Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 92/2020 van 18 juni 2020 Rolnummer 7235 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 332quinquies van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters J.-P(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 92/2020 van 18 juni 2020 Rolnummer 7235 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 332quinquies van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters J.-P(...) Uittreksel uit arrest nr. 92/2020 van 18 juni 2020 Rolnummer 7235 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 332quinquies van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters J.-P(...)
GRONDWETTELIJK HOF GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 92/2020 van 18 juni 2020 Uittreksel uit arrest nr. 92/2020 van 18 juni 2020
Rolnummer 7235 Rolnummer 7235
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 332quinquies van In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 332quinquies van
het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de familierechtbank van de het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de familierechtbank van de
Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen. Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen.
Het Grondwettelijk Hof, Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters
J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, R. Leysen, M. Pâques en Y. J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, R. Leysen, M. Pâques en Y.
Kherbache, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder Kherbache, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder
voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, voorzitterschap van voorzitter F. Daoût,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Bij vonnis van 16 juli 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Bij vonnis van 16 juli 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het
Hof is ingekomen op 19 juli 2019, heeft de familierechtbank van de Hof is ingekomen op 19 juli 2019, heeft de familierechtbank van de
Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de volgende Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de volgende
prejudiciële vraag gesteld : prejudiciële vraag gesteld :
« Schendt artikel 332quinquies van het Burgerlijk Wetboek, in zoverre « Schendt artikel 332quinquies van het Burgerlijk Wetboek, in zoverre
het niet bepaalt dat het belang van het kind in aanmerking wordt het niet bepaalt dat het belang van het kind in aanmerking wordt
genomen en gecontroleerd door de rechter wanneer de moeder een genomen en gecontroleerd door de rechter wanneer de moeder een
vordering instelt tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap vordering instelt tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap
tegen de biologische vader, in een feitelijke context waarin alleen tegen de biologische vader, in een feitelijke context waarin alleen
enkele seksuele betrekkingen hebben plaatsgevonden tussen de ouders enkele seksuele betrekkingen hebben plaatsgevonden tussen de ouders
van het kind, zonder enige bedoeling, van hunnentwege, om zich voort van het kind, zonder enige bedoeling, van hunnentwege, om zich voort
te planten maar ook, daarmee samenhangend, zonder contraceptivum, de te planten maar ook, daarmee samenhangend, zonder contraceptivum, de
artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, al dan niet onderling artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, al dan niet onderling
in samenhang gelezen, en al dan niet in samenhang met andere, in samenhang gelezen, en al dan niet in samenhang met andere,
supranationale wetsbepalingen zoals het Europees Verdrag voor de supranationale wetsbepalingen zoals het Europees Verdrag voor de
rechten van de mens en meer bepaald artikel 8 ervan, rekening houdend rechten van de mens en meer bepaald artikel 8 ervan, rekening houdend
met het feit dat wanneer de biologische vader de gerechtelijke met het feit dat wanneer de biologische vader de gerechtelijke
vaststelling van zijn afstamming vordert, de inachtneming van het vaststelling van zijn afstamming vordert, de inachtneming van het
belang van het kind om zijn biologische afstamming te laten belang van het kind om zijn biologische afstamming te laten
vaststellen wel in overweging wordt genomen, meer bepaald in geval van vaststellen wel in overweging wordt genomen, meer bepaald in geval van
weigering van de moeder en/of van het kind ? ». weigering van de moeder en/of van het kind ? ».
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
B.1. Artikel 332quinquies van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : B.1. Artikel 332quinquies van het Burgerlijk Wetboek bepaalt :
« § 1. De vorderingen tot onderzoek naar het moederschap of het « § 1. De vorderingen tot onderzoek naar het moederschap of het
vaderschap zijn onontvankelijk indien het meerderjarige of het vaderschap zijn onontvankelijk indien het meerderjarige of het
ontvoogde minderjarige kind zich daartegen verzet. ontvoogde minderjarige kind zich daartegen verzet.
