← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 62/2020 van 7 mei 2020 Rolnummer 7173 In zake: de prejudiciële
vraag betreffende de artikelen 8 en 10, § 2, 1°, van de wet van 11 februari 2013 « houdende organisatie
van het beroep van vastgoedmakelaar », geste Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen
en F. Daoût, en de rechters L. L(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 62/2020 van 7 mei 2020 Rolnummer 7173 In zake: de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 8 en 10, § 2, 1°, van de wet van 11 februari 2013 « houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar », geste Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...) | Uittreksel uit arrest nr. 62/2020 van 7 mei 2020 Rolnummer 7173 In zake: de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 8 en 10, § 2, 1°, van de wet van 11 februari 2013 « houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar », geste Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 62/2020 van 7 mei 2020 | Uittreksel uit arrest nr. 62/2020 van 7 mei 2020 |
| Rolnummer 7173 | Rolnummer 7173 |
| In zake: de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 8 en 10, § 2, | In zake: de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 8 en 10, § 2, |
| 1°, van de wet van 11 februari 2013 « houdende organisatie van het | 1°, van de wet van 11 februari 2013 « houdende organisatie van het |
| beroep van vastgoedmakelaar », gesteld door de kamer van beroep van | beroep van vastgoedmakelaar », gesteld door de kamer van beroep van |
| het Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars. | het Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars. |
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
| samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. | samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. |
| Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Giet, R. Leysen en Y. Kherbache, | Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Giet, R. Leysen en Y. Kherbache, |
| bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van |
| voorzitter A. Alen, | voorzitter A. Alen, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
| Bij beslissing van 2 april 2019, waarvan de expeditie ter griffie van | Bij beslissing van 2 april 2019, waarvan de expeditie ter griffie van |
| het Hof is ingekomen op 13 mei 2019, heeft de kamer van beroep van het | het Hof is ingekomen op 13 mei 2019, heeft de kamer van beroep van het |
| Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars de volgende prejudiciële vraag | Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars de volgende prejudiciële vraag |
| gesteld : | gesteld : |
| « [...] of het in artikel 8.1° lid en art. 10 § 2.2° van de wet van 11 | « [...] of het in artikel 8.1° lid en art. 10 § 2.2° van de wet van 11 |
| februari 2013 houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar | februari 2013 houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar |
| opgenomen onweerlegbaar vermoeden een tegenstrijdigheid in het leven | opgenomen onweerlegbaar vermoeden een tegenstrijdigheid in het leven |
| roept met de uitzondering opgenomen in art. 8.2° lid van dezelfde wet | roept met de uitzondering opgenomen in art. 8.2° lid van dezelfde wet |
| en twee categorieën burgers doet ontstaan waarbij in tegenstelling tot | en twee categorieën burgers doet ontstaan waarbij in tegenstelling tot |
| personen die geen aandeelhouder zijn, aan personen die wél | personen die geen aandeelhouder zijn, aan personen die wél |
| aandeelhouder zijn en verbonden zijn met een arbeidsovereenkomst en | aandeelhouder zijn en verbonden zijn met een arbeidsovereenkomst en |
| onder gezag, leiding en toezicht staan, de uitzonderingstoestand | onder gezag, leiding en toezicht staan, de uitzonderingstoestand |
| waarvan sprake in art. 8.2° lid wordt ontnomen, en het gemaakte | waarvan sprake in art. 8.2° lid wordt ontnomen, en het gemaakte |
| onderscheid tussen deze categorieën burgers disproportioneel is en | onderscheid tussen deze categorieën burgers disproportioneel is en |
