← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 85/2020 van 18 juni 2020 Rolnummer 7054 In zake : het beroep
tot vernietiging van hoofdstuk 1 van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart
2018 « tot wijziging van de decreten van 12 februa(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld
uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 85/2020 van 18 juni 2020 Rolnummer 7054 In zake : het beroep tot vernietiging van hoofdstuk 1 van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot wijziging van de decreten van 12 februa(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...) | Uittreksel uit arrest nr. 85/2020 van 18 juni 2020 Rolnummer 7054 In zake : het beroep tot vernietiging van hoofdstuk 1 van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot wijziging van de decreten van 12 februa(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 85/2020 van 18 juni 2020 | Uittreksel uit arrest nr. 85/2020 van 18 juni 2020 |
Rolnummer 7054 | Rolnummer 7054 |
In zake : het beroep tot vernietiging van hoofdstuk 1 (artikelen 1 tot | In zake : het beroep tot vernietiging van hoofdstuk 1 (artikelen 1 tot |
15) van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot | 15) van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot |
wijziging van de decreten van 12 februari 2004 betreffende het statuut | wijziging van de decreten van 12 februari 2004 betreffende het statuut |
van de overheidsbestuurder en van 12 februari 2004 betreffende de | van de overheidsbestuurder en van 12 februari 2004 betreffende de |
Regeringscommissaris en de controleopdrachten van de revisoren binnen | Regeringscommissaris en de controleopdrachten van de revisoren binnen |
de instellingen van openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur | de instellingen van openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur |
en een sterkere ethiek binnen de Waalse instellingen », ingesteld door | en een sterkere ethiek binnen de Waalse instellingen », ingesteld door |
de nv « Investsud ». | de nv « Investsud ». |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. | samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. |
Lavrysen, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en J. Moerman, | Lavrysen, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en J. Moerman, |
bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van |
voorzitter F. Daoût, | voorzitter F. Daoût, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging | I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging |
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 14 november | Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 14 november |
2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 21 | 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 21 |
november 2018, heeft de nv « Investsud », bijgestaan en | november 2018, heeft de nv « Investsud », bijgestaan en |
vertegenwoordigd door Mr. P.-P. Hendrickx en Mr. V. Vanden Acker, | vertegenwoordigd door Mr. P.-P. Hendrickx en Mr. V. Vanden Acker, |
advocaten bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld | advocaten bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld |
van hoofdstuk 1 (artikelen 1 tot 15) van het decreet van het Waalse | van hoofdstuk 1 (artikelen 1 tot 15) van het decreet van het Waalse |
Gewest van 29 maart 2018 « tot wijziging van de decreten van 12 | Gewest van 29 maart 2018 « tot wijziging van de decreten van 12 |
februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en | februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en |
van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissaris en de | van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissaris en de |
controleopdrachten van de revisoren binnen de instellingen van | controleopdrachten van de revisoren binnen de instellingen van |
openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur en een sterkere | openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur en een sterkere |
ethiek binnen de Waalse instellingen » (bekendgemaakt in het Belgisch | ethiek binnen de Waalse instellingen » (bekendgemaakt in het Belgisch |
Staatsblad van 14 mei 2018). | Staatsblad van 14 mei 2018). |
(...) | (...) |
II. In rechte | II. In rechte |
(...) | (...) |
Ten aanzien van de bestreden bepalingen en het belang van de | Ten aanzien van de bestreden bepalingen en het belang van de |
verzoekende partij | verzoekende partij |
B.1.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van hoofdstuk I | B.1.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van hoofdstuk I |
van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot | van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot |
wijziging van de decreten van 12 februari 2004 betreffende het statuut | wijziging van de decreten van 12 februari 2004 betreffende het statuut |
van de overheidsbestuurder en van 12 februari 2004 betreffende de | van de overheidsbestuurder en van 12 februari 2004 betreffende de |
Regeringscommissaris en de controleopdrachten van de revisoren binnen | Regeringscommissaris en de controleopdrachten van de revisoren binnen |
de instellingen van openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur | de instellingen van openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur |
en een sterkere ethiek binnen de Waalse instellingen » (hierna : het | en een sterkere ethiek binnen de Waalse instellingen » (hierna : het |
bestreden decreet). De eerste twee middelen hebben betrekking op het | bestreden decreet). De eerste twee middelen hebben betrekking op het |
voormelde hoofdstuk I. Het derde middel betreft artikel 9 van het | voormelde hoofdstuk I. Het derde middel betreft artikel 9 van het |
voormelde decreet en het vierde middel beoogt artikel 2 van datzelfde | voormelde decreet en het vierde middel beoogt artikel 2 van datzelfde |
decreet. | decreet. |
B.1.2. Het bestreden decreet « zet [...] de aanbevelingen om die | B.1.2. Het bestreden decreet « zet [...] de aanbevelingen om die |
werden geformuleerd in het verslag van 6 juli 2017 van de | werden geformuleerd in het verslag van 6 juli 2017 van de |
parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek van de | parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek van de |
transparantie en de werking van de PUBLIFIN-Groep » (Parl. St., Waals | transparantie en de werking van de PUBLIFIN-Groep » (Parl. St., Waals |
Parlement, 2017-2018, nr. 1051/1, p. 3). | Parlement, 2017-2018, nr. 1051/1, p. 3). |
De memorie van toelichting preciseert : | De memorie van toelichting preciseert : |
« Het gehele dispositief dat door het voorliggende decreet wordt | « Het gehele dispositief dat door het voorliggende decreet wordt |
overwogen, strekt ertoe de regels van goed bestuur te verbeteren door | overwogen, strekt ertoe de regels van goed bestuur te verbeteren door |
de manier waarop het overheidsgeld wordt besteed transparant te maken, | de manier waarop het overheidsgeld wordt besteed transparant te maken, |
door het juridisch kader waarbinnen de Regering moet optreden om haar | door het juridisch kader waarbinnen de Regering moet optreden om haar |
vertegenwoordigers in de Waalse parapublieke structuren aan te wijzen | vertegenwoordigers in de Waalse parapublieke structuren aan te wijzen |
nauwkeuriger af te bakenen en door een echte controle in te voeren van | nauwkeuriger af te bakenen en door een echte controle in te voeren van |
de personen die zullen worden aangewezen om die structuren te besturen | de personen die zullen worden aangewezen om die structuren te besturen |
» (ibid., p. 7). | » (ibid., p. 7). |
B.2.1. De Waalse Regering oordeelt dat de eerste twee middelen niet | B.2.1. De Waalse Regering oordeelt dat de eerste twee middelen niet |
ontvankelijk zijn doordat zij niet preciseren welke bepalingen worden | ontvankelijk zijn doordat zij niet preciseren welke bepalingen worden |
beoogd. | beoogd. |
B.2.2. Het Hof moet de omvang van het beroep tot vernietiging | B.2.2. Het Hof moet de omvang van het beroep tot vernietiging |
vaststellen uitgaande van de inhoud van het verzoekschrift en in het | vaststellen uitgaande van de inhoud van het verzoekschrift en in het |
bijzonder op basis van de uiteenzetting van de middelen. Het Hof | bijzonder op basis van de uiteenzetting van de middelen. Het Hof |
beperkt dan ook zijn onderzoek tot de bepalingen waartegen grieven | beperkt dan ook zijn onderzoek tot de bepalingen waartegen grieven |
zijn gericht. | zijn gericht. |
B.2.3. Het onderzoekt overigens het belang van de verzoekende partij | B.2.3. Het onderzoekt overigens het belang van de verzoekende partij |
ten opzichte van elk van de beoogde bepalingen. | ten opzichte van elk van de beoogde bepalingen. |
Ten aanzien van het eerste en het tweede middel | Ten aanzien van het eerste en het tweede middel |
B.3.1. Het eerste middel is afgeleid uit de schending van artikel 39 | B.3.1. Het eerste middel is afgeleid uit de schending van artikel 39 |
van de Grondwet en van artikel 6, § 1, VI, eerste, derde lid, vierde | van de Grondwet en van artikel 6, § 1, VI, eerste, derde lid, vierde |
lid, 3°, en vijfde lid, 5°, en van artikel 9 van de bijzondere wet van | lid, 3°, en vijfde lid, 5°, en van artikel 9 van de bijzondere wet van |
8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, al dan niet in | 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, al dan niet in |
samenhang gelezen met de beginselen van vrij verkeer zoals vastgelegd | samenhang gelezen met de beginselen van vrij verkeer zoals vastgelegd |
in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met het | in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met het |
beginsel van de vrijheid van handel en nijverheid. | beginsel van de vrijheid van handel en nijverheid. |
Het tweede middel is afgeleid uit de schending van artikel 39 van de | Het tweede middel is afgeleid uit de schending van artikel 39 van de |
Grondwet, van artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 5°, en van artikel 10 | Grondwet, van artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 5°, en van artikel 10 |
van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der | van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der |
instellingen. | instellingen. |
B.3.2. De verzoekende partij betwist hoofdzakelijk dat de bestreden | B.3.2. De verzoekende partij betwist hoofdzakelijk dat de bestreden |
