← Terug naar  "Uittreksel uit arrest nr. 27/2021 van 25 februari 2021 Rolnummer 7259 In zake : de 
prejudiciële vraag betreffende artikel 346 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld 
door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik."
                    
                        
                        
                
              | Uittreksel uit arrest nr. 27/2021 van 25 februari 2021 Rolnummer 7259 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 346 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik. | Uittreksel uit arrest nr. 27/2021 van 25 februari 2021 Rolnummer 7259 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 346 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik. | 
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF | 
| Uittreksel uit arrest nr. 27/2021 van 25 februari 2021 | Uittreksel uit arrest nr. 27/2021 van 25 februari 2021 | 
| Rolnummer 7259 | Rolnummer 7259 | 
| In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 346 van het | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 346 van het | 
| Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank | Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank | 
| van eerste aanleg Luik, afdeling Luik. | van eerste aanleg Luik, afdeling Luik. | 
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, | 
| samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de | samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de | 
| rechters T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, J. Moerman en M. | rechters T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, J. Moerman en M. | 
| Pâques, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder | Pâques, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder | 
| voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, | voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, | 
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : | 
| I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | 
| Bij vonnis van 30 september 2019, waarvan de expeditie ter griffie van | Bij vonnis van 30 september 2019, waarvan de expeditie ter griffie van | 
| het Hof is ingekomen op 9 oktober 2019, heeft de Rechtbank van eerste | het Hof is ingekomen op 9 oktober 2019, heeft de Rechtbank van eerste | 
| aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : | aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : | 
| « Schendt artikel 346 van het WIB 1992 de artikelen 10, 11 en 172 van | « Schendt artikel 346 van het WIB 1992 de artikelen 10, 11 en 172 van | 
| de Grondwet in zoverre het de belastingadministratie niet verplicht | de Grondwet in zoverre het de belastingadministratie niet verplicht | 
| om, in het kader van het bepalen van de aanslagvoet die moet worden | om, in het kader van het bepalen van de aanslagvoet die moet worden | 
| toegepast op een afzonderlijk belastbaar inkomen met toepassing van | toegepast op een afzonderlijk belastbaar inkomen met toepassing van | 
| artikel 171, 5°, a, van het WIB 1992, naar de belastingplichtige een | artikel 171, 5°, a, van het WIB 1992, naar de belastingplichtige een | 
| bericht te sturen waarin de aanslagvoet en het jaar die in aanmerking | bericht te sturen waarin de aanslagvoet en het jaar die in aanmerking | 
| zullen worden genomen, alsook de redenen waarom die keuze werd | zullen worden genomen, alsook de redenen waarom die keuze werd | 
| gemaakt, worden gepreciseerd, terwijl diezelfde bepaling de | gemaakt, worden gepreciseerd, terwijl diezelfde bepaling de | 
| administratie wel verplicht om de belastingplichtige, bij een ter post | administratie wel verplicht om de belastingplichtige, bij een ter post | 
| aangetekende brief, in kennis te stellen van de inkomsten en andere | aangetekende brief, in kennis te stellen van de inkomsten en andere | 
| gegevens die zij voornemens is in de plaats te stellen van die welke | gegevens die zij voornemens is in de plaats te stellen van die welke | 
| zijn aangegeven of schriftelijk erkend, met vermelding van de redenen | zijn aangegeven of schriftelijk erkend, met vermelding van de redenen | 
| die naar haar oordeel de wijziging rechtvaardigen, in zoverre die | die naar haar oordeel de wijziging rechtvaardigen, in zoverre die | 
| bepaling bestemd is om de belastingplichtige te beschermen door hem in | bepaling bestemd is om de belastingplichtige te beschermen door hem in | 
