← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 27/2021 van 25 februari 2021 Rolnummer 7259 In zake : de
prejudiciële vraag betreffende artikel 346 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld
door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik."
Uittreksel uit arrest nr. 27/2021 van 25 februari 2021 Rolnummer 7259 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 346 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik. | Uittreksel uit arrest nr. 27/2021 van 25 februari 2021 Rolnummer 7259 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 346 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik. |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 27/2021 van 25 februari 2021 | Uittreksel uit arrest nr. 27/2021 van 25 februari 2021 |
Rolnummer 7259 | Rolnummer 7259 |
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 346 van het | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 346 van het |
Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank | Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank |
van eerste aanleg Luik, afdeling Luik. | van eerste aanleg Luik, afdeling Luik. |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de | samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de |
rechters T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, J. Moerman en M. | rechters T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, J. Moerman en M. |
Pâques, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder | Pâques, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder |
voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, | voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Bij vonnis van 30 september 2019, waarvan de expeditie ter griffie van | Bij vonnis van 30 september 2019, waarvan de expeditie ter griffie van |
het Hof is ingekomen op 9 oktober 2019, heeft de Rechtbank van eerste | het Hof is ingekomen op 9 oktober 2019, heeft de Rechtbank van eerste |
aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : | aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« Schendt artikel 346 van het WIB 1992 de artikelen 10, 11 en 172 van | « Schendt artikel 346 van het WIB 1992 de artikelen 10, 11 en 172 van |
de Grondwet in zoverre het de belastingadministratie niet verplicht | de Grondwet in zoverre het de belastingadministratie niet verplicht |
om, in het kader van het bepalen van de aanslagvoet die moet worden | om, in het kader van het bepalen van de aanslagvoet die moet worden |
toegepast op een afzonderlijk belastbaar inkomen met toepassing van | toegepast op een afzonderlijk belastbaar inkomen met toepassing van |
artikel 171, 5°, a, van het WIB 1992, naar de belastingplichtige een | artikel 171, 5°, a, van het WIB 1992, naar de belastingplichtige een |
bericht te sturen waarin de aanslagvoet en het jaar die in aanmerking | bericht te sturen waarin de aanslagvoet en het jaar die in aanmerking |
zullen worden genomen, alsook de redenen waarom die keuze werd | zullen worden genomen, alsook de redenen waarom die keuze werd |
gemaakt, worden gepreciseerd, terwijl diezelfde bepaling de | gemaakt, worden gepreciseerd, terwijl diezelfde bepaling de |
administratie wel verplicht om de belastingplichtige, bij een ter post | administratie wel verplicht om de belastingplichtige, bij een ter post |
aangetekende brief, in kennis te stellen van de inkomsten en andere | aangetekende brief, in kennis te stellen van de inkomsten en andere |
gegevens die zij voornemens is in de plaats te stellen van die welke | gegevens die zij voornemens is in de plaats te stellen van die welke |
zijn aangegeven of schriftelijk erkend, met vermelding van de redenen | zijn aangegeven of schriftelijk erkend, met vermelding van de redenen |
die naar haar oordeel de wijziging rechtvaardigen, in zoverre die | die naar haar oordeel de wijziging rechtvaardigen, in zoverre die |
bepaling bestemd is om de belastingplichtige te beschermen door hem in | bepaling bestemd is om de belastingplichtige te beschermen door hem in |
staat te stellen het standpunt van de administratie te kennen vóór de | staat te stellen het standpunt van de administratie te kennen vóór de |