| niet adequaat of pertinent is om het nagestreefde legitieme doel te | niet adequaat of pertinent is om het nagestreefde legitieme doel te |
| bereiken, minstens dat het gemaakte onderscheid niet adequaat of | bereiken, minstens dat het gemaakte onderscheid niet adequaat of |
| pertinent is om het nagestreefde doel te bereiken noch proportioneel | pertinent is om het nagestreefde doel te bereiken noch proportioneel |
| is ten aanzien van dit nagestreefde doel (toets aan het | is ten aanzien van dit nagestreefde doel (toets aan het |
| gelijkheidsbeginsel zoals opgenomen in de artt. 10 en 11 van de | gelijkheidsbeginsel zoals opgenomen in de artt. 10 en 11 van de |
| Grondwet) ». | Grondwet) ». |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. In rechte |
| (...) | (...) |
| B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de artikelen 8 en 10 | B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de artikelen 8 en 10 |
| van de wet van 11 februari 2013 « houdende organisatie van het beroep | van de wet van 11 februari 2013 « houdende organisatie van het beroep |
| van vastgoedmakelaar » (hierna : de wet van 11 februari 2013). Hoewel | van vastgoedmakelaar » (hierna : de wet van 11 februari 2013). Hoewel |
| de formulering van de prejudiciële vraag verwijst naar artikel 10, § | de formulering van de prejudiciële vraag verwijst naar artikel 10, § |
| 2, 2°, van de wet van 11 februari 2013, blijkt uit de stukken van het | 2, 2°, van de wet van 11 februari 2013, blijkt uit de stukken van het |
| dossier dat die bepaling niet van toepassing is op het voor het | dossier dat die bepaling niet van toepassing is op het voor het |
| verwijzende rechtscollege hangende geschil. De verwijzing naar artikel | verwijzende rechtscollege hangende geschil. De verwijzing naar artikel |
| 10, § 2, 2°, van de wet van 11 februari 2013 in de prejudiciële vraag | 10, § 2, 2°, van de wet van 11 februari 2013 in de prejudiciële vraag |
| berust op een materiële vergissing en de vraag moet zo worden gelezen | berust op een materiële vergissing en de vraag moet zo worden gelezen |
| dat zij betrekking heeft op de artikelen 8, eerste lid, en 10, § 2, | dat zij betrekking heeft op de artikelen 8, eerste lid, en 10, § 2, |
| 1°, van de wet van 11 februari 2013. | 1°, van de wet van 11 februari 2013. |
| B.2. Uit de verwijzingsbeslissing kan worden afgeleid dat het Hof | B.2. Uit de verwijzingsbeslissing kan worden afgeleid dat het Hof |
| wordt ondervraagd over een verschil in behandeling tussen personen die | wordt ondervraagd over een verschil in behandeling tussen personen die |
| via een arbeidsovereenkomst verbonden zijn met een vennootschap waarin | via een arbeidsovereenkomst verbonden zijn met een vennootschap waarin |
| activiteiten als vastgoedmakelaar worden uitgeoefend, wanneer die | activiteiten als vastgoedmakelaar worden uitgeoefend, wanneer die |
| vennootschap niet zelf is ingeschreven op het tableau van | vennootschap niet zelf is ingeschreven op het tableau van |
| beroepsbeoefenaars of op de lijst van stagiairs van het | beroepsbeoefenaars of op de lijst van stagiairs van het |
| Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars. Indien die personen geen | Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars. Indien die personen geen |
| aandeelhouder zijn van de betrokken vennootschap, kunnen zij de | aandeelhouder zijn van de betrokken vennootschap, kunnen zij de |
| beroepstitel van vastgoedmakelaar niet voeren, maar zijn zij evenmin | beroepstitel van vastgoedmakelaar niet voeren, maar zijn zij evenmin |
| onderworpen aan de verplichtingen die daaraan zijn verbonden. Indien | onderworpen aan de verplichtingen die daaraan zijn verbonden. Indien |
| die personen echter kunnen worden beschouwd als een actief | die personen echter kunnen worden beschouwd als een actief |
| aandeelhouder, kan het bestaan van een arbeidsovereenkomst krachtens | aandeelhouder, kan het bestaan van een arbeidsovereenkomst krachtens |
| de in het geding zijnde bepalingen niet verhinderen dat zij eveneens | de in het geding zijnde bepalingen niet verhinderen dat zij eveneens |