| staat te stellen het standpunt van de administratie te kennen vóór de | staat te stellen het standpunt van de administratie te kennen vóór de | 
| inkohiering en, in voorkomend geval, zijn opmerkingen in te brengen of | inkohiering en, in voorkomend geval, zijn opmerkingen in te brengen of | 
| zijn instemming te geven met de nodige kennis van dat standpunt ? ». | zijn instemming te geven met de nodige kennis van dat standpunt ? ». | 
| (...) | (...) | 
| III. In rechte | III. In rechte | 
| (...) | (...) | 
| B.1. Artikel 346 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 | B.1. Artikel 346 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 | 
| (hierna : WIB 1992), zoals het van toepassing was op het aanslagjaar | (hierna : WIB 1992), zoals het van toepassing was op het aanslagjaar | 
| 2016, bepaalt : | 2016, bepaalt : | 
| « Indien ze meent de inkomsten en andere gegevens te moeten wijzigen | « Indien ze meent de inkomsten en andere gegevens te moeten wijzigen | 
| welke de belastingplichtige heeft vermeld in een aangifte die voldoet | welke de belastingplichtige heeft vermeld in een aangifte die voldoet | 
| aan de vorm- en termijnvereisten van de artikelen 307 tot 311 of van | aan de vorm- en termijnvereisten van de artikelen 307 tot 311 of van | 
| ter uitvoering van artikel 312 genomen bepalingen, dan wel | ter uitvoering van artikel 312 genomen bepalingen, dan wel | 
| schriftelijk heeft erkend, stelt de administratie hem bij een ter post | schriftelijk heeft erkend, stelt de administratie hem bij een ter post | 
| aangetekende brief in kennis van de inkomsten en andere gegevens die | aangetekende brief in kennis van de inkomsten en andere gegevens die | 
| zij voornemens is in de plaats te stellen van die welke zijn | zij voornemens is in de plaats te stellen van die welke zijn | 
| aangegeven of erkend, en vermeldt zij de redenen die naar haar oordeel | aangegeven of erkend, en vermeldt zij de redenen die naar haar oordeel | 
| de wijziging rechtvaardigen. | de wijziging rechtvaardigen. | 
| Wanneer de administratie gebruik maakt van het bewijsmiddel bedoeld in | Wanneer de administratie gebruik maakt van het bewijsmiddel bedoeld in | 
| artikel 342, § 1, eerste lid, deelt zij op dezelfde wijze het bedrag | artikel 342, § 1, eerste lid, deelt zij op dezelfde wijze het bedrag | 
| mede van de winst of baten van drie soortgelijke belastingplichtigen, | mede van de winst of baten van drie soortgelijke belastingplichtigen, | 
| alsmede de gegevens die nodig zijn voor het verhoudingsgewijs bepalen | alsmede de gegevens die nodig zijn voor het verhoudingsgewijs bepalen | 
| van de winst of baten van de betrokken belastingplichtige. | van de winst of baten van de betrokken belastingplichtige. | 
| Binnen de termijn van een maand te rekenen van de derde werkdag | Binnen de termijn van een maand te rekenen van de derde werkdag | 
| volgend op de verzending van dat bericht, welke termijn wegens wettige | volgend op de verzending van dat bericht, welke termijn wegens wettige | 
| redenen kan worden verlengd, kan de belastingplichtige schriftelijk | redenen kan worden verlengd, kan de belastingplichtige schriftelijk | 
| zijn opmerkingen inbrengen; de aanslag mag niet worden gevestigd voor | zijn opmerkingen inbrengen; de aanslag mag niet worden gevestigd voor | 
| die, eventueel verlengde, termijn verstreken is, behoudens indien de | die, eventueel verlengde, termijn verstreken is, behoudens indien de | 
| belastingplichtige met de wijziging van zijn aangifte schriftelijk | belastingplichtige met de wijziging van zijn aangifte schriftelijk | 
| instemt of indien de rechten van de Schatkist in gevaar verkeren | instemt of indien de rechten van de Schatkist in gevaar verkeren | 
| wegens een andere oorzaak dan het verstrijken van de aanslagtermijn. | wegens een andere oorzaak dan het verstrijken van de aanslagtermijn. | 
| De vorige leden zijn eveneens van toepassing op de inkomsten en andere | De vorige leden zijn eveneens van toepassing op de inkomsten en andere | 
| gegevens die zijn vermeld in een in artikel 306 bedoeld voorstel van | gegevens die zijn vermeld in een in artikel 306 bedoeld voorstel van | 
| vereenvoudigde aangifte, wanneer hetzij dat voorstel van | vereenvoudigde aangifte, wanneer hetzij dat voorstel van | 
