← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 120/2021 van 30 september 2021 Rolnummer 7338 In zake :
het beroep tot vernietiging van artikel 1 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 «
houdende diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L.
Lavrysen, de rechters J.(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 120/2021 van 30 september 2021 Rolnummer 7338 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 1 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, de rechters J.(...) | Uittreksel uit arrest nr. 120/2021 van 30 september 2021 Rolnummer 7338 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 1 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, de rechters J.(...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 120/2021 van 30 september 2021 | Uittreksel uit arrest nr. 120/2021 van 30 september 2021 |
| Rolnummer 7338 | Rolnummer 7338 |
| In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 1 van het decreet | In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 1 van het decreet |
| van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende diverse bepalingen | van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende diverse bepalingen |
| inzake leerplichtonderwijs en schoolgebouwen », ingesteld door Didier | inzake leerplichtonderwijs en schoolgebouwen », ingesteld door Didier |
| Mercier en anderen. | Mercier en anderen. |
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
| samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, de rechters | samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, de rechters |
| J.-P. Moerman, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. | J.-P. Moerman, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. |
| Kherbache, T. Detienne en D. Pieters, en, overeenkomstig artikel 60bis | Kherbache, T. Detienne en D. Pieters, en, overeenkomstig artikel 60bis |
| van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
| emeritus voorzitter F. Daoût en emeritus rechter T. Merckx-Van Goey, | emeritus voorzitter F. Daoût en emeritus rechter T. Merckx-Van Goey, |
| bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van |
| emeritus voorzitter F. Daoût, | emeritus voorzitter F. Daoût, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging | I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging |
| Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 30 december | Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 30 december |
| 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 31 | 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 31 |
| december 2019, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 1 van | december 2019, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 1 van |
| het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende | het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende |
| diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en schoolgebouwen » | diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en schoolgebouwen » |
| (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 juli 2019) door Didier | (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 juli 2019) door Didier |
| Mercier, Frédéric Dermien, Antoine Bouko en Thomas Lallemand, | Mercier, Frédéric Dermien, Antoine Bouko en Thomas Lallemand, |
| bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. I. Leroy, advocaat bij de | bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. I. Leroy, advocaat bij de |
| balie te Charleroi. | balie te Charleroi. |
| (...) | (...) |
| II. In rechte | II. In rechte |
| (...) | (...) |
| Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan | Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan |
| B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel 1 | B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel 1 |
| van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende | van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende |
| diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en schoolgebouwen » | diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en schoolgebouwen » |
| (hierna : het decreet van 3 mei 2019), dat bepaalt : | (hierna : het decreet van 3 mei 2019), dat bepaalt : |
| « In artikel 2 van het koninklijk besluit van 8 april 1959 tot | « In artikel 2 van het koninklijk besluit van 8 april 1959 tot |
| regeling van het stelsel der dienstprestaties van de surveillanten en | regeling van het stelsel der dienstprestaties van de surveillanten en |
| studiemeesters bij de Rijksinrichtingen voor middelbaar en technisch | studiemeesters bij de Rijksinrichtingen voor middelbaar en technisch |
| onderwijs, worden het tweede lid en het derde lid geschrapt en | onderwijs, worden het tweede lid en het derde lid geschrapt en |
| vervangen door de volgende leden, luidend als volgt : | vervangen door de volgende leden, luidend als volgt : |
| ' Voor de bepaling van de arbeidsduur worden de aanwezigheidsuren van | ' Voor de bepaling van de arbeidsduur worden de aanwezigheidsuren van |
| de personeelsleden in het internaat tussen tweeëntwintig uur dertig en | de personeelsleden in het internaat tussen tweeëntwintig uur dertig en |
| zes uur dertig beschouwd als de tijd gedurende welke het personeelslid | zes uur dertig beschouwd als de tijd gedurende welke het personeelslid |
| ter beschikking van de werkgever staat en worden naar rata van vier | ter beschikking van de werkgever staat en worden naar rata van vier |
| uur bezoldigd. | uur bezoldigd. |
| De wekelijkse arbeidsduur, door alle uren van aanwezigheid van de | De wekelijkse arbeidsduur, door alle uren van aanwezigheid van de |
| werknemer in het internaat mee te tellen, inclusief die tussen | werknemer in het internaat mee te tellen, inclusief die tussen |
| tweeëntwintig uur dertig en zes uur dertig, mag gemiddeld niet meer | tweeëntwintig uur dertig en zes uur dertig, mag gemiddeld niet meer |
| dan 48 uur bedragen over een referentieperiode van tien maanden die op | dan 48 uur bedragen over een referentieperiode van tien maanden die op |
| 1 september begint en op 30 juni eindigt. | 1 september begint en op 30 juni eindigt. |
| De referentieperiode bedoeld in het eerste lid wordt tot twaalf | De referentieperiode bedoeld in het eerste lid wordt tot twaalf |
| maanden verlengd, tussen 1 september tot 31 augustus voor permanente | maanden verlengd, tussen 1 september tot 31 augustus voor permanente |
| opvangtehuizen. | opvangtehuizen. |
| Het aantal prestaties van de personeelsleden die ter plaatse moeten | Het aantal prestaties van de personeelsleden die ter plaatse moeten |
| slapen, mag gemiddeld drie nachten per week over de periode van tien | slapen, mag gemiddeld drie nachten per week over de periode van tien |
| maanden niet overschrijden. ' » | maanden niet overschrijden. ' » |
| Die bepaling vloeit voort uit een amendement, waarvan de | Die bepaling vloeit voort uit een amendement, waarvan de |
| verantwoording luidt : | verantwoording luidt : |
| « De aanzienlijke budgettaire impact van de toepassing van de | « De aanzienlijke budgettaire impact van de toepassing van de |
| Belgische rechtspraak en van de rechtspraak van het Hof van Justitie | Belgische rechtspraak en van de rechtspraak van het Hof van Justitie |
| van de Europese Gemeenschappen vereist dat progressief te werk wordt | van de Europese Gemeenschappen vereist dat progressief te werk wordt |