| als zelfstandige worden beschouwd en in die hoedanigheid onderworpen | als zelfstandige worden beschouwd en in die hoedanigheid onderworpen |
| zijn aan de inschrijvingsplicht. | zijn aan de inschrijvingsplicht. |
| B.3. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit | B.3. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit |
| dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt | dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt |
| ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust | ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust |
| en het redelijk verantwoord is. | en het redelijk verantwoord is. |
| Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld | Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld |
| rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel | rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel |
| en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van | en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van |
| gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat | gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat |
| er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de | er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de |
| aangewende middelen en het beoogde doel. | aangewende middelen en het beoogde doel. |
| B.4.1. Luidens de parlementaire voorbereiding beoogt de wet van 11 | B.4.1. Luidens de parlementaire voorbereiding beoogt de wet van 11 |
| februari 2013 het beroep van vastgoedmakelaar, dat voordien viel onder | februari 2013 het beroep van vastgoedmakelaar, dat voordien viel onder |
| de regeling van de kaderwet betreffende de dienstverlenende | de regeling van de kaderwet betreffende de dienstverlenende |
| intellectuele beroepen gecodificeerd bij het koninklijk besluit van 3 | intellectuele beroepen gecodificeerd bij het koninklijk besluit van 3 |
| augustus 2007, te onderwerpen aan specifieke regels, zonder echter | augustus 2007, te onderwerpen aan specifieke regels, zonder echter |
| fundamenteel af te wijken van de principes van de voormelde kaderwet | fundamenteel af te wijken van de principes van de voormelde kaderwet |
| (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2517/001, p. 5). De wetgever | (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2517/001, p. 5). De wetgever |
| achtte het onder andere noodzakelijk « het Beroepsinstituut van | achtte het onder andere noodzakelijk « het Beroepsinstituut van |
| Vastgoedmakelaars van efficiëntere instrumenten in de strijd tegen het | Vastgoedmakelaars van efficiëntere instrumenten in de strijd tegen het |
| bedrog van een minderheid van vastgoedmakelaars te voorzien » (ibid., | bedrog van een minderheid van vastgoedmakelaars te voorzien » (ibid., |
| p. 3). Meer algemeen beoogt de wetgever met de bescherming van | p. 3). Meer algemeen beoogt de wetgever met de bescherming van |
| beroepstitels een kwaliteitsvolle dienstverlening te waarborgen aan | beroepstitels een kwaliteitsvolle dienstverlening te waarborgen aan |
| degene die een beroep doet op de betrokken beroepsbeoefenaars. | degene die een beroep doet op de betrokken beroepsbeoefenaars. |
| Krachtens de wet van 11 februari 2013 zijn de | Krachtens de wet van 11 februari 2013 zijn de |
| vastgoedmakelaars-bemiddelaars, de vastgoedmakelaars-syndici en de | vastgoedmakelaars-bemiddelaars, de vastgoedmakelaars-syndici en de |
| vastgoedmakelaars-rentmeesters onderworpen aan | vastgoedmakelaars-rentmeesters onderworpen aan |
| opleidingsverplichtingen en aan bijzondere controles (artikel 3). Zij | opleidingsverplichtingen en aan bijzondere controles (artikel 3). Zij |
| zijn verplicht een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten | zijn verplicht een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten |
| (artikel 4) en zijn onderworpen aan een reeks deontologische | (artikel 4) en zijn onderworpen aan een reeks deontologische |
| verplichtingen (artikel 13). | verplichtingen (artikel 13). |
