← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 62/2020 van 7 mei 2020 Rolnummer 7173 In zake: de prejudiciële
vraag betreffende de artikelen 8 en 10, § 2, 1°, van de wet van 11 februari 2013 « houdende organisatie
van het beroep van vastgoedmakelaar », geste Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen
en F. Daoût, en de rechters L. L(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 62/2020 van 7 mei 2020 Rolnummer 7173 In zake: de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 8 en 10, § 2, 1°, van de wet van 11 februari 2013 « houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar », geste Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...) | Uittreksel uit arrest nr. 62/2020 van 7 mei 2020 Rolnummer 7173 In zake: de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 8 en 10, § 2, 1°, van de wet van 11 februari 2013 « houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar », geste Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 62/2020 van 7 mei 2020 | Uittreksel uit arrest nr. 62/2020 van 7 mei 2020 |
Rolnummer 7173 | Rolnummer 7173 |
In zake: de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 8 en 10, § 2, | In zake: de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 8 en 10, § 2, |
1°, van de wet van 11 februari 2013 « houdende organisatie van het | 1°, van de wet van 11 februari 2013 « houdende organisatie van het |
beroep van vastgoedmakelaar », gesteld door de kamer van beroep van | beroep van vastgoedmakelaar », gesteld door de kamer van beroep van |
het Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars. | het Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars. |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. | samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. |
Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Giet, R. Leysen en Y. Kherbache, | Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Giet, R. Leysen en Y. Kherbache, |
bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van |
voorzitter A. Alen, | voorzitter A. Alen, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Bij beslissing van 2 april 2019, waarvan de expeditie ter griffie van | Bij beslissing van 2 april 2019, waarvan de expeditie ter griffie van |
het Hof is ingekomen op 13 mei 2019, heeft de kamer van beroep van het | het Hof is ingekomen op 13 mei 2019, heeft de kamer van beroep van het |
Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars de volgende prejudiciële vraag | Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars de volgende prejudiciële vraag |
gesteld : | gesteld : |
« [...] of het in artikel 8.1° lid en art. 10 § 2.2° van de wet van 11 | « [...] of het in artikel 8.1° lid en art. 10 § 2.2° van de wet van 11 |
februari 2013 houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar | februari 2013 houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar |
opgenomen onweerlegbaar vermoeden een tegenstrijdigheid in het leven | opgenomen onweerlegbaar vermoeden een tegenstrijdigheid in het leven |
roept met de uitzondering opgenomen in art. 8.2° lid van dezelfde wet | roept met de uitzondering opgenomen in art. 8.2° lid van dezelfde wet |
en twee categorieën burgers doet ontstaan waarbij in tegenstelling tot | en twee categorieën burgers doet ontstaan waarbij in tegenstelling tot |
personen die geen aandeelhouder zijn, aan personen die wél | personen die geen aandeelhouder zijn, aan personen die wél |
aandeelhouder zijn en verbonden zijn met een arbeidsovereenkomst en | aandeelhouder zijn en verbonden zijn met een arbeidsovereenkomst en |
onder gezag, leiding en toezicht staan, de uitzonderingstoestand | onder gezag, leiding en toezicht staan, de uitzonderingstoestand |
waarvan sprake in art. 8.2° lid wordt ontnomen, en het gemaakte | waarvan sprake in art. 8.2° lid wordt ontnomen, en het gemaakte |
onderscheid tussen deze categorieën burgers disproportioneel is en | onderscheid tussen deze categorieën burgers disproportioneel is en |