| gegaan. | gegaan. |
| Bijgevolg en in een eerste fase zal een door een opvoeder in een | Bijgevolg en in een eerste fase zal een door een opvoeder in een |
| internaat gepresteerde nacht worden meegeteld als vier diensturen in | internaat gepresteerde nacht worden meegeteld als vier diensturen in |
| plaats van als drie uren vandaag. | plaats van als drie uren vandaag. |
| Dat artikel maakt het mogelijk de prestaties van een nacht van acht | Dat artikel maakt het mogelijk de prestaties van een nacht van acht |
| uren mee te tellen naar rata van vier diensturen. Teneinde de | uren mee te tellen naar rata van vier diensturen. Teneinde de |
| organisatie van die prestaties in de betrokken internaten en | organisatie van die prestaties in de betrokken internaten en |
| opvangtehuizen te vergemakkelijken, worden de prestaties berekend op | opvangtehuizen te vergemakkelijken, worden de prestaties berekend op |
| basis van een referentieperiode van tien maanden die begint op 1 | basis van een referentieperiode van tien maanden die begint op 1 |
| september en eindigt op 30 juni. Die prestaties mogen niet meer | september en eindigt op 30 juni. Die prestaties mogen niet meer |
| bedragen dan gemiddeld 48 uur per week. | bedragen dan gemiddeld 48 uur per week. |
| De Vlaamse Gemeenschap telt de nachturen van de opvoeders in | De Vlaamse Gemeenschap telt de nachturen van de opvoeders in |
| internaten mee naar rata van vier diensturen. De nacht wordt er geteld | internaten mee naar rata van vier diensturen. De nacht wordt er geteld |
| als acht uren. Het onderhavige amendement voert dus een vergelijkbare | als acht uren. Het onderhavige amendement voert dus een vergelijkbare |
| regeling in de Franse Gemeenschap in » (Parl. St., Parlement van de | regeling in de Franse Gemeenschap in » (Parl. St., Parlement van de |
| Franse Gemeenschap, 2018-2019, nr. 825/2, p. 3). | Franse Gemeenschap, 2018-2019, nr. 825/2, p. 3). |
| Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep | Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep |
| B.2. De Franse Gemeenschapsregering voert aan dat de verzoekende | B.2. De Franse Gemeenschapsregering voert aan dat de verzoekende |
| partijen niet doen blijken van een belang bij hun beroep, daar zij | partijen niet doen blijken van een belang bij hun beroep, daar zij |
| zich, in geval van vernietiging van de bestreden bepaling, in een | zich, in geval van vernietiging van de bestreden bepaling, in een |
| minder gunstige situatie zouden bevinden. Immers, de bestreden | minder gunstige situatie zouden bevinden. Immers, de bestreden |
| bepaling verbetert hun situatie doordat zij erin voorziet dat de | bepaling verbetert hun situatie doordat zij erin voorziet dat de |
| prestaties 's nachts van de opvoeders in een internaat - de zogeheten | prestaties 's nachts van de opvoeders in een internaat - de zogeheten |
| « slapende wachten », omdat de opvoeders op hun arbeidsplaats kunnen | « slapende wachten », omdat de opvoeders op hun arbeidsplaats kunnen |
| slapen terwijl zij ter beschikking staan wanneer dat nodig is - | slapen terwijl zij ter beschikking staan wanneer dat nodig is - |
| voortaan worden meegeteld als vier uur en als dusdanig worden vergoed, | voortaan worden meegeteld als vier uur en als dusdanig worden vergoed, |
| tegenover drie uur voorheen. | tegenover drie uur voorheen. |
| De Vlaamse Regering is van haar kant van mening dat de verzoekende | De Vlaamse Regering is van haar kant van mening dat de verzoekende |
| partijen doen blijken van een belang bij hun beroep, op voorwaarde dat | partijen doen blijken van een belang bij hun beroep, op voorwaarde dat |
| zij aantonen waar zij daadwerkelijk zijn tewerkgesteld en dat zij | zij aantonen waar zij daadwerkelijk zijn tewerkgesteld en dat zij |
| bijgevolg vallen onder de toepassing van de bestreden bepaling. | bijgevolg vallen onder de toepassing van de bestreden bepaling. |
| B.3.1. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | B.3.1. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
| Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of | Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of |
| rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken | rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken |
| van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de | van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de |
| personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en | personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en |
| ongunstig zou kunnen worden geraakt. | ongunstig zou kunnen worden geraakt. |
| B.3.2. In zoverre de bestreden bepaling de maximale wekelijkse | B.3.2. In zoverre de bestreden bepaling de maximale wekelijkse |
| arbeidsduur van de opvoeders in de internaten van de inrichtingen van | arbeidsduur van de opvoeders in de internaten van de inrichtingen van |
| het algemeen en technisch secundair onderwijs van de Franse | het algemeen en technisch secundair onderwijs van de Franse |
| Gemeenschap vaststelt op 48 uur, duur waarvan de naleving moet worden | Gemeenschap vaststelt op 48 uur, duur waarvan de naleving moet worden |
| gecontroleerd op basis van een referentieperiode van tien maanden die | gecontroleerd op basis van een referentieperiode van tien maanden die |
| op 1 september begint en op 30 juni eindigt, en in zoverre zij bepaalt | op 1 september begint en op 30 juni eindigt, en in zoverre zij bepaalt |
| dat de prestaties 's nachts worden vergoed ten belope van vier uur | dat de prestaties 's nachts worden vergoed ten belope van vier uur |
| voor acht uur effectieve aanwezigheid, raakt zij de situatie van de | voor acht uur effectieve aanwezigheid, raakt zij de situatie van de |
| partijen, die verklaren te werken als opvoeders in dergelijke | partijen, die verklaren te werken als opvoeders in dergelijke |
| internaten, rechtstreeks en ongunstig. | internaten, rechtstreeks en ongunstig. |
| In dat verband zij onderstreept dat geen enkele bepaling van de | In dat verband zij onderstreept dat geen enkele bepaling van de |
| bijzondere wet van 6 januari 1989 de verzoekende partijen ertoe | bijzondere wet van 6 januari 1989 de verzoekende partijen ertoe |
| verplicht het bewijs te leveren van feiten die zij aanvoeren om hun | verplicht het bewijs te leveren van feiten die zij aanvoeren om hun |
| belang bij het beroep te verantwoorden wanneer een andere partij zich | belang bij het beroep te verantwoorden wanneer een andere partij zich |
| ertoe beperkt het bestaan ervan te betwisten zonder zelf aanwijzingen | ertoe beperkt het bestaan ervan te betwisten zonder zelf aanwijzingen |
| te geven op grond waarvan aan de realiteit kan worden getwijfeld. | te geven op grond waarvan aan de realiteit kan worden getwijfeld. |
| Het gegeven dat de bestreden bepaling de situatie van de verzoekende | Het gegeven dat de bestreden bepaling de situatie van de verzoekende |
| partijen zou verbeteren, althans wat sommige aspecten betreft, in | partijen zou verbeteren, althans wat sommige aspecten betreft, in |
| vergelijking met hun situatie onder de vroegere regeling, verandert in | vergelijking met hun situatie onder de vroegere regeling, verandert in |
| elk geval niets aan het feit dat de situatie van die partijen | elk geval niets aan het feit dat de situatie van die partijen |
| rechtstreeks en ongunstig wordt geraakt door die bepaling. Een | rechtstreeks en ongunstig wordt geraakt door die bepaling. Een |
