Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 120/2021 van 30 september 2021 Rolnummer 7338 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 1 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, de rechters J.(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 120/2021 van 30 september 2021 Rolnummer 7338 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 1 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, de rechters J.(...) Uittreksel uit arrest nr. 120/2021 van 30 september 2021 Rolnummer 7338 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 1 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, de rechters J.(...)
GRONDWETTELIJK HOF GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 120/2021 van 30 september 2021 Uittreksel uit arrest nr. 120/2021 van 30 september 2021
Rolnummer 7338 Rolnummer 7338
In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 1 van het decreet In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 1 van het decreet
van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende diverse bepalingen van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende diverse bepalingen
inzake leerplichtonderwijs en schoolgebouwen », ingesteld door Didier inzake leerplichtonderwijs en schoolgebouwen », ingesteld door Didier
Mercier en anderen. Mercier en anderen.
Het Grondwettelijk Hof, Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, de rechters samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, de rechters
J.-P. Moerman, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. J.-P. Moerman, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y.
Kherbache, T. Detienne en D. Pieters, en, overeenkomstig artikel 60bis Kherbache, T. Detienne en D. Pieters, en, overeenkomstig artikel 60bis
van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof,
emeritus voorzitter F. Daoût en emeritus rechter T. Merckx-Van Goey, emeritus voorzitter F. Daoût en emeritus rechter T. Merckx-Van Goey,
bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van
emeritus voorzitter F. Daoût, emeritus voorzitter F. Daoût,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 30 december Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 30 december
2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 31 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 31
december 2019, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 1 van december 2019, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 1 van
het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende
diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en schoolgebouwen » diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en schoolgebouwen »
(bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 juli 2019) door Didier (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 juli 2019) door Didier
Mercier, Frédéric Dermien, Antoine Bouko en Thomas Lallemand, Mercier, Frédéric Dermien, Antoine Bouko en Thomas Lallemand,
bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. I. Leroy, advocaat bij de bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. I. Leroy, advocaat bij de
balie te Charleroi. balie te Charleroi.
(...) (...)
II. In rechte II. In rechte
(...) (...)
Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan
B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel 1 B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel 1
van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende
diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en schoolgebouwen » diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en schoolgebouwen »
(hierna : het decreet van 3 mei 2019), dat bepaalt : (hierna : het decreet van 3 mei 2019), dat bepaalt :
« In artikel 2 van het koninklijk besluit van 8 april 1959 tot « In artikel 2 van het koninklijk besluit van 8 april 1959 tot
regeling van het stelsel der dienstprestaties van de surveillanten en regeling van het stelsel der dienstprestaties van de surveillanten en
studiemeesters bij de Rijksinrichtingen voor middelbaar en technisch studiemeesters bij de Rijksinrichtingen voor middelbaar en technisch
onderwijs, worden het tweede lid en het derde lid geschrapt en onderwijs, worden het tweede lid en het derde lid geschrapt en
vervangen door de volgende leden, luidend als volgt : vervangen door de volgende leden, luidend als volgt :
' Voor de bepaling van de arbeidsduur worden de aanwezigheidsuren van ' Voor de bepaling van de arbeidsduur worden de aanwezigheidsuren van
de personeelsleden in het internaat tussen tweeëntwintig uur dertig en de personeelsleden in het internaat tussen tweeëntwintig uur dertig en
zes uur dertig beschouwd als de tijd gedurende welke het personeelslid zes uur dertig beschouwd als de tijd gedurende welke het personeelslid
ter beschikking van de werkgever staat en worden naar rata van vier ter beschikking van de werkgever staat en worden naar rata van vier
uur bezoldigd. uur bezoldigd.
De wekelijkse arbeidsduur, door alle uren van aanwezigheid van de De wekelijkse arbeidsduur, door alle uren van aanwezigheid van de
werknemer in het internaat mee te tellen, inclusief die tussen werknemer in het internaat mee te tellen, inclusief die tussen
tweeëntwintig uur dertig en zes uur dertig, mag gemiddeld niet meer tweeëntwintig uur dertig en zes uur dertig, mag gemiddeld niet meer
dan 48 uur bedragen over een referentieperiode van tien maanden die op dan 48 uur bedragen over een referentieperiode van tien maanden die op
1 september begint en op 30 juni eindigt. 1 september begint en op 30 juni eindigt.
De referentieperiode bedoeld in het eerste lid wordt tot twaalf De referentieperiode bedoeld in het eerste lid wordt tot twaalf
maanden verlengd, tussen 1 september tot 31 augustus voor permanente maanden verlengd, tussen 1 september tot 31 augustus voor permanente
opvangtehuizen. opvangtehuizen.
Het aantal prestaties van de personeelsleden die ter plaatse moeten Het aantal prestaties van de personeelsleden die ter plaatse moeten
slapen, mag gemiddeld drie nachten per week over de periode van tien slapen, mag gemiddeld drie nachten per week over de periode van tien
maanden niet overschrijden. ' » maanden niet overschrijden. ' »
Die bepaling vloeit voort uit een amendement, waarvan de Die bepaling vloeit voort uit een amendement, waarvan de
verantwoording luidt : verantwoording luidt :
« De aanzienlijke budgettaire impact van de toepassing van de « De aanzienlijke budgettaire impact van de toepassing van de
Belgische rechtspraak en van de rechtspraak van het Hof van Justitie Belgische rechtspraak en van de rechtspraak van het Hof van Justitie
van de Europese Gemeenschappen vereist dat progressief te werk wordt van de Europese Gemeenschappen vereist dat progressief te werk wordt
gegaan. gegaan.
Bijgevolg en in een eerste fase zal een door een opvoeder in een Bijgevolg en in een eerste fase zal een door een opvoeder in een
internaat gepresteerde nacht worden meegeteld als vier diensturen in internaat gepresteerde nacht worden meegeteld als vier diensturen in