inkohiering en, in voorkomend geval, zijn opmerkingen in te brengen of | inkohiering en, in voorkomend geval, zijn opmerkingen in te brengen of |
zijn instemming te geven met de nodige kennis van dat standpunt ? ». | zijn instemming te geven met de nodige kennis van dat standpunt ? ». |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. Artikel 346 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 | B.1. Artikel 346 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 |
(hierna : WIB 1992), zoals het van toepassing was op het aanslagjaar | (hierna : WIB 1992), zoals het van toepassing was op het aanslagjaar |
2016, bepaalt : | 2016, bepaalt : |
« Indien ze meent de inkomsten en andere gegevens te moeten wijzigen | « Indien ze meent de inkomsten en andere gegevens te moeten wijzigen |
welke de belastingplichtige heeft vermeld in een aangifte die voldoet | welke de belastingplichtige heeft vermeld in een aangifte die voldoet |
aan de vorm- en termijnvereisten van de artikelen 307 tot 311 of van | aan de vorm- en termijnvereisten van de artikelen 307 tot 311 of van |
ter uitvoering van artikel 312 genomen bepalingen, dan wel | ter uitvoering van artikel 312 genomen bepalingen, dan wel |
schriftelijk heeft erkend, stelt de administratie hem bij een ter post | schriftelijk heeft erkend, stelt de administratie hem bij een ter post |
aangetekende brief in kennis van de inkomsten en andere gegevens die | aangetekende brief in kennis van de inkomsten en andere gegevens die |
zij voornemens is in de plaats te stellen van die welke zijn | zij voornemens is in de plaats te stellen van die welke zijn |
aangegeven of erkend, en vermeldt zij de redenen die naar haar oordeel | aangegeven of erkend, en vermeldt zij de redenen die naar haar oordeel |
de wijziging rechtvaardigen. | de wijziging rechtvaardigen. |
Wanneer de administratie gebruik maakt van het bewijsmiddel bedoeld in | Wanneer de administratie gebruik maakt van het bewijsmiddel bedoeld in |
artikel 342, § 1, eerste lid, deelt zij op dezelfde wijze het bedrag | artikel 342, § 1, eerste lid, deelt zij op dezelfde wijze het bedrag |
mede van de winst of baten van drie soortgelijke belastingplichtigen, | mede van de winst of baten van drie soortgelijke belastingplichtigen, |
alsmede de gegevens die nodig zijn voor het verhoudingsgewijs bepalen | alsmede de gegevens die nodig zijn voor het verhoudingsgewijs bepalen |
van de winst of baten van de betrokken belastingplichtige. | van de winst of baten van de betrokken belastingplichtige. |
Binnen de termijn van een maand te rekenen van de derde werkdag | Binnen de termijn van een maand te rekenen van de derde werkdag |
volgend op de verzending van dat bericht, welke termijn wegens wettige | volgend op de verzending van dat bericht, welke termijn wegens wettige |
redenen kan worden verlengd, kan de belastingplichtige schriftelijk | redenen kan worden verlengd, kan de belastingplichtige schriftelijk |
zijn opmerkingen inbrengen; de aanslag mag niet worden gevestigd voor | zijn opmerkingen inbrengen; de aanslag mag niet worden gevestigd voor |
die, eventueel verlengde, termijn verstreken is, behoudens indien de | die, eventueel verlengde, termijn verstreken is, behoudens indien de |
belastingplichtige met de wijziging van zijn aangifte schriftelijk | belastingplichtige met de wijziging van zijn aangifte schriftelijk |
instemt of indien de rechten van de Schatkist in gevaar verkeren | instemt of indien de rechten van de Schatkist in gevaar verkeren |
wegens een andere oorzaak dan het verstrijken van de aanslagtermijn. | wegens een andere oorzaak dan het verstrijken van de aanslagtermijn. |
De vorige leden zijn eveneens van toepassing op de inkomsten en andere | De vorige leden zijn eveneens van toepassing op de inkomsten en andere |
gegevens die zijn vermeld in een in artikel 306 bedoeld voorstel van | gegevens die zijn vermeld in een in artikel 306 bedoeld voorstel van |
vereenvoudigde aangifte, wanneer hetzij dat voorstel van | vereenvoudigde aangifte, wanneer hetzij dat voorstel van |
vereenvoudigde aangifte, aangevuld met de gegevens die de | vereenvoudigde aangifte, aangevuld met de gegevens die de |
belastingplichtige binnen de in artikel 306, § 3, vermelde termijn | belastingplichtige binnen de in artikel 306, § 3, vermelde termijn |