| eventuele vernietiging daarvan zou de decreetgever overigens ertoe | eventuele vernietiging daarvan zou de decreetgever overigens ertoe |
| kunnen brengen de op de betrokken materie toepasselijke regels opnieuw | kunnen brengen de op de betrokken materie toepasselijke regels opnieuw |
| te onderzoeken. | te onderzoeken. |
| B.3.3. De verzoekende partijen doen dus blijken van het vereiste | B.3.3. De verzoekende partijen doen dus blijken van het vereiste |
| belang. | belang. |
| Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de memorie van tussenkomst van | Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de memorie van tussenkomst van |
| de Vlaamse Regering | de Vlaamse Regering |
| B.4. De verzoekende partijen voeren aan dat de tussenkomst van de | B.4. De verzoekende partijen voeren aan dat de tussenkomst van de |
| Vlaamse Regering nietig en derhalve onontvankelijk moet worden | Vlaamse Regering nietig en derhalve onontvankelijk moet worden |
| verklaard, aangezien de memorie die zij heeft ingediend, is opgesteld | verklaard, aangezien de memorie die zij heeft ingediend, is opgesteld |
| in het Nederlands. Zo niet zouden artikel 63 van de bijzondere wet van | in het Nederlands. Zo niet zouden artikel 63 van de bijzondere wet van |
| 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, de wet van 15 juni 1935 « op | 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, de wet van 15 juni 1935 « op |
| het gebruik der talen in gerechtszaken » en de artikelen 6 en 13 van | het gebruik der talen in gerechtszaken » en de artikelen 6 en 13 van |
| het Europees Verdrag voor de rechten van de mens worden geschonden. | het Europees Verdrag voor de rechten van de mens worden geschonden. |
| B.5. De voormelde wet van 15 juni 1935 is niet van toepassing op de | B.5. De voormelde wet van 15 juni 1935 is niet van toepassing op de |
| rechtsplegingen voor het Grondwettelijk Hof. In tegenstelling tot wat | rechtsplegingen voor het Grondwettelijk Hof. In tegenstelling tot wat |
| de verzoekende partijen aanvoeren, is de taal waarin de Vlaamse | de verzoekende partijen aanvoeren, is de taal waarin de Vlaamse |
| Regering haar memories moet indienen, niet vastgelegd in artikel 63 | Regering haar memories moet indienen, niet vastgelegd in artikel 63 |
| van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
| maar in artikel 62, tweede lid, 2°, van diezelfde wet, dat bepaalt | maar in artikel 62, tweede lid, 2°, van diezelfde wet, dat bepaalt |
| dat, in de akten en verklaringen, de regeringen hun bestuurstaal | dat, in de akten en verklaringen, de regeringen hun bestuurstaal |
| gebruiken. Aangezien de memorie van tussenkomst van de Vlaamse | gebruiken. Aangezien de memorie van tussenkomst van de Vlaamse |
| Regering in het Nederlands is opgesteld, is die ontvankelijk. | Regering in het Nederlands is opgesteld, is die ontvankelijk. |
| B.6. Het is te dezen niet nodig te onderzoeken of de artikelen 6 en 13 | B.6. Het is te dezen niet nodig te onderzoeken of de artikelen 6 en 13 |
| van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens van toepassing | van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens van toepassing |
| zijn, daar de vereisten vervat in het voormelde artikel 6 inzake het | zijn, daar de vereisten vervat in het voormelde artikel 6 inzake het |
| recht op een eerlijk proces gelden als een algemeen rechtsbeginsel. | recht op een eerlijk proces gelden als een algemeen rechtsbeginsel. |
| De bijzondere aard van het grondwettelijk contentieux onderscheidt een | De bijzondere aard van het grondwettelijk contentieux onderscheidt een |
| grondwettelijk hof van de hoven en rechtbanken en van de | grondwettelijk hof van de hoven en rechtbanken en van de |
| administratieve rechtscolleges. Een grondwettelijk hof spreekt zich | administratieve rechtscolleges. Een grondwettelijk hof spreekt zich |
| immers niet uit over de aanspraken van de procespartijen, maar | immers niet uit over de aanspraken van de procespartijen, maar |
| oordeelt uitsluitend in abstracto of de toepasselijke wetsbepalingen | oordeelt uitsluitend in abstracto of de toepasselijke wetsbepalingen |
| in overeenstemming zijn met de regels waaraan het kan toetsen (EHRM, | in overeenstemming zijn met de regels waaraan het kan toetsen (EHRM, |
| grote kamer, 22 oktober 1984, Sramek t. Oostenrijk, § 35). | grote kamer, 22 oktober 1984, Sramek t. Oostenrijk, § 35). |
| Het recht op een eerlijk proces dat de partij geniet die voor het | Het recht op een eerlijk proces dat de partij geniet die voor het |
| Grondwettelijke Hof een beroep tot vernietiging instelt tegen een | Grondwettelijke Hof een beroep tot vernietiging instelt tegen een |
| wetskrachtige norm, impliceert niet het recht voor die partij om een | wetskrachtige norm, impliceert niet het recht voor die partij om een |
| memorie in haar taal te ontvangen, noch een vertaling van een memorie | memorie in haar taal te ontvangen, noch een vertaling van een memorie |
| die in een van de drie landstalen geldig is ingediend door een | die in een van de drie landstalen geldig is ingediend door een |
| overheid die is onderworpen aan verplichtingen inzake het gebruik der | overheid die is onderworpen aan verplichtingen inzake het gebruik der |
| talen. | talen. |
| Ten gronde | Ten gronde |
| B.7. Uit de uiteenzetting van de middelen blijkt dat de verzoekende | B.7. Uit de uiteenzetting van de middelen blijkt dat de verzoekende |
| partijen in wezen twee grieven uiteenzetten, die respectievelijk | partijen in wezen twee grieven uiteenzetten, die respectievelijk |
| betrekking hebben op de bevoegdheidsverdeling, enerzijds, en op het | betrekking hebben op de bevoegdheidsverdeling, enerzijds, en op het |
| beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie en op het recht op | beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie en op het recht op |
| billijke arbeidsvoorwaarden en op een billijke beloning, anderzijds. | billijke arbeidsvoorwaarden en op een billijke beloning, anderzijds. |
| Het Hof onderzoekt de twee grieven in die volgorde. | Het Hof onderzoekt de twee grieven in die volgorde. |
| Wat de bevoegdheidsverdeling betreft | Wat de bevoegdheidsverdeling betreft |
| B.8. De eerste grief is afgeleid uit de schending van de artikelen 35, | B.8. De eerste grief is afgeleid uit de schending van de artikelen 35, |
| 36, 38, 74, 127 tot 130 en 141 tot 143 van de Grondwet, alsook van de | 36, 38, 74, 127 tot 130 en 141 tot 143 van de Grondwet, alsook van de |
| artikelen 4, 4bis, 5, § 1, en 87 van de bijzondere wet van 8 augustus | artikelen 4, 4bis, 5, § 1, en 87 van de bijzondere wet van 8 augustus |
| 1980 tot hervorming der instellingen (hierna : de bijzondere wet van 8 | 1980 tot hervorming der instellingen (hierna : de bijzondere wet van 8 |
| augustus 1980). | augustus 1980). |
| Volgens de verzoekende partijen strekt de bevoegdheid van de | Volgens de verzoekende partijen strekt de bevoegdheid van de |
| gemeenschappen inzake onderwijs zich niet uit tot de regels | gemeenschappen inzake onderwijs zich niet uit tot de regels |
| betreffende de gezondheid en de veiligheid op het werk, die vallen | betreffende de gezondheid en de veiligheid op het werk, die vallen |
| onder de exclusieve bevoegdheid van de federale overheid. In zoverre | onder de exclusieve bevoegdheid van de federale overheid. In zoverre |