plaats van als drie uren vandaag. plaats van als drie uren vandaag.
Dat artikel maakt het mogelijk de prestaties van een nacht van acht Dat artikel maakt het mogelijk de prestaties van een nacht van acht
uren mee te tellen naar rata van vier diensturen. Teneinde de uren mee te tellen naar rata van vier diensturen. Teneinde de
organisatie van die prestaties in de betrokken internaten en organisatie van die prestaties in de betrokken internaten en
opvangtehuizen te vergemakkelijken, worden de prestaties berekend op opvangtehuizen te vergemakkelijken, worden de prestaties berekend op
basis van een referentieperiode van tien maanden die begint op 1 basis van een referentieperiode van tien maanden die begint op 1
september en eindigt op 30 juni. Die prestaties mogen niet meer september en eindigt op 30 juni. Die prestaties mogen niet meer
bedragen dan gemiddeld 48 uur per week. bedragen dan gemiddeld 48 uur per week.
De Vlaamse Gemeenschap telt de nachturen van de opvoeders in De Vlaamse Gemeenschap telt de nachturen van de opvoeders in
internaten mee naar rata van vier diensturen. De nacht wordt er geteld internaten mee naar rata van vier diensturen. De nacht wordt er geteld
als acht uren. Het onderhavige amendement voert dus een vergelijkbare als acht uren. Het onderhavige amendement voert dus een vergelijkbare
regeling in de Franse Gemeenschap in » (Parl. St., Parlement van de regeling in de Franse Gemeenschap in » (Parl. St., Parlement van de
Franse Gemeenschap, 2018-2019, nr. 825/2, p. 3). Franse Gemeenschap, 2018-2019, nr. 825/2, p. 3).
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep
B.2. De Franse Gemeenschapsregering voert aan dat de verzoekende B.2. De Franse Gemeenschapsregering voert aan dat de verzoekende
partijen niet doen blijken van een belang bij hun beroep, daar zij partijen niet doen blijken van een belang bij hun beroep, daar zij
zich, in geval van vernietiging van de bestreden bepaling, in een zich, in geval van vernietiging van de bestreden bepaling, in een
minder gunstige situatie zouden bevinden. Immers, de bestreden minder gunstige situatie zouden bevinden. Immers, de bestreden
bepaling verbetert hun situatie doordat zij erin voorziet dat de bepaling verbetert hun situatie doordat zij erin voorziet dat de
prestaties 's nachts van de opvoeders in een internaat - de zogeheten prestaties 's nachts van de opvoeders in een internaat - de zogeheten
« slapende wachten », omdat de opvoeders op hun arbeidsplaats kunnen « slapende wachten », omdat de opvoeders op hun arbeidsplaats kunnen
slapen terwijl zij ter beschikking staan wanneer dat nodig is - slapen terwijl zij ter beschikking staan wanneer dat nodig is -
voortaan worden meegeteld als vier uur en als dusdanig worden vergoed, voortaan worden meegeteld als vier uur en als dusdanig worden vergoed,
tegenover drie uur voorheen. tegenover drie uur voorheen.
De Vlaamse Regering is van haar kant van mening dat de verzoekende De Vlaamse Regering is van haar kant van mening dat de verzoekende
partijen doen blijken van een belang bij hun beroep, op voorwaarde dat partijen doen blijken van een belang bij hun beroep, op voorwaarde dat
zij aantonen waar zij daadwerkelijk zijn tewerkgesteld en dat zij zij aantonen waar zij daadwerkelijk zijn tewerkgesteld en dat zij
bijgevolg vallen onder de toepassing van de bestreden bepaling. bijgevolg vallen onder de toepassing van de bestreden bepaling.
B.3.1. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het B.3.1. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of
rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken
van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de
personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en
ongunstig zou kunnen worden geraakt. ongunstig zou kunnen worden geraakt.
B.3.2. In zoverre de bestreden bepaling de maximale wekelijkse B.3.2. In zoverre de bestreden bepaling de maximale wekelijkse
arbeidsduur van de opvoeders in de internaten van de inrichtingen van arbeidsduur van de opvoeders in de internaten van de inrichtingen van
het algemeen en technisch secundair onderwijs van de Franse het algemeen en technisch secundair onderwijs van de Franse
Gemeenschap vaststelt op 48 uur, duur waarvan de naleving moet worden Gemeenschap vaststelt op 48 uur, duur waarvan de naleving moet worden
gecontroleerd op basis van een referentieperiode van tien maanden die gecontroleerd op basis van een referentieperiode van tien maanden die
op 1 september begint en op 30 juni eindigt, en in zoverre zij bepaalt op 1 september begint en op 30 juni eindigt, en in zoverre zij bepaalt
dat de prestaties 's nachts worden vergoed ten belope van vier uur dat de prestaties 's nachts worden vergoed ten belope van vier uur
voor acht uur effectieve aanwezigheid, raakt zij de situatie van de voor acht uur effectieve aanwezigheid, raakt zij de situatie van de
partijen, die verklaren te werken als opvoeders in dergelijke partijen, die verklaren te werken als opvoeders in dergelijke
internaten, rechtstreeks en ongunstig. internaten, rechtstreeks en ongunstig.
In dat verband zij onderstreept dat geen enkele bepaling van de In dat verband zij onderstreept dat geen enkele bepaling van de
bijzondere wet van 6 januari 1989 de verzoekende partijen ertoe bijzondere wet van 6 januari 1989 de verzoekende partijen ertoe
verplicht het bewijs te leveren van feiten die zij aanvoeren om hun verplicht het bewijs te leveren van feiten die zij aanvoeren om hun
belang bij het beroep te verantwoorden wanneer een andere partij zich belang bij het beroep te verantwoorden wanneer een andere partij zich
ertoe beperkt het bestaan ervan te betwisten zonder zelf aanwijzingen ertoe beperkt het bestaan ervan te betwisten zonder zelf aanwijzingen
te geven op grond waarvan aan de realiteit kan worden getwijfeld. te geven op grond waarvan aan de realiteit kan worden getwijfeld.
Het gegeven dat de bestreden bepaling de situatie van de verzoekende Het gegeven dat de bestreden bepaling de situatie van de verzoekende
partijen zou verbeteren, althans wat sommige aspecten betreft, in partijen zou verbeteren, althans wat sommige aspecten betreft, in
vergelijking met hun situatie onder de vroegere regeling, verandert in vergelijking met hun situatie onder de vroegere regeling, verandert in
elk geval niets aan het feit dat de situatie van die partijen elk geval niets aan het feit dat de situatie van die partijen
rechtstreeks en ongunstig wordt geraakt door die bepaling. Een rechtstreeks en ongunstig wordt geraakt door die bepaling. Een
eventuele vernietiging daarvan zou de decreetgever overigens ertoe eventuele vernietiging daarvan zou de decreetgever overigens ertoe
kunnen brengen de op de betrokken materie toepasselijke regels opnieuw kunnen brengen de op de betrokken materie toepasselijke regels opnieuw
te onderzoeken. te onderzoeken.
B.3.3. De verzoekende partijen doen dus blijken van het vereiste B.3.3. De verzoekende partijen doen dus blijken van het vereiste