niet adequaat of pertinent is om het nagestreefde legitieme doel te | niet adequaat of pertinent is om het nagestreefde legitieme doel te |
bereiken, minstens dat het gemaakte onderscheid niet adequaat of | bereiken, minstens dat het gemaakte onderscheid niet adequaat of |
pertinent is om het nagestreefde doel te bereiken noch proportioneel | pertinent is om het nagestreefde doel te bereiken noch proportioneel |
is ten aanzien van dit nagestreefde doel (toets aan het | is ten aanzien van dit nagestreefde doel (toets aan het |
gelijkheidsbeginsel zoals opgenomen in de artt. 10 en 11 van de | gelijkheidsbeginsel zoals opgenomen in de artt. 10 en 11 van de |
Grondwet) ». | Grondwet) ». |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de artikelen 8 en 10 | B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de artikelen 8 en 10 |
van de wet van 11 februari 2013 « houdende organisatie van het beroep | van de wet van 11 februari 2013 « houdende organisatie van het beroep |
van vastgoedmakelaar » (hierna : de wet van 11 februari 2013). Hoewel | van vastgoedmakelaar » (hierna : de wet van 11 februari 2013). Hoewel |
de formulering van de prejudiciële vraag verwijst naar artikel 10, § | de formulering van de prejudiciële vraag verwijst naar artikel 10, § |
2, 2°, van de wet van 11 februari 2013, blijkt uit de stukken van het | 2, 2°, van de wet van 11 februari 2013, blijkt uit de stukken van het |
dossier dat die bepaling niet van toepassing is op het voor het | dossier dat die bepaling niet van toepassing is op het voor het |
verwijzende rechtscollege hangende geschil. De verwijzing naar artikel | verwijzende rechtscollege hangende geschil. De verwijzing naar artikel |
10, § 2, 2°, van de wet van 11 februari 2013 in de prejudiciële vraag | 10, § 2, 2°, van de wet van 11 februari 2013 in de prejudiciële vraag |
berust op een materiële vergissing en de vraag moet zo worden gelezen | berust op een materiële vergissing en de vraag moet zo worden gelezen |
dat zij betrekking heeft op de artikelen 8, eerste lid, en 10, § 2, | dat zij betrekking heeft op de artikelen 8, eerste lid, en 10, § 2, |
1°, van de wet van 11 februari 2013. | 1°, van de wet van 11 februari 2013. |
B.2. Uit de verwijzingsbeslissing kan worden afgeleid dat het Hof | B.2. Uit de verwijzingsbeslissing kan worden afgeleid dat het Hof |
wordt ondervraagd over een verschil in behandeling tussen personen die | wordt ondervraagd over een verschil in behandeling tussen personen die |
via een arbeidsovereenkomst verbonden zijn met een vennootschap waarin | via een arbeidsovereenkomst verbonden zijn met een vennootschap waarin |
activiteiten als vastgoedmakelaar worden uitgeoefend, wanneer die | activiteiten als vastgoedmakelaar worden uitgeoefend, wanneer die |
vennootschap niet zelf is ingeschreven op het tableau van | vennootschap niet zelf is ingeschreven op het tableau van |
beroepsbeoefenaars of op de lijst van stagiairs van het | beroepsbeoefenaars of op de lijst van stagiairs van het |
Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars. Indien die personen geen | Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars. Indien die personen geen |
aandeelhouder zijn van de betrokken vennootschap, kunnen zij de | aandeelhouder zijn van de betrokken vennootschap, kunnen zij de |
beroepstitel van vastgoedmakelaar niet voeren, maar zijn zij evenmin | beroepstitel van vastgoedmakelaar niet voeren, maar zijn zij evenmin |
onderworpen aan de verplichtingen die daaraan zijn verbonden. Indien | onderworpen aan de verplichtingen die daaraan zijn verbonden. Indien |
die personen echter kunnen worden beschouwd als een actief | die personen echter kunnen worden beschouwd als een actief |
aandeelhouder, kan het bestaan van een arbeidsovereenkomst krachtens | aandeelhouder, kan het bestaan van een arbeidsovereenkomst krachtens |
de in het geding zijnde bepalingen niet verhinderen dat zij eveneens | de in het geding zijnde bepalingen niet verhinderen dat zij eveneens |