heeft ter kennis gebracht, onjuist of onvolledig is, hetzij de | heeft ter kennis gebracht, onjuist of onvolledig is, hetzij de |
administratie niet akkoord gaat met de haar binnen de termijn van | administratie niet akkoord gaat met de haar binnen de termijn van |
artikel 306, § 3, ter kennis gebrachte opmerkingen van de | artikel 306, § 3, ter kennis gebrachte opmerkingen van de |
belastingplichtige. | belastingplichtige. |
Ten laatste de dag van de vestiging van de aanslag, stelt de | Ten laatste de dag van de vestiging van de aanslag, stelt de |
administratie de belastingplichtige bij ter post aangetekende brief in | administratie de belastingplichtige bij ter post aangetekende brief in |
kennis van de opmerkingen die hij heeft gemaakt overeenkomstig het | kennis van de opmerkingen die hij heeft gemaakt overeenkomstig het |
derde lid van dit artikel, en waarmee zij geen rekening heeft | derde lid van dit artikel, en waarmee zij geen rekening heeft |
gehouden, met vermelding van de motieven die haar beslissing | gehouden, met vermelding van de motieven die haar beslissing |
rechtvaardigen ». | rechtvaardigen ». |
B.2. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid van | B.2. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid van |
artikel 346 van het WIB 1992 met de artikelen 10, 11 en 172 van de | artikel 346 van het WIB 1992 met de artikelen 10, 11 en 172 van de |
Grondwet, in zoverre het de belastingadministratie niet ertoe | Grondwet, in zoverre het de belastingadministratie niet ertoe |
verplicht, aan de belastingplichtige die afzonderlijk belastbare | verplicht, aan de belastingplichtige die afzonderlijk belastbare |
inkomsten aangeeft met toepassing van artikel 171, 5°, a), van het WIB | inkomsten aangeeft met toepassing van artikel 171, 5°, a), van het WIB |
1992, een gemotiveerd bericht te sturen met betrekking tot het | 1992, een gemotiveerd bericht te sturen met betrekking tot het |
referentiejaar dat die administratie heeft gekozen om de aanslagvoet | referentiejaar dat die administratie heeft gekozen om de aanslagvoet |
van die inkomsten te bepalen, hetgeen de belastingplichtige zou | van die inkomsten te bepalen, hetgeen de belastingplichtige zou |
toelaten zijn opmerkingen over of zijn instemming met het standpunt | toelaten zijn opmerkingen over of zijn instemming met het standpunt |
van de administratie vóór de berekening van de belasting te | van de administratie vóór de berekening van de belasting te |
formuleren. | formuleren. |
B.3. Artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992, zoals het van toepassing | B.3. Artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992, zoals het van toepassing |
was op het aanslagjaar 2016, bepaalt : | was op het aanslagjaar 2016, bepaalt : |
« In afwijking van de artikelen 130 tot 145 en 146 tot 156, zijn | « In afwijking van de artikelen 130 tot 145 en 146 tot 156, zijn |
afzonderlijk belastbaar, behalve wanneer de aldus berekende belasting, | afzonderlijk belastbaar, behalve wanneer de aldus berekende belasting, |
vermeerderd met de belasting Staat op de andere inkomsten, meer | vermeerderd met de belasting Staat op de andere inkomsten, meer |
bedraagt dan de overeenkomstig de voormelde artikelen bepaalde | bedraagt dan de overeenkomstig de voormelde artikelen bepaalde |
belasting op de in de artikelen 17, § 1, 1° tot 3° en 90, 6° en 9°, | belasting op de in de artikelen 17, § 1, 1° tot 3° en 90, 6° en 9°, |
vermelde inkomsten en op de meerwaarden op roerende waarden en titels | vermelde inkomsten en op de meerwaarden op roerende waarden en titels |
die op grond van artikel 90, 1°, belastbaar zijn, vermeerderd met de | die op grond van artikel 90, 1°, belastbaar zijn, vermeerderd met de |
belasting Staat met betrekking tot het geheel van de andere belastbare | belasting Staat met betrekking tot het geheel van de andere belastbare |
inkomsten : | inkomsten : |
[...] | [...] |
5° tegen de gemiddelde aanslagvoet met betrekking tot het geheel van | 5° tegen de gemiddelde aanslagvoet met betrekking tot het geheel van |
de belastbare inkomsten van het laatste vorige jaar waarin de | de belastbare inkomsten van het laatste vorige jaar waarin de |
belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad die | belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad die |
wordt bepaald op basis van de belasting die verschuldigd is bij | wordt bepaald op basis van de belasting die verschuldigd is bij |
toepassing van de artikelen 130 tot 145 en 146 tot 154, verminderd met | toepassing van de artikelen 130 tot 145 en 146 tot 154, verminderd met |
de in de artikelen 1451 tot 14516, 14524, 14526, 14528, 14532 tot 14535 | de in de artikelen 1451 tot 14516, 14524, 14526, 14528, 14532 tot 14535 |
en 154bis vermelde belastingverminderingen : | en 154bis vermelde belastingverminderingen : |
a) vergoedingen die al of niet contractueel betaald zijn ten gevolge | a) vergoedingen die al of niet contractueel betaald zijn ten gevolge |
van stopzetting van arbeid of beëindiging van een arbeidsovereenkomst | van stopzetting van arbeid of beëindiging van een arbeidsovereenkomst |
». | ». |
B.4.1. De Ministerraad voert aan dat het Hof niet bevoegd is om kennis | B.4.1. De Ministerraad voert aan dat het Hof niet bevoegd is om kennis |
te nemen van de prejudiciële vraag in zoverre het Hof daarmee zou | te nemen van de prejudiciële vraag in zoverre het Hof daarmee zou |
worden verzocht zich uit te spreken over een lacune in de wetgeving. | worden verzocht zich uit te spreken over een lacune in de wetgeving. |
B.4.2. Krachtens artikel 142, tweede lid, van de Grondwet en artikel | B.4.2. Krachtens artikel 142, tweede lid, van de Grondwet en artikel |
26, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | 26, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
Grondwettelijk Hof is het Hof bevoegd om bij wijze van prejudiciële | Grondwettelijk Hof is het Hof bevoegd om bij wijze van prejudiciële |
beslissing uitspraak te doen op vragen omtrent de schending, door een | beslissing uitspraak te doen op vragen omtrent de schending, door een |
wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel, | wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel, |
van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor | van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor |
het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de federale overheid, | het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de federale overheid, |
de gemeenschappen en de gewesten, van de artikelen van titel II (« De | de gemeenschappen en de gewesten, van de artikelen van titel II (« De |
Belgen en hun rechten ») en van de artikelen 143, § 1, 170, 172 en 191 | Belgen en hun rechten ») en van de artikelen 143, § 1, 170, 172 en 191 |
van de Grondwet. | van de Grondwet. |
Op grond van die bepalingen is het Hof bevoegd om na te gaan of een | Op grond van die bepalingen is het Hof bevoegd om na te gaan of een |
lacune in de wetgeving met name bestaanbaar is met de artikelen 10 en | lacune in de wetgeving met name bestaanbaar is met de artikelen 10 en |
11 van de Grondwet, los van de vraag of het de wetgever of, in | 11 van de Grondwet, los van de vraag of het de wetgever of, in |
voorkomend geval, de verwijzende rechter toekomt een einde te maken | voorkomend geval, de verwijzende rechter toekomt een einde te maken |
aan de eventueel vastgestelde ongrondwettigheid. | aan de eventueel vastgestelde ongrondwettigheid. |
De exceptie wordt verworpen. | De exceptie wordt verworpen. |
B.5.1. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet | B.5.1. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet |
uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen | uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen |
wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium | wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium |
berust en het redelijk verantwoord is. | berust en het redelijk verantwoord is. |
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld | Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld |
rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel | rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel |
en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van | en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van |
gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat | gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat |
er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de | er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de |
aangewende middelen en het beoogde doel. | aangewende middelen en het beoogde doel. |
B.5.2. Artikel 172, eerste lid, van de Grondwet vormt, in fiscale | B.5.2. Artikel 172, eerste lid, van de Grondwet vormt, in fiscale |
aangelegenheden, een bijzondere toepassing van het in de artikelen 10 | aangelegenheden, een bijzondere toepassing van het in de artikelen 10 |
en 11 van de Grondwet vervatte beginsel van gelijkheid en | en 11 van de Grondwet vervatte beginsel van gelijkheid en |
niet-discriminatie. | niet-discriminatie. |
B.6. Met de prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht twee categorieën | B.6. Met de prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht twee categorieën |
van belastingplichtigen met elkaar te vergelijken, namelijk, | van belastingplichtigen met elkaar te vergelijken, namelijk, |
enerzijds, de belastingplichtigen die een afzonderlijk belastbaar | enerzijds, de belastingplichtigen die een afzonderlijk belastbaar |
inkomen aangeven bedoeld in artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992 en | inkomen aangeven bedoeld in artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992 en |
aan wie de belastingadministratie geen gemotiveerd bericht moet | aan wie de belastingadministratie geen gemotiveerd bericht moet |
versturen met betrekking tot de aanslagvoet en het referentiejaar op | versturen met betrekking tot de aanslagvoet en het referentiejaar op |
basis waarvan de verschuldigde belasting word berekend, en, | basis waarvan de verschuldigde belasting word berekend, en, |
anderzijds, de belastingplichtigen aan wie de belastingadministratie | anderzijds, de belastingplichtigen aan wie de belastingadministratie |
een gemotiveerd bericht van wijziging moet versturen waarin zij | een gemotiveerd bericht van wijziging moet versturen waarin zij |
kennisgeeft van de inkomsten en andere elementen die zij voorstelt ter | kennisgeeft van de inkomsten en andere elementen die zij voorstelt ter |
vervanging van die welke de belastingplichtigen hebben aangegeven of | vervanging van die welke de belastingplichtigen hebben aangegeven of |
schriftelijk aanvaard. De belastingplichtigen die behoren tot de | schriftelijk aanvaard. De belastingplichtigen die behoren tot de |
eerste categorie krijgen niet de mogelijkheid de berekening van de | eerste categorie krijgen niet de mogelijkheid de berekening van de |
belasting vóór de inkohiering te betwisten, terwijl de | belasting vóór de inkohiering te betwisten, terwijl de |
belastingplichtigen van de tweede categorie hun opmerkingen kunnen | belastingplichtigen van de tweede categorie hun opmerkingen kunnen |
aanvoeren vóór de vestiging van de aanslag, binnen een termijn van een | aanvoeren vóór de vestiging van de aanslag, binnen een termijn van een |
maand te rekenen vanaf de derde werkdag na het versturen van het | maand te rekenen vanaf de derde werkdag na het versturen van het |
gemotiveerd bericht. | gemotiveerd bericht. |
B.7.1. De Ministerraad voert aan dat de twee categorieën van | B.7.1. De Ministerraad voert aan dat de twee categorieën van |
belastingplichtigen niet vergelijkbaar zijn in het licht van de in het | belastingplichtigen niet vergelijkbaar zijn in het licht van de in het |
geding zijnde bepaling. | geding zijnde bepaling. |
B.7.2. Verschil en niet-vergelijkbaarheid mogen niet met elkaar worden | B.7.2. Verschil en niet-vergelijkbaarheid mogen niet met elkaar worden |
verward. De verschillende procedures die de belastingadministratie | verward. De verschillende procedures die de belastingadministratie |
moet volgen, kunnen weliswaar een criterium uitmaken bij de | moet volgen, kunnen weliswaar een criterium uitmaken bij de |
beoordeling van het redelijke en evenredige karakter van een verschil | beoordeling van het redelijke en evenredige karakter van een verschil |
in behandeling dat betrekking heeft op de bij die procedures betrokken | in behandeling dat betrekking heeft op de bij die procedures betrokken |