§ 1/1. Er wordt geen rekening gehouden met het verzet van het § 1/1. Er wordt geen rekening gehouden met het verzet van het
meerderjarige kind indien de rechtbank, op grond van feiten die meerderjarige kind indien de rechtbank, op grond van feiten die
vastgesteld zijn in een met redenen omkleed proces-verbaal, oordeelt vastgesteld zijn in een met redenen omkleed proces-verbaal, oordeelt
dat het kind niet wilsbekwaam is. Hetzelfde geldt ingeval het kind, dat het kind niet wilsbekwaam is. Hetzelfde geldt ingeval het kind,
bij beschikking van de vrederechter krachtens artikel 492/1, onbekwaam bij beschikking van de vrederechter krachtens artikel 492/1, onbekwaam
wordt verklaard zich te verzetten tegen een rechtsvordering tot wordt verklaard zich te verzetten tegen een rechtsvordering tot
onderzoek naar het moederschap of het vaderschap. Het kind dat zijn onderzoek naar het moederschap of het vaderschap. Het kind dat zijn
mening zelfstandig kan uiten, wordt rechtstreeks door de rechter mening zelfstandig kan uiten, wordt rechtstreeks door de rechter
gehoord. Ingeval het kind zijn mening niet zelf kan uiten, vertolkt de gehoord. Ingeval het kind zijn mening niet zelf kan uiten, vertolkt de
vertrouwenspersoon de mening van het kind. De rechter hecht passend vertrouwenspersoon de mening van het kind. De rechter hecht passend
belang aan die mening. belang aan die mening.
§ 2. Indien het verzet uitgaat van een minderjarig kind dat niet § 2. Indien het verzet uitgaat van een minderjarig kind dat niet
ontvoogd is en de volle leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, van ontvoogd is en de volle leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, van
degene van de ouders van het kind ten aanzien van wie de afstamming degene van de ouders van het kind ten aanzien van wie de afstamming
vaststaat, of van het openbaar ministerie, wijst de rechtbank, zonder vaststaat, of van het openbaar ministerie, wijst de rechtbank, zonder
afbreuk te doen aan § 3, de vordering slechts af indien de afbreuk te doen aan § 3, de vordering slechts af indien de
vaststelling van de afstamming strijdig is met de belangen van het vaststelling van de afstamming strijdig is met de belangen van het
kind. kind.
Er wordt geen rekening gehouden met het verzet van het minderjarige Er wordt geen rekening gehouden met het verzet van het minderjarige
kind indien de rechtbank, op grond van feiten die vastgesteld zijn in kind indien de rechtbank, op grond van feiten die vastgesteld zijn in
een met redenen omkleed proces-verbaal, oordeelt dat het kind geen een met redenen omkleed proces-verbaal, oordeelt dat het kind geen
onderscheidingsvermogen heeft. onderscheidingsvermogen heeft.
§ 3. De rechtbank wijst de vordering hoe dan ook af indien het bewijs § 3. De rechtbank wijst de vordering hoe dan ook af indien het bewijs
wordt geleverd dat degene wiens afstamming wordt onderzocht niet de wordt geleverd dat degene wiens afstamming wordt onderzocht niet de
biologische vader of moeder van het kind is. biologische vader of moeder van het kind is.
§ 4. Indien tegen de man die een vaderschapsonderzoek vordert een § 4. Indien tegen de man die een vaderschapsonderzoek vordert een
strafvordering is ingesteld wegens een in artikel 375 van het strafvordering is ingesteld wegens een in artikel 375 van het
Strafwetboek bedoeld feit dat gepleegd is op de persoon van de moeder Strafwetboek bedoeld feit dat gepleegd is op de persoon van de moeder
tijdens de wettelijke periode van verwekking, wordt op verzoek van een tijdens de wettelijke periode van verwekking, wordt op verzoek van een
van de partijen de uitspraak verdaagd, tot wanneer de beslissing over van de partijen de uitspraak verdaagd, tot wanneer de beslissing over
de strafvordering in kracht van gewijsde is getreden. Indien de de strafvordering in kracht van gewijsde is getreden. Indien de
betrokkene hiervoor wordt veroordeeld, zal de vordering tot onderzoek betrokkene hiervoor wordt veroordeeld, zal de vordering tot onderzoek
naar het vaderschap op vraag van één van de partijen worden verworpen naar het vaderschap op vraag van één van de partijen worden verworpen
». ».