als zelfstandige worden beschouwd en in die hoedanigheid onderworpen | als zelfstandige worden beschouwd en in die hoedanigheid onderworpen |
zijn aan de inschrijvingsplicht. | zijn aan de inschrijvingsplicht. |
B.3. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit | B.3. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit |
dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt | dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt |
ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust | ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust |
en het redelijk verantwoord is. | en het redelijk verantwoord is. |
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld | Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld |
rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel | rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel |
en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van | en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van |
gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat | gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat |
er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de | er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de |
aangewende middelen en het beoogde doel. | aangewende middelen en het beoogde doel. |
B.4.1. Luidens de parlementaire voorbereiding beoogt de wet van 11 | B.4.1. Luidens de parlementaire voorbereiding beoogt de wet van 11 |
februari 2013 het beroep van vastgoedmakelaar, dat voordien viel onder | februari 2013 het beroep van vastgoedmakelaar, dat voordien viel onder |
de regeling van de kaderwet betreffende de dienstverlenende | de regeling van de kaderwet betreffende de dienstverlenende |
intellectuele beroepen gecodificeerd bij het koninklijk besluit van 3 | intellectuele beroepen gecodificeerd bij het koninklijk besluit van 3 |
augustus 2007, te onderwerpen aan specifieke regels, zonder echter | augustus 2007, te onderwerpen aan specifieke regels, zonder echter |
fundamenteel af te wijken van de principes van de voormelde kaderwet | fundamenteel af te wijken van de principes van de voormelde kaderwet |
(Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2517/001, p. 5). De wetgever | (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2517/001, p. 5). De wetgever |
achtte het onder andere noodzakelijk « het Beroepsinstituut van | achtte het onder andere noodzakelijk « het Beroepsinstituut van |
Vastgoedmakelaars van efficiëntere instrumenten in de strijd tegen het | Vastgoedmakelaars van efficiëntere instrumenten in de strijd tegen het |
bedrog van een minderheid van vastgoedmakelaars te voorzien » (ibid., | bedrog van een minderheid van vastgoedmakelaars te voorzien » (ibid., |
p. 3). Meer algemeen beoogt de wetgever met de bescherming van | p. 3). Meer algemeen beoogt de wetgever met de bescherming van |
beroepstitels een kwaliteitsvolle dienstverlening te waarborgen aan | beroepstitels een kwaliteitsvolle dienstverlening te waarborgen aan |
degene die een beroep doet op de betrokken beroepsbeoefenaars. | degene die een beroep doet op de betrokken beroepsbeoefenaars. |
Krachtens de wet van 11 februari 2013 zijn de | Krachtens de wet van 11 februari 2013 zijn de |
vastgoedmakelaars-bemiddelaars, de vastgoedmakelaars-syndici en de | vastgoedmakelaars-bemiddelaars, de vastgoedmakelaars-syndici en de |
vastgoedmakelaars-rentmeesters onderworpen aan | vastgoedmakelaars-rentmeesters onderworpen aan |
opleidingsverplichtingen en aan bijzondere controles (artikel 3). Zij | opleidingsverplichtingen en aan bijzondere controles (artikel 3). Zij |
zijn verplicht een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten | zijn verplicht een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten |
(artikel 4) en zijn onderworpen aan een reeks deontologische | (artikel 4) en zijn onderworpen aan een reeks deontologische |
verplichtingen (artikel 13). | verplichtingen (artikel 13). |
B.4.2. Krachtens artikel 5, § 1, tweede lid, van de wet van 11 | B.4.2. Krachtens artikel 5, § 1, tweede lid, van de wet van 11 |