belastingplichtigen, maar zij kunnen niet volstaan om te besluiten tot | belastingplichtigen, maar zij kunnen niet volstaan om te besluiten tot |
de niet-vergelijkbaarheid van die belastingplichtigen, anders zou de | de niet-vergelijkbaarheid van die belastingplichtigen, anders zou de |
toetsing aan het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie worden | toetsing aan het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie worden |
uitgehold. | uitgehold. |
B.8.1. De in het geding zijnde bepaling regelt de procedure die de | B.8.1. De in het geding zijnde bepaling regelt de procedure die de |
belastingadministratie moet volgen wanneer zij meent de inkomsten en | belastingadministratie moet volgen wanneer zij meent de inkomsten en |
andere elementen die de belastingplichtige ofwel heeft vermeld in een | andere elementen die de belastingplichtige ofwel heeft vermeld in een |
aangifte die voldoet aan de vorm- en termijnvereisten bepaald in de | aangifte die voldoet aan de vorm- en termijnvereisten bepaald in de |
artikelen 307 tot 311 van het WIB 1992 of aan de bepalingen die zijn | artikelen 307 tot 311 van het WIB 1992 of aan de bepalingen die zijn |
genomen ter uitvoering van artikel 312 van hetzelfde Wetboek, ofwel | genomen ter uitvoering van artikel 312 van hetzelfde Wetboek, ofwel |
schriftelijk heeft aanvaard, te moeten wijzigen. | schriftelijk heeft aanvaard, te moeten wijzigen. |
In het kader van die procedure is de administratie ertoe gehouden, | In het kader van die procedure is de administratie ertoe gehouden, |
vóór de berekening van de belasting, een gemotiveerd bericht van | vóór de berekening van de belasting, een gemotiveerd bericht van |
wijziging te versturen waarvan het doel erin bestaat de | wijziging te versturen waarvan het doel erin bestaat de |
belastingplichtige in staat te stellen te antwoorden op de door de | belastingplichtige in staat te stellen te antwoorden op de door de |
administratie aangevoerde motieven, met andere woorden zijn | administratie aangevoerde motieven, met andere woorden zijn |
opmerkingen naar voren te brengen of met kennis van zaken zijn akkoord | opmerkingen naar voren te brengen of met kennis van zaken zijn akkoord |
te betuigen met de voorgenomen belasting (Cass., 14 mei 2010, | te betuigen met de voorgenomen belasting (Cass., 14 mei 2010, |
F.08.0051.F/7, Cass., 15 oktober 1963, Bull. 414, p. 2342; Cass., 17 | F.08.0051.F/7, Cass., 15 oktober 1963, Bull. 414, p. 2342; Cass., 17 |
december 1963, Bull. 411, p. 1792). | december 1963, Bull. 411, p. 1792). |
B.8.2. Zoals blijkt uit de memorie van de Ministerraad is het | B.8.2. Zoals blijkt uit de memorie van de Ministerraad is het |
versturen van een gemotiveerd bericht van wijziging aan de | versturen van een gemotiveerd bericht van wijziging aan de |
belastingplichtige verantwoord door het feit dat de administratie, | belastingplichtige verantwoord door het feit dat de administratie, |
wanneer zij meent de inkomsten en andere elementen die de | wanneer zij meent de inkomsten en andere elementen die de |
belastingplichtige heeft aangegeven of schriftelijk aanvaard, te | belastingplichtige heeft aangegeven of schriftelijk aanvaard, te |
moeten wijzigen, de bewijskracht van die inkomsten of elementen, die | moeten wijzigen, de bewijskracht van die inkomsten of elementen, die |
is gebaseerd op een vermoeden van juistheid, in het geding brengt. | is gebaseerd op een vermoeden van juistheid, in het geding brengt. |
B.9. De hypothese waarin de in het geding zijnde bepaling moet worden | B.9. De hypothese waarin de in het geding zijnde bepaling moet worden |
toegepast, verschilt aanzienlijk van de aan de verwijzende rechter | toegepast, verschilt aanzienlijk van de aan de verwijzende rechter |
voorgelegde situatie. | voorgelegde situatie. |
In de hypothese van een afzonderlijk belastbaar inkomen, bedoeld in | In de hypothese van een afzonderlijk belastbaar inkomen, bedoeld in |
artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992, bepaalt de administratie de | artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992, bepaalt de administratie de |
belasting door de gemiddelde aanslagvoet te berekenen met betrekking | belasting door de gemiddelde aanslagvoet te berekenen met betrekking |