belang. belang.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de memorie van tussenkomst van Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de memorie van tussenkomst van
de Vlaamse Regering de Vlaamse Regering
B.4. De verzoekende partijen voeren aan dat de tussenkomst van de B.4. De verzoekende partijen voeren aan dat de tussenkomst van de
Vlaamse Regering nietig en derhalve onontvankelijk moet worden Vlaamse Regering nietig en derhalve onontvankelijk moet worden
verklaard, aangezien de memorie die zij heeft ingediend, is opgesteld verklaard, aangezien de memorie die zij heeft ingediend, is opgesteld
in het Nederlands. Zo niet zouden artikel 63 van de bijzondere wet van in het Nederlands. Zo niet zouden artikel 63 van de bijzondere wet van
6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, de wet van 15 juni 1935 « op 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, de wet van 15 juni 1935 « op
het gebruik der talen in gerechtszaken » en de artikelen 6 en 13 van het gebruik der talen in gerechtszaken » en de artikelen 6 en 13 van
het Europees Verdrag voor de rechten van de mens worden geschonden. het Europees Verdrag voor de rechten van de mens worden geschonden.
B.5. De voormelde wet van 15 juni 1935 is niet van toepassing op de B.5. De voormelde wet van 15 juni 1935 is niet van toepassing op de
rechtsplegingen voor het Grondwettelijk Hof. In tegenstelling tot wat rechtsplegingen voor het Grondwettelijk Hof. In tegenstelling tot wat
de verzoekende partijen aanvoeren, is de taal waarin de Vlaamse de verzoekende partijen aanvoeren, is de taal waarin de Vlaamse
Regering haar memories moet indienen, niet vastgelegd in artikel 63 Regering haar memories moet indienen, niet vastgelegd in artikel 63
van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof,
maar in artikel 62, tweede lid, 2°, van diezelfde wet, dat bepaalt maar in artikel 62, tweede lid, 2°, van diezelfde wet, dat bepaalt
dat, in de akten en verklaringen, de regeringen hun bestuurstaal dat, in de akten en verklaringen, de regeringen hun bestuurstaal
gebruiken. Aangezien de memorie van tussenkomst van de Vlaamse gebruiken. Aangezien de memorie van tussenkomst van de Vlaamse
Regering in het Nederlands is opgesteld, is die ontvankelijk. Regering in het Nederlands is opgesteld, is die ontvankelijk.
B.6. Het is te dezen niet nodig te onderzoeken of de artikelen 6 en 13 B.6. Het is te dezen niet nodig te onderzoeken of de artikelen 6 en 13
van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens van toepassing van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens van toepassing
zijn, daar de vereisten vervat in het voormelde artikel 6 inzake het zijn, daar de vereisten vervat in het voormelde artikel 6 inzake het
recht op een eerlijk proces gelden als een algemeen rechtsbeginsel. recht op een eerlijk proces gelden als een algemeen rechtsbeginsel.
De bijzondere aard van het grondwettelijk contentieux onderscheidt een De bijzondere aard van het grondwettelijk contentieux onderscheidt een
grondwettelijk hof van de hoven en rechtbanken en van de grondwettelijk hof van de hoven en rechtbanken en van de
administratieve rechtscolleges. Een grondwettelijk hof spreekt zich administratieve rechtscolleges. Een grondwettelijk hof spreekt zich
immers niet uit over de aanspraken van de procespartijen, maar immers niet uit over de aanspraken van de procespartijen, maar
oordeelt uitsluitend in abstracto of de toepasselijke wetsbepalingen oordeelt uitsluitend in abstracto of de toepasselijke wetsbepalingen
in overeenstemming zijn met de regels waaraan het kan toetsen (EHRM, in overeenstemming zijn met de regels waaraan het kan toetsen (EHRM,
grote kamer, 22 oktober 1984, Sramek t. Oostenrijk, § 35). grote kamer, 22 oktober 1984, Sramek t. Oostenrijk, § 35).
Het recht op een eerlijk proces dat de partij geniet die voor het Het recht op een eerlijk proces dat de partij geniet die voor het
Grondwettelijke Hof een beroep tot vernietiging instelt tegen een Grondwettelijke Hof een beroep tot vernietiging instelt tegen een
wetskrachtige norm, impliceert niet het recht voor die partij om een wetskrachtige norm, impliceert niet het recht voor die partij om een
memorie in haar taal te ontvangen, noch een vertaling van een memorie memorie in haar taal te ontvangen, noch een vertaling van een memorie
die in een van de drie landstalen geldig is ingediend door een die in een van de drie landstalen geldig is ingediend door een
overheid die is onderworpen aan verplichtingen inzake het gebruik der overheid die is onderworpen aan verplichtingen inzake het gebruik der
talen. talen.
Ten gronde Ten gronde
B.7. Uit de uiteenzetting van de middelen blijkt dat de verzoekende B.7. Uit de uiteenzetting van de middelen blijkt dat de verzoekende
partijen in wezen twee grieven uiteenzetten, die respectievelijk partijen in wezen twee grieven uiteenzetten, die respectievelijk
betrekking hebben op de bevoegdheidsverdeling, enerzijds, en op het betrekking hebben op de bevoegdheidsverdeling, enerzijds, en op het
beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie en op het recht op beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie en op het recht op
billijke arbeidsvoorwaarden en op een billijke beloning, anderzijds. billijke arbeidsvoorwaarden en op een billijke beloning, anderzijds.
Het Hof onderzoekt de twee grieven in die volgorde. Het Hof onderzoekt de twee grieven in die volgorde.
Wat de bevoegdheidsverdeling betreft Wat de bevoegdheidsverdeling betreft
B.8. De eerste grief is afgeleid uit de schending van de artikelen 35, B.8. De eerste grief is afgeleid uit de schending van de artikelen 35,
36, 38, 74, 127 tot 130 en 141 tot 143 van de Grondwet, alsook van de 36, 38, 74, 127 tot 130 en 141 tot 143 van de Grondwet, alsook van de
artikelen 4, 4bis, 5, § 1, en 87 van de bijzondere wet van 8 augustus artikelen 4, 4bis, 5, § 1, en 87 van de bijzondere wet van 8 augustus
1980 tot hervorming der instellingen (hierna : de bijzondere wet van 8 1980 tot hervorming der instellingen (hierna : de bijzondere wet van 8
augustus 1980). augustus 1980).
Volgens de verzoekende partijen strekt de bevoegdheid van de Volgens de verzoekende partijen strekt de bevoegdheid van de
gemeenschappen inzake onderwijs zich niet uit tot de regels gemeenschappen inzake onderwijs zich niet uit tot de regels
betreffende de gezondheid en de veiligheid op het werk, die vallen betreffende de gezondheid en de veiligheid op het werk, die vallen
onder de exclusieve bevoegdheid van de federale overheid. In zoverre onder de exclusieve bevoegdheid van de federale overheid. In zoverre
de bestreden bepaling de arbeidsduur van de opvoeders in een internaat de bestreden bepaling de arbeidsduur van de opvoeders in een internaat
regelt, zou zij dus inbreuk maken op de bevoegdheid van de federale regelt, zou zij dus inbreuk maken op de bevoegdheid van de federale
overheid. overheid.
B.9.1. De artikelen 36, 38, 127 en 128 van de Grondwet bepalen : B.9.1. De artikelen 36, 38, 127 en 128 van de Grondwet bepalen :
«