februari 2013 mag niemand het beroep van vastgoedmakelaar-bemiddelaar | februari 2013 mag niemand het beroep van vastgoedmakelaar-bemiddelaar |
of vastgoedmakelaar-syndicus in de hoedanigheid van zelfstandige in | of vastgoedmakelaar-syndicus in de hoedanigheid van zelfstandige in |
hoofd- of bijberoep uitoefenen, of die titel dragen, indien hij niet | hoofd- of bijberoep uitoefenen, of die titel dragen, indien hij niet |
ingeschreven is op het tableau van de beoefenaars in de kolom van het | ingeschreven is op het tableau van de beoefenaars in de kolom van het |
beroep dat hij uitoefent of op de lijst van stagiairs in de kolom van | beroep dat hij uitoefent of op de lijst van stagiairs in de kolom van |
het beroep dat hij uitoefent. Artikel 8 van die wet bepaalt dat | het beroep dat hij uitoefent. Artikel 8 van die wet bepaalt dat |
personen die het beroep van vastgoedmakelaar uitoefenen, vermoed | personen die het beroep van vastgoedmakelaar uitoefenen, vermoed |
worden dit als zelfstandige te doen. Er is echter in een uitzondering | worden dit als zelfstandige te doen. Er is echter in een uitzondering |
voorzien voor personen die de betrokken activiteiten uitoefenen in het | voorzien voor personen die de betrokken activiteiten uitoefenen in het |
kader van een arbeidsovereenkomst. Zij moeten niet voldoen aan de | kader van een arbeidsovereenkomst. Zij moeten niet voldoen aan de |
inschrijvingsplicht en de daaraan verbonden voorwaarden, maar zijn | inschrijvingsplicht en de daaraan verbonden voorwaarden, maar zijn |
evenmin gemachtigd de titel van vastgoedmakelaar te voeren : | evenmin gemachtigd de titel van vastgoedmakelaar te voeren : |
« Voor de toepassing van deze wet wordt op onweerlegbare wijze vermoed | « Voor de toepassing van deze wet wordt op onweerlegbare wijze vermoed |
dat de vastgoedmakelaars deze werkzaamheid als zelfstandige | dat de vastgoedmakelaars deze werkzaamheid als zelfstandige |
uitoefenen. | uitoefenen. |
Aan de uit het artikel 5 voortvloeiende verplichtingen moet niet | Aan de uit het artikel 5 voortvloeiende verplichtingen moet niet |
worden voldaan om het beroep in het kader van een arbeidsovereenkomst | worden voldaan om het beroep in het kader van een arbeidsovereenkomst |
uit te oefenen en de personen, die van deze mogelijkheid gebruik | uit te oefenen en de personen, die van deze mogelijkheid gebruik |
maken, zijn niet gemachtigd de beroepstitel te voeren ». | maken, zijn niet gemachtigd de beroepstitel te voeren ». |
Bijgevolg koppelt de wet van 11 februari 2013 het voeren van de | Bijgevolg koppelt de wet van 11 februari 2013 het voeren van de |
beroepstitel van vastgoedmakelaar, en de verplichting van inschrijving | beroepstitel van vastgoedmakelaar, en de verplichting van inschrijving |
op het tableau of op de lijst van stagiairs, aan het statuut van | op het tableau of op de lijst van stagiairs, aan het statuut van |
zelfstandige. | zelfstandige. |
B.4.3. Artikel 10 van de wet van 11 februari 2013 bepaalt de | B.4.3. Artikel 10 van de wet van 11 februari 2013 bepaalt de |
voorwaarden voor de uitoefening van het beroep van vastgoedmakelaar in | voorwaarden voor de uitoefening van het beroep van vastgoedmakelaar in |
het kader van een rechtspersoon. In artikel 10, § 1, worden de | het kader van een rechtspersoon. In artikel 10, § 1, worden de |
voorwaarden opgesomd die van toepassing zijn indien de rechtspersoon | voorwaarden opgesomd die van toepassing zijn indien de rechtspersoon |
zelf is ingeschreven op het tableau van beoefenaars. Artikel 10, § 2, | zelf is ingeschreven op het tableau van beoefenaars. Artikel 10, § 2, |
bepaalt de voorwaarden wanneer dit niet het geval is : | bepaalt de voorwaarden wanneer dit niet het geval is : |
« Als de rechtspersoon niet ingeschreven is op het tableau, zijn de | « Als de rechtspersoon niet ingeschreven is op het tableau, zijn de |
zaakvoerders, bestuurders en/of actieve vennoten volledig burgerlijk | zaakvoerders, bestuurders en/of actieve vennoten volledig burgerlijk |
