers van de gegevens, noch de categorieën van gegevens voldoende | 
| duidelijk en uitdrukkelijk worden omschreven, teneinde te beantwoorden | duidelijk en uitdrukkelijk worden omschreven, teneinde te beantwoorden | 
| aan de vereiste van wettigheid en voorzienbaarheid van de norm ? | aan de vereiste van wettigheid en voorzienbaarheid van de norm ? | 
| - tweede onderdeel : de voorwaarde van evenredigheid van de inmenging | - tweede onderdeel : de voorwaarde van evenredigheid van de inmenging | 
| in het privéleven niet kan worden beoordeeld ten aanzien van het | in het privéleven niet kan worden beoordeeld ten aanzien van het | 
| gebrek aan precisie van de nagestreefde doeleinden zoals zij | gebrek aan precisie van de nagestreefde doeleinden zoals zij | 
| voortvloeien uit de hiervoor bedoelde wet en het hiervoor bedoelde | voortvloeien uit de hiervoor bedoelde wet en het hiervoor bedoelde | 
| samenwerkingsakkoord ? | samenwerkingsakkoord ? | 
| A.2. Schenden artikel 11 van de wet van 22 december 2020 en artikel 2 | A.2. Schenden artikel 11 van de wet van 22 december 2020 en artikel 2 | 
| van de wet van 2 april 2021 houdende instemming met het | van de wet van 2 april 2021 houdende instemming met het | 
| samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 (meer in het bijzonder de | samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 (meer in het bijzonder de | 
| artikelen 2, § 2, 3, 4, 5, 6 en 10 van dat akkoord) niet artikel 22 | artikelen 2, § 2, 3, 4, 5, 6 en 10 van dat akkoord) niet artikel 22 | 
| van de Grondwet, alsook artikel 8 van het Europees Verdrag van 4 | van de Grondwet, alsook artikel 8 van het Europees Verdrag van 4 | 
| november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de | november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de | 
| fundamentele vrijheden, in samenhang gelezen met de artikelen 5, lid | fundamentele vrijheden, in samenhang gelezen met de artikelen 5, lid | 
| 1, 6, leden 1 en 3, 9, leden 1, 2, i), en 3, en 35 van de AVG, in | 1, 6, leden 1 en 3, 9, leden 1, 2, i), en 3, en 35 van de AVG, in | 
| zoverre de voorwaarde van evenredigheid van de inmenging in het | zoverre de voorwaarde van evenredigheid van de inmenging in het | 
| privéleven niet kan worden beoordeeld wegens het niet uitvoeren van | privéleven niet kan worden beoordeeld wegens het niet uitvoeren van | 
| een concrete epidemiologische analyse alsook wegens het niet uitvoeren | een concrete epidemiologische analyse alsook wegens het niet uitvoeren | 
| van een echte effectbeoordeling ? | van een echte effectbeoordeling ? | 
| A.3. Schenden de wet van 22 december 2020 en artikel 2 van de wet van | A.3. Schenden de wet van 22 december 2020 en artikel 2 van de wet van | 
| 2 april 2021 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 | 2 april 2021 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 | 
| maart 2021 niet artikel 22 van de Grondwet, alsook artikel 8 van het | maart 2021 niet artikel 22 van de Grondwet, alsook artikel 8 van het | 
| Europees Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten | Europees Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten | 
| van de mens en de fundamentele vrijheden, in samenhang gelezen met de | van de mens en de fundamentele vrijheden, in samenhang gelezen met de | 
| artikelen 15 en 16 van de AVG, in zoverre zij niet letterlijk voorzien | artikelen 15 en 16 van de AVG, in zoverre zij niet letterlijk voorzien | 
| in een recht van inzage en, in voorkomend geval, een recht op | in een recht van inzage en, in voorkomend geval, een recht op | 
| rectificatie van de betrokkene wat betreft zijn persoonsgegevens die | rectificatie van de betrokkene wat betreft zijn persoonsgegevens die | 
| voorkomen in de databank met betrekking tot de vaccinaties ? | voorkomen in de databank met betrekking tot de vaccinaties ? | 
| B.1. Schenden artikel 11 van de wet van 22 december 2020 en artikel 2 | B.1. Schenden artikel 11 van de wet van 22 december 2020 en artikel 2 | 
| van de wet van 2 april 2021 houdende instemming met het | van de wet van 2 april 2021 houdende instemming met het | 
| samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 (meer in het bijzonder de | samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 (meer in het bijzonder de | 