Art. 36.De federale wetgevende macht wordt gezamenlijk uitgeoefend

«

Art. 36.De federale wetgevende macht wordt gezamenlijk uitgeoefend

door de Koning, de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat ». door de Koning, de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat ».
«

Art. 38.Elke gemeenschap heeft de bevoegdheden welke haar door de

«

Art. 38.Elke gemeenschap heeft de bevoegdheden welke haar door de

Grondwet of door de wetten aangenomen krachtens deze laatste, worden Grondwet of door de wetten aangenomen krachtens deze laatste, worden
toegekend ». toegekend ».
«

Art. 127.§ 1. De Parlementen van de Vlaamse en de Franse

«

Art. 127.§ 1. De Parlementen van de Vlaamse en de Franse

Gemeenschap regelen, ieder wat hem betreft, bij decreet : Gemeenschap regelen, ieder wat hem betreft, bij decreet :
[...] [...]
2° het onderwijs, met uitsluiting van: 2° het onderwijs, met uitsluiting van:
a) de bepaling van het begin en het einde van de leerplicht; a) de bepaling van het begin en het einde van de leerplicht;
b) de minimale voorwaarden voor het uitreiken van de diploma's; b) de minimale voorwaarden voor het uitreiken van de diploma's;
c) de pensioenregeling; c) de pensioenregeling;
[...] [...]
§ 2. Deze decreten hebben kracht van wet respectievelijk in het § 2. Deze decreten hebben kracht van wet respectievelijk in het
Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, alsmede ten Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, alsmede ten
aanzien van de instellingen gevestigd in het tweetalige gebied aanzien van de instellingen gevestigd in het tweetalige gebied
Brussel-Hoofdstad die, wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd Brussel-Hoofdstad die, wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd
uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap ». uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap ».
«