aansprakelijk voor de handelingen gesteld in de uitoefening van het | aansprakelijk voor de handelingen gesteld in de uitoefening van het |
beroep in het kader van een rechtspersoon. | beroep in het kader van een rechtspersoon. |
De rechtspersoon bedoeld in het vorige lid moet de volgende | De rechtspersoon bedoeld in het vorige lid moet de volgende |
voorwaarden naleven : | voorwaarden naleven : |
1° de zaakvoerders, bestuurders of actieve vennoten die de | 1° de zaakvoerders, bestuurders of actieve vennoten die de |
gereglementeerde activiteit uitoefenen en die de effectieve leiding | gereglementeerde activiteit uitoefenen en die de effectieve leiding |
hebben over de afdelingen waarin de activiteit wordt uitgeoefend, | hebben over de afdelingen waarin de activiteit wordt uitgeoefend, |
moeten ingeschreven zijn in de overeenkomstige kolom van het tableau | moeten ingeschreven zijn in de overeenkomstige kolom van het tableau |
of van de lijst. | of van de lijst. |
2° Bij gebrek aan deze personen is de verplichting bedoeld in punt 1° | 2° Bij gebrek aan deze personen is de verplichting bedoeld in punt 1° |
van toepassing op een zaakvoerder of een bestuurder of een actieve | van toepassing op een zaakvoerder of een bestuurder of een actieve |
vennoot van de rechtspersoon die hiertoe wordt aangewezen. Voor de | vennoot van de rechtspersoon die hiertoe wordt aangewezen. Voor de |
toepassing van deze wet wordt op onweerlegbare wijze vermoed dat deze | toepassing van deze wet wordt op onweerlegbare wijze vermoed dat deze |
personen deze werkzaamheid als zelfstandige uitoefenen ». | personen deze werkzaamheid als zelfstandige uitoefenen ». |
B.4.4. Alle zaakvoerders, bestuurders en actieve vennoten die de | B.4.4. Alle zaakvoerders, bestuurders en actieve vennoten die de |
gereglementeerde activiteit zelf uitoefenen of de effectieve leiding | gereglementeerde activiteit zelf uitoefenen of de effectieve leiding |
hebben over de afdelingen waarin de activiteit wordt uitgeoefend, | hebben over de afdelingen waarin de activiteit wordt uitgeoefend, |
moeten bijgevolg ingeschreven zijn op het tableau of de lijst (Cass., | moeten bijgevolg ingeschreven zijn op het tableau of de lijst (Cass., |
5 februari 2016, D.15.0010.F). Zoals is vermeld in B.4.2, houdt die | 5 februari 2016, D.15.0010.F). Zoals is vermeld in B.4.2, houdt die |
inschrijving in dat zij op onweerlegbare wijze vermoed worden die | inschrijving in dat zij op onweerlegbare wijze vermoed worden die |
activiteit als zelfstandige uit te oefenen. Een vennoot die | activiteit als zelfstandige uit te oefenen. Een vennoot die |
persoonlijk de gereglementeerde activiteit uitoefent, moet als een | persoonlijk de gereglementeerde activiteit uitoefent, moet als een |
actieve vennoot worden beschouwd. Volgens de rechtspraak van het Hof | actieve vennoot worden beschouwd. Volgens de rechtspraak van het Hof |
van Cassatie verhindert het feit dat een actieve vennoot eveneens | van Cassatie verhindert het feit dat een actieve vennoot eveneens |
werknemer is van de betrokken rechtspersoon, de toepassing van dat | werknemer is van de betrokken rechtspersoon, de toepassing van dat |
vermoeden niet (Cass., 13 mei 2013, C.11.0762.N). In die interpretatie | vermoeden niet (Cass., 13 mei 2013, C.11.0762.N). In die interpretatie |
is het bijgevolg niet mogelijk voor actieve vennoten om aan de | is het bijgevolg niet mogelijk voor actieve vennoten om aan de |
inschrijvingsplicht te ontsnappen door zich te beroepen op de | inschrijvingsplicht te ontsnappen door zich te beroepen op de |
uitzondering voor werknemers op basis van artikel 8, tweede lid, van | uitzondering voor werknemers op basis van artikel 8, tweede lid, van |
de wet van 11 februari 2013. | de wet van 11 februari 2013. |
B.5.1. In tegenstelling tot wat zou kunnen blijken uit de formulering | B.5.1. In tegenstelling tot wat zou kunnen blijken uit de formulering |
van de prejudiciële vraag, gaat het niet om een toevallige | van de prejudiciële vraag, gaat het niet om een toevallige |