| de bestreden bepaling de arbeidsduur van de opvoeders in een internaat | de bestreden bepaling de arbeidsduur van de opvoeders in een internaat |
| regelt, zou zij dus inbreuk maken op de bevoegdheid van de federale | regelt, zou zij dus inbreuk maken op de bevoegdheid van de federale |
| overheid. | overheid. |
| B.9.1. De artikelen 36, 38, 127 en 128 van de Grondwet bepalen : | B.9.1. De artikelen 36, 38, 127 en 128 van de Grondwet bepalen : |
| « Art. 36.De federale wetgevende macht wordt gezamenlijk uitgeoefend |
« Art. 36.De federale wetgevende macht wordt gezamenlijk uitgeoefend |
| door de Koning, de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat ». | door de Koning, de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat ». |
| « Art. 38.Elke gemeenschap heeft de bevoegdheden welke haar door de |
« Art. 38.Elke gemeenschap heeft de bevoegdheden welke haar door de |
| Grondwet of door de wetten aangenomen krachtens deze laatste, worden | Grondwet of door de wetten aangenomen krachtens deze laatste, worden |
| toegekend ». | toegekend ». |
| « Art. 127.§ 1. De Parlementen van de Vlaamse en de Franse |
« Art. 127.§ 1. De Parlementen van de Vlaamse en de Franse |
| Gemeenschap regelen, ieder wat hem betreft, bij decreet : | Gemeenschap regelen, ieder wat hem betreft, bij decreet : |
| [...] | [...] |
| 2° het onderwijs, met uitsluiting van: | 2° het onderwijs, met uitsluiting van: |
| a) de bepaling van het begin en het einde van de leerplicht; | a) de bepaling van het begin en het einde van de leerplicht; |
| b) de minimale voorwaarden voor het uitreiken van de diploma's; | b) de minimale voorwaarden voor het uitreiken van de diploma's; |
| c) de pensioenregeling; | c) de pensioenregeling; |
| [...] | [...] |
| § 2. Deze decreten hebben kracht van wet respectievelijk in het | § 2. Deze decreten hebben kracht van wet respectievelijk in het |
| Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, alsmede ten | Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, alsmede ten |
| aanzien van de instellingen gevestigd in het tweetalige gebied | aanzien van de instellingen gevestigd in het tweetalige gebied |
| Brussel-Hoofdstad die, wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd | Brussel-Hoofdstad die, wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd |
| uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap ». | uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap ». |
| « Art. 128.§ 1. De Parlementen van de Vlaamse en de Franse |
« Art. 128.§ 1. De Parlementen van de Vlaamse en de Franse |
| Gemeenschap regelen, elk voor zich, bij decreet, de persoonsgebonden | Gemeenschap regelen, elk voor zich, bij decreet, de persoonsgebonden |
| aangelegenheden, alsook, voor deze aangelegenheden, de samenwerking | aangelegenheden, alsook, voor deze aangelegenheden, de samenwerking |
| tussen de gemeenschappen en de internationale samenwerking, met | tussen de gemeenschappen en de internationale samenwerking, met |
| inbegrip van het sluiten van verdragen. | inbegrip van het sluiten van verdragen. |
| Een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde | Een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde |
| meerderheid, stelt deze persoonsgebonden aangelegenheden vast, alsook | meerderheid, stelt deze persoonsgebonden aangelegenheden vast, alsook |
| de vormen van samenwerking en de nadere regelen voor het sluiten van | de vormen van samenwerking en de nadere regelen voor het sluiten van |
| verdragen. | verdragen. |
| § 2. Deze decreten hebben kracht van wet respectievelijk in het | § 2. Deze decreten hebben kracht van wet respectievelijk in het |
| Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, alsmede, tenzij | Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, alsmede, tenzij |
| wanneer een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde | wanneer een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde |
| meerderheid er anders over beschikt, ten aanzien van de instellingen | meerderheid er anders over beschikt, ten aanzien van de instellingen |
| gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die, wegens hun | gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die, wegens hun |
| organisatie, moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de ene | organisatie, moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de ene |
| of de andere gemeenschap ». | of de andere gemeenschap ». |
| B.9.2. Artikel 5, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 somt | B.9.2. Artikel 5, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 somt |
| de persoonsgebonden aangelegenheden op die worden bedoeld in artikel | de persoonsgebonden aangelegenheden op die worden bedoeld in artikel |
| 128, § 1, van de Grondwet, waarvoor de gemeenschappen bevoegd zijn op | 128, § 1, van de Grondwet, waarvoor de gemeenschappen bevoegd zijn op |
| het vlak van het gezondheidsbeleid. | het vlak van het gezondheidsbeleid. |
| B.9.3. In het verzoekschrift wordt niet uiteengezet in welke zin de | B.9.3. In het verzoekschrift wordt niet uiteengezet in welke zin de |
| bestreden bepaling de artikelen 35, 74, 129, 130, 141, 142 en 143 van | bestreden bepaling de artikelen 35, 74, 129, 130, 141, 142 en 143 van |
| de Grondwet en de artikelen 4, 4bis en 87 van de bijzondere wet van 8 | de Grondwet en de artikelen 4, 4bis en 87 van de bijzondere wet van 8 |
| augustus 1980 zou schenden. De grief is dus niet ontvankelijk in | augustus 1980 zou schenden. De grief is dus niet ontvankelijk in |
| zoverre de schending van die bepalingen wordt aangevoerd. | zoverre de schending van die bepalingen wordt aangevoerd. |
| B.10. De bevoegdheidsverdeling inzake onderwijs wordt geregeld door | B.10. De bevoegdheidsverdeling inzake onderwijs wordt geregeld door |
| artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet. De gemeenschappen | artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet. De gemeenschappen |
| hebben de volheid van bevoegdheid tot het regelen van het onderwijs in | hebben de volheid van bevoegdheid tot het regelen van het onderwijs in |
| de ruimste zin van het woord, behalve voor de drie in die | de ruimste zin van het woord, behalve voor de drie in die |
| grondwetsbepaling vermelde uitzonderingen, die strikt dienen te worden | grondwetsbepaling vermelde uitzonderingen, die strikt dienen te worden |
| geïnterpreteerd. Die bevoegdheid omvat onder meer het vaststellen van | geïnterpreteerd. Die bevoegdheid omvat onder meer het vaststellen van |
| de regels betreffende de rechtspositie van het onderwijspersoneel, met | de regels betreffende de rechtspositie van het onderwijspersoneel, met |
| inbegrip van het geldelijk statuut. | inbegrip van het geldelijk statuut. |
| B.11. Krachtens artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 12°, van de bijzondere | B.11. Krachtens artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 12°, van de bijzondere |
| wet van 8 augustus 1980 is de federale overheid als enige bevoegd | wet van 8 augustus 1980 is de federale overheid als enige bevoegd |
| inzake arbeidsrecht en sociale zekerheid. Uit artikel 6, § 1, II, | inzake arbeidsrecht en sociale zekerheid. Uit artikel 6, § 1, II, |
| eerste lid, 3°, van die bijzondere wet blijkt voorts dat de federale | eerste lid, 3°, van die bijzondere wet blijkt voorts dat de federale |
| overheid bevoegd is inzake arbeidsbescherming. Die bevoegdheid omvat | overheid bevoegd is inzake arbeidsbescherming. Die bevoegdheid omvat |