bepalingen, op de privaatrechtelijke ondernemingen waarin een van de « | bepalingen, op de privaatrechtelijke ondernemingen waarin een van de « |
instellingen » vermeld in de eerste paragraaf van artikel 3 van het | instellingen » vermeld in de eerste paragraaf van artikel 3 van het |
decreet van het Waalse Gewest van 12 februari 2004 « betreffende de | decreet van het Waalse Gewest van 12 februari 2004 « betreffende de |
overheidsbestuurder » (hierna : het decreet van 12 februari 2004) een | overheidsbestuurder » (hierna : het decreet van 12 februari 2004) een |
« gekwalificeerde deelneming » bezit in de zin van artikel 2, 22°, van | « gekwalificeerde deelneming » bezit in de zin van artikel 2, 22°, van |
hetzelfde decreet, de in hoofdstuk I van dat decreet bepaalde | hetzelfde decreet, de in hoofdstuk I van dat decreet bepaalde |
inmengingen in de werking, het beheer en het bestuur van die | inmengingen in de werking, het beheer en het bestuur van die |
ondernemingen toepasselijk maken. | ondernemingen toepasselijk maken. |
Uit de formulering van die grief blijkt dat de middelen in de eerste | Uit de formulering van die grief blijkt dat de middelen in de eerste |
plaats artikel 3, § 7, eerste lid, van het decreet van 12 februari | plaats artikel 3, § 7, eerste lid, van het decreet van 12 februari |
2004, ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden decreet, beogen. | 2004, ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden decreet, beogen. |
Dat artikel 3, § 7, van het decreet van 12 februari 2004 bepaalt : | Dat artikel 3, § 7, van het decreet van 12 februari 2004 bepaalt : |
« De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van dit decreet zijn | « De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van dit decreet zijn |
van toepassing op elke overheidsbestuurder en op elke beheerder die | van toepassing op elke overheidsbestuurder en op elke beheerder die |
zijn ambt uitoefent in de entiteiten waarin de in § 1 bedoelde | zijn ambt uitoefent in de entiteiten waarin de in § 1 bedoelde |
instellingen rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde | instellingen rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde |
deelneming bezitten. | deelneming bezitten. |
In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen 1 tot en met 16, 18, | In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen 1 tot en met 16, 18, |
18bis en 19 niet van toepassing op de overheidsbestuurders en op de | 18bis en 19 niet van toepassing op de overheidsbestuurders en op de |
beheerders : | beheerders : |
1° van de entiteiten waarin een instelling tijdelijk een deelneming, | 1° van de entiteiten waarin een instelling tijdelijk een deelneming, |
met inbegrip van een gekwalificeerde deelneming, bezit, wanneer ze die | met inbegrip van een gekwalificeerde deelneming, bezit, wanneer ze die |
deelneming bezit, met als uitsluitend doel de steun voor de | deelneming bezit, met als uitsluitend doel de steun voor de |
oprichting, de ontwikkeling of de herstructurering van een onderneming | oprichting, de ontwikkeling of de herstructurering van een onderneming |
in de zin van artikel I.1, 1°, van het Wetboek van economisch recht, | in de zin van artikel I.1, 1°, van het Wetboek van economisch recht, |
en die geen openbare dienst exploiteren en/of die geen overheidsgezag | en die geen openbare dienst exploiteren en/of die geen overheidsgezag |
uitoefenen; | uitoefenen; |
2° voor wie een met redenen omklede afwijking, op voorafgaandelijk, | 2° voor wie een met redenen omklede afwijking, op voorafgaandelijk, |
schriftelijk en met redenen [omkleed] verzoek van de betrokken | schriftelijk en met redenen [omkleed] verzoek van de betrokken |
entiteit, toegekend is bij besluit van de Regering. | entiteit, toegekend is bij besluit van de Regering. |
Voor de entiteiten waarin een instelling een gekwalificeerde | Voor de entiteiten waarin een instelling een gekwalificeerde |
deelneming bezit, wordt een vergelijkend onderzoek van bezoldigingen | deelneming bezit, wordt een vergelijkend onderzoek van bezoldigingen |
uitgevoerd vóór de aanwerving of elke wijziging van de bezoldiging van | uitgevoerd vóór de aanwerving of elke wijziging van de bezoldiging van |
de beheerders ». | de beheerders ». |
B.4.1. Artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004, zoals | B.4.1. Artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004, zoals |
laatstelijk gewijzigd bij artikel 2 van het decreet van het Waalse | laatstelijk gewijzigd bij artikel 2 van het decreet van het Waalse |
Gewest 24 november 2016 « tot wijziging van het decreet van 12 | Gewest 24 november 2016 « tot wijziging van het decreet van 12 |
februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en | februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en |
het decreet van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissaris | het decreet van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissaris |
en de controle-opdrachten van de revisoren binnen de instellingen van | en de controle-opdrachten van de revisoren binnen de instellingen van |
openbaar nut », bepaalt : | openbaar nut », bepaalt : |
« De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 zijn van toepassing op | « De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 zijn van toepassing op |