| B.4.2. Krachtens artikel 5, § 1, tweede lid, van de wet van 11 | B.4.2. Krachtens artikel 5, § 1, tweede lid, van de wet van 11 |
| februari 2013 mag niemand het beroep van vastgoedmakelaar-bemiddelaar | februari 2013 mag niemand het beroep van vastgoedmakelaar-bemiddelaar |
| of vastgoedmakelaar-syndicus in de hoedanigheid van zelfstandige in | of vastgoedmakelaar-syndicus in de hoedanigheid van zelfstandige in |
| hoofd- of bijberoep uitoefenen, of die titel dragen, indien hij niet | hoofd- of bijberoep uitoefenen, of die titel dragen, indien hij niet |
| ingeschreven is op het tableau van de beoefenaars in de kolom van het | ingeschreven is op het tableau van de beoefenaars in de kolom van het |
| beroep dat hij uitoefent of op de lijst van stagiairs in de kolom van | beroep dat hij uitoefent of op de lijst van stagiairs in de kolom van |
| het beroep dat hij uitoefent. Artikel 8 van die wet bepaalt dat | het beroep dat hij uitoefent. Artikel 8 van die wet bepaalt dat |
| personen die het beroep van vastgoedmakelaar uitoefenen, vermoed | personen die het beroep van vastgoedmakelaar uitoefenen, vermoed |
| worden dit als zelfstandige te doen. Er is echter in een uitzondering | worden dit als zelfstandige te doen. Er is echter in een uitzondering |
| voorzien voor personen die de betrokken activiteiten uitoefenen in het | voorzien voor personen die de betrokken activiteiten uitoefenen in het |
| kader van een arbeidsovereenkomst. Zij moeten niet voldoen aan de | kader van een arbeidsovereenkomst. Zij moeten niet voldoen aan de |
| inschrijvingsplicht en de daaraan verbonden voorwaarden, maar zijn | inschrijvingsplicht en de daaraan verbonden voorwaarden, maar zijn |
| evenmin gemachtigd de titel van vastgoedmakelaar te voeren : | evenmin gemachtigd de titel van vastgoedmakelaar te voeren : |
| « Voor de toepassing van deze wet wordt op onweerlegbare wijze vermoed | « Voor de toepassing van deze wet wordt op onweerlegbare wijze vermoed |
| dat de vastgoedmakelaars deze werkzaamheid als zelfstandige | dat de vastgoedmakelaars deze werkzaamheid als zelfstandige |
| uitoefenen. | uitoefenen. |
| Aan de uit het artikel 5 voortvloeiende verplichtingen moet niet | Aan de uit het artikel 5 voortvloeiende verplichtingen moet niet |
| worden voldaan om het beroep in het kader van een arbeidsovereenkomst | worden voldaan om het beroep in het kader van een arbeidsovereenkomst |
| uit te oefenen en de personen, die van deze mogelijkheid gebruik | uit te oefenen en de personen, die van deze mogelijkheid gebruik |
| maken, zijn niet gemachtigd de beroepstitel te voeren ». | maken, zijn niet gemachtigd de beroepstitel te voeren ». |
| Bijgevolg koppelt de wet van 11 februari 2013 het voeren van de | Bijgevolg koppelt de wet van 11 februari 2013 het voeren van de |
| beroepstitel van vastgoedmakelaar, en de verplichting van inschrijving | beroepstitel van vastgoedmakelaar, en de verplichting van inschrijving |
| op het tableau of op de lijst van stagiairs, aan het statuut van | op het tableau of op de lijst van stagiairs, aan het statuut van |
| zelfstandige. | zelfstandige. |
| B.4.3. Artikel 10 van de wet van 11 februari 2013 bepaalt de | B.4.3. Artikel 10 van de wet van 11 februari 2013 bepaalt de |
| voorwaarden voor de uitoefening van het beroep van vastgoedmakelaar in | voorwaarden voor de uitoefening van het beroep van vastgoedmakelaar in |
| het kader van een rechtspersoon. In artikel 10, § 1, worden de | het kader van een rechtspersoon. In artikel 10, § 1, worden de |
| voorwaarden opgesomd die van toepassing zijn indien de rechtspersoon | voorwaarden opgesomd die van toepassing zijn indien de rechtspersoon |
| zelf is ingeschreven op het tableau van beoefenaars. Artikel 10, § 2, | zelf is ingeschreven op het tableau van beoefenaars. Artikel 10, § 2, |
| bepaalt de voorwaarden wanneer dit niet het geval is : | bepaalt de voorwaarden wanneer dit niet het geval is : |
| « Als de rechtspersoon niet ingeschreven is op het tableau, zijn de | « Als de rechtspersoon niet ingeschreven is op het tableau, zijn de |
| zaakvoerders, bestuurders en/of actieve vennoten volledig burgerlijk | zaakvoerders, bestuurders en/of actieve vennoten volledig burgerlijk |