B.2. De verwijzende rechter stelt het Hof een vraag over de B.2. De verwijzende rechter stelt het Hof een vraag over de
bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de artikelen bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de artikelen
10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen
met andere supranationale bepalingen, zoals het Europees Verdrag voor met andere supranationale bepalingen, zoals het Europees Verdrag voor
de rechten van de mens en met name artikel 8 ervan, in zoverre zij de rechten van de mens en met name artikel 8 ervan, in zoverre zij
niet bepaalt dat de rechter het belang van het kind in aanmerking moet niet bepaalt dat de rechter het belang van het kind in aanmerking moet
nemen wanneer de moeder van het kind een vordering tot gerechtelijke nemen wanneer de moeder van het kind een vordering tot gerechtelijke
vaststelling van het vaderschap heeft ingesteld tegen de biologische vaststelling van het vaderschap heeft ingesteld tegen de biologische
vader, in geval van verzet vanwege die laatste, terwijl dat wel het vader, in geval van verzet vanwege die laatste, terwijl dat wel het
geval is wanneer de biologische vader een vordering heeft ingesteld geval is wanneer de biologische vader een vordering heeft ingesteld
tot gerechtelijke vaststelling van zijn afstamming ten aanzien van het tot gerechtelijke vaststelling van zijn afstamming ten aanzien van het
kind, in geval van verzet vanwege de moeder of van het minderjarig kind, in geval van verzet vanwege de moeder of van het minderjarig
kind dat niet ontvoogd is en de volle leeftijd van twaalf jaar heeft kind dat niet ontvoogd is en de volle leeftijd van twaalf jaar heeft
bereikt. bereikt.
B.3. Bij zijn arrest nr. 190/2019 van 28 november 2019 heeft het Hof B.3. Bij zijn arrest nr. 190/2019 van 28 november 2019 heeft het Hof
een vergelijkbare prejudiciële vraag beantwoord over de een vergelijkbare prejudiciële vraag beantwoord over de
bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de artikelen bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de artikelen
10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen
met andere supranationale bepalingen, zoals het Europees Verdrag voor met andere supranationale bepalingen, zoals het Europees Verdrag voor
de rechten van de mens en met name artikel 8 ervan : de rechten van de mens en met name artikel 8 ervan :
« B.2. De verwijzende rechter stelt het Hof een vraag over de « B.2. De verwijzende rechter stelt het Hof een vraag over de
bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de artikelen bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de artikelen
10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen
met andere supranationale bepalingen, zoals het Europees Verdrag voor met andere supranationale bepalingen, zoals het Europees Verdrag voor
de rechten van de mens en meer bepaald artikel 8 ervan, in zoverre zij de rechten van de mens en meer bepaald artikel 8 ervan, in zoverre zij
niet bepaalt dat de rechter het belang van het kind in aanmerking moet niet bepaalt dat de rechter het belang van het kind in aanmerking moet
nemen wanneer de moeder van het kind een vordering heeft ingesteld tot nemen wanneer de moeder van het kind een vordering heeft ingesteld tot
gerechtelijke vaststelling van het vaderschap tegen de biologische gerechtelijke vaststelling van het vaderschap tegen de biologische
vader, in geval van verzet vanwege die laatste, terwijl dat wel het vader, in geval van verzet vanwege die laatste, terwijl dat wel het
geval is wanneer de biologische vader een vordering heeft ingesteld geval is wanneer de biologische vader een vordering heeft ingesteld
tot gerechtelijke vaststelling van zijn afstamming ten aanzien van het tot gerechtelijke vaststelling van zijn afstamming ten aanzien van het
kind, in geval van verzet vanwege de moeder of van het minderjarig kind, in geval van verzet vanwege de moeder of van het minderjarig
kind dat niet ontvoogd is en de volle leeftijd van twaalf jaar heeft kind dat niet ontvoogd is en de volle leeftijd van twaalf jaar heeft
bereikt. bereikt.