| vereenvoudigde aangifte, aangevuld met de gegevens die de | vereenvoudigde aangifte, aangevuld met de gegevens die de | 
| belastingplichtige binnen de in artikel 306, § 3, vermelde termijn | belastingplichtige binnen de in artikel 306, § 3, vermelde termijn | 
| heeft ter kennis gebracht, onjuist of onvolledig is, hetzij de | heeft ter kennis gebracht, onjuist of onvolledig is, hetzij de | 
| administratie niet akkoord gaat met de haar binnen de termijn van | administratie niet akkoord gaat met de haar binnen de termijn van | 
| artikel 306, § 3, ter kennis gebrachte opmerkingen van de | artikel 306, § 3, ter kennis gebrachte opmerkingen van de | 
| belastingplichtige. | belastingplichtige. | 
| Ten laatste de dag van de vestiging van de aanslag, stelt de | Ten laatste de dag van de vestiging van de aanslag, stelt de | 
| administratie de belastingplichtige bij ter post aangetekende brief in | administratie de belastingplichtige bij ter post aangetekende brief in | 
| kennis van de opmerkingen die hij heeft gemaakt overeenkomstig het | kennis van de opmerkingen die hij heeft gemaakt overeenkomstig het | 
| derde lid van dit artikel, en waarmee zij geen rekening heeft | derde lid van dit artikel, en waarmee zij geen rekening heeft | 
| gehouden, met vermelding van de motieven die haar beslissing | gehouden, met vermelding van de motieven die haar beslissing | 
| rechtvaardigen ». | rechtvaardigen ». | 
| B.2. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid van | B.2. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid van | 
| artikel 346 van het WIB 1992 met de artikelen 10, 11 en 172 van de | artikel 346 van het WIB 1992 met de artikelen 10, 11 en 172 van de | 
| Grondwet, in zoverre het de belastingadministratie niet ertoe | Grondwet, in zoverre het de belastingadministratie niet ertoe | 
| verplicht, aan de belastingplichtige die afzonderlijk belastbare | verplicht, aan de belastingplichtige die afzonderlijk belastbare | 
| inkomsten aangeeft met toepassing van artikel 171, 5°, a), van het WIB | inkomsten aangeeft met toepassing van artikel 171, 5°, a), van het WIB | 
| 1992, een gemotiveerd bericht te sturen met betrekking tot het | 1992, een gemotiveerd bericht te sturen met betrekking tot het | 
| referentiejaar dat die administratie heeft gekozen om de aanslagvoet | referentiejaar dat die administratie heeft gekozen om de aanslagvoet | 
| van die inkomsten te bepalen, hetgeen de belastingplichtige zou | van die inkomsten te bepalen, hetgeen de belastingplichtige zou | 
| toelaten zijn opmerkingen over of zijn instemming met het standpunt | toelaten zijn opmerkingen over of zijn instemming met het standpunt | 
| van de administratie vóór de berekening van de belasting te | van de administratie vóór de berekening van de belasting te | 
| formuleren. | formuleren. | 
| B.3. Artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992, zoals het van toepassing | B.3. Artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992, zoals het van toepassing | 
| was op het aanslagjaar 2016, bepaalt : | was op het aanslagjaar 2016, bepaalt : | 
| « In afwijking van de artikelen 130 tot 145 en 146 tot 156, zijn | « In afwijking van de artikelen 130 tot 145 en 146 tot 156, zijn | 
| afzonderlijk belastbaar, behalve wanneer de aldus berekende belasting, | afzonderlijk belastbaar, behalve wanneer de aldus berekende belasting, | 
| vermeerderd met de belasting Staat op de andere inkomsten, meer | vermeerderd met de belasting Staat op de andere inkomsten, meer | 
| bedraagt dan de overeenkomstig de voormelde artikelen bepaalde | bedraagt dan de overeenkomstig de voormelde artikelen bepaalde | 
| belasting op de in de artikelen 17, § 1, 1° tot 3° en 90, 6° en 9°, | belasting op de in de artikelen 17, § 1, 1° tot 3° en 90, 6° en 9°, | 
| vermelde inkomsten en op de meerwaarden op roerende waarden en titels | vermelde inkomsten en op de meerwaarden op roerende waarden en titels | 
| die op grond van artikel 90, 1°, belastbaar zijn, vermeerderd met de | die op grond van artikel 90, 1°, belastbaar zijn, vermeerderd met de | 
| belasting Staat met betrekking tot het geheel van de andere belastbare | belasting Staat met betrekking tot het geheel van de andere belastbare | 
| inkomsten : | inkomsten : | 
| [...] | [...] | 
| 5° tegen de gemiddelde aanslagvoet met betrekking tot het geheel van | 5° tegen de gemiddelde aanslagvoet met betrekking tot het geheel van | 