tot alle belastbare inkomsten van het laatste vorige jaar tijdens | tot alle belastbare inkomsten van het laatste vorige jaar tijdens |
hetwelk de belastingplichtige een normale beroepsactiviteit heeft | hetwelk de belastingplichtige een normale beroepsactiviteit heeft |
gehad. Die aanslagvoet wordt berekend zonder dat de | gehad. Die aanslagvoet wordt berekend zonder dat de |
belastingadministratie de door de belastingplichtige aangegeven | belastingadministratie de door de belastingplichtige aangegeven |
inkomsten en elementen wijzigt en dus zonder de bewijskracht ervan in | inkomsten en elementen wijzigt en dus zonder de bewijskracht ervan in |
het geding te brengen. Daar het de normale procedure voor de | het geding te brengen. Daar het de normale procedure voor de |
berekening van elke belasting betreft, is het verantwoord dat de | berekening van elke belasting betreft, is het verantwoord dat de |
belastingplichtige niet de mogelijkheid krijgt om de belasting te | belastingplichtige niet de mogelijkheid krijgt om de belasting te |
betwisten vóór de inkohiering ervan. | betwisten vóór de inkohiering ervan. |
De ontstentenis van de mogelijkheid voor de belastingplichtige om een | De ontstentenis van de mogelijkheid voor de belastingplichtige om een |
belasting op een afzonderlijk belastbaar inkomen te betwisten vóór de | belasting op een afzonderlijk belastbaar inkomen te betwisten vóór de |
inkohiering ervan, wordt voldoende gecompenseerd door de mogelijkheid | inkohiering ervan, wordt voldoende gecompenseerd door de mogelijkheid |
waarover hij beschikt om, eventueel met de hulp van een | waarover hij beschikt om, eventueel met de hulp van een |
beroepsbeoefenaar, op basis van het aanslagbiljet, de belasting na te | beroepsbeoefenaar, op basis van het aanslagbiljet, de belasting na te |
gaan die de administratie heeft berekend op een afzonderlijk inkomen | gaan die de administratie heeft berekend op een afzonderlijk inkomen |
bedoeld in artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992. Indien de bestuurde | bedoeld in artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992. Indien de bestuurde |
daarmee niet instemt, kan hij een bezwaarschrift indienen bij de | daarmee niet instemt, kan hij een bezwaarschrift indienen bij de |
belastingadministratie of zelfs een procedure bij de justitiële | belastingadministratie of zelfs een procedure bij de justitiële |
rechter instellen. | rechter instellen. |
B.10. Het verschil in behandeling van de belastingplichtige van wie de | B.10. Het verschil in behandeling van de belastingplichtige van wie de |
administratie de belasting berekent op een afzonderlijk belastbaar | administratie de belasting berekent op een afzonderlijk belastbaar |
inkomen bedoeld in artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992 en de | inkomen bedoeld in artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992 en de |
belastingplichtige van wie de administratie meent de aangegeven of | belastingplichtige van wie de administratie meent de aangegeven of |
schriftelijk aanvaarde inkomsten en elementen te moeten wijzigen, is | schriftelijk aanvaarde inkomsten en elementen te moeten wijzigen, is |
bijgevolg objectief en redelijk verantwoord. | bijgevolg objectief en redelijk verantwoord. |
B.11. De in het geding zijnde bepaling is derhalve bestaanbaar met de | B.11. De in het geding zijnde bepaling is derhalve bestaanbaar met de |
artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet. | artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
Artikel 346 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals | Artikel 346 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals |
het van toepassing was tijdens het aanslagjaar 2016, schendt de | het van toepassing was tijdens het aanslagjaar 2016, schendt de |
artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet niet. | artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet niet. |
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel |
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
op 25 februari 2021. | op 25 februari 2021. |
De griffier, De voorzitter, | De griffier, De voorzitter, |
F. Meersschaut F. Daoût | F. Meersschaut F. Daoût |