B.3. De verwijzende rechter geeft niet precies aan welke B.3. De verwijzende rechter geeft niet precies aan welke
supranationale bepaling zou moeten worden gelezen in samenhang met de supranationale bepaling zou moeten worden gelezen in samenhang met de
artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, behalve artikel 8 van artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, behalve artikel 8 van
het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Het Hof beperkt dan het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Het Hof beperkt dan
ook zijn onderzoek tot dat van de bestaanbaarheid van de in het geding ook zijn onderzoek tot dat van de bestaanbaarheid van de in het geding
zijnde bepaling met uitsluitend die bepalingen. zijnde bepaling met uitsluitend die bepalingen.
B.4. Artikel 22 van de Grondwet bepaalt : B.4. Artikel 22 van de Grondwet bepaalt :
' Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven en zijn ' Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven en zijn
gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de
wet bepaald. wet bepaald.
De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de
bescherming van dat recht '. bescherming van dat recht '.
Artikel 22bis van de Grondwet bepaalt : Artikel 22bis van de Grondwet bepaalt :
' Elk kind heeft recht op eerbiediging van zijn morele, lichamelijke, ' Elk kind heeft recht op eerbiediging van zijn morele, lichamelijke,
geestelijke en seksuele integriteit. geestelijke en seksuele integriteit.
Elk kind heeft het recht zijn mening te uiten in alle aangelegenheden Elk kind heeft het recht zijn mening te uiten in alle aangelegenheden
die het aangaan; met die mening wordt rekening gehouden in die het aangaan; met die mening wordt rekening gehouden in
overeenstemming met zijn leeftijd en zijn onderscheidingsvermogen. overeenstemming met zijn leeftijd en zijn onderscheidingsvermogen.
Elk kind heeft recht op maatregelen en diensten die zijn ontwikkeling Elk kind heeft recht op maatregelen en diensten die zijn ontwikkeling
bevorderen. bevorderen.
Het belang van het kind is de eerste overweging bij elke beslissing Het belang van het kind is de eerste overweging bij elke beslissing
die het kind aangaat. die het kind aangaat.
De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen
deze rechten van het kind '. deze rechten van het kind '.
Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt
: :
' 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé leven, zijn ' 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé leven, zijn
gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking
tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien
en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's
lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn
van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van
strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden,
of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen '. of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen '.
B.5. Artikel 22bis van de Grondwet legt de verplichting op het belang B.5. Artikel 22bis van de Grondwet legt de verplichting op het belang
van het kind in aanmerking te nemen in de procedures die op het kind van het kind in aanmerking te nemen in de procedures die op het kind
betrekking hebben. betrekking hebben.
B.6. Uit de in het geding zijnde bepaling volgt dat, bij een vordering B.6. Uit de in het geding zijnde bepaling volgt dat, bij een vordering
tot gerechtelijke vaststelling van vaderschap die wordt ingesteld door tot gerechtelijke vaststelling van vaderschap die wordt ingesteld door
de biologische vader van het kind, in geval van verzet vanwege de de biologische vader van het kind, in geval van verzet vanwege de
moeder, wier afstamming ten aanzien van het kind reeds vaststaat, moeder, wier afstamming ten aanzien van het kind reeds vaststaat,
en/of van het minderjarige kind dat niet ontvoogd is en de volle en/of van het minderjarige kind dat niet ontvoogd is en de volle
leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, de rechtbank de vordering leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, de rechtbank de vordering
afwijst indien de vaststelling van de afstamming strijdig is met het afwijst indien de vaststelling van de afstamming strijdig is met het
belang van het kind. Daarentegen wordt de rechtbank, bij een vordering belang van het kind. Daarentegen wordt de rechtbank, bij een vordering
tot gerechtelijke vaststelling van vaderschap die door de moeder van tot gerechtelijke vaststelling van vaderschap die door de moeder van
het kind is ingesteld tegen de biologische vader, bij ontstentenis van het kind is ingesteld tegen de biologische vader, bij ontstentenis van
verzet vanwege het minderjarig kind dat niet ontvoogd is en de volle verzet vanwege het minderjarig kind dat niet ontvoogd is en de volle
leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt of vanwege het openbaar leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt of vanwege het openbaar
ministerie, door de in het geding zijnde bepaling noch gemachtigd, ministerie, door de in het geding zijnde bepaling noch gemachtigd,
noch verplicht om het belang van het kind in aanmerking te nemen, noch verplicht om het belang van het kind in aanmerking te nemen,
zodat zij ertoe gehouden is de vordering van de moeder in te willigen. zodat zij ertoe gehouden is de vordering van de moeder in te willigen.