de overheidsbestuurders en de beheerders die hun ambt uitoefenen bij | de overheidsbestuurders en de beheerders die hun ambt uitoefenen bij |
volgende rechtspersonen : | volgende rechtspersonen : |
[...] | [...] |
48° de ' Société wallonne de Financement et de Garantie des PME ' | 48° de ' Société wallonne de Financement et de Garantie des PME ' |
(Waalse maatschappij voor de financiering en vrijwaring van kmo's) en | (Waalse maatschappij voor de financiering en vrijwaring van kmo's) en |
haar dochterondernemingen; | haar dochterondernemingen; |
[...] | [...] |
51° Investsud en haar dochterondernemingen; | 51° Investsud en haar dochterondernemingen; |
[...] ». | [...] ». |
Die bepaling wordt door het bestreden decreet niet gewijzigd. | Die bepaling wordt door het bestreden decreet niet gewijzigd. |
B.4.2. De verzoekende partij, de nv « Investsud », is dus vermeld op | B.4.2. De verzoekende partij, de nv « Investsud », is dus vermeld op |
de lijst van artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004, | de lijst van artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004, |
oorspronkelijk in punt 23° ervan en thans in punt 51° ervan. De | oorspronkelijk in punt 23° ervan en thans in punt 51° ervan. De |
artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van het decreet van 12 | artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van het decreet van 12 |
februari 2004 zijn dus krachtens die bepaling, die reeds vóór het | februari 2004 zijn dus krachtens die bepaling, die reeds vóór het |
bestreden decreet bestond, rechtstreeks van toepassing op de | bestreden decreet bestond, rechtstreeks van toepassing op de |
overheidsbestuurders en de beheerders die binnen die vennootschap | overheidsbestuurders en de beheerders die binnen die vennootschap |
mandaten of ambten uitoefenen. | mandaten of ambten uitoefenen. |
B.5.1. De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van het decreet | B.5.1. De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van het decreet |
van 12 februari 2004 zouden eveneens krachtens artikel 3, § 7, eerste | van 12 februari 2004 zouden eveneens krachtens artikel 3, § 7, eerste |
lid, van dat decreet, ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden | lid, van dat decreet, ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden |
decreet, kunnen worden toegepast op de overheidsbestuurders en de | decreet, kunnen worden toegepast op de overheidsbestuurders en de |
beheerders die binnen de verzoekende vennootschap mandaten of ambten | beheerders die binnen de verzoekende vennootschap mandaten of ambten |
uitoefenen, aangezien de verzoekende vennootschap voor 26 % in handen | uitoefenen, aangezien de verzoekende vennootschap voor 26 % in handen |
is van de « Société wallonne de financement et de garantie des PME | is van de « Société wallonne de financement et de garantie des PME |
(Sowalfin) », die zelf voorkomt op de lijst die is opgenomen in | (Sowalfin) », die zelf voorkomt op de lijst die is opgenomen in |
artikel 3, § 1, van het voormelde decreet van 12 februari 2004, in | artikel 3, § 1, van het voormelde decreet van 12 februari 2004, in |
punt 48° ervan. | punt 48° ervan. |
B.5.2. Aangezien de verzoekende vennootschap evenwel reeds vóór de | B.5.2. Aangezien de verzoekende vennootschap evenwel reeds vóór de |
bestreden bepalingen vermeld was op de lijst van artikel 3, § 1, van | bestreden bepalingen vermeld was op de lijst van artikel 3, § 1, van |
het decreet van 12 februari 2004, heeft de inwerkingtreding van | het decreet van 12 februari 2004, heeft de inwerkingtreding van |
artikel 3, § 7, eerste lid, van dat decreet, zoals ingevoegd bij | artikel 3, § 7, eerste lid, van dat decreet, zoals ingevoegd bij |
artikel 2, 2°, van het bestreden decreet, geen enkele weerslag gehad | artikel 2, 2°, van het bestreden decreet, geen enkele weerslag gehad |
op haar situatie. | op haar situatie. |
B.5.3. Uit het voorgaande volgt dat de verzoekende partij geen belang | B.5.3. Uit het voorgaande volgt dat de verzoekende partij geen belang |
erbij heeft de vernietiging van artikel 3, § 7, eerste lid, van het | erbij heeft de vernietiging van artikel 3, § 7, eerste lid, van het |
decreet van 12 februari 2004, ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het | decreet van 12 februari 2004, ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het |
bestreden decreet, te vorderen omdat, zelfs in geval van een | bestreden decreet, te vorderen omdat, zelfs in geval van een |
vernietiging van die bepaling, het decreet van 12 februari 2004 | vernietiging van die bepaling, het decreet van 12 februari 2004 |
onverkort op haar van toepassing zou blijven krachtens artikel 3, § 1, | onverkort op haar van toepassing zou blijven krachtens artikel 3, § 1, |
51°, ervan. De omstandigheid dat de verzoekende partij de gewestelijke | 51°, ervan. De omstandigheid dat de verzoekende partij de gewestelijke |
overheden meermaals heeft gevraagd om van die lijst te worden | overheden meermaals heeft gevraagd om van die lijst te worden |
geschrapt, verleent haar geen belang om de vernietiging van artikel 2, | geschrapt, verleent haar geen belang om de vernietiging van artikel 2, |