| de belastbare inkomsten van het laatste vorige jaar waarin de | de belastbare inkomsten van het laatste vorige jaar waarin de | 
| belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad die | belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad die | 
| wordt bepaald op basis van de belasting die verschuldigd is bij | wordt bepaald op basis van de belasting die verschuldigd is bij | 
| toepassing van de artikelen 130 tot 145 en 146 tot 154, verminderd met | toepassing van de artikelen 130 tot 145 en 146 tot 154, verminderd met | 
| de in de artikelen 1451 tot 14516, 14524, 14526, 14528, 14532 tot 14535 | de in de artikelen 1451 tot 14516, 14524, 14526, 14528, 14532 tot 14535 | 
| en 154bis vermelde belastingverminderingen : | en 154bis vermelde belastingverminderingen : | 
| a) vergoedingen die al of niet contractueel betaald zijn ten gevolge | a) vergoedingen die al of niet contractueel betaald zijn ten gevolge | 
| van stopzetting van arbeid of beëindiging van een arbeidsovereenkomst | van stopzetting van arbeid of beëindiging van een arbeidsovereenkomst | 
| ». | ». | 
| B.4.1. De Ministerraad voert aan dat het Hof niet bevoegd is om kennis | B.4.1. De Ministerraad voert aan dat het Hof niet bevoegd is om kennis | 
| te nemen van de prejudiciële vraag in zoverre het Hof daarmee zou | te nemen van de prejudiciële vraag in zoverre het Hof daarmee zou | 
| worden verzocht zich uit te spreken over een lacune in de wetgeving. | worden verzocht zich uit te spreken over een lacune in de wetgeving. | 
| B.4.2. Krachtens artikel 142, tweede lid, van de Grondwet en artikel | B.4.2. Krachtens artikel 142, tweede lid, van de Grondwet en artikel | 
| 26, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | 26, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | 
| Grondwettelijk Hof is het Hof bevoegd om bij wijze van prejudiciële | Grondwettelijk Hof is het Hof bevoegd om bij wijze van prejudiciële | 
| beslissing uitspraak te doen op vragen omtrent de schending, door een | beslissing uitspraak te doen op vragen omtrent de schending, door een | 
| wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel, | wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel, | 
| van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor | van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor | 
| het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de federale overheid, | het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de federale overheid, | 
| de gemeenschappen en de gewesten, van de artikelen van titel II (« De | de gemeenschappen en de gewesten, van de artikelen van titel II (« De | 
| Belgen en hun rechten ») en van de artikelen 143, § 1, 170, 172 en 191 | Belgen en hun rechten ») en van de artikelen 143, § 1, 170, 172 en 191 | 
| van de Grondwet. | van de Grondwet. | 
| Op grond van die bepalingen is het Hof bevoegd om na te gaan of een | Op grond van die bepalingen is het Hof bevoegd om na te gaan of een | 
| lacune in de wetgeving met name bestaanbaar is met de artikelen 10 en | lacune in de wetgeving met name bestaanbaar is met de artikelen 10 en | 
| 11 van de Grondwet, los van de vraag of het de wetgever of, in | 11 van de Grondwet, los van de vraag of het de wetgever of, in | 
| voorkomend geval, de verwijzende rechter toekomt een einde te maken | voorkomend geval, de verwijzende rechter toekomt een einde te maken | 
| aan de eventueel vastgestelde ongrondwettigheid. | aan de eventueel vastgestelde ongrondwettigheid. | 
| De exceptie wordt verworpen. | De exceptie wordt verworpen. | 
| B.5.1. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet | B.5.1. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet | 
| uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen | uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen | 
| wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium | wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium | 
| berust en het redelijk verantwoord is. | berust en het redelijk verantwoord is. | 
| Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld | Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld | 
| rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel | rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel | 
| en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van | en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van | 
| gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat | gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat | 
| er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de | er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de | 
| aangewende middelen en het beoogde doel. | aangewende middelen en het beoogde doel. | 
| B.5.2. Artikel 172, eerste lid, van de Grondwet vormt, in fiscale | B.5.2. Artikel 172, eerste lid, van de Grondwet vormt, in fiscale | 
| aangelegenheden, een bijzondere toepassing van het in de artikelen 10 | aangelegenheden, een bijzondere toepassing van het in de artikelen 10 | 
| en 11 van de Grondwet vervatte beginsel van gelijkheid en | en 11 van de Grondwet vervatte beginsel van gelijkheid en | 
| niet-discriminatie. | niet-discriminatie. | 
| B.6. Met de prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht twee categorieën | B.6. Met de prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht twee categorieën | 
| van belastingplichtigen met elkaar te vergelijken, namelijk, | van belastingplichtigen met elkaar te vergelijken, namelijk, | 
| enerzijds, de belastingplichtigen die een afzonderlijk belastbaar | enerzijds, de belastingplichtigen die een afzonderlijk belastbaar | 
| inkomen aangeven bedoeld in artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992 en | inkomen aangeven bedoeld in artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992 en | 
| aan wie de belastingadministratie geen gemotiveerd bericht moet | aan wie de belastingadministratie geen gemotiveerd bericht moet | 
| versturen met betrekking tot de aanslagvoet en het referentiejaar op | versturen met betrekking tot de aanslagvoet en het referentiejaar op | 
| basis waarvan de verschuldigde belasting word berekend, en, | basis waarvan de verschuldigde belasting word berekend, en, | 
| anderzijds, de belastingplichtigen aan wie de belastingadministratie | anderzijds, de belastingplichtigen aan wie de belastingadministratie | 
| een gemotiveerd bericht van wijziging moet versturen waarin zij | een gemotiveerd bericht van wijziging moet versturen waarin zij | 
| kennisgeeft van de inkomsten en andere elementen die zij voorstelt ter | kennisgeeft van de inkomsten en andere elementen die zij voorstelt ter | 
| vervanging van die welke de belastingplichtigen hebben aangegeven of | vervanging van die welke de belastingplichtigen hebben aangegeven of | 
| schriftelijk aanvaard. De belastingplichtigen die behoren tot de | schriftelijk aanvaard. De belastingplichtigen die behoren tot de | 
| eerste categorie krijgen niet de mogelijkheid de berekening van de | eerste categorie krijgen niet de mogelijkheid de berekening van de | 
| belasting vóór de inkohiering te betwisten, terwijl de | belasting vóór de inkohiering te betwisten, terwijl de | 
| belastingplichtigen van de tweede categorie hun opmerkingen kunnen | belastingplichtigen van de tweede categorie hun opmerkingen kunnen | 
| aanvoeren vóór de vestiging van de aanslag, binnen een termijn van een | aanvoeren vóór de vestiging van de aanslag, binnen een termijn van een | 
| maand te rekenen vanaf de derde werkdag na het versturen van het | maand te rekenen vanaf de derde werkdag na het versturen van het | 
| gemotiveerd bericht. | gemotiveerd bericht. | 
| B.7.1. De Ministerraad voert aan dat de twee categorieën van | B.7.1. De Ministerraad voert aan dat de twee categorieën van | 
| belastingplichtigen niet vergelijkbaar zijn in het licht van de in het | belastingplichtigen niet vergelijkbaar zijn in het licht van de in het | 
| geding zijnde bepaling. | geding zijnde bepaling. | 
| B.7.2. Verschil en niet-vergelijkbaarheid mogen niet met elkaar worden | B.7.2. Verschil en niet-vergelijkbaarheid mogen niet met elkaar worden | 
| verward. De verschillende procedures die de belastingadministratie | verward. De verschillende procedures die de belastingadministratie | 
| moet volgen, kunnen weliswaar een criterium uitmaken bij de | moet volgen, kunnen weliswaar een criterium uitmaken bij de | 
| beoordeling van het redelijke en evenredige karakter van een verschil | beoordeling van het redelijke en evenredige karakter van een verschil | 
| in behandeling dat betrekking heeft op de bij die procedures betrokken | in behandeling dat betrekking heeft op de bij die procedures betrokken | 