| artikelen 2, § 2, 3, 4, 5, 6 en 10 van dat akkoord) niet de artikelen | artikelen 2, § 2, 3, 4, 5, 6 en 10 van dat akkoord) niet de artikelen | 
| 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij, door de latere invoering van | 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij, door de latere invoering van | 
| de bepalingen van het ` COVID Safe Ticket ' (samenwerkingsakkoord van | de bepalingen van het ` COVID Safe Ticket ' (samenwerkingsakkoord van | 
| 14 juli 2021 en de latere uitbreidingen ervan bij de | 14 juli 2021 en de latere uitbreidingen ervan bij de | 
| samenwerkingsakkoorden van 23 september 2021), een discriminatie | samenwerkingsakkoorden van 23 september 2021), een discriminatie | 
| mogelijk maken tussen categorieën van gevaccineerde en | mogelijk maken tussen categorieën van gevaccineerde en | 
| niet-gevaccineerde burgers, die niet wordt verantwoord in termen van | niet-gevaccineerde burgers, die niet wordt verantwoord in termen van | 
| evenredigheid ? | evenredigheid ? | 
| B.2. Schenden de wet van 22 december 2020 en artikel 2 van de wet van | B.2. Schenden de wet van 22 december 2020 en artikel 2 van de wet van | 
| 2 april 2021 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 | 2 april 2021 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 | 
| maart 2021 niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de | maart 2021 niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de | 
| personen die niet over een internettoegang beschikken, in de | personen die niet over een internettoegang beschikken, in de | 
| onmogelijkheid verkeren om hun recht van inzage en, in voorkomend | onmogelijkheid verkeren om hun recht van inzage en, in voorkomend | 
| geval, een recht op rectificatie concreet uit te oefenen, in | geval, een recht op rectificatie concreet uit te oefenen, in | 
| tegenstelling tot de personen die over een internettoegang beschikken | tegenstelling tot de personen die over een internettoegang beschikken | 
| ? | ? | 
| C.1. Schendt artikel 17 van de wet van 22 december 2020, dat | C.1. Schendt artikel 17 van de wet van 22 december 2020, dat | 
| strafsancties invoert, gelezen in combinatie met het | strafsancties invoert, gelezen in combinatie met het | 
| samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021, dat het koninklijk besluit van | samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021, dat het koninklijk besluit van | 
| 24 december 2020 heeft vervangen, niet het beginsel van | 24 december 2020 heeft vervangen, niet het beginsel van | 
| niet-retroactiviteit van de strafwet, in zoverre de nadere regels | niet-retroactiviteit van de strafwet, in zoverre de nadere regels | 
| inzake registratie, die aanleiding kunnen geven tot dergelijke | inzake registratie, die aanleiding kunnen geven tot dergelijke | 
| strafsancties, werden gewijzigd na de invoering van de strafsanctie, | strafsancties, werden gewijzigd na de invoering van de strafsanctie, | 
| hetgeen tijdens de beschouwde periode (24 december 2020 tot 2 april | hetgeen tijdens de beschouwde periode (24 december 2020 tot 2 april | 
| 2021) voor de burger de voorzienbaarheid van het aan te nemen gedrag | 2021) voor de burger de voorzienbaarheid van het aan te nemen gedrag | 
| teneinde de toepassing van de strafwet te vermijden onmogelijk zou | teneinde de toepassing van de strafwet te vermijden onmogelijk zou | 
| maken ? | maken ? | 
| C.2. Schendt artikel 17 van de wet van 22 december 2020 niet artikel | C.2. Schendt artikel 17 van de wet van 22 december 2020 niet artikel | 
| 12, tweede lid, van de Grondwet, in zoverre de door de wetgever | 12, tweede lid, van de Grondwet, in zoverre de door de wetgever | 
| aangenomen strafrechtelijke kwalificatie van het strafbaar gestelde | aangenomen strafrechtelijke kwalificatie van het strafbaar gestelde | 
| gedrag niet begrijpelijk is voor de burger ? ». | gedrag niet begrijpelijk is voor de burger ? ». | 
| (...) | (...) | 
| III. In rechte | III. In rechte | 
| (...) | (...) | 
| B.1. De zaak wordt bij de verwijzende onderzoeksrechter aanhangig | B.1. De zaak wordt bij de verwijzende onderzoeksrechter aanhangig | 