| het welzijn op het werk, met inbegrip van de bescherming van de | het welzijn op het werk, met inbegrip van de bescherming van de |
| gezondheid van de werknemers en de arbeidsduur. | gezondheid van de werknemers en de arbeidsduur. |
| Artikel 6, § 1, II, eerste lid, 3°, en VI, vijfde lid, 12°, van de | Artikel 6, § 1, II, eerste lid, 3°, en VI, vijfde lid, 12°, van de |
| bijzondere wet van 8 augustus 1980 mag evenwel geen afbreuk doen aan | bijzondere wet van 8 augustus 1980 mag evenwel geen afbreuk doen aan |
| de gemeenschapsbevoegdheid inzake onderwijs, die rechtstreeks | de gemeenschapsbevoegdheid inzake onderwijs, die rechtstreeks |
| voortvloeit uit de Grondwet. Die bepaling moet immers worden gelezen | voortvloeit uit de Grondwet. Die bepaling moet immers worden gelezen |
| in samenhang met artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet. | in samenhang met artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet. |
| Hieruit volgt dat, inzake arbeidsrecht en arbeidsbescherming, de | Hieruit volgt dat, inzake arbeidsrecht en arbeidsbescherming, de |
| federale overheid bevoegd is om de algemene regels uit te vaardigen | federale overheid bevoegd is om de algemene regels uit te vaardigen |
| die van toepassing zijn op abstracte categorieën van werknemers en | die van toepassing zijn op abstracte categorieën van werknemers en |
| werkgevers, terwijl de gemeenschappen, op grond van hun bevoegdheid | werkgevers, terwijl de gemeenschappen, op grond van hun bevoegdheid |
| inzake onderwijs, specifieke regels mogen uitvaardigen die van | inzake onderwijs, specifieke regels mogen uitvaardigen die van |
| toepassing zijn op het onderwijzend personeel. | toepassing zijn op het onderwijzend personeel. |
| B.12. In zoverre de bestreden bepaling de rechtstoestand van de | B.12. In zoverre de bestreden bepaling de rechtstoestand van de |
| opvoeders in een internaat van de inrichtingen van het algemeen en | opvoeders in een internaat van de inrichtingen van het algemeen en |
| technisch secundair onderwijs van de Franse Gemeenschap regelt, met | technisch secundair onderwijs van de Franse Gemeenschap regelt, met |
| name wat betreft de arbeidsduur en het meetellen van de prestaties | name wat betreft de arbeidsduur en het meetellen van de prestaties |
| voor het loon van die opvoeders, valt zij onder de bevoegdheid van de | voor het loon van die opvoeders, valt zij onder de bevoegdheid van de |
| Franse Gemeenschap inzake onderwijs, bedoeld in artikel 127, § 1, | Franse Gemeenschap inzake onderwijs, bedoeld in artikel 127, § 1, |
| eerste lid, 2°, van de Grondwet. | eerste lid, 2°, van de Grondwet. |
| B.13. De grief die is afgeleid uit de schending van de | B.13. De grief die is afgeleid uit de schending van de |
| bevoegdheidverdelende regels is niet gegrond. | bevoegdheidverdelende regels is niet gegrond. |
| Wat betreft het gelijkheidsbeginsel en het recht op billijke | Wat betreft het gelijkheidsbeginsel en het recht op billijke |
| arbeidsvoorwaarden en op een billijke beloning | arbeidsvoorwaarden en op een billijke beloning |
| B.14. De tweede grief is afgeleid uit de schending van de artikelen | B.14. De tweede grief is afgeleid uit de schending van de artikelen |
| 10, 11 en 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de | 10, 11 en 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de |
| richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 « betreffende de | richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 « betreffende de |
| tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering | tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering |
| van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk » | van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk » |
| (hierna : de richtlijn 89/391/EEG), met de richtlijn 2003/88/EG van | (hierna : de richtlijn 89/391/EEG), met de richtlijn 2003/88/EG van |
| het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 « betreffende | het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 « betreffende |
| een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd » (hierna : | een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd » (hierna : |
| de richtlijn 2003/88/EG) en met artikel 2 van het herziene Europees | de richtlijn 2003/88/EG) en met artikel 2 van het herziene Europees |
| Sociaal Handvest. | Sociaal Handvest. |
| De verzoekende partijen verwijten de bestreden bepaling erin te | De verzoekende partijen verwijten de bestreden bepaling erin te |
| voorzien dat de slapende wachten verricht door de opvoeders in een | voorzien dat de slapende wachten verricht door de opvoeders in een |
| internaat die daarin worden beoogd, slechts worden meegeteld naar rata | internaat die daarin worden beoogd, slechts worden meegeteld naar rata |
| van vier uur voor een effectieve aanwezigheid van acht uur. Hieruit | van vier uur voor een effectieve aanwezigheid van acht uur. Hieruit |
| vloeit voort dat de opvoeders in een internaat, voor een effectieve | vloeit voort dat de opvoeders in een internaat, voor een effectieve |
| wekelijkse aanwezigheid van 60 uur, met hoogstens drie slapende | wekelijkse aanwezigheid van 60 uur, met hoogstens drie slapende |
| wachten, worden geacht slecht 48 uur te hebben gewerkt. Echter, op | wachten, worden geacht slecht 48 uur te hebben gewerkt. Echter, op |
| grond van de voormelde richtlijnen, zoals geïnterpreteerd door het Hof | grond van de voormelde richtlijnen, zoals geïnterpreteerd door het Hof |
| van Justitie, moeten alle uren tijdens welke de werknemer ter | van Justitie, moeten alle uren tijdens welke de werknemer ter |
| beschikking staat van zijn werkgever worden beschouwd als effectieve | beschikking staat van zijn werkgever worden beschouwd als effectieve |
| arbeidsuren. Bovendien bedraagt de referentieperiode voor de | arbeidsuren. Bovendien bedraagt de referentieperiode voor de |
| berekening van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur tien maanden. | berekening van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur tien maanden. |
| Hieruit zou een schending voortvloeien van artikel 23 van de Grondwet | Hieruit zou een schending voortvloeien van artikel 23 van de Grondwet |
| en van artikel 2 van het herziene Europees Sociaal Handvest, die het | en van artikel 2 van het herziene Europees Sociaal Handvest, die het |
| recht op een billijke beloning en op billijke arbeidsvoorwaarden | recht op een billijke beloning en op billijke arbeidsvoorwaarden |
| beschermen en die dwangarbeid verbieden. | beschermen en die dwangarbeid verbieden. |
| Volgens de verzoekende partijen discrimineert de bestreden bepaling | Volgens de verzoekende partijen discrimineert de bestreden bepaling |
| daarnaast de opvoeders in een internaat die daarin worden beoogd, ten | daarnaast de opvoeders in een internaat die daarin worden beoogd, ten |
| opzichte van de andere leden van het openbaar ambt, aangezien de | opzichte van de andere leden van het openbaar ambt, aangezien de |
| prestaties van die laatstgenoemden in principe niet meer mogen | prestaties van die laatstgenoemden in principe niet meer mogen |
| bedragen dan 38 uur per week, de referentieperiode voor de berekening | bedragen dan 38 uur per week, de referentieperiode voor de berekening |
| van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur vier maanden is en elke | van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur vier maanden is en elke |