| belastingplichtigen, maar zij kunnen niet volstaan om te besluiten tot | belastingplichtigen, maar zij kunnen niet volstaan om te besluiten tot | 
| de niet-vergelijkbaarheid van die belastingplichtigen, anders zou de | de niet-vergelijkbaarheid van die belastingplichtigen, anders zou de | 
| toetsing aan het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie worden | toetsing aan het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie worden | 
| uitgehold. | uitgehold. | 
| B.8.1. De in het geding zijnde bepaling regelt de procedure die de | B.8.1. De in het geding zijnde bepaling regelt de procedure die de | 
| belastingadministratie moet volgen wanneer zij meent de inkomsten en | belastingadministratie moet volgen wanneer zij meent de inkomsten en | 
| andere elementen die de belastingplichtige ofwel heeft vermeld in een | andere elementen die de belastingplichtige ofwel heeft vermeld in een | 
| aangifte die voldoet aan de vorm- en termijnvereisten bepaald in de | aangifte die voldoet aan de vorm- en termijnvereisten bepaald in de | 
| artikelen 307 tot 311 van het WIB 1992 of aan de bepalingen die zijn | artikelen 307 tot 311 van het WIB 1992 of aan de bepalingen die zijn | 
| genomen ter uitvoering van artikel 312 van hetzelfde Wetboek, ofwel | genomen ter uitvoering van artikel 312 van hetzelfde Wetboek, ofwel | 
| schriftelijk heeft aanvaard, te moeten wijzigen. | schriftelijk heeft aanvaard, te moeten wijzigen. | 
| In het kader van die procedure is de administratie ertoe gehouden, | In het kader van die procedure is de administratie ertoe gehouden, | 
| vóór de berekening van de belasting, een gemotiveerd bericht van | vóór de berekening van de belasting, een gemotiveerd bericht van | 
| wijziging te versturen waarvan het doel erin bestaat de | wijziging te versturen waarvan het doel erin bestaat de | 
| belastingplichtige in staat te stellen te antwoorden op de door de | belastingplichtige in staat te stellen te antwoorden op de door de | 
| administratie aangevoerde motieven, met andere woorden zijn | administratie aangevoerde motieven, met andere woorden zijn | 
| opmerkingen naar voren te brengen of met kennis van zaken zijn akkoord | opmerkingen naar voren te brengen of met kennis van zaken zijn akkoord | 
| te betuigen met de voorgenomen belasting (Cass., 14 mei 2010, | te betuigen met de voorgenomen belasting (Cass., 14 mei 2010, | 
| F.08.0051.F/7, Cass., 15 oktober 1963, Bull. 414, p. 2342; Cass., 17 | F.08.0051.F/7, Cass., 15 oktober 1963, Bull. 414, p. 2342; Cass., 17 | 
| december 1963, Bull. 411, p. 1792). | december 1963, Bull. 411, p. 1792). | 
| B.8.2. Zoals blijkt uit de memorie van de Ministerraad is het | B.8.2. Zoals blijkt uit de memorie van de Ministerraad is het | 
| versturen van een gemotiveerd bericht van wijziging aan de | versturen van een gemotiveerd bericht van wijziging aan de | 
| belastingplichtige verantwoord door het feit dat de administratie, | belastingplichtige verantwoord door het feit dat de administratie, | 
| wanneer zij meent de inkomsten en andere elementen die de | wanneer zij meent de inkomsten en andere elementen die de | 
| belastingplichtige heeft aangegeven of schriftelijk aanvaard, te | belastingplichtige heeft aangegeven of schriftelijk aanvaard, te | 
| moeten wijzigen, de bewijskracht van die inkomsten of elementen, die | moeten wijzigen, de bewijskracht van die inkomsten of elementen, die | 
| is gebaseerd op een vermoeden van juistheid, in het geding brengt. | is gebaseerd op een vermoeden van juistheid, in het geding brengt. | 
| B.9. De hypothese waarin de in het geding zijnde bepaling moet worden | B.9. De hypothese waarin de in het geding zijnde bepaling moet worden | 
| toegepast, verschilt aanzienlijk van de aan de verwijzende rechter | toegepast, verschilt aanzienlijk van de aan de verwijzende rechter | 
| voorgelegde situatie. | voorgelegde situatie. | 
| In de hypothese van een afzonderlijk belastbaar inkomen, bedoeld in | In de hypothese van een afzonderlijk belastbaar inkomen, bedoeld in | 
| artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992, bepaalt de administratie de | artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992, bepaalt de administratie de | 
| belasting door de gemiddelde aanslagvoet te berekenen met betrekking | belasting door de gemiddelde aanslagvoet te berekenen met betrekking | 