tegenstrijdigheid, maar wel om een bewust door de wetgever gecreëerde | tegenstrijdigheid, maar wel om een bewust door de wetgever gecreëerde |
situatie. Zowel artikel 8 als artikel 10, § 2, van de wet van 11 | situatie. Zowel artikel 8 als artikel 10, § 2, van de wet van 11 |
februari 2013 vinden hun oorsprong in artikel 4 van de kaderwet | februari 2013 vinden hun oorsprong in artikel 4 van de kaderwet |
betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen gecodificeerd | betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen gecodificeerd |
bij het koninklijk besluit van 3 augustus 2007, dat op zijn beurt | bij het koninklijk besluit van 3 augustus 2007, dat op zijn beurt |
teruggaat op artikel 3 van de kaderwet van 1 maart 1976 « tot | teruggaat op artikel 3 van de kaderwet van 1 maart 1976 « tot |
reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de | reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de |
uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen » (hierna : | uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen » (hierna : |
de kaderwet van 1 maart 1976), zoals vervangen bij artikel 2 van de | de kaderwet van 1 maart 1976), zoals vervangen bij artikel 2 van de |
wet van 15 juli 1985 « tot wijziging van de kaderwet van 1 maart 1976 | wet van 15 juli 1985 « tot wijziging van de kaderwet van 1 maart 1976 |
tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de | tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de |
uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen » en bij | uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen » en bij |
artikel 130 van de wet van 30 december 1992 « houdende sociale en | artikel 130 van de wet van 30 december 1992 « houdende sociale en |
diverse bepalingen » en gewijzigd bij artikel 47 van de programmawet | diverse bepalingen » en gewijzigd bij artikel 47 van de programmawet |
van 10 februari 1998 « tot bevordering van het zelfstandig | van 10 februari 1998 « tot bevordering van het zelfstandig |
ondernemerschap ». Dat artikel bepaalt : | ondernemerschap ». Dat artikel bepaalt : |
« Niemand mag in de hoedanigheid van zelfstandige, als hoofd- of | « Niemand mag in de hoedanigheid van zelfstandige, als hoofd- of |
bijberoep een ter uitvoering van deze wet gereglementeerd beroep | bijberoep een ter uitvoering van deze wet gereglementeerd beroep |
uitoefenen of er de beroepstitel van voeren, indien hij niet is | uitoefenen of er de beroepstitel van voeren, indien hij niet is |
ingeschreven op het tableau van de beoefenaars van het beroep of op de | ingeschreven op het tableau van de beoefenaars van het beroep of op de |
lijst van de stagiairs of, indien hij gevestigd is in het buitenland, | lijst van de stagiairs of, indien hij gevestigd is in het buitenland, |
niet de toelating heeft bekomen om het beroep occasioneel uit te | niet de toelating heeft bekomen om het beroep occasioneel uit te |
oefenen. | oefenen. |
Wanneer het gereglementeerd beroep wordt uitgeoefend in het kader van | Wanneer het gereglementeerd beroep wordt uitgeoefend in het kader van |
een rechtspersoon, is het voorgaande lid enkel van toepassing op | een rechtspersoon, is het voorgaande lid enkel van toepassing op |
diegene of diegenen van haar bestuurders, zaakvoerders of werkende | diegene of diegenen van haar bestuurders, zaakvoerders of werkende |
vennoten, die persoonlijk de gereglementeerde activiteit uitoefenen of | vennoten, die persoonlijk de gereglementeerde activiteit uitoefenen of |
die de daadwerkelijke leiding waarnemen van de diensten waar het | die de daadwerkelijke leiding waarnemen van de diensten waar het |
beroep wordt uitgeoefend. Bij ontstentenis van deze personen is de | beroep wordt uitgeoefend. Bij ontstentenis van deze personen is de |
bepaling van het eerste lid van toepassing op een bestuurder, | bepaling van het eerste lid van toepassing op een bestuurder, |
zaakvoerder of werkend vennoot van de rechtspersoon, die daartoe wordt | zaakvoerder of werkend vennoot van de rechtspersoon, die daartoe wordt |