| overschrijding van die limiet aanleiding geeft tot een compenserende | overschrijding van die limiet aanleiding geeft tot een compenserende |
| rusttijd, die verhoudingsgewijs wordt vergoed, overeenkomstig artikel | rusttijd, die verhoudingsgewijs wordt vergoed, overeenkomstig artikel |
| 8 van de wet van 14 december 2000 « tot vaststelling van sommige | 8 van de wet van 14 december 2000 « tot vaststelling van sommige |
| aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector » | aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector » |
| (hierna : de wet van 14 december 2000). | (hierna : de wet van 14 december 2000). |
| B.15. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet hebben een algemene | B.15. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet hebben een algemene |
| draagwijdte. Zij verbieden elke discriminatie, ongeacht de oorsprong | draagwijdte. Zij verbieden elke discriminatie, ongeacht de oorsprong |
| ervan : de grondwettelijke regels van de gelijkheid en van de | ervan : de grondwettelijke regels van de gelijkheid en van de |
| niet-discriminatie zijn toepasselijk ten aanzien van alle rechten en | niet-discriminatie zijn toepasselijk ten aanzien van alle rechten en |
| alle vrijheden, met inbegrip van die welke voortvloeien uit | alle vrijheden, met inbegrip van die welke voortvloeien uit |
| internationale verdragen die België binden of uit het recht van de | internationale verdragen die België binden of uit het recht van de |
| Europese Unie. | Europese Unie. |
| B.16.1. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt : | B.16.1. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt : |
| « Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden. | « Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden. |
| Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde | Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde |
| regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de | regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de |
| economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden | economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden |
| voor de uitoefening bepalen. | voor de uitoefening bepalen. |
| Die rechten omvatten inzonderheid : | Die rechten omvatten inzonderheid : |
| 1° het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid in het | 1° het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid in het |
| raam van een algemeen werkgelegenheidsbeleid dat onder meer gericht is | raam van een algemeen werkgelegenheidsbeleid dat onder meer gericht is |
| op het waarborgen van een zo hoog en stabiel mogelijk | op het waarborgen van een zo hoog en stabiel mogelijk |
| werkgelegenheidspeil, het recht op billijke arbeidsvoorwaarden en een | werkgelegenheidspeil, het recht op billijke arbeidsvoorwaarden en een |
| billijke beloning, alsmede het recht op informatie, overleg en | billijke beloning, alsmede het recht op informatie, overleg en |
| collectief onderhandelen; | collectief onderhandelen; |
| 2° het recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en | 2° het recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en |
| sociale, geneeskundige en juridische bijstand; | sociale, geneeskundige en juridische bijstand; |
| [...] ». | [...] ». |
| B.16.2. Artikel 2 van het herziene Europees Sociaal Handvest bepaalt : | B.16.2. Artikel 2 van het herziene Europees Sociaal Handvest bepaalt : |
| « Teneinde de onbelemmerde uitoefening van het recht op billijke | « Teneinde de onbelemmerde uitoefening van het recht op billijke |
| arbeidsvoorwaarden te waarborgen verbinden de Partijen zich : | arbeidsvoorwaarden te waarborgen verbinden de Partijen zich : |
| 1. redelijke dagelijkse en wekelijkse arbeidstijden vast te stellen, | 1. redelijke dagelijkse en wekelijkse arbeidstijden vast te stellen, |
| waarbij de werkweek geleidelijk dient te worden verkort voorzover de | waarbij de werkweek geleidelijk dient te worden verkort voorzover de |
| vermeerdering der productiviteit en andere van invloed zijnde factoren | vermeerdering der productiviteit en andere van invloed zijnde factoren |
| zulks toelaten; | zulks toelaten; |
| 2. voor algemeen erkende feestdagen behoud van loon te waarborgen; | 2. voor algemeen erkende feestdagen behoud van loon te waarborgen; |
| 3. een jaarlijks verlof van ten minste twee weken met behoud van loon | 3. een jaarlijks verlof van ten minste twee weken met behoud van loon |
| te waarborgen; | te waarborgen; |
| 4. de risico's weg te werken die inherent zijn aan de gevaarlijke of | 4. de risico's weg te werken die inherent zijn aan de gevaarlijke of |
| voor de gezondheid schadelijke werkzaamheden en wanneer die risico's | voor de gezondheid schadelijke werkzaamheden en wanneer die risico's |
| niet zijn weggewerkt of onvoldoende zijn verkleind voor de werknemers | niet zijn weggewerkt of onvoldoende zijn verkleind voor de werknemers |
| die dergelijke werkzaamheden verrichten, hetzij een verkorting van de | die dergelijke werkzaamheden verrichten, hetzij een verkorting van de |
| arbeidsduur, hetzij bijkomende vrije dagen met behoud van loon te | arbeidsduur, hetzij bijkomende vrije dagen met behoud van loon te |
| waarborgen; | waarborgen; |
| 5. een wekelijkse rusttijd te waarborgen, die zoveel mogelijk | 5. een wekelijkse rusttijd te waarborgen, die zoveel mogelijk |
| samenvalt met de dag die volgens de traditie of gewoonte in het | samenvalt met de dag die volgens de traditie of gewoonte in het |
| betrokken land of in de betrokken streek als rustdag wordt erkend; | betrokken land of in de betrokken streek als rustdag wordt erkend; |
| 6. erop toe te zien dat de werknemers zo snel mogelijk schriftelijk en | 6. erop toe te zien dat de werknemers zo snel mogelijk schriftelijk en |
| ieder geval uiterlijk twee maanden na het aanvangen van hun | ieder geval uiterlijk twee maanden na het aanvangen van hun |
| arbeidstaak worden geïnformeerd over de belangrijkste punten van de | arbeidstaak worden geïnformeerd over de belangrijkste punten van de |
| arbeidsovereenkomst of -verhouding; | arbeidsovereenkomst of -verhouding; |
| 7. ervoor te zorgen dat de werknemers die nachtarbeid verrichten | 7. ervoor te zorgen dat de werknemers die nachtarbeid verrichten |
| maatregelen genieten die rekening houden met de bijzondere aard van | maatregelen genieten die rekening houden met de bijzondere aard van |
| dat soort arbeid ». | dat soort arbeid ». |
| B.16.3. In tegenstelling tot wat de Vlaamse Regering aanvoert, is de | B.16.3. In tegenstelling tot wat de Vlaamse Regering aanvoert, is de |
| grief ontvankelijk in zoverre die is afgeleid uit de schending van | grief ontvankelijk in zoverre die is afgeleid uit de schending van |
| artikel 2 van het herziene Europees Sociaal Handvest, aangezien de | artikel 2 van het herziene Europees Sociaal Handvest, aangezien de |
| verzoekende partijen in het verzoekschrift uiteenzetten in welke zin | verzoekende partijen in het verzoekschrift uiteenzetten in welke zin |
| de bestreden bepaling het in die bepaling beoogde recht op billijke | de bestreden bepaling het in die bepaling beoogde recht op billijke |
| arbeidsvoorwaarden zou schenden. | arbeidsvoorwaarden zou schenden. |
| B.17. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt dat ieder het recht heeft om | B.17. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt dat ieder het recht heeft om |