2°, van het bestreden decreet te vorderen, aangezien niets erop wijst | 2°, van het bestreden decreet te vorderen, aangezien niets erop wijst |
dat de decreetgever de intentie heeft om de verzoekende vennootschap | dat de decreetgever de intentie heeft om de verzoekende vennootschap |
van de lijst van de beoogde instellingen te verwijderen. Bovendien | van de lijst van de beoogde instellingen te verwijderen. Bovendien |
komt het niet het Hof toe zich uit te spreken over de vraag of de | komt het niet het Hof toe zich uit te spreken over de vraag of de |
verzoekende vennootschap terecht op die lijst voorkomt. | verzoekende vennootschap terecht op die lijst voorkomt. |
B.6.1. De verzoekende partij heeft daarentegen wel belang erbij de | B.6.1. De verzoekende partij heeft daarentegen wel belang erbij de |
vernietiging te vorderen van de door het bestreden decreet ingevoerde | vernietiging te vorderen van de door het bestreden decreet ingevoerde |
bepalingen die nieuwe verplichtingen of verbodsbepalingen opleggen aan | bepalingen die nieuwe verplichtingen of verbodsbepalingen opleggen aan |
de overheidsbestuurders en de beheerders die hun mandaten of ambten | de overheidsbestuurders en de beheerders die hun mandaten of ambten |
bij haar uitoefenen. | bij haar uitoefenen. |
B.6.2. Wat die verplichtingen of verbodsbepalingen betreft, blijkt uit | B.6.2. Wat die verplichtingen of verbodsbepalingen betreft, blijkt uit |
het verzoekschrift dat de verzoekende partij het bestreden decreet | het verzoekschrift dat de verzoekende partij het bestreden decreet |
verwijt in inmengingen te voorzien in de werking, het beheer en het | verwijt in inmengingen te voorzien in de werking, het beheer en het |
bestuur van de aan het decreet onderworpen handelsondernemingen, met | bestuur van de aan het decreet onderworpen handelsondernemingen, met |
schending van de bevoegdheid die aan de federale wetgever is | schending van de bevoegdheid die aan de federale wetgever is |
voorbehouden bij artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet | voorbehouden bij artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet |
van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzake de | van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzake de |
organisatie van het bedrijfsleven, en bij artikel 6, § 1, VI, vijfde | organisatie van het bedrijfsleven, en bij artikel 6, § 1, VI, vijfde |
lid, 5°, van dezelfde bijzondere wet, inzake het vennootschapsrecht. | lid, 5°, van dezelfde bijzondere wet, inzake het vennootschapsrecht. |
B.6.3. De verzoekende partij verwijt de bestreden bepalingen | B.6.3. De verzoekende partij verwijt de bestreden bepalingen |
buitensporige bevoegdheden te creëren voor de overheidsaandeelhouder | buitensporige bevoegdheden te creëren voor de overheidsaandeelhouder |
in termen van benoeming, bezoldiging en afzetting van de bestuurders | in termen van benoeming, bezoldiging en afzetting van de bestuurders |
of van sommigen onder hen, de beoogde vennootschappen ertoe te | of van sommigen onder hen, de beoogde vennootschappen ertoe te |
verplichten een « uitvoerend bureau », een « bezoldigingscomité » en | verplichten een « uitvoerend bureau », een « bezoldigingscomité » en |
een « auditcomité » op te richten binnen hun raad van bestuur, de | een « auditcomité » op te richten binnen hun raad van bestuur, de |
overheidsbestuurders en de beheerders te verbieden hun mandaat of ambt | overheidsbestuurders en de beheerders te verbieden hun mandaat of ambt |
uit te oefenen via een rechtspersoon, beperkingen op te leggen aan de | uit te oefenen via een rechtspersoon, beperkingen op te leggen aan de |
bevoegdheden van de raad van bestuur wat betreft de benoeming en de | bevoegdheden van de raad van bestuur wat betreft de benoeming en de |
bezoldiging van de personen die belast zijn met het dagelijks bestuur | bezoldiging van de personen die belast zijn met het dagelijks bestuur |
en wat de bezoldiging van de andere personeelsleden van de | en wat de bezoldiging van de andere personeelsleden van de |
vennootschap betreft, verplichtingen op te leggen inzake nominatieve | vennootschap betreft, verplichtingen op te leggen inzake nominatieve |
reporting (financiële mededeling) over de mandaten en de bezoldigingen | reporting (financiële mededeling) over de mandaten en de bezoldigingen |
van de overheidsbestuurders en de beheerders, alsook over de | van de overheidsbestuurders en de beheerders, alsook over de |
samenstelling van de organen van de vennootschap, de | samenstelling van de organen van de vennootschap, de |
overheidsbestuurders en de beheerders ertoe te verplichten een | overheidsbestuurders en de beheerders ertoe te verplichten een |
jaarlijkse aangifte te doen van hun mandaten en bezoldigingen bij het | jaarlijkse aangifte te doen van hun mandaten en bezoldigingen bij het |
Waalse Gewest, een bevoegdheid te creëren op grond waarvan het | Waalse Gewest, een bevoegdheid te creëren op grond waarvan het |
controleorgaan de beslissingen van de vennootschap met betrekking tot | controleorgaan de beslissingen van de vennootschap met betrekking tot |
de benoeming of de bezoldiging van haar overheidsbestuurders of van | de benoeming of de bezoldiging van haar overheidsbestuurders of van |