aangewezen. | aangewezen. |
Voor de toepassing van deze wet wordt op onweerlegbare wijze vermoed | Voor de toepassing van deze wet wordt op onweerlegbare wijze vermoed |
dat die personen deze werkzaamheid als zelfstandige uitoefenen. | dat die personen deze werkzaamheid als zelfstandige uitoefenen. |
Aan de uit het eerste lid voortvloeiende verplichtingen moet niet | Aan de uit het eerste lid voortvloeiende verplichtingen moet niet |
worden voldaan om het beroep in het kader van een arbeidsovereenkomst | worden voldaan om het beroep in het kader van een arbeidsovereenkomst |
uit te oefenen, doch de personen die van deze mogelijkheid gebruik | uit te oefenen, doch de personen die van deze mogelijkheid gebruik |
maken zijn niet gemachtigd de beroepstitel te voeren ». | maken zijn niet gemachtigd de beroepstitel te voeren ». |
B.5.2. Artikel 3 van de kaderwet van 1 maart 1976 werd bij artikel 130 | B.5.2. Artikel 3 van de kaderwet van 1 maart 1976 werd bij artikel 130 |
van de wet van 30 december 1992 vervangen, precies omdat de | van de wet van 30 december 1992 vervangen, precies omdat de |
oorspronkelijke versie geen rekening hield met de hypothese van de | oorspronkelijke versie geen rekening hield met de hypothese van de |
uitoefening van een gereglementeerd beroep in het kader van een | uitoefening van een gereglementeerd beroep in het kader van een |
vennootschap : | vennootschap : |
« De thans vigerende tekst voorziet niet in de toestand van personen | « De thans vigerende tekst voorziet niet in de toestand van personen |
die binnen een vennootschap die een gereglementeerde werkzaamheid | die binnen een vennootschap die een gereglementeerde werkzaamheid |
uitoefent, het statuut van zelfstandige hebben. Daardoor kunnen | uitoefent, het statuut van zelfstandige hebben. Daardoor kunnen |
omtrent het toepassingsgebied ervan problemen rijzen. | omtrent het toepassingsgebied ervan problemen rijzen. |
Derhalve zou het toepassingsgebied van de wet verduidelijkt moeten | Derhalve zou het toepassingsgebied van de wet verduidelijkt moeten |
worden : deze vennootschappen moeten verplicht vertegenwoordigd zijn | worden : deze vennootschappen moeten verplicht vertegenwoordigd zijn |
in het Instituut, maar enkel door diegene van de bestuurders, | in het Instituut, maar enkel door diegene van de bestuurders, |
zaakvoerders of actieve vennoten die persoonlijk de gereglementeerde | zaakvoerders of actieve vennoten die persoonlijk de gereglementeerde |
activiteit uitoefenen of die de daadwerkelijk leiding waarnemen van de | activiteit uitoefenen of die de daadwerkelijk leiding waarnemen van de |
diensten waar de activiteit wordt uitgeoefend. Bij ontstentenis van | diensten waar de activiteit wordt uitgeoefend. Bij ontstentenis van |
deze personen duidt de vennootschap daartoe een bestuurder, | deze personen duidt de vennootschap daartoe een bestuurder, |
zaakvoerder of werkend vennoot aan. Deze personen moeten beantwoorden | zaakvoerder of werkend vennoot aan. Deze personen moeten beantwoorden |
aan de voorwaarden van de reglementering en zijn aansprakelijk, | aan de voorwaarden van de reglementering en zijn aansprakelijk, |
deontologisch verantwoordelijk en door het beroepsgeheim gebonden » | deontologisch verantwoordelijk en door het beroepsgeheim gebonden » |
(Parl. St., Senaat, 1992-1993, nr. 526-1, p. 37). | (Parl. St., Senaat, 1992-1993, nr. 526-1, p. 37). |
De inschrijvingsverplichting voor actieve vennoten die de | De inschrijvingsverplichting voor actieve vennoten die de |
gereglementeerde activiteit uitoefenen, en het daaraan verbonden | gereglementeerde activiteit uitoefenen, en het daaraan verbonden |
onweerlegbaar vermoeden dat die activiteit als zelfstandige wordt | onweerlegbaar vermoeden dat die activiteit als zelfstandige wordt |
uitgeoefend, werden ingevoerd om te verzekeren dat vennootschappen | uitgeoefend, werden ingevoerd om te verzekeren dat vennootschappen |