| een menswaardig leven te leiden. Daartoe waarborgen de onderscheiden | een menswaardig leven te leiden. Daartoe waarborgen de onderscheiden |
| wetgevers, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de | wetgevers, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de |
| economische, sociale en culturele rechten, waaronder het recht op | economische, sociale en culturele rechten, waaronder het recht op |
| billijke arbeidsvoorwaarden en op een billijke beloning, waarvan ze de | billijke arbeidsvoorwaarden en op een billijke beloning, waarvan ze de |
| voorwaarden voor de uitoefening bepalen. Artikel 23 van de Grondwet | voorwaarden voor de uitoefening bepalen. Artikel 23 van de Grondwet |
| bepaalt niet wat die rechten, waarvan enkel het beginsel wordt | bepaalt niet wat die rechten, waarvan enkel het beginsel wordt |
| uitgedrukt, impliceren, waarbij elke wetgever ermee is belast die | uitgedrukt, impliceren, waarbij elke wetgever ermee is belast die |
| rechten te waarborgen, overeenkomstig het tweede lid van dat artikel, | rechten te waarborgen, overeenkomstig het tweede lid van dat artikel, |
| rekening houdend met de overeenkomstige plichten. | rekening houdend met de overeenkomstige plichten. |
| Het staat op dezelfde wijze aan de bevoegde wetgever de inhoud te | Het staat op dezelfde wijze aan de bevoegde wetgever de inhoud te |
| preciseren van het recht op billijke arbeidsvoorwaarden, gewaarborgd | preciseren van het recht op billijke arbeidsvoorwaarden, gewaarborgd |
| bij artikel 2 van het voormelde Handvest. | bij artikel 2 van het voormelde Handvest. |
| Artikel 23 van de Grondwet bevat een standstill-verplichting die eraan | Artikel 23 van de Grondwet bevat een standstill-verplichting die eraan |
| in de weg staat dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat | in de weg staat dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat |
| wordt geboden door de van toepassing zijnde wetgeving, in aanzienlijke | wordt geboden door de van toepassing zijnde wetgeving, in aanzienlijke |
| mate vermindert zonder dat daarvoor redenen zijn die verband houden | mate vermindert zonder dat daarvoor redenen zijn die verband houden |
| met het algemeen belang. | met het algemeen belang. |
| B.18. De verzoekende partijen preciseren niet welke specifieke | B.18. De verzoekende partijen preciseren niet welke specifieke |
| bepaling van de richtlijn 89/391/EEG zou zijn geschonden door de | bepaling van de richtlijn 89/391/EEG zou zijn geschonden door de |
| bestreden bepaling. De grief is bijgevolg niet ontvankelijk in zoverre | bestreden bepaling. De grief is bijgevolg niet ontvankelijk in zoverre |
| die is afgeleid uit de schending van die richtlijn. | die is afgeleid uit de schending van die richtlijn. |
| B.19. Artikel 2, punt 1, van de richtlijn 2003/88/EG bepaalt : | B.19. Artikel 2, punt 1, van de richtlijn 2003/88/EG bepaalt : |
| « Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder : | « Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder : |
| 1. arbeidstijd : de tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter | 1. arbeidstijd : de tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter |
| beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie | beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie |
| uitoefent, overeenkomstig de nationale wetten en/of gebruiken ». | uitoefent, overeenkomstig de nationale wetten en/of gebruiken ». |
| De verzoekende partijen identificeren geen andere bepalingen in die | De verzoekende partijen identificeren geen andere bepalingen in die |
| richtlijn. | richtlijn. |
| B.20. In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen aanvoeren, | B.20. In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen aanvoeren, |
| houdt de maximale wekelijkse arbeidsduur van 48 uur die is vastgelegd | houdt de maximale wekelijkse arbeidsduur van 48 uur die is vastgelegd |
| in de bestreden bepaling, rekening met alle uren die als slapende | in de bestreden bepaling, rekening met alle uren die als slapende |
| wachten zijn gepresteerd. Artikel 2, derde lid, van het koninklijk | wachten zijn gepresteerd. Artikel 2, derde lid, van het koninklijk |
| besluit van 8 april 1959 « tot regeling van het stelsel der | besluit van 8 april 1959 « tot regeling van het stelsel der |
| dienstprestaties van de surveillanten en studiemeesters bij de | dienstprestaties van de surveillanten en studiemeesters bij de |
| Rijksinrichtingen voor middelbaar en technisch onderwijs », zoals | Rijksinrichtingen voor middelbaar en technisch onderwijs », zoals |
| gewijzigd bij de bestreden bepaling, voorziet immers uitdrukkelijk | gewijzigd bij de bestreden bepaling, voorziet immers uitdrukkelijk |
| erin dat « alle uren van aanwezigheid van de werknemer in het | erin dat « alle uren van aanwezigheid van de werknemer in het |
| internaat [...], inclusief die tussen tweeëntwintig uur dertig en zes | internaat [...], inclusief die tussen tweeëntwintig uur dertig en zes |
| uur dertig » worden meegeteld voor de berekening van die maximale | uur dertig » worden meegeteld voor de berekening van die maximale |
| duur. Uit artikel 2, tweede lid, van het voormelde koninklijk besluit, | duur. Uit artikel 2, tweede lid, van het voormelde koninklijk besluit, |
| zoals gewijzigd bij de bestreden bepaling, blijkt overigens dat, in | zoals gewijzigd bij de bestreden bepaling, blijkt overigens dat, in |
| geval van slapende wachten, de inaanmerkingneming van vier uur voor | geval van slapende wachten, de inaanmerkingneming van vier uur voor |
| acht uur effectieve aanwezigheid alleen geldt voor de vergoeding van | acht uur effectieve aanwezigheid alleen geldt voor de vergoeding van |
| die slapende wachten. | die slapende wachten. |
| In zoverre in de grief wordt aangevoerd dat de uren als slapende | In zoverre in de grief wordt aangevoerd dat de uren als slapende |
| wachten niet integraal worden meegeteld bij de berekening van de | wachten niet integraal worden meegeteld bij de berekening van de |
| wekelijkse arbeidsduur, is het uitgangspunt ervan verkeerd. | wekelijkse arbeidsduur, is het uitgangspunt ervan verkeerd. |
| B.21. De verzoekende partijen vragen het Hof de situatie van de | B.21. De verzoekende partijen vragen het Hof de situatie van de |
| opvoeders in de internaten van de inrichtingen van het algemeen of | opvoeders in de internaten van de inrichtingen van het algemeen of |
| technisch secundair onderwijs van de Franse Gemeenschap te vergelijken | technisch secundair onderwijs van de Franse Gemeenschap te vergelijken |
| met de situatie van de andere leden van het openbaar ambt, die een | met de situatie van de andere leden van het openbaar ambt, die een |
| gunstigere behandeling zouden genieten wat betreft de gemiddelde | gunstigere behandeling zouden genieten wat betreft de gemiddelde |
| maximale wekelijkse arbeidsduur, met inbegrip van de referentieperiode | maximale wekelijkse arbeidsduur, met inbegrip van de referentieperiode |
| die wordt gebruikt voor de berekening van die duur, en de vergoeding | die wordt gebruikt voor de berekening van die duur, en de vergoeding |
| van de prestaties, krachtens de wet van 14 december 2000. | van de prestaties, krachtens de wet van 14 december 2000. |
| B.22. De opvoeders in een internaat bevinden zich in een situatie die | B.22. De opvoeders in een internaat bevinden zich in een situatie die |