| aansprakelijk voor de handelingen gesteld in de uitoefening van het | aansprakelijk voor de handelingen gesteld in de uitoefening van het |
| beroep in het kader van een rechtspersoon. | beroep in het kader van een rechtspersoon. |
| De rechtspersoon bedoeld in het vorige lid moet de volgende | De rechtspersoon bedoeld in het vorige lid moet de volgende |
| voorwaarden naleven : | voorwaarden naleven : |
| 1° de zaakvoerders, bestuurders of actieve vennoten die de | 1° de zaakvoerders, bestuurders of actieve vennoten die de |
| gereglementeerde activiteit uitoefenen en die de effectieve leiding | gereglementeerde activiteit uitoefenen en die de effectieve leiding |
| hebben over de afdelingen waarin de activiteit wordt uitgeoefend, | hebben over de afdelingen waarin de activiteit wordt uitgeoefend, |
| moeten ingeschreven zijn in de overeenkomstige kolom van het tableau | moeten ingeschreven zijn in de overeenkomstige kolom van het tableau |
| of van de lijst. | of van de lijst. |
| 2° Bij gebrek aan deze personen is de verplichting bedoeld in punt 1° | 2° Bij gebrek aan deze personen is de verplichting bedoeld in punt 1° |
| van toepassing op een zaakvoerder of een bestuurder of een actieve | van toepassing op een zaakvoerder of een bestuurder of een actieve |
| vennoot van de rechtspersoon die hiertoe wordt aangewezen. Voor de | vennoot van de rechtspersoon die hiertoe wordt aangewezen. Voor de |
| toepassing van deze wet wordt op onweerlegbare wijze vermoed dat deze | toepassing van deze wet wordt op onweerlegbare wijze vermoed dat deze |
| personen deze werkzaamheid als zelfstandige uitoefenen ». | personen deze werkzaamheid als zelfstandige uitoefenen ». |
| B.4.4. Alle zaakvoerders, bestuurders en actieve vennoten die de | B.4.4. Alle zaakvoerders, bestuurders en actieve vennoten die de |
| gereglementeerde activiteit zelf uitoefenen of de effectieve leiding | gereglementeerde activiteit zelf uitoefenen of de effectieve leiding |
| hebben over de afdelingen waarin de activiteit wordt uitgeoefend, | hebben over de afdelingen waarin de activiteit wordt uitgeoefend, |
| moeten bijgevolg ingeschreven zijn op het tableau of de lijst (Cass., | moeten bijgevolg ingeschreven zijn op het tableau of de lijst (Cass., |
| 5 februari 2016, D.15.0010.F). Zoals is vermeld in B.4.2, houdt die | 5 februari 2016, D.15.0010.F). Zoals is vermeld in B.4.2, houdt die |
| inschrijving in dat zij op onweerlegbare wijze vermoed worden die | inschrijving in dat zij op onweerlegbare wijze vermoed worden die |
| activiteit als zelfstandige uit te oefenen. Een vennoot die | activiteit als zelfstandige uit te oefenen. Een vennoot die |
| persoonlijk de gereglementeerde activiteit uitoefent, moet als een | persoonlijk de gereglementeerde activiteit uitoefent, moet als een |
| actieve vennoot worden beschouwd. Volgens de rechtspraak van het Hof | actieve vennoot worden beschouwd. Volgens de rechtspraak van het Hof |
| van Cassatie verhindert het feit dat een actieve vennoot eveneens | van Cassatie verhindert het feit dat een actieve vennoot eveneens |
| werknemer is van de betrokken rechtspersoon, de toepassing van dat | werknemer is van de betrokken rechtspersoon, de toepassing van dat |
| vermoeden niet (Cass., 13 mei 2013, C.11.0762.N). In die interpretatie | vermoeden niet (Cass., 13 mei 2013, C.11.0762.N). In die interpretatie |
| is het bijgevolg niet mogelijk voor actieve vennoten om aan de | is het bijgevolg niet mogelijk voor actieve vennoten om aan de |
| inschrijvingsplicht te ontsnappen door zich te beroepen op de | inschrijvingsplicht te ontsnappen door zich te beroepen op de |
| uitzondering voor werknemers op basis van artikel 8, tweede lid, van | uitzondering voor werknemers op basis van artikel 8, tweede lid, van |
| de wet van 11 februari 2013. | de wet van 11 februari 2013. |
| B.5.1. In tegenstelling tot wat zou kunnen blijken uit de formulering | B.5.1. In tegenstelling tot wat zou kunnen blijken uit de formulering |
| van de prejudiciële vraag, gaat het niet om een toevallige | van de prejudiciële vraag, gaat het niet om een toevallige |