Art. 128.§ 1. De Parlementen van de Vlaamse en de Franse

«

Art. 128.§ 1. De Parlementen van de Vlaamse en de Franse

Gemeenschap regelen, elk voor zich, bij decreet, de persoonsgebonden Gemeenschap regelen, elk voor zich, bij decreet, de persoonsgebonden
aangelegenheden, alsook, voor deze aangelegenheden, de samenwerking aangelegenheden, alsook, voor deze aangelegenheden, de samenwerking
tussen de gemeenschappen en de internationale samenwerking, met tussen de gemeenschappen en de internationale samenwerking, met
inbegrip van het sluiten van verdragen. inbegrip van het sluiten van verdragen.
Een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde Een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde
meerderheid, stelt deze persoonsgebonden aangelegenheden vast, alsook meerderheid, stelt deze persoonsgebonden aangelegenheden vast, alsook
de vormen van samenwerking en de nadere regelen voor het sluiten van de vormen van samenwerking en de nadere regelen voor het sluiten van
verdragen. verdragen.
§ 2. Deze decreten hebben kracht van wet respectievelijk in het § 2. Deze decreten hebben kracht van wet respectievelijk in het
Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, alsmede, tenzij Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, alsmede, tenzij
wanneer een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde wanneer een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde
meerderheid er anders over beschikt, ten aanzien van de instellingen meerderheid er anders over beschikt, ten aanzien van de instellingen
gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die, wegens hun gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die, wegens hun
organisatie, moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de ene organisatie, moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de ene
of de andere gemeenschap ». of de andere gemeenschap ».
B.9.2. Artikel 5, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 somt B.9.2. Artikel 5, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 somt
de persoonsgebonden aangelegenheden op die worden bedoeld in artikel de persoonsgebonden aangelegenheden op die worden bedoeld in artikel
128, § 1, van de Grondwet, waarvoor de gemeenschappen bevoegd zijn op 128, § 1, van de Grondwet, waarvoor de gemeenschappen bevoegd zijn op
het vlak van het gezondheidsbeleid. het vlak van het gezondheidsbeleid.
B.9.3. In het verzoekschrift wordt niet uiteengezet in welke zin de B.9.3. In het verzoekschrift wordt niet uiteengezet in welke zin de
bestreden bepaling de artikelen 35, 74, 129, 130, 141, 142 en 143 van bestreden bepaling de artikelen 35, 74, 129, 130, 141, 142 en 143 van
de Grondwet en de artikelen 4, 4bis en 87 van de bijzondere wet van 8 de Grondwet en de artikelen 4, 4bis en 87 van de bijzondere wet van 8
augustus 1980 zou schenden. De grief is dus niet ontvankelijk in augustus 1980 zou schenden. De grief is dus niet ontvankelijk in
zoverre de schending van die bepalingen wordt aangevoerd. zoverre de schending van die bepalingen wordt aangevoerd.
B.10. De bevoegdheidsverdeling inzake onderwijs wordt geregeld door B.10. De bevoegdheidsverdeling inzake onderwijs wordt geregeld door
artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet. De gemeenschappen artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet. De gemeenschappen
hebben de volheid van bevoegdheid tot het regelen van het onderwijs in hebben de volheid van bevoegdheid tot het regelen van het onderwijs in
de ruimste zin van het woord, behalve voor de drie in die de ruimste zin van het woord, behalve voor de drie in die
grondwetsbepaling vermelde uitzonderingen, die strikt dienen te worden grondwetsbepaling vermelde uitzonderingen, die strikt dienen te worden
geïnterpreteerd. Die bevoegdheid omvat onder meer het vaststellen van geïnterpreteerd. Die bevoegdheid omvat onder meer het vaststellen van
de regels betreffende de rechtspositie van het onderwijspersoneel, met de regels betreffende de rechtspositie van het onderwijspersoneel, met
inbegrip van het geldelijk statuut. inbegrip van het geldelijk statuut.
B.11. Krachtens artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 12°, van de bijzondere B.11. Krachtens artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 12°, van de bijzondere
wet van 8 augustus 1980 is de federale overheid als enige bevoegd wet van 8 augustus 1980 is de federale overheid als enige bevoegd
inzake arbeidsrecht en sociale zekerheid. Uit artikel 6, § 1, II, inzake arbeidsrecht en sociale zekerheid. Uit artikel 6, § 1, II,
eerste lid, 3°, van die bijzondere wet blijkt voorts dat de federale eerste lid, 3°, van die bijzondere wet blijkt voorts dat de federale
overheid bevoegd is inzake arbeidsbescherming. Die bevoegdheid omvat overheid bevoegd is inzake arbeidsbescherming. Die bevoegdheid omvat
het welzijn op het werk, met inbegrip van de bescherming van de het welzijn op het werk, met inbegrip van de bescherming van de
gezondheid van de werknemers en de arbeidsduur. gezondheid van de werknemers en de arbeidsduur.
Artikel 6, § 1, II, eerste lid, 3°, en VI, vijfde lid, 12°, van de Artikel 6, § 1, II, eerste lid, 3°, en VI, vijfde lid, 12°, van de
bijzondere wet van 8 augustus 1980 mag evenwel geen afbreuk doen aan bijzondere wet van 8 augustus 1980 mag evenwel geen afbreuk doen aan
de gemeenschapsbevoegdheid inzake onderwijs, die rechtstreeks de gemeenschapsbevoegdheid inzake onderwijs, die rechtstreeks
voortvloeit uit de Grondwet. Die bepaling moet immers worden gelezen voortvloeit uit de Grondwet. Die bepaling moet immers worden gelezen
in samenhang met artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet. in samenhang met artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet.
Hieruit volgt dat, inzake arbeidsrecht en arbeidsbescherming, de Hieruit volgt dat, inzake arbeidsrecht en arbeidsbescherming, de
federale overheid bevoegd is om de algemene regels uit te vaardigen federale overheid bevoegd is om de algemene regels uit te vaardigen
die van toepassing zijn op abstracte categorieën van werknemers en die van toepassing zijn op abstracte categorieën van werknemers en
werkgevers, terwijl de gemeenschappen, op grond van hun bevoegdheid werkgevers, terwijl de gemeenschappen, op grond van hun bevoegdheid
inzake onderwijs, specifieke regels mogen uitvaardigen die van inzake onderwijs, specifieke regels mogen uitvaardigen die van
toepassing zijn op het onderwijzend personeel. toepassing zijn op het onderwijzend personeel.
B.12. In zoverre de bestreden bepaling de rechtstoestand van de B.12. In zoverre de bestreden bepaling de rechtstoestand van de
opvoeders in een internaat van de inrichtingen van het algemeen en opvoeders in een internaat van de inrichtingen van het algemeen en
technisch secundair onderwijs van de Franse Gemeenschap regelt, met technisch secundair onderwijs van de Franse Gemeenschap regelt, met
name wat betreft de arbeidsduur en het meetellen van de prestaties name wat betreft de arbeidsduur en het meetellen van de prestaties
voor het loon van die opvoeders, valt zij onder de bevoegdheid van de voor het loon van die opvoeders, valt zij onder de bevoegdheid van de
Franse Gemeenschap inzake onderwijs, bedoeld in artikel 127, § 1, Franse Gemeenschap inzake onderwijs, bedoeld in artikel 127, § 1,
eerste lid, 2°, van de Grondwet. eerste lid, 2°, van de Grondwet.
B.13. De grief die is afgeleid uit de schending van de B.13. De grief die is afgeleid uit de schending van de
bevoegdheidverdelende regels is niet gegrond. bevoegdheidverdelende regels is niet gegrond.
Wat betreft het gelijkheidsbeginsel en het recht op billijke Wat betreft het gelijkheidsbeginsel en het recht op billijke
arbeidsvoorwaarden en op een billijke beloning arbeidsvoorwaarden en op een billijke beloning
B.14. De tweede grief is afgeleid uit de schending van de artikelen B.14. De tweede grief is afgeleid uit de schending van de artikelen
10, 11 en 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de 10, 11 en 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de
richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 « betreffende de richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 « betreffende de
tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering
van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk » van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk »
(hierna : de richtlijn 89/391/EEG), met de richtlijn 2003/88/EG van (hierna : de richtlijn 89/391/EEG), met de richtlijn 2003/88/EG van
het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 « betreffende het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 « betreffende
een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd » (hierna : een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd » (hierna :
de richtlijn 2003/88/EG) en met artikel 2 van het herziene Europees de richtlijn 2003/88/EG) en met artikel 2 van het herziene Europees
Sociaal Handvest. Sociaal Handvest.
De verzoekende partijen verwijten de bestreden bepaling erin te De verzoekende partijen verwijten de bestreden bepaling erin te
voorzien dat de slapende wachten verricht door de opvoeders in een voorzien dat de slapende wachten verricht door de opvoeders in een
internaat die daarin worden beoogd, slechts worden meegeteld naar rata internaat die daarin worden beoogd, slechts worden meegeteld naar rata
van vier uur voor een effectieve aanwezigheid van acht uur. Hieruit van vier uur voor een effectieve aanwezigheid van acht uur. Hieruit
vloeit voort dat de opvoeders in een internaat, voor een effectieve vloeit voort dat de opvoeders in een internaat, voor een effectieve
wekelijkse aanwezigheid van 60 uur, met hoogstens drie slapende wekelijkse aanwezigheid van 60 uur, met hoogstens drie slapende
wachten, worden geacht slecht 48 uur te hebben gewerkt. Echter, op wachten, worden geacht slecht 48 uur te hebben gewerkt. Echter, op
grond van de voormelde richtlijnen, zoals geïnterpreteerd door het Hof grond van de voormelde richtlijnen, zoals geïnterpreteerd door het Hof
van Justitie, moeten alle uren tijdens welke de werknemer ter van Justitie, moeten alle uren tijdens welke de werknemer ter
beschikking staat van zijn werkgever worden beschouwd als effectieve beschikking staat van zijn werkgever worden beschouwd als effectieve
arbeidsuren. Bovendien bedraagt de referentieperiode voor de arbeidsuren. Bovendien bedraagt de referentieperiode voor de
berekening van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur tien maanden. berekening van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur tien maanden.
Hieruit zou een schending voortvloeien van artikel 23 van de Grondwet Hieruit zou een schending voortvloeien van artikel 23 van de Grondwet
en van artikel 2 van het herziene Europees Sociaal Handvest, die het en van artikel 2 van het herziene Europees Sociaal Handvest, die het
recht op een billijke beloning en op billijke arbeidsvoorwaarden recht op een billijke beloning en op billijke arbeidsvoorwaarden
beschermen en die dwangarbeid verbieden. beschermen en die dwangarbeid verbieden.
Volgens de verzoekende partijen discrimineert de bestreden bepaling Volgens de verzoekende partijen discrimineert de bestreden bepaling
daarnaast de opvoeders in een internaat die daarin worden beoogd, ten daarnaast de opvoeders in een internaat die daarin worden beoogd, ten
opzichte van de andere leden van het openbaar ambt, aangezien de opzichte van de andere leden van het openbaar ambt, aangezien de
prestaties van die laatstgenoemden in principe niet meer mogen prestaties van die laatstgenoemden in principe niet meer mogen
bedragen dan 38 uur per week, de referentieperiode voor de berekening bedragen dan 38 uur per week, de referentieperiode voor de berekening
van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur vier maanden is en elke van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur vier maanden is en elke
overschrijding van die limiet aanleiding geeft tot een compenserende overschrijding van die limiet aanleiding geeft tot een compenserende
rusttijd, die verhoudingsgewijs wordt vergoed, overeenkomstig artikel rusttijd, die verhoudingsgewijs wordt vergoed, overeenkomstig artikel
8 van de wet van 14 december 2000 « tot vaststelling van sommige 8 van de wet van 14 december 2000 « tot vaststelling van sommige
aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector » aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector »
(hierna : de wet van 14 december 2000). (hierna : de wet van 14 december 2000).
B.15. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet hebben een algemene B.15. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet hebben een algemene
draagwijdte. Zij verbieden elke discriminatie, ongeacht de oorsprong draagwijdte. Zij verbieden elke discriminatie, ongeacht de oorsprong
ervan : de grondwettelijke regels van de gelijkheid en van de ervan : de grondwettelijke regels van de gelijkheid en van de
niet-discriminatie zijn toepasselijk ten aanzien van alle rechten en niet-discriminatie zijn toepasselijk ten aanzien van alle rechten en
alle vrijheden, met inbegrip van die welke voortvloeien uit alle vrijheden, met inbegrip van die welke voortvloeien uit
internationale verdragen die België binden of uit het recht van de internationale verdragen die België binden of uit het recht van de
Europese Unie. Europese Unie.
B.16.1. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt : B.16.1. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt :
« Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden. « Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden.
Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde
regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de
economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden
voor de uitoefening bepalen. voor de uitoefening bepalen.
Die rechten omvatten inzonderheid : Die rechten omvatten inzonderheid :
1° het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid in het 1° het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid in het
raam van een algemeen werkgelegenheidsbeleid dat onder meer gericht is raam van een algemeen werkgelegenheidsbeleid dat onder meer gericht is
op het waarborgen van een zo hoog en stabiel mogelijk op het waarborgen van een zo hoog en stabiel mogelijk
werkgelegenheidspeil, het recht op billijke arbeidsvoorwaarden en een werkgelegenheidspeil, het recht op billijke arbeidsvoorwaarden en een
billijke beloning, alsmede het recht op informatie, overleg en billijke beloning, alsmede het recht op informatie, overleg en
collectief onderhandelen; collectief onderhandelen;
2° het recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en 2° het recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en
sociale, geneeskundige en juridische bijstand; sociale, geneeskundige en juridische bijstand;
[...] ». [...] ».
B.16.2. Artikel 2 van het herziene Europees Sociaal Handvest bepaalt : B.16.2. Artikel 2 van het herziene Europees Sociaal Handvest bepaalt :
« Teneinde de onbelemmerde uitoefening van het recht op billijke « Teneinde de onbelemmerde uitoefening van het recht op billijke
arbeidsvoorwaarden te waarborgen verbinden de Partijen zich : arbeidsvoorwaarden te waarborgen verbinden de Partijen zich :
1. redelijke dagelijkse en wekelijkse arbeidstijden vast te stellen, 1. redelijke dagelijkse en wekelijkse arbeidstijden vast te stellen,
waarbij de werkweek geleidelijk dient te worden verkort voorzover de waarbij de werkweek geleidelijk dient te worden verkort voorzover de
vermeerdering der productiviteit en andere van invloed zijnde factoren vermeerdering der productiviteit en andere van invloed zijnde factoren
zulks toelaten; zulks toelaten;
2. voor algemeen erkende feestdagen behoud van loon te waarborgen; 2. voor algemeen erkende feestdagen behoud van loon te waarborgen;
3. een jaarlijks verlof van ten minste twee weken met behoud van loon 3. een jaarlijks verlof van ten minste twee weken met behoud van loon
te waarborgen; te waarborgen;
4. de risico's weg te werken die inherent zijn aan de gevaarlijke of 4. de risico's weg te werken die inherent zijn aan de gevaarlijke of
voor de gezondheid schadelijke werkzaamheden en wanneer die risico's voor de gezondheid schadelijke werkzaamheden en wanneer die risico's
niet zijn weggewerkt of onvoldoende zijn verkleind voor de werknemers niet zijn weggewerkt of onvoldoende zijn verkleind voor de werknemers