| objectief verschilt van die van de andere leden van het openbaar ambt, | objectief verschilt van die van de andere leden van het openbaar ambt, |
| gelet op de bijzondere aard van de prestaties van die opvoeders. | gelet op de bijzondere aard van de prestaties van die opvoeders. |
| Aangezien, tijdens de slapende wachten, de opvoeder in een internaat | Aangezien, tijdens de slapende wachten, de opvoeder in een internaat |
| slaapt op zijn arbeidsplaats terwijl hij ter beschikking blijft | slaapt op zijn arbeidsplaats terwijl hij ter beschikking blijft |
| wanneer dat nodig is, is het immers niet zonder redelijke | wanneer dat nodig is, is het immers niet zonder redelijke |
| verantwoording dat, enerzijds, die prestaties het voorwerp uitmaken | verantwoording dat, enerzijds, die prestaties het voorwerp uitmaken |
| van een bijzondere behandeling op het vlak van de vergoeding en dat, | van een bijzondere behandeling op het vlak van de vergoeding en dat, |
| anderzijds, de opvoeders in een internaat worden onderworpen aan een | anderzijds, de opvoeders in een internaat worden onderworpen aan een |
| langere maximale wekelijkse arbeidsduur dan die welke geldt voor de | langere maximale wekelijkse arbeidsduur dan die welke geldt voor de |
| ambtenaren die geen prestaties moeten verrichten die vergelijkbaar | ambtenaren die geen prestaties moeten verrichten die vergelijkbaar |
| zijn met de slapende wachten. | zijn met de slapende wachten. |
| Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in dat verband | Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in dat verband |
| geoordeeld dat de voormelde richtlijn 2003/88/EG « zich ertoe beperkt | geoordeeld dat de voormelde richtlijn 2003/88/EG « zich ertoe beperkt |
| bepaalde aspecten van de organisatie van de arbeidstijd te regelen, | bepaalde aspecten van de organisatie van de arbeidstijd te regelen, |
| zodat zij in beginsel niet van toepassing is op de beloning van | zodat zij in beginsel niet van toepassing is op de beloning van |
| werknemers » (HvJ, beschikking, 11 januari 2007, C-437/05, Vorel t. | werknemers » (HvJ, beschikking, 11 januari 2007, C-437/05, Vorel t. |
| Nemocnice Cesky Krumlov, punten 32 en 34; zie ook 1 december 2005, | Nemocnice Cesky Krumlov, punten 32 en 34; zie ook 1 december 2005, |
| C-14/04, Dellas e.a. t. Eerste Minister e.a., punt 38). Het Hof van | C-14/04, Dellas e.a. t. Eerste Minister e.a., punt 38). Het Hof van |
| Justitie heeft eveneens geoordeeld dat « de richtlijnen 93/104 en | Justitie heeft eveneens geoordeeld dat « de richtlijnen 93/104 en |
| 2003/88 er niet aan in de weg [staan] dat een lidstaat een regeling | 2003/88 er niet aan in de weg [staan] dat een lidstaat een regeling |
| toepast die voor de vergoeding van de werknemer voor de wachtdienst | toepast die voor de vergoeding van de werknemer voor de wachtdienst |
| die hij verricht op zijn werkplek, de perioden tijdens welke | die hij verricht op zijn werkplek, de perioden tijdens welke |
| daadwerkelijke arbeidsprestaties worden verricht en de perioden | daadwerkelijke arbeidsprestaties worden verricht en de perioden |
| tijdens welke geen daadwerkelijke arbeid wordt verricht, op | tijdens welke geen daadwerkelijke arbeid wordt verricht, op |
| verschillende wijze in aanmerking neemt, voor zover een dergelijke | verschillende wijze in aanmerking neemt, voor zover een dergelijke |
| regeling integraal het nuttig effect waarborgt van de rechten die door | regeling integraal het nuttig effect waarborgt van de rechten die door |
| die richtlijnen aan de werknemers zijn verleend om hun gezondheid en | die richtlijnen aan de werknemers zijn verleend om hun gezondheid en |
| veiligheid doeltreffend te beschermen » (HvJ, 11 januari 2007, | veiligheid doeltreffend te beschermen » (HvJ, 11 januari 2007, |
| C-437/05, Vorel, voormeld, punt 35). | C-437/05, Vorel, voormeld, punt 35). |
| De verzoekende partijen brengen geen enkel element naar voren dat het | De verzoekende partijen brengen geen enkel element naar voren dat het |
| redelijke karakter van de maatregel ter discussie kan stellen, zowel | redelijke karakter van de maatregel ter discussie kan stellen, zowel |
| wat betreft het meetellen van de uren in het kader van de berekening | wat betreft het meetellen van de uren in het kader van de berekening |
| van het loon als wat betreft de vaststelling van de maximale | van het loon als wat betreft de vaststelling van de maximale |
| wekelijkse arbeidsduur op 48 uur. Er dient in dat verband te worden | wekelijkse arbeidsduur op 48 uur. Er dient in dat verband te worden |
| onderstreept dat de berekening van de prestaties op basis van een | onderstreept dat de berekening van de prestaties op basis van een |
| referentieperiode van tien maanden die begint op 1 september en | referentieperiode van tien maanden die begint op 1 september en |
| eindigt op 30 juni, redelijk verantwoord is door het doel « de | eindigt op 30 juni, redelijk verantwoord is door het doel « de |
| organisatie van die prestaties in de betrokken internaten en | organisatie van die prestaties in de betrokken internaten en |
| opvangtehuizen te vergemakkelijken » (Parl. St., Parlement van de | opvangtehuizen te vergemakkelijken » (Parl. St., Parlement van de |
| Franse Gemeenschap, 2018-2019, nr. 825/2, p. 3). Het feit dat bij de | Franse Gemeenschap, 2018-2019, nr. 825/2, p. 3). Het feit dat bij de |
| berekening van het loon geen rekening wordt gehouden met alle | berekening van het loon geen rekening wordt gehouden met alle |
| gepresteerde arbeidsuren in geval van slapende wachten zorgt overigens | gepresteerde arbeidsuren in geval van slapende wachten zorgt overigens |
| op zich niet ervoor dat het loon van de betrokken werknemers niet | op zich niet ervoor dat het loon van de betrokken werknemers niet |
| billijk is en komt niet erop neer hen te onderwerpen aan een regeling | billijk is en komt niet erop neer hen te onderwerpen aan een regeling |
| van dwangarbeid. | van dwangarbeid. |
| B.23. Voorts tonen de verzoekende partijen niet concreet aan in welke | B.23. Voorts tonen de verzoekende partijen niet concreet aan in welke |
| zin de bestreden bepaling voor de betrokken opvoeders een | zin de bestreden bepaling voor de betrokken opvoeders een |
| betekenisvolle vermindering van het beschermingsniveau van het recht | betekenisvolle vermindering van het beschermingsniveau van het recht |
| op een billijke beloning en op billijke arbeidsvoorwaarden zou | op een billijke beloning en op billijke arbeidsvoorwaarden zou |
| teweegbrengen, vermindering die niet zou kunnen worden verantwoord | teweegbrengen, vermindering die niet zou kunnen worden verantwoord |
| door de in B.22 vermelde redenen van algemeen belang. | door de in B.22 vermelde redenen van algemeen belang. |
| B.24. De tweede grief is niet gegrond. | B.24. De tweede grief is niet gegrond. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| verwerpt het beroep. | verwerpt het beroep. |
| Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, | Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, |
| overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op | overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op |
| het Grondwettelijk Hof, op 30 september 2021. | het Grondwettelijk Hof, op 30 september 2021. |
| De griffier, | De griffier, |
| P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
| De voorzitter, | De voorzitter, |
| F. Daoût | F. Daoût |