waarbinnen de activiteit wordt uitgeoefend, vertegenwoordigd zijn bij | waarbinnen de activiteit wordt uitgeoefend, vertegenwoordigd zijn bij |
het betrokken Beroepsinstituut, doordat degene van de actieve | het betrokken Beroepsinstituut, doordat degene van de actieve |
vennoten, zaakvoerders of bestuurders die de gereglementeerde | vennoten, zaakvoerders of bestuurders die de gereglementeerde |
activiteit uitoefenen, persoonlijk ingeschreven zijn op het tableau | activiteit uitoefenen, persoonlijk ingeschreven zijn op het tableau |
van beroepsbeoefenaars. Daardoor wou de wetgever waarborgen dat die | van beroepsbeoefenaars. Daardoor wou de wetgever waarborgen dat die |
personen voldoen aan de deontologische verplichtingen verbonden aan de | personen voldoen aan de deontologische verplichtingen verbonden aan de |
gereglementeerde werkzaamheid (ibid.). | gereglementeerde werkzaamheid (ibid.). |
B.5.3. In het licht van die doelstellingen, is het niet zonder | B.5.3. In het licht van die doelstellingen, is het niet zonder |
redelijke verantwoording te vermoeden dat een vennoot van een | redelijke verantwoording te vermoeden dat een vennoot van een |
vennootschap die tot doel heeft een gereglementeerde activiteit te | vennootschap die tot doel heeft een gereglementeerde activiteit te |
ontwikkelen, en die persoonlijk die activiteit uitoefent, als een | ontwikkelen, en die persoonlijk die activiteit uitoefent, als een |
actieve vennoot wordt beschouwd, ongeacht de omvang van zijn aandeel | actieve vennoot wordt beschouwd, ongeacht de omvang van zijn aandeel |
in de vennootschap. Het is evenmin zonder redelijke verantwoording dat | in de vennootschap. Het is evenmin zonder redelijke verantwoording dat |
de inschrijvingsplicht voor die vennoot geldt, zelfs wanneer hij | de inschrijvingsplicht voor die vennoot geldt, zelfs wanneer hij |
eveneens via een arbeidsovereenkomst verbonden is met de betrokken | eveneens via een arbeidsovereenkomst verbonden is met de betrokken |
vennootschap. | vennootschap. |
Het onweerlegbare karakter van het vermoede statuut van zelfstandige | Het onweerlegbare karakter van het vermoede statuut van zelfstandige |
en de daaruit volgende verplichting voor alle actieve vennoten om zich | en de daaruit volgende verplichting voor alle actieve vennoten om zich |
in te schrijven op het tableau dragen er immers toe bij dat het niet | in te schrijven op het tableau dragen er immers toe bij dat het niet |
mogelijk is dat de actieve vennoten een vennootschap gebruiken om aan | mogelijk is dat de actieve vennoten een vennootschap gebruiken om aan |
een deel van hen toe te laten de verplichtingen te omzeilen die | een deel van hen toe te laten de verplichtingen te omzeilen die |
gepaard gaan met de uitoefening van het gereglementeerde beroep. Zoals | gepaard gaan met de uitoefening van het gereglementeerde beroep. Zoals |
reeds is vermeld in B.4.1, zijn die verplichtingen er bovendien op | reeds is vermeld in B.4.1, zijn die verplichtingen er bovendien op |
gericht een kwaliteitsvolle dienstverlening te waarborgen aan degene | gericht een kwaliteitsvolle dienstverlening te waarborgen aan degene |
die een beroep doet op de betrokken vastgoedmakelaars. | die een beroep doet op de betrokken vastgoedmakelaars. |
B.6. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | B.6. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
De artikelen 8 en 10, § 2, 1°, van de wet van 11 februari 2013 « | De artikelen 8 en 10, § 2, 1°, van de wet van 11 februari 2013 « |
houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar » schenden de | houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar » schenden de |
artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. | artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. |
Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel |
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
op 7 mei 2020. | op 7 mei 2020. |
De griffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
De voorzitter, | De voorzitter, |
A. Alen | A. Alen |