haar beheerders kan goedkeuren, en te voorzien in een beroep bij de | haar beheerders kan goedkeuren, en te voorzien in een beroep bij de |
Raad van State tegen bepaalde door de algemene vergadering genomen | Raad van State tegen bepaalde door de algemene vergadering genomen |
beslissingen betreffende de overheidsbestuurders. | beslissingen betreffende de overheidsbestuurders. |
B.6.4. De Ministerraad verwijt het bestreden decreet eveneens dat het | B.6.4. De Ministerraad verwijt het bestreden decreet eveneens dat het |
buitensporige en ongerechtvaardigde inmengingen met zich meebrengt in | buitensporige en ongerechtvaardigde inmengingen met zich meebrengt in |
de werking van de privéondernemingen waarin de Waalse overheden | de werking van de privéondernemingen waarin de Waalse overheden |
participaties nemen, wat betreft de samenstelling van het uitvoerend | participaties nemen, wat betreft de samenstelling van het uitvoerend |
bureau, de verplichting om een auditcomité en een bezoldigingscomité | bureau, de verplichting om een auditcomité en een bezoldigingscomité |
op te richten, de verplichting inzake reporting die de persoon belast | op te richten, de verplichting inzake reporting die de persoon belast |
met het dagelijks bestuur moet vervullen en het verbod om het | met het dagelijks bestuur moet vervullen en het verbod om het |
dagelijks bestuur aan een rechtspersoon toe te vertrouwen. | dagelijks bestuur aan een rechtspersoon toe te vertrouwen. |
B.7.1. Wat de benoeming, de bezoldiging en de afzetting van | B.7.1. Wat de benoeming, de bezoldiging en de afzetting van |
bestuurders betreft, blijkt uit het verzoekschrift dat de grieven de | bestuurders betreft, blijkt uit het verzoekschrift dat de grieven de |
volgende bepalingen beogen : | volgende bepalingen beogen : |
- artikel 8, § 2, van het decreet van 12 februari 2004, zoals | - artikel 8, § 2, van het decreet van 12 februari 2004, zoals |
vervangen bij artikel 4 van het bestreden decreet, dat | vervangen bij artikel 4 van het bestreden decreet, dat |
onverenigbaarheden vastlegt tussen het mandaat van voorzitter, van | onverenigbaarheden vastlegt tussen het mandaat van voorzitter, van |
ondervoorzitter of de uitoefening van bijzondere functies binnen een | ondervoorzitter of de uitoefening van bijzondere functies binnen een |
instelling, en de hoedanigheid van lid van het kabinet van de minister | instelling, en de hoedanigheid van lid van het kabinet van de minister |
van de Regering onder wie de instelling ressorteert of van het kabinet | van de Regering onder wie de instelling ressorteert of van het kabinet |
van de minister-president en de vicepresidenten van de Regering; | van de minister-president en de vicepresidenten van de Regering; |
- artikel 15bis, §§ 1 tot 3, van het decreet van 12 februari 2004, | - artikel 15bis, §§ 1 tot 3, van het decreet van 12 februari 2004, |
vervangen bij artikel 12, 1°, van het bestreden decreet, dat regels | vervangen bij artikel 12, 1°, van het bestreden decreet, dat regels |
met betrekking tot de bezoldiging van de overheidsbestuurder en van de | met betrekking tot de bezoldiging van de overheidsbestuurder en van de |
beheerder vastlegt; | beheerder vastlegt; |
- de artikelen 15/4 en 15/5 van het decreet van 12 februari 2004, | - de artikelen 15/4 en 15/5 van het decreet van 12 februari 2004, |
ingevoegd bij de artikelen 9 en 10 van het bestreden decreet, die de | ingevoegd bij de artikelen 9 en 10 van het bestreden decreet, die de |
gevallen bepalen waarin de overheid die de openbare mandaten heeft | gevallen bepalen waarin de overheid die de openbare mandaten heeft |
toevertrouwd die mandaten kan herroepen, die de procedure daartoe | toevertrouwd die mandaten kan herroepen, die de procedure daartoe |
vaststellen en die verbieden om de persoon van wie het openbare | vaststellen en die verbieden om de persoon van wie het openbare |
mandaat is herroepen opnieuw voor dat mandaat te benoemen, gedurende | mandaat is herroepen opnieuw voor dat mandaat te benoemen, gedurende |
een termijn van twee jaar. | een termijn van twee jaar. |
B.7.2. Wat betreft de verplichting om een uitvoerend bureau, een | B.7.2. Wat betreft de verplichting om een uitvoerend bureau, een |
auditcomité en een bezoldigingscomité op te richten, beogen de grieven | auditcomité en een bezoldigingscomité op te richten, beogen de grieven |
de volgende bepalingen : | de volgende bepalingen : |
- het nieuwe lid van artikel 2 van het decreet van 12 februari 2004, | - het nieuwe lid van artikel 2 van het decreet van 12 februari 2004, |
ingevoegd bij artikel 1, e), van het bestreden decreet, dat de beoogde | ingevoegd bij artikel 1, e), van het bestreden decreet, dat de beoogde |
vennootschappen ertoe verplicht intern een « uitvoerend bureau » op te | vennootschappen ertoe verplicht intern een « uitvoerend bureau » op te |
richten; | richten; |
- artikel 15quater van het decreet van 12 februari 2004, ingevoegd bij | - artikel 15quater van het decreet van 12 februari 2004, ingevoegd bij |
artikel 15 van het bestreden decreet, dat de beoogde vennootschappen | artikel 15 van het bestreden decreet, dat de beoogde vennootschappen |
ertoe verplicht een « auditcomité » op te richten. | ertoe verplicht een « auditcomité » op te richten. |