In die tweede hypothese veronderstelt de wetgever dat het kind In die tweede hypothese veronderstelt de wetgever dat het kind
noodzakelijkerwijs belang erbij heeft dat zijn dubbele afstamming noodzakelijkerwijs belang erbij heeft dat zijn dubbele afstamming
wordt vastgesteld, en zulks op onweerlegbare wijze. De in het geding wordt vastgesteld, en zulks op onweerlegbare wijze. De in het geding
zijnde bepaling voorziet aldus enkel in een toetsing door de rechter zijnde bepaling voorziet aldus enkel in een toetsing door de rechter
van de vordering tot gerechtelijke vaststelling van vaderschap aan het van de vordering tot gerechtelijke vaststelling van vaderschap aan het
belang van het kind indien het verzet uitgaat van het minderjarige belang van het kind indien het verzet uitgaat van het minderjarige
kind dat niet ontvoogd is en de volle leeftijd van twaalf jaar heeft kind dat niet ontvoogd is en de volle leeftijd van twaalf jaar heeft
bereikt, van diegene van de ouders van het kind ten aanzien van wie de bereikt, van diegene van de ouders van het kind ten aanzien van wie de
afstamming vaststaat of van het openbaar ministerie, maar niet wanneer afstamming vaststaat of van het openbaar ministerie, maar niet wanneer
het verzet uitgaat van de biologische vader. het verzet uitgaat van de biologische vader.
B.7. Zoals het Hof reeds bij zijn arresten nrs. 66/2003, 35/2007, B.7. Zoals het Hof reeds bij zijn arresten nrs. 66/2003, 35/2007,
144/2010 en 61/2012 heeft geoordeeld, kunnen er gevallen bestaan 144/2010 en 61/2012 heeft geoordeeld, kunnen er gevallen bestaan
waarin het gerechtelijk vaststellen van de afstamming van een kind van waarin het gerechtelijk vaststellen van de afstamming van een kind van
vaderszijde voor dat kind nadelig is. Ook al kan men doorgaans ervan vaderszijde voor dat kind nadelig is. Ook al kan men doorgaans ervan
uitgaan dat het in het belang van een kind is dat zijn afstamming van uitgaan dat het in het belang van een kind is dat zijn afstamming van
beide zijden wordt vastgesteld, toch kan men niet onomstotelijk beide zijden wordt vastgesteld, toch kan men niet onomstotelijk
volhouden dat dit altijd het geval is. volhouden dat dit altijd het geval is.
B.8. Ook al is het criterium van onderscheid, te weten de hoedanigheid B.8. Ook al is het criterium van onderscheid, te weten de hoedanigheid
van de persoon die zich mag verzetten tegen de gerechtelijke van de persoon die zich mag verzetten tegen de gerechtelijke
vaststelling van het vaderschap, objectief, toch is het niet pertinent vaststelling van het vaderschap, objectief, toch is het niet pertinent
ten aanzien van de in het geding zijnde maatregel. Het is immers niet ten aanzien van de in het geding zijnde maatregel. Het is immers niet
redelijk verantwoord ervan uit te gaan dat het in elk geval in het redelijk verantwoord ervan uit te gaan dat het in elk geval in het
belang van het kind is om zijn dubbele afstamming vast te stellen, bij belang van het kind is om zijn dubbele afstamming vast te stellen, bij
een vordering tot vaststelling van vaderschap die door de moeder van een vordering tot vaststelling van vaderschap die door de moeder van
het kind is ingesteld tegen de biologische vader, in geval van verzet het kind is ingesteld tegen de biologische vader, in geval van verzet
van die laatste, noch dat het belang van de moeder en dat van het kind van die laatste, noch dat het belang van de moeder en dat van het kind
in alle omstandigheden samenvallen. in alle omstandigheden samenvallen.