die dergelijke werkzaamheden verrichten, hetzij een verkorting van de die dergelijke werkzaamheden verrichten, hetzij een verkorting van de
arbeidsduur, hetzij bijkomende vrije dagen met behoud van loon te arbeidsduur, hetzij bijkomende vrije dagen met behoud van loon te
waarborgen; waarborgen;
5. een wekelijkse rusttijd te waarborgen, die zoveel mogelijk 5. een wekelijkse rusttijd te waarborgen, die zoveel mogelijk
samenvalt met de dag die volgens de traditie of gewoonte in het samenvalt met de dag die volgens de traditie of gewoonte in het
betrokken land of in de betrokken streek als rustdag wordt erkend; betrokken land of in de betrokken streek als rustdag wordt erkend;
6. erop toe te zien dat de werknemers zo snel mogelijk schriftelijk en 6. erop toe te zien dat de werknemers zo snel mogelijk schriftelijk en
ieder geval uiterlijk twee maanden na het aanvangen van hun ieder geval uiterlijk twee maanden na het aanvangen van hun
arbeidstaak worden geïnformeerd over de belangrijkste punten van de arbeidstaak worden geïnformeerd over de belangrijkste punten van de
arbeidsovereenkomst of -verhouding; arbeidsovereenkomst of -verhouding;
7. ervoor te zorgen dat de werknemers die nachtarbeid verrichten 7. ervoor te zorgen dat de werknemers die nachtarbeid verrichten
maatregelen genieten die rekening houden met de bijzondere aard van maatregelen genieten die rekening houden met de bijzondere aard van
dat soort arbeid ». dat soort arbeid ».
B.16.3. In tegenstelling tot wat de Vlaamse Regering aanvoert, is de B.16.3. In tegenstelling tot wat de Vlaamse Regering aanvoert, is de
grief ontvankelijk in zoverre die is afgeleid uit de schending van grief ontvankelijk in zoverre die is afgeleid uit de schending van
artikel 2 van het herziene Europees Sociaal Handvest, aangezien de artikel 2 van het herziene Europees Sociaal Handvest, aangezien de
verzoekende partijen in het verzoekschrift uiteenzetten in welke zin verzoekende partijen in het verzoekschrift uiteenzetten in welke zin
de bestreden bepaling het in die bepaling beoogde recht op billijke de bestreden bepaling het in die bepaling beoogde recht op billijke
arbeidsvoorwaarden zou schenden. arbeidsvoorwaarden zou schenden.
B.17. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt dat ieder het recht heeft om B.17. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt dat ieder het recht heeft om
een menswaardig leven te leiden. Daartoe waarborgen de onderscheiden een menswaardig leven te leiden. Daartoe waarborgen de onderscheiden
wetgevers, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de wetgevers, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de
economische, sociale en culturele rechten, waaronder het recht op economische, sociale en culturele rechten, waaronder het recht op
billijke arbeidsvoorwaarden en op een billijke beloning, waarvan ze de billijke arbeidsvoorwaarden en op een billijke beloning, waarvan ze de
voorwaarden voor de uitoefening bepalen. Artikel 23 van de Grondwet voorwaarden voor de uitoefening bepalen. Artikel 23 van de Grondwet
bepaalt niet wat die rechten, waarvan enkel het beginsel wordt bepaalt niet wat die rechten, waarvan enkel het beginsel wordt
uitgedrukt, impliceren, waarbij elke wetgever ermee is belast die uitgedrukt, impliceren, waarbij elke wetgever ermee is belast die
rechten te waarborgen, overeenkomstig het tweede lid van dat artikel, rechten te waarborgen, overeenkomstig het tweede lid van dat artikel,
rekening houdend met de overeenkomstige plichten. rekening houdend met de overeenkomstige plichten.
Het staat op dezelfde wijze aan de bevoegde wetgever de inhoud te Het staat op dezelfde wijze aan de bevoegde wetgever de inhoud te
preciseren van het recht op billijke arbeidsvoorwaarden, gewaarborgd preciseren van het recht op billijke arbeidsvoorwaarden, gewaarborgd
bij artikel 2 van het voormelde Handvest. bij artikel 2 van het voormelde Handvest.
Artikel 23 van de Grondwet bevat een standstill-verplichting die eraan Artikel 23 van de Grondwet bevat een standstill-verplichting die eraan
in de weg staat dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat in de weg staat dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat
wordt geboden door de van toepassing zijnde wetgeving, in aanzienlijke wordt geboden door de van toepassing zijnde wetgeving, in aanzienlijke
mate vermindert zonder dat daarvoor redenen zijn die verband houden mate vermindert zonder dat daarvoor redenen zijn die verband houden
met het algemeen belang. met het algemeen belang.
B.18. De verzoekende partijen preciseren niet welke specifieke B.18. De verzoekende partijen preciseren niet welke specifieke
bepaling van de richtlijn 89/391/EEG zou zijn geschonden door de bepaling van de richtlijn 89/391/EEG zou zijn geschonden door de
bestreden bepaling. De grief is bijgevolg niet ontvankelijk in zoverre bestreden bepaling. De grief is bijgevolg niet ontvankelijk in zoverre
die is afgeleid uit de schending van die richtlijn. die is afgeleid uit de schending van die richtlijn.
B.19. Artikel 2, punt 1, van de richtlijn 2003/88/EG bepaalt : B.19. Artikel 2, punt 1, van de richtlijn 2003/88/EG bepaalt :
« Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder : « Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder :
1. arbeidstijd : de tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter 1. arbeidstijd : de tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter
beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie
uitoefent, overeenkomstig de nationale wetten en/of gebruiken ». uitoefent, overeenkomstig de nationale wetten en/of gebruiken ».
De verzoekende partijen identificeren geen andere bepalingen in die De verzoekende partijen identificeren geen andere bepalingen in die
richtlijn. richtlijn.
B.20. In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen aanvoeren, B.20. In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen aanvoeren,
houdt de maximale wekelijkse arbeidsduur van 48 uur die is vastgelegd houdt de maximale wekelijkse arbeidsduur van 48 uur die is vastgelegd
in de bestreden bepaling, rekening met alle uren die als slapende in de bestreden bepaling, rekening met alle uren die als slapende
wachten zijn gepresteerd. Artikel 2, derde lid, van het koninklijk wachten zijn gepresteerd. Artikel 2, derde lid, van het koninklijk
besluit van 8 april 1959 « tot regeling van het stelsel der besluit van 8 april 1959 « tot regeling van het stelsel der
dienstprestaties van de surveillanten en studiemeesters bij de dienstprestaties van de surveillanten en studiemeesters bij de
Rijksinrichtingen voor middelbaar en technisch onderwijs », zoals Rijksinrichtingen voor middelbaar en technisch onderwijs », zoals
gewijzigd bij de bestreden bepaling, voorziet immers uitdrukkelijk gewijzigd bij de bestreden bepaling, voorziet immers uitdrukkelijk
erin dat « alle uren van aanwezigheid van de werknemer in het erin dat « alle uren van aanwezigheid van de werknemer in het
internaat [...], inclusief die tussen tweeëntwintig uur dertig en zes internaat [...], inclusief die tussen tweeëntwintig uur dertig en zes
uur dertig » worden meegeteld voor de berekening van die maximale uur dertig » worden meegeteld voor de berekening van die maximale
duur. Uit artikel 2, tweede lid, van het voormelde koninklijk besluit, duur. Uit artikel 2, tweede lid, van het voormelde koninklijk besluit,
zoals gewijzigd bij de bestreden bepaling, blijkt overigens dat, in zoals gewijzigd bij de bestreden bepaling, blijkt overigens dat, in
geval van slapende wachten, de inaanmerkingneming van vier uur voor geval van slapende wachten, de inaanmerkingneming van vier uur voor
acht uur effectieve aanwezigheid alleen geldt voor de vergoeding van acht uur effectieve aanwezigheid alleen geldt voor de vergoeding van
die slapende wachten. die slapende wachten.
In zoverre in de grief wordt aangevoerd dat de uren als slapende In zoverre in de grief wordt aangevoerd dat de uren als slapende
wachten niet integraal worden meegeteld bij de berekening van de wachten niet integraal worden meegeteld bij de berekening van de
wekelijkse arbeidsduur, is het uitgangspunt ervan verkeerd. wekelijkse arbeidsduur, is het uitgangspunt ervan verkeerd.