| gemaakt door een vordering van de procureur des Konings tot het | gemaakt door een vordering van de procureur des Konings tot het | 
| instellen van een gerechtelijk onderzoek met betrekking tot eventuele | instellen van een gerechtelijk onderzoek met betrekking tot eventuele | 
| valse vaccinaties tegen COVID-19 waarvoor valse attesten zouden zijn | valse vaccinaties tegen COVID-19 waarvoor valse attesten zouden zijn | 
| afgegeven en die aanleiding zouden hebben gegeven tot de registratie | afgegeven en die aanleiding zouden hebben gegeven tot de registratie | 
| van valse gegevens in de gegevensbank met betrekking tot de | van valse gegevens in de gegevensbank met betrekking tot de | 
| vaccinaties tegen COVID-19. | vaccinaties tegen COVID-19. | 
| Alvorens enige onderzoekshandeling te bevelen, stelt de verwijzende | Alvorens enige onderzoekshandeling te bevelen, stelt de verwijzende | 
| onderzoeksrechter het Hof de thans onderzochte prejudiciële vragen, | onderzoeksrechter het Hof de thans onderzochte prejudiciële vragen, | 
| die betrekking hebben op verschillende bepalingen betreffende de | die betrekking hebben op verschillende bepalingen betreffende de | 
| registratie van de vaccinaties tegen COVID-19, namelijk de wet van 22 | registratie van de vaccinaties tegen COVID-19, namelijk de wet van 22 | 
| december 2020 « houdende diverse maatregelen met betrekking tot snelle | december 2020 « houdende diverse maatregelen met betrekking tot snelle | 
| antigeentesten en de registratie en verwerking van gegevens | antigeentesten en de registratie en verwerking van gegevens | 
| betreffende vaccinaties in het kader van de strijd tegen de | betreffende vaccinaties in het kader van de strijd tegen de | 
| COVID-19-pandemie », in het bijzonder de artikelen 11 en 17 ervan, en | COVID-19-pandemie », in het bijzonder de artikelen 11 en 17 ervan, en | 
| artikel 2 van de wet van 2 april 2021 « houdende instemming met het | artikel 2 van de wet van 2 april 2021 « houdende instemming met het | 
| samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 tussen de Federale Staat, de | samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 tussen de Federale Staat, de | 
| Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige | Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige | 
| Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse | Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse | 
| Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking | Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking | 
| van gegevens met betrekking tot vaccinaties tegen COVID-19 », in het | van gegevens met betrekking tot vaccinaties tegen COVID-19 », in het | 
| bijzonder in zoverre daarbij instemming wordt verleend met de | bijzonder in zoverre daarbij instemming wordt verleend met de | 
| artikelen 2, § 2, 3, 4, 5, 6 en 10 van dat samenwerkingsakkoord. | artikelen 2, § 2, 3, 4, 5, 6 en 10 van dat samenwerkingsakkoord. | 
| B.2.1. Krachtens artikel 142, derde lid, van de Grondwet en artikel | B.2.1. Krachtens artikel 142, derde lid, van de Grondwet en artikel | 
| 26, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | 26, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | 
| Grondwettelijk Hof kunnen enkel rechtscolleges prejudiciële vragen | Grondwettelijk Hof kunnen enkel rechtscolleges prejudiciële vragen | 
| aanhangig maken bij het Hof. Hoewel de parlementaire voorbereiding van | aanhangig maken bij het Hof. Hoewel de parlementaire voorbereiding van | 
| die bepalingen geen enkele definitie bevat van het begrip « | die bepalingen geen enkele definitie bevat van het begrip « | 
| rechtscollege » dat ertoe is gemachtigd een prejudiciële vraag aan het | rechtscollege » dat ertoe is gemachtigd een prejudiciële vraag aan het | 
| Hof te stellen, kan uit het doel dat met de invoering van de | Hof te stellen, kan uit het doel dat met de invoering van de | 
| prejudiciële procedure is nagestreefd, worden afgeleid dat aan dat | prejudiciële procedure is nagestreefd, worden afgeleid dat aan dat | 
| begrip een ruime interpretatie moet worden gegeven. | begrip een ruime interpretatie moet worden gegeven. | 
| B.2.2. De onderzoeksrechter is een rechter van de rechtbank van eerste | B.2.2. De onderzoeksrechter is een rechter van de rechtbank van eerste | 