| tot alle belastbare inkomsten van het laatste vorige jaar tijdens | tot alle belastbare inkomsten van het laatste vorige jaar tijdens | 
| hetwelk de belastingplichtige een normale beroepsactiviteit heeft | hetwelk de belastingplichtige een normale beroepsactiviteit heeft | 
| gehad. Die aanslagvoet wordt berekend zonder dat de | gehad. Die aanslagvoet wordt berekend zonder dat de | 
| belastingadministratie de door de belastingplichtige aangegeven | belastingadministratie de door de belastingplichtige aangegeven | 
| inkomsten en elementen wijzigt en dus zonder de bewijskracht ervan in | inkomsten en elementen wijzigt en dus zonder de bewijskracht ervan in | 
| het geding te brengen. Daar het de normale procedure voor de | het geding te brengen. Daar het de normale procedure voor de | 
| berekening van elke belasting betreft, is het verantwoord dat de | berekening van elke belasting betreft, is het verantwoord dat de | 
| belastingplichtige niet de mogelijkheid krijgt om de belasting te | belastingplichtige niet de mogelijkheid krijgt om de belasting te | 
| betwisten vóór de inkohiering ervan. | betwisten vóór de inkohiering ervan. | 
| De ontstentenis van de mogelijkheid voor de belastingplichtige om een | De ontstentenis van de mogelijkheid voor de belastingplichtige om een | 
| belasting op een afzonderlijk belastbaar inkomen te betwisten vóór de | belasting op een afzonderlijk belastbaar inkomen te betwisten vóór de | 
| inkohiering ervan, wordt voldoende gecompenseerd door de mogelijkheid | inkohiering ervan, wordt voldoende gecompenseerd door de mogelijkheid | 
| waarover hij beschikt om, eventueel met de hulp van een | waarover hij beschikt om, eventueel met de hulp van een | 
| beroepsbeoefenaar, op basis van het aanslagbiljet, de belasting na te | beroepsbeoefenaar, op basis van het aanslagbiljet, de belasting na te | 
| gaan die de administratie heeft berekend op een afzonderlijk inkomen | gaan die de administratie heeft berekend op een afzonderlijk inkomen | 
| bedoeld in artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992. Indien de bestuurde | bedoeld in artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992. Indien de bestuurde | 
| daarmee niet instemt, kan hij een bezwaarschrift indienen bij de | daarmee niet instemt, kan hij een bezwaarschrift indienen bij de | 
| belastingadministratie of zelfs een procedure bij de justitiële | belastingadministratie of zelfs een procedure bij de justitiële | 
| rechter instellen. | rechter instellen. | 
| B.10. Het verschil in behandeling van de belastingplichtige van wie de | B.10. Het verschil in behandeling van de belastingplichtige van wie de | 
| administratie de belasting berekent op een afzonderlijk belastbaar | administratie de belasting berekent op een afzonderlijk belastbaar | 
| inkomen bedoeld in artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992 en de | inkomen bedoeld in artikel 171, 5°, a), van het WIB 1992 en de | 
| belastingplichtige van wie de administratie meent de aangegeven of | belastingplichtige van wie de administratie meent de aangegeven of | 
| schriftelijk aanvaarde inkomsten en elementen te moeten wijzigen, is | schriftelijk aanvaarde inkomsten en elementen te moeten wijzigen, is | 
| bijgevolg objectief en redelijk verantwoord. | bijgevolg objectief en redelijk verantwoord. | 
| B.11. De in het geding zijnde bepaling is derhalve bestaanbaar met de | B.11. De in het geding zijnde bepaling is derhalve bestaanbaar met de | 
| artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet. | artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet. | 
| Om die redenen, | Om die redenen, | 
| het Hof | het Hof | 
| zegt voor recht : | zegt voor recht : | 
| Artikel 346 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals | Artikel 346 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals | 
| het van toepassing was tijdens het aanslagjaar 2016, schendt de | het van toepassing was tijdens het aanslagjaar 2016, schendt de | 
| artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet niet. | artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet niet. | 
| Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | 
| 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 
| op 25 februari 2021. | op 25 februari 2021. | 
| De griffier, De voorzitter, | De griffier, De voorzitter, | 
| F. Meersschaut F. Daoût | F. Meersschaut F. Daoût |