| tegenstrijdigheid, maar wel om een bewust door de wetgever gecreëerde | tegenstrijdigheid, maar wel om een bewust door de wetgever gecreëerde |
| situatie. Zowel artikel 8 als artikel 10, § 2, van de wet van 11 | situatie. Zowel artikel 8 als artikel 10, § 2, van de wet van 11 |
| februari 2013 vinden hun oorsprong in artikel 4 van de kaderwet | februari 2013 vinden hun oorsprong in artikel 4 van de kaderwet |
| betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen gecodificeerd | betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen gecodificeerd |
| bij het koninklijk besluit van 3 augustus 2007, dat op zijn beurt | bij het koninklijk besluit van 3 augustus 2007, dat op zijn beurt |
| teruggaat op artikel 3 van de kaderwet van 1 maart 1976 « tot | teruggaat op artikel 3 van de kaderwet van 1 maart 1976 « tot |
| reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de | reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de |
| uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen » (hierna : | uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen » (hierna : |
| de kaderwet van 1 maart 1976), zoals vervangen bij artikel 2 van de | de kaderwet van 1 maart 1976), zoals vervangen bij artikel 2 van de |
| wet van 15 juli 1985 « tot wijziging van de kaderwet van 1 maart 1976 | wet van 15 juli 1985 « tot wijziging van de kaderwet van 1 maart 1976 |
| tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de | tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de |
| uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen » en bij | uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen » en bij |
| artikel 130 van de wet van 30 december 1992 « houdende sociale en | artikel 130 van de wet van 30 december 1992 « houdende sociale en |
| diverse bepalingen » en gewijzigd bij artikel 47 van de programmawet | diverse bepalingen » en gewijzigd bij artikel 47 van de programmawet |
| van 10 februari 1998 « tot bevordering van het zelfstandig | van 10 februari 1998 « tot bevordering van het zelfstandig |
| ondernemerschap ». Dat artikel bepaalt : | ondernemerschap ». Dat artikel bepaalt : |
| « Niemand mag in de hoedanigheid van zelfstandige, als hoofd- of | « Niemand mag in de hoedanigheid van zelfstandige, als hoofd- of |
| bijberoep een ter uitvoering van deze wet gereglementeerd beroep | bijberoep een ter uitvoering van deze wet gereglementeerd beroep |
| uitoefenen of er de beroepstitel van voeren, indien hij niet is | uitoefenen of er de beroepstitel van voeren, indien hij niet is |
| ingeschreven op het tableau van de beoefenaars van het beroep of op de | ingeschreven op het tableau van de beoefenaars van het beroep of op de |
| lijst van de stagiairs of, indien hij gevestigd is in het buitenland, | lijst van de stagiairs of, indien hij gevestigd is in het buitenland, |
| niet de toelating heeft bekomen om het beroep occasioneel uit te | niet de toelating heeft bekomen om het beroep occasioneel uit te |
| oefenen. | oefenen. |
| Wanneer het gereglementeerd beroep wordt uitgeoefend in het kader van | Wanneer het gereglementeerd beroep wordt uitgeoefend in het kader van |
| een rechtspersoon, is het voorgaande lid enkel van toepassing op | een rechtspersoon, is het voorgaande lid enkel van toepassing op |
| diegene of diegenen van haar bestuurders, zaakvoerders of werkende | diegene of diegenen van haar bestuurders, zaakvoerders of werkende |
| vennoten, die persoonlijk de gereglementeerde activiteit uitoefenen of | vennoten, die persoonlijk de gereglementeerde activiteit uitoefenen of |
| die de daadwerkelijke leiding waarnemen van de diensten waar het | die de daadwerkelijke leiding waarnemen van de diensten waar het |
| beroep wordt uitgeoefend. Bij ontstentenis van deze personen is de | beroep wordt uitgeoefend. Bij ontstentenis van deze personen is de |
| bepaling van het eerste lid van toepassing op een bestuurder, | bepaling van het eerste lid van toepassing op een bestuurder, |
| zaakvoerder of werkend vennoot van de rechtspersoon, die daartoe wordt | zaakvoerder of werkend vennoot van de rechtspersoon, die daartoe wordt |