| aanleg, hij is onafhankelijk en onpartijdig en hij dient met name | aanleg, hij is onafhankelijk en onpartijdig en hij dient met name | 
| dwangmaatregelen toe te staan of te bevelen. Ook al hebben de | dwangmaatregelen toe te staan of te bevelen. Ook al hebben de | 
| beslissingen die hij neemt, geen gezag van gewijsde, toch vloeien zij | beslissingen die hij neemt, geen gezag van gewijsde, toch vloeien zij | 
| voort uit de uitoefening van de rechtsprekende functie en passen zij | voort uit de uitoefening van de rechtsprekende functie en passen zij | 
| in het kader van een gerechtelijke procedure. De onderzoeksrechter | in het kader van een gerechtelijke procedure. De onderzoeksrechter | 
| dient bijgevolg in beginsel te worden beschouwd als een rechtscollege | dient bijgevolg in beginsel te worden beschouwd als een rechtscollege | 
| in de zin van de voormelde bepalingen. | in de zin van de voormelde bepalingen. | 
| B.3. In de regel komt het de verwijzende rechter toe te oordelen of | B.3. In de regel komt het de verwijzende rechter toe te oordelen of | 
| het antwoord op de prejudiciële vraag nuttig is voor het oplossen van | het antwoord op de prejudiciële vraag nuttig is voor het oplossen van | 
| het geschil. Alleen indien dat klaarblijkelijk niet het geval is, kan | het geschil. Alleen indien dat klaarblijkelijk niet het geval is, kan | 
| het Hof beslissen dat de vraag geen antwoord behoeft. | het Hof beslissen dat de vraag geen antwoord behoeft. | 
| B.4.1. Het gerechtelijk onderzoek is, luidens artikel 55, eerste lid, | B.4.1. Het gerechtelijk onderzoek is, luidens artikel 55, eerste lid, | 
| van het Wetboek van strafvordering, « het geheel van de handelingen | van het Wetboek van strafvordering, « het geheel van de handelingen | 
| die ertoe strekken de daders van misdrijven op te sporen, de bewijzen | die ertoe strekken de daders van misdrijven op te sporen, de bewijzen | 
| te verzamelen en de maatregelen te nemen die de rechtscolleges in | te verzamelen en de maatregelen te nemen die de rechtscolleges in | 
| staat moeten stellen met kennis van zaken uitspraak te doen ». Het | staat moeten stellen met kennis van zaken uitspraak te doen ». Het | 
| gerechtelijk onderzoek wordt gevoerd onder de leiding en het gezag van | gerechtelijk onderzoek wordt gevoerd onder de leiding en het gezag van | 
| de onderzoeksrechter. | de onderzoeksrechter. | 
| Overeenkomstig artikel 56, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek | Overeenkomstig artikel 56, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek | 
| heeft de onderzoeksrechter de verplichting om een onderzoek à charge | heeft de onderzoeksrechter de verplichting om een onderzoek à charge | 
| en à décharge in te stellen. Volgens het Hof van Cassatie « [moet] de | en à décharge in te stellen. Volgens het Hof van Cassatie « [moet] de | 
| onderzoeksrechter [...] de bij hem aanhangig gemaakte feiten volledig | onderzoeksrechter [...] de bij hem aanhangig gemaakte feiten volledig | 
| onderzoeken en alle inlichtingen inwinnen die de waarheid omtrent die | onderzoeken en alle inlichtingen inwinnen die de waarheid omtrent die | 
| feiten aan het licht kunnen brengen » (Cass., 11 maart 2014, | feiten aan het licht kunnen brengen » (Cass., 11 maart 2014, | 
| P.13.0878.N, ECLI:BE:CASS:2014:ARR.20140311.6). | P.13.0878.N, ECLI:BE:CASS:2014:ARR.20140311.6). | 
| B.4.2. Hoewel de onderzoeksrechter, zelfs zonder enige | B.4.2. Hoewel de onderzoeksrechter, zelfs zonder enige | 
| onderzoekshandeling te verrichten, het dossier kan overzenden aan de | onderzoekshandeling te verrichten, het dossier kan overzenden aan de | 
| procureur des Konings overeenkomstig artikel 127, § 1, eerste lid, van | procureur des Konings overeenkomstig artikel 127, § 1, eerste lid, van | 
| het Wetboek van strafvordering wanneer hij meent dat geen enkele | het Wetboek van strafvordering wanneer hij meent dat geen enkele | 
| strafrechtelijke kwalificatie kan worden toegekend aan de feiten | strafrechtelijke kwalificatie kan worden toegekend aan de feiten | 
| waarop zijn gerechtelijk onderzoek betrekking heeft (Cass., 5 oktober | waarop zijn gerechtelijk onderzoek betrekking heeft (Cass., 5 oktober | 