B.9.1. In de interpretatie volgens welke de in het geding zijnde B.9.1. In de interpretatie volgens welke de in het geding zijnde
bepaling de rechter niet toestaat het belang van het kind in bepaling de rechter niet toestaat het belang van het kind in
aanmerking te nemen wanneer de moeder van het kind een vordering heeft aanmerking te nemen wanneer de moeder van het kind een vordering heeft
ingesteld tot gerechtelijke vaststelling van vaderschap tegen de ingesteld tot gerechtelijke vaststelling van vaderschap tegen de
biologische vader, in geval van verzet van die laatste, is zij niet biologische vader, in geval van verzet van die laatste, is zij niet
bestaanbaar met artikel 22bis van de Grondwet. bestaanbaar met artikel 22bis van de Grondwet.
B.9.2. De in het geding zijnde bepaling kan evenwel ook in die zin B.9.2. De in het geding zijnde bepaling kan evenwel ook in die zin
worden geïnterpreteerd dat zij de rechter wel toestaat om het belang worden geïnterpreteerd dat zij de rechter wel toestaat om het belang
van het kind in aanmerking te nemen wanneer de moeder van het kind een van het kind in aanmerking te nemen wanneer de moeder van het kind een
vordering heeft ingesteld tot gerechtelijke vaststelling van vordering heeft ingesteld tot gerechtelijke vaststelling van
vaderschap tegen de biologische vader, in geval van verzet van die vaderschap tegen de biologische vader, in geval van verzet van die
laatste. laatste.
In die interpretatie is de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar In die interpretatie is de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar
met artikel 22bis van de Grondwet. met artikel 22bis van de Grondwet.
B.9.3. Een toetsing van de in het geding zijnde bepaling aan de B.9.3. Een toetsing van de in het geding zijnde bepaling aan de
artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang
gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de
mens, leidt niet tot een andere conclusie ». mens, leidt niet tot een andere conclusie ».
B.4. Om dezelfde redenen als die van het voormelde arrest nr. 190/2019 B.4. Om dezelfde redenen als die van het voormelde arrest nr. 190/2019
dient de prejudiciële vraag op identieke wijze te worden beantwoord. dient de prejudiciële vraag op identieke wijze te worden beantwoord.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
- Artikel 332quinquies van het Burgerlijk Wetboek, in die zin - Artikel 332quinquies van het Burgerlijk Wetboek, in die zin
geïnterpreteerd dat het de rechter niet toestaat het belang van het geïnterpreteerd dat het de rechter niet toestaat het belang van het
kind in aanmerking te nemen wanneer de moeder van het kind een kind in aanmerking te nemen wanneer de moeder van het kind een
vordering heeft ingesteld tot gerechtelijke vaststelling van vordering heeft ingesteld tot gerechtelijke vaststelling van
vaderschap tegen de biologische vader, in geval van verzet van die vaderschap tegen de biologische vader, in geval van verzet van die
laatste, schendt de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, in laatste, schendt de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, in
samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de
rechten van de mens. rechten van de mens.
- Dezelfde bepaling, in die zin geïnterpreteerd dat zij de rechter wel - Dezelfde bepaling, in die zin geïnterpreteerd dat zij de rechter wel
toestaat het belang van het kind in aanmerking te nemen wanneer de toestaat het belang van het kind in aanmerking te nemen wanneer de
moeder van het kind een vordering heeft ingesteld tot gerechtelijke moeder van het kind een vordering heeft ingesteld tot gerechtelijke
vaststelling van vaderschap tegen de biologische vader, in geval van vaststelling van vaderschap tegen de biologische vader, in geval van
verzet van die laatste, schendt niet de artikelen 10, 11, 22 en 22bis verzet van die laatste, schendt niet de artikelen 10, 11, 22 en 22bis
van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees
Verdrag voor de rechten van de mens. Verdrag voor de rechten van de mens.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof,
op 18 juni 2020. op 18 juni 2020.
De griffier, De griffier,
F. Meersschaut F. Meersschaut
De voorzitter, De voorzitter,
F. Daoût F. Daoût
^