| aangewezen. | aangewezen. |
| Voor de toepassing van deze wet wordt op onweerlegbare wijze vermoed | Voor de toepassing van deze wet wordt op onweerlegbare wijze vermoed |
| dat die personen deze werkzaamheid als zelfstandige uitoefenen. | dat die personen deze werkzaamheid als zelfstandige uitoefenen. |
| Aan de uit het eerste lid voortvloeiende verplichtingen moet niet | Aan de uit het eerste lid voortvloeiende verplichtingen moet niet |
| worden voldaan om het beroep in het kader van een arbeidsovereenkomst | worden voldaan om het beroep in het kader van een arbeidsovereenkomst |
| uit te oefenen, doch de personen die van deze mogelijkheid gebruik | uit te oefenen, doch de personen die van deze mogelijkheid gebruik |
| maken zijn niet gemachtigd de beroepstitel te voeren ». | maken zijn niet gemachtigd de beroepstitel te voeren ». |
| B.5.2. Artikel 3 van de kaderwet van 1 maart 1976 werd bij artikel 130 | B.5.2. Artikel 3 van de kaderwet van 1 maart 1976 werd bij artikel 130 |
| van de wet van 30 december 1992 vervangen, precies omdat de | van de wet van 30 december 1992 vervangen, precies omdat de |
| oorspronkelijke versie geen rekening hield met de hypothese van de | oorspronkelijke versie geen rekening hield met de hypothese van de |
| uitoefening van een gereglementeerd beroep in het kader van een | uitoefening van een gereglementeerd beroep in het kader van een |
| vennootschap : | vennootschap : |
| « De thans vigerende tekst voorziet niet in de toestand van personen | « De thans vigerende tekst voorziet niet in de toestand van personen |
| die binnen een vennootschap die een gereglementeerde werkzaamheid | die binnen een vennootschap die een gereglementeerde werkzaamheid |
| uitoefent, het statuut van zelfstandige hebben. Daardoor kunnen | uitoefent, het statuut van zelfstandige hebben. Daardoor kunnen |
| omtrent het toepassingsgebied ervan problemen rijzen. | omtrent het toepassingsgebied ervan problemen rijzen. |
| Derhalve zou het toepassingsgebied van de wet verduidelijkt moeten | Derhalve zou het toepassingsgebied van de wet verduidelijkt moeten |
| worden : deze vennootschappen moeten verplicht vertegenwoordigd zijn | worden : deze vennootschappen moeten verplicht vertegenwoordigd zijn |
| in het Instituut, maar enkel door diegene van de bestuurders, | in het Instituut, maar enkel door diegene van de bestuurders, |
| zaakvoerders of actieve vennoten die persoonlijk de gereglementeerde | zaakvoerders of actieve vennoten die persoonlijk de gereglementeerde |
| activiteit uitoefenen of die de daadwerkelijk leiding waarnemen van de | activiteit uitoefenen of die de daadwerkelijk leiding waarnemen van de |
| diensten waar de activiteit wordt uitgeoefend. Bij ontstentenis van | diensten waar de activiteit wordt uitgeoefend. Bij ontstentenis van |
| deze personen duidt de vennootschap daartoe een bestuurder, | deze personen duidt de vennootschap daartoe een bestuurder, |
| zaakvoerder of werkend vennoot aan. Deze personen moeten beantwoorden | zaakvoerder of werkend vennoot aan. Deze personen moeten beantwoorden |
| aan de voorwaarden van de reglementering en zijn aansprakelijk, | aan de voorwaarden van de reglementering en zijn aansprakelijk, |
| deontologisch verantwoordelijk en door het beroepsgeheim gebonden » | deontologisch verantwoordelijk en door het beroepsgeheim gebonden » |
| (Parl. St., Senaat, 1992-1993, nr. 526-1, p. 37). | (Parl. St., Senaat, 1992-1993, nr. 526-1, p. 37). |
| De inschrijvingsverplichting voor actieve vennoten die de | De inschrijvingsverplichting voor actieve vennoten die de |
| gereglementeerde activiteit uitoefenen, en het daaraan verbonden | gereglementeerde activiteit uitoefenen, en het daaraan verbonden |
| onweerlegbaar vermoeden dat die activiteit als zelfstandige wordt | onweerlegbaar vermoeden dat die activiteit als zelfstandige wordt |
| uitgeoefend, werden ingevoerd om te verzekeren dat vennootschappen | uitgeoefend, werden ingevoerd om te verzekeren dat vennootschappen |