De bepalingen betreffende het bezoldigingscomité, die door de | De bepalingen betreffende het bezoldigingscomité, die door de |
verzoekende partij en door de Ministerraad worden aangehaald, | verzoekende partij en door de Ministerraad worden aangehaald, |
bestonden reeds vóór het bestreden decreet en worden niet erdoor | bestonden reeds vóór het bestreden decreet en worden niet erdoor |
gewijzigd, zodat het eerste en het tweede middel, in zoverre zij dat | gewijzigd, zodat het eerste en het tweede middel, in zoverre zij dat |
comité beogen, niet ontvankelijk zijn. | comité beogen, niet ontvankelijk zijn. |
B.7.3. Wat betreft de hoedanigheid van de persoon die een mandaat van | B.7.3. Wat betreft de hoedanigheid van de persoon die een mandaat van |
overheidsbestuurder of een ambt van beheerder uitoefent, beogen de | overheidsbestuurder of een ambt van beheerder uitoefent, beogen de |
grieven artikel 3, § 6, tweede lid, van het decreet van 12 februari | grieven artikel 3, § 6, tweede lid, van het decreet van 12 februari |
2004, zoals vervangen bij artikel 2 van het bestreden decreet, dat | 2004, zoals vervangen bij artikel 2 van het bestreden decreet, dat |
verbiedt dat de beheerder en de overheidsbestuurder rechtspersonen | verbiedt dat de beheerder en de overheidsbestuurder rechtspersonen |
zijn. | zijn. |
B.7.4. Wat ten slotte de verplichtingen inzake reporting betreft, | B.7.4. Wat ten slotte de verplichtingen inzake reporting betreft, |
beogen de grieven de artikelen 15, 15/1, 15/2 en 15/3 van het decreet | beogen de grieven de artikelen 15, 15/1, 15/2 en 15/3 van het decreet |
van 12 februari 2004, ingevoegd bij de artikelen 5 tot 8 van het | van 12 februari 2004, ingevoegd bij de artikelen 5 tot 8 van het |
bestreden decreet, en artikel 15/6 van het decreet van 12 februari | bestreden decreet, en artikel 15/6 van het decreet van 12 februari |
2004, ingevoegd bij artikel 11 van het bestreden decreet, die die | 2004, ingevoegd bij artikel 11 van het bestreden decreet, die die |
verplichtingen regelen en de niet-inachtneming ervan bestraffen. | verplichtingen regelen en de niet-inachtneming ervan bestraffen. |
B.8.1. Artikel 9 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 bepaalt : | B.8.1. Artikel 9 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 bepaalt : |
« In de aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren, kunnen de | « In de aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren, kunnen de |
Gemeenschappen en de Gewesten gedecentraliseerde diensten, | Gemeenschappen en de Gewesten gedecentraliseerde diensten, |
instellingen en ondernemingen oprichten of kapitaalsparticipaties | instellingen en ondernemingen oprichten of kapitaalsparticipaties |
nemen. | nemen. |
Het decreet kan aan voornoemde organismen rechtspersoonlijkheid | Het decreet kan aan voornoemde organismen rechtspersoonlijkheid |
toekennen en hun toelaten kapitaalsparticipaties te nemen. Het decreet | toekennen en hun toelaten kapitaalsparticipaties te nemen. Het decreet |
regelt hun oprichting, samenstelling, bevoegdheid, werking en toezicht | regelt hun oprichting, samenstelling, bevoegdheid, werking en toezicht |
». | ». |
B.8.2. Daaruit volgt dat de gewesten, in de aangelegenheden die hun | B.8.2. Daaruit volgt dat de gewesten, in de aangelegenheden die hun |
zijn toegewezen, kapitaalsparticipaties kunnen nemen, onder meer in | zijn toegewezen, kapitaalsparticipaties kunnen nemen, onder meer in |
private vennootschappen. Wanneer zij echter de uitoefening | private vennootschappen. Wanneer zij echter de uitoefening |
reglementeren van de mandaten die aan de kapitaalsparticipatie in die | reglementeren van de mandaten die aan de kapitaalsparticipatie in die |
vennootschappen zijn verbonden, is het de gewesten niet toegestaan, | vennootschappen zijn verbonden, is het de gewesten niet toegestaan, |
behoudens een beroep op artikel 10 van de bijzondere wet van 8 | behoudens een beroep op artikel 10 van de bijzondere wet van 8 |
augustus 1980 tot hervorming der instellingen, op algemene wijze af te | augustus 1980 tot hervorming der instellingen, op algemene wijze af te |
wijken van het handelsrecht en vennootschapsrecht, die, krachtens | wijken van het handelsrecht en vennootschapsrecht, die, krachtens |
artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 5°, van diezelfde bijzondere wet tot | artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 5°, van diezelfde bijzondere wet tot |
de exclusieve bevoegdheid van de federale overheid behoren. | de exclusieve bevoegdheid van de federale overheid behoren. |
B.8.3. In het kader van het voorliggende beroep dient het Hof niet te | B.8.3. In het kader van het voorliggende beroep dient het Hof niet te |
onderzoeken of de activiteiten van de instellingen die zijn opgesomd | onderzoeken of de activiteiten van de instellingen die zijn opgesomd |
of aangewezen bij artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004 | of aangewezen bij artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004 |
en waarin het Waalse Gewest, rechtstreeks of onrechtstreeks, | en waarin het Waalse Gewest, rechtstreeks of onrechtstreeks, |
kapitaalsparticipaties heeft genomen, tot de aan het Gewest toegewezen | kapitaalsparticipaties heeft genomen, tot de aan het Gewest toegewezen |