B.21. De verzoekende partijen vragen het Hof de situatie van de B.21. De verzoekende partijen vragen het Hof de situatie van de
opvoeders in de internaten van de inrichtingen van het algemeen of opvoeders in de internaten van de inrichtingen van het algemeen of
technisch secundair onderwijs van de Franse Gemeenschap te vergelijken technisch secundair onderwijs van de Franse Gemeenschap te vergelijken
met de situatie van de andere leden van het openbaar ambt, die een met de situatie van de andere leden van het openbaar ambt, die een
gunstigere behandeling zouden genieten wat betreft de gemiddelde gunstigere behandeling zouden genieten wat betreft de gemiddelde
maximale wekelijkse arbeidsduur, met inbegrip van de referentieperiode maximale wekelijkse arbeidsduur, met inbegrip van de referentieperiode
die wordt gebruikt voor de berekening van die duur, en de vergoeding die wordt gebruikt voor de berekening van die duur, en de vergoeding
van de prestaties, krachtens de wet van 14 december 2000. van de prestaties, krachtens de wet van 14 december 2000.
B.22. De opvoeders in een internaat bevinden zich in een situatie die B.22. De opvoeders in een internaat bevinden zich in een situatie die
objectief verschilt van die van de andere leden van het openbaar ambt, objectief verschilt van die van de andere leden van het openbaar ambt,
gelet op de bijzondere aard van de prestaties van die opvoeders. gelet op de bijzondere aard van de prestaties van die opvoeders.
Aangezien, tijdens de slapende wachten, de opvoeder in een internaat Aangezien, tijdens de slapende wachten, de opvoeder in een internaat
slaapt op zijn arbeidsplaats terwijl hij ter beschikking blijft slaapt op zijn arbeidsplaats terwijl hij ter beschikking blijft
wanneer dat nodig is, is het immers niet zonder redelijke wanneer dat nodig is, is het immers niet zonder redelijke
verantwoording dat, enerzijds, die prestaties het voorwerp uitmaken verantwoording dat, enerzijds, die prestaties het voorwerp uitmaken
van een bijzondere behandeling op het vlak van de vergoeding en dat, van een bijzondere behandeling op het vlak van de vergoeding en dat,
anderzijds, de opvoeders in een internaat worden onderworpen aan een anderzijds, de opvoeders in een internaat worden onderworpen aan een
langere maximale wekelijkse arbeidsduur dan die welke geldt voor de langere maximale wekelijkse arbeidsduur dan die welke geldt voor de
ambtenaren die geen prestaties moeten verrichten die vergelijkbaar ambtenaren die geen prestaties moeten verrichten die vergelijkbaar
zijn met de slapende wachten. zijn met de slapende wachten.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in dat verband Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in dat verband
geoordeeld dat de voormelde richtlijn 2003/88/EG « zich ertoe beperkt geoordeeld dat de voormelde richtlijn 2003/88/EG « zich ertoe beperkt
bepaalde aspecten van de organisatie van de arbeidstijd te regelen, bepaalde aspecten van de organisatie van de arbeidstijd te regelen,
zodat zij in beginsel niet van toepassing is op de beloning van zodat zij in beginsel niet van toepassing is op de beloning van
werknemers » (HvJ, beschikking, 11 januari 2007, C-437/05, Vorel t. werknemers » (HvJ, beschikking, 11 januari 2007, C-437/05, Vorel t.
Nemocnice Cesky Krumlov, punten 32 en 34; zie ook 1 december 2005, Nemocnice Cesky Krumlov, punten 32 en 34; zie ook 1 december 2005,
C-14/04, Dellas e.a. t. Eerste Minister e.a., punt 38). Het Hof van C-14/04, Dellas e.a. t. Eerste Minister e.a., punt 38). Het Hof van
Justitie heeft eveneens geoordeeld dat « de richtlijnen 93/104 en Justitie heeft eveneens geoordeeld dat « de richtlijnen 93/104 en
2003/88 er niet aan in de weg [staan] dat een lidstaat een regeling 2003/88 er niet aan in de weg [staan] dat een lidstaat een regeling
toepast die voor de vergoeding van de werknemer voor de wachtdienst toepast die voor de vergoeding van de werknemer voor de wachtdienst
die hij verricht op zijn werkplek, de perioden tijdens welke die hij verricht op zijn werkplek, de perioden tijdens welke
daadwerkelijke arbeidsprestaties worden verricht en de perioden daadwerkelijke arbeidsprestaties worden verricht en de perioden
tijdens welke geen daadwerkelijke arbeid wordt verricht, op tijdens welke geen daadwerkelijke arbeid wordt verricht, op
verschillende wijze in aanmerking neemt, voor zover een dergelijke verschillende wijze in aanmerking neemt, voor zover een dergelijke
regeling integraal het nuttig effect waarborgt van de rechten die door regeling integraal het nuttig effect waarborgt van de rechten die door
die richtlijnen aan de werknemers zijn verleend om hun gezondheid en die richtlijnen aan de werknemers zijn verleend om hun gezondheid en
veiligheid doeltreffend te beschermen » (HvJ, 11 januari 2007, veiligheid doeltreffend te beschermen » (HvJ, 11 januari 2007,
C-437/05, Vorel, voormeld, punt 35). C-437/05, Vorel, voormeld, punt 35).
De verzoekende partijen brengen geen enkel element naar voren dat het De verzoekende partijen brengen geen enkel element naar voren dat het
redelijke karakter van de maatregel ter discussie kan stellen, zowel redelijke karakter van de maatregel ter discussie kan stellen, zowel
wat betreft het meetellen van de uren in het kader van de berekening wat betreft het meetellen van de uren in het kader van de berekening
van het loon als wat betreft de vaststelling van de maximale van het loon als wat betreft de vaststelling van de maximale
wekelijkse arbeidsduur op 48 uur. Er dient in dat verband te worden wekelijkse arbeidsduur op 48 uur. Er dient in dat verband te worden
onderstreept dat de berekening van de prestaties op basis van een onderstreept dat de berekening van de prestaties op basis van een
referentieperiode van tien maanden die begint op 1 september en referentieperiode van tien maanden die begint op 1 september en
eindigt op 30 juni, redelijk verantwoord is door het doel « de eindigt op 30 juni, redelijk verantwoord is door het doel « de
organisatie van die prestaties in de betrokken internaten en organisatie van die prestaties in de betrokken internaten en
opvangtehuizen te vergemakkelijken » (Parl. St., Parlement van de opvangtehuizen te vergemakkelijken » (Parl. St., Parlement van de
Franse Gemeenschap, 2018-2019, nr. 825/2, p. 3). Het feit dat bij de Franse Gemeenschap, 2018-2019, nr. 825/2, p. 3). Het feit dat bij de
berekening van het loon geen rekening wordt gehouden met alle berekening van het loon geen rekening wordt gehouden met alle
gepresteerde arbeidsuren in geval van slapende wachten zorgt overigens gepresteerde arbeidsuren in geval van slapende wachten zorgt overigens
op zich niet ervoor dat het loon van de betrokken werknemers niet op zich niet ervoor dat het loon van de betrokken werknemers niet
billijk is en komt niet erop neer hen te onderwerpen aan een regeling billijk is en komt niet erop neer hen te onderwerpen aan een regeling
van dwangarbeid. van dwangarbeid.
B.23. Voorts tonen de verzoekende partijen niet concreet aan in welke B.23. Voorts tonen de verzoekende partijen niet concreet aan in welke
zin de bestreden bepaling voor de betrokken opvoeders een zin de bestreden bepaling voor de betrokken opvoeders een
betekenisvolle vermindering van het beschermingsniveau van het recht betekenisvolle vermindering van het beschermingsniveau van het recht
op een billijke beloning en op billijke arbeidsvoorwaarden zou op een billijke beloning en op billijke arbeidsvoorwaarden zou
teweegbrengen, vermindering die niet zou kunnen worden verantwoord teweegbrengen, vermindering die niet zou kunnen worden verantwoord
door de in B.22 vermelde redenen van algemeen belang. door de in B.22 vermelde redenen van algemeen belang.
B.24. De tweede grief is niet gegrond. B.24. De tweede grief is niet gegrond.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
verwerpt het beroep. verwerpt het beroep.
Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits,
overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op
het Grondwettelijk Hof, op 30 september 2021. het Grondwettelijk Hof, op 30 september 2021.
De griffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux P.-Y. Dutilleux
De voorzitter, De voorzitter,
F. Daoût F. Daoût
^