| 2022, P.22.0487.F, ECLI:BE:CASS:2022:ARR.20221005.2F.5; 22 maart 2016, | 2022, P.22.0487.F, ECLI:BE:CASS:2022:ARR.20221005.2F.5; 22 maart 2016, | 
| P.15.1353.N, ECLI:BE:CASS:2016:ARR.20160322.6; 31 mei 2011, | P.15.1353.N, ECLI:BE:CASS:2016:ARR.20160322.6; 31 mei 2011, | 
| P.10.1931.N, ECLI:BE:CASS:2011:ARR.20110531.16), is de | P.10.1931.N, ECLI:BE:CASS:2011:ARR.20110531.16), is de | 
| onderzoeksrechter niet bevoegd om de vraag te beslechten of die feiten | onderzoeksrechter niet bevoegd om de vraag te beslechten of die feiten | 
| al dan niet een misdrijf uitmaken, aangezien die bevoegdheid toekomt | al dan niet een misdrijf uitmaken, aangezien die bevoegdheid toekomt | 
| aan het onderzoeksgerecht (zie met name artikel 128, eerste lid, van | aan het onderzoeksgerecht (zie met name artikel 128, eerste lid, van | 
| het Wetboek van strafvordering) of aan het vonnisgerecht. | het Wetboek van strafvordering) of aan het vonnisgerecht. | 
| De onderzoeksrechter is niet bevoegd om te beslissen dat het | De onderzoeksrechter is niet bevoegd om te beslissen dat het | 
| gerechtelijk onderzoek wordt afgesloten (Cass., 22 maart 2016, | gerechtelijk onderzoek wordt afgesloten (Cass., 22 maart 2016, | 
| P.15.1353.N, ECLI:BE:CASS:2016:ARR.20160322.6), noch om te beslissen | P.15.1353.N, ECLI:BE:CASS:2016:ARR.20160322.6), noch om te beslissen | 
| over het gevolg dat moet worden gegeven aan het gerechtelijk | over het gevolg dat moet worden gegeven aan het gerechtelijk | 
| onderzoek, aangezien die prerogatieven toekomen aan de raadkamer en | onderzoek, aangezien die prerogatieven toekomen aan de raadkamer en | 
| aan de kamer van inbeschuldigingstelling, die toezicht uitoefenen op | aan de kamer van inbeschuldigingstelling, die toezicht uitoefenen op | 
| het gerechtelijk onderzoek en bij de regeling van de rechtspleging | het gerechtelijk onderzoek en bij de regeling van de rechtspleging | 
| beslissen om de zaak al dan niet naar de vonnisgerechten te verwijzen | beslissen om de zaak al dan niet naar de vonnisgerechten te verwijzen | 
| (zie met name de artikelen 127 tot 131, 135 en 136 van het Wetboek van | (zie met name de artikelen 127 tot 131, 135 en 136 van het Wetboek van | 
| strafvordering). | strafvordering). | 
| B.5. De prejudiciële vragen peilen in essentie naar de grondwettigheid | B.5. De prejudiciële vragen peilen in essentie naar de grondwettigheid | 
| van de bepalingen waarbij de ten laste gelegde feiten in de aan de | van de bepalingen waarbij de ten laste gelegde feiten in de aan de | 
| onderzoeksrechter voorgelegde zaak strafbaar worden gesteld. Het | onderzoeksrechter voorgelegde zaak strafbaar worden gesteld. Het | 
| antwoord op die vragen kan van belang zijn om te bepalen of er sprake | antwoord op die vragen kan van belang zijn om te bepalen of er sprake | 
| is van een misdrijf. Uit het voorgaande blijkt evenwel dat het niet | is van een misdrijf. Uit het voorgaande blijkt evenwel dat het niet | 
| tot de bevoegdheden van de onderzoeksrechter behoort om te beslechten | tot de bevoegdheden van de onderzoeksrechter behoort om te beslechten | 
| of bepaalde feiten al dan niet een misdrijf uitmaken. Bijgevolg is, | of bepaalde feiten al dan niet een misdrijf uitmaken. Bijgevolg is, | 
| gelet op de bevoegdheden van een onderzoeksrechter, het antwoord op de | gelet op de bevoegdheden van een onderzoeksrechter, het antwoord op de | 
| prejudiciële vragen te dezen klaarblijkelijk niet nuttig voor de | prejudiciële vragen te dezen klaarblijkelijk niet nuttig voor de | 
| verwijzende onderzoeksrechter. | verwijzende onderzoeksrechter. | 
| B.6. De prejudiciële vragen behoeven geen antwoord. | B.6. De prejudiciële vragen behoeven geen antwoord. | 
| Om die redenen, | Om die redenen, | 
| het Hof | het Hof | 
| zegt voor recht : | zegt voor recht : | 
| De prejudiciële vragen behoeven geen antwoord. | De prejudiciële vragen behoeven geen antwoord. | 
| Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | 
| 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 
| op 16 maart 2023. | op 16 maart 2023. | 
| De griffier, De voorzitter, | De griffier, De voorzitter, | 
| P.-Y. Dutilleux P. Nihoul | P.-Y. Dutilleux P. Nihoul |