| waarbinnen de activiteit wordt uitgeoefend, vertegenwoordigd zijn bij | waarbinnen de activiteit wordt uitgeoefend, vertegenwoordigd zijn bij |
| het betrokken Beroepsinstituut, doordat degene van de actieve | het betrokken Beroepsinstituut, doordat degene van de actieve |
| vennoten, zaakvoerders of bestuurders die de gereglementeerde | vennoten, zaakvoerders of bestuurders die de gereglementeerde |
| activiteit uitoefenen, persoonlijk ingeschreven zijn op het tableau | activiteit uitoefenen, persoonlijk ingeschreven zijn op het tableau |
| van beroepsbeoefenaars. Daardoor wou de wetgever waarborgen dat die | van beroepsbeoefenaars. Daardoor wou de wetgever waarborgen dat die |
| personen voldoen aan de deontologische verplichtingen verbonden aan de | personen voldoen aan de deontologische verplichtingen verbonden aan de |
| gereglementeerde werkzaamheid (ibid.). | gereglementeerde werkzaamheid (ibid.). |
| B.5.3. In het licht van die doelstellingen, is het niet zonder | B.5.3. In het licht van die doelstellingen, is het niet zonder |
| redelijke verantwoording te vermoeden dat een vennoot van een | redelijke verantwoording te vermoeden dat een vennoot van een |
| vennootschap die tot doel heeft een gereglementeerde activiteit te | vennootschap die tot doel heeft een gereglementeerde activiteit te |
| ontwikkelen, en die persoonlijk die activiteit uitoefent, als een | ontwikkelen, en die persoonlijk die activiteit uitoefent, als een |
| actieve vennoot wordt beschouwd, ongeacht de omvang van zijn aandeel | actieve vennoot wordt beschouwd, ongeacht de omvang van zijn aandeel |
| in de vennootschap. Het is evenmin zonder redelijke verantwoording dat | in de vennootschap. Het is evenmin zonder redelijke verantwoording dat |
| de inschrijvingsplicht voor die vennoot geldt, zelfs wanneer hij | de inschrijvingsplicht voor die vennoot geldt, zelfs wanneer hij |
| eveneens via een arbeidsovereenkomst verbonden is met de betrokken | eveneens via een arbeidsovereenkomst verbonden is met de betrokken |
| vennootschap. | vennootschap. |
| Het onweerlegbare karakter van het vermoede statuut van zelfstandige | Het onweerlegbare karakter van het vermoede statuut van zelfstandige |
| en de daaruit volgende verplichting voor alle actieve vennoten om zich | en de daaruit volgende verplichting voor alle actieve vennoten om zich |
| in te schrijven op het tableau dragen er immers toe bij dat het niet | in te schrijven op het tableau dragen er immers toe bij dat het niet |
| mogelijk is dat de actieve vennoten een vennootschap gebruiken om aan | mogelijk is dat de actieve vennoten een vennootschap gebruiken om aan |
| een deel van hen toe te laten de verplichtingen te omzeilen die | een deel van hen toe te laten de verplichtingen te omzeilen die |
| gepaard gaan met de uitoefening van het gereglementeerde beroep. Zoals | gepaard gaan met de uitoefening van het gereglementeerde beroep. Zoals |
| reeds is vermeld in B.4.1, zijn die verplichtingen er bovendien op | reeds is vermeld in B.4.1, zijn die verplichtingen er bovendien op |
| gericht een kwaliteitsvolle dienstverlening te waarborgen aan degene | gericht een kwaliteitsvolle dienstverlening te waarborgen aan degene |
| die een beroep doet op de betrokken vastgoedmakelaars. | die een beroep doet op de betrokken vastgoedmakelaars. |
| B.6. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | B.6. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| De artikelen 8 en 10, § 2, 1°, van de wet van 11 februari 2013 « | De artikelen 8 en 10, § 2, 1°, van de wet van 11 februari 2013 « |
| houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar » schenden de | houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar » schenden de |
| artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. | artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. |
| Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel |
| 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
| op 7 mei 2020. | op 7 mei 2020. |
| De griffier, | De griffier, |
| P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
| De voorzitter, | De voorzitter, |
| A. Alen | A. Alen |