bevoegdheden behoren. | bevoegdheden behoren. |
Zoals kan worden afgeleid uit hetgeen is vermeld in B.5.3, komt het | Zoals kan worden afgeleid uit hetgeen is vermeld in B.5.3, komt het |
het Hof evenmin toe, in het kader van het voorliggende beroep, de bij | het Hof evenmin toe, in het kader van het voorliggende beroep, de bij |
artikel 2, 2°, van het bestreden decreet gerealiseerde uitbreiding van | artikel 2, 2°, van het bestreden decreet gerealiseerde uitbreiding van |
het personele toepassingsgebied van het decreet van 12 februari 2004 | het personele toepassingsgebied van het decreet van 12 februari 2004 |
te onderzoeken. | te onderzoeken. |
Het dient dus evenmin te onderzoeken of het noodzakelijk is dat aan de | Het dient dus evenmin te onderzoeken of het noodzakelijk is dat aan de |
vennootschappen die te maken hebben met de voor de | vennootschappen die te maken hebben met de voor de |
overheidsbestuurders en de beheerders geldende regels, een opdracht | overheidsbestuurders en de beheerders geldende regels, een opdracht |
van openbare dienst is toevertrouwd, aangezien de nv « Investsud » | van openbare dienst is toevertrouwd, aangezien de nv « Investsud » |
reeds vóór het bestreden decreet aan de bepalingen van het decreet van | reeds vóór het bestreden decreet aan de bepalingen van het decreet van |
12 februari 2004 onderworpen was. | 12 februari 2004 onderworpen was. |
B.9.1. De in B.7 aangehaalde bepalingen kunnen een weerslag hebben op | B.9.1. De in B.7 aangehaalde bepalingen kunnen een weerslag hebben op |
de regels inzake de werking van de entiteiten waarop zij van | de regels inzake de werking van de entiteiten waarop zij van |
toepassing zijn, en kunnen dus een aantasting inhouden van de | toepassing zijn, en kunnen dus een aantasting inhouden van de |
bevoegdheden van de federale overheid inzake het vennootschapsrecht, | bevoegdheden van de federale overheid inzake het vennootschapsrecht, |
aangezien sommige van die entiteiten, zoals dat het geval is voor de | aangezien sommige van die entiteiten, zoals dat het geval is voor de |
verzoekende partij, de vorm van een handelsvennootschap hebben | verzoekende partij, de vorm van een handelsvennootschap hebben |
aangenomen. | aangenomen. |
B.9.2. Het Hof dient nog te onderzoeken of de toepassingsvoorwaarden | B.9.2. Het Hof dient nog te onderzoeken of de toepassingsvoorwaarden |
van artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 vervuld zijn. | van artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 vervuld zijn. |
Die bepaling staat het Waalse Gewest met name toe decretale bepalingen | Die bepaling staat het Waalse Gewest met name toe decretale bepalingen |
te nemen die een federale aangelegenheid regelen op voorwaarde dat die | te nemen die een federale aangelegenheid regelen op voorwaarde dat die |
bepalingen noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn | bepalingen noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn |
bevoegdheden, die aangelegenheid zich leent tot een gedifferentieerde | bevoegdheden, die aangelegenheid zich leent tot een gedifferentieerde |
regeling en de weerslag van die bepalingen op de federale | regeling en de weerslag van die bepalingen op de federale |
aangelegenheid slechts marginaal is. | aangelegenheid slechts marginaal is. |
B.9.3. Doordat hij weet had van bepaalde situaties die hij | B.9.3. Doordat hij weet had van bepaalde situaties die hij |
onverenigbaar achtte met de regels van goed bestuur en transparantie | onverenigbaar achtte met de regels van goed bestuur en transparantie |
die hij essentieel vond binnen de beoogde instellingen en entiteiten, | die hij essentieel vond binnen de beoogde instellingen en entiteiten, |
kon de decreetgever het noodzakelijk achten de bestreden bepalingen te | kon de decreetgever het noodzakelijk achten de bestreden bepalingen te |
nemen met het oog op een sterker bestuur en een grotere transparantie | nemen met het oog op een sterker bestuur en een grotere transparantie |
binnen de instellingen of entiteiten die door het Waalse Gewest worden | binnen de instellingen of entiteiten die door het Waalse Gewest worden |
gecontroleerd of waarin het een kapitaalsparticipatie heeft genomen. | gecontroleerd of waarin het een kapitaalsparticipatie heeft genomen. |
B.9.4. In tegenstelling tot hetgeen de verzoekende partij aanvoert, | B.9.4. In tegenstelling tot hetgeen de verzoekende partij aanvoert, |
hebben de bestreden bepalingen niet tot gevolg dat aan de gewestelijke | hebben de bestreden bepalingen niet tot gevolg dat aan de gewestelijke |
overheden buitensporige bevoegdheden worden toegekend wat betreft de | overheden buitensporige bevoegdheden worden toegekend wat betreft de |
benoeming of de afzetting van bestuurders, daar die overheden alleen | benoeming of de afzetting van bestuurders, daar die overheden alleen |
krachtens de op de entiteit toepasselijke wet, haar statuten of een | krachtens de op de entiteit toepasselijke wet, haar statuten of een |
overeenkomst bestuurders kunnen aanwijzen. De bestreden bepalingen | overeenkomst bestuurders kunnen aanwijzen. De bestreden bepalingen |
hebben overigens alleen betrekking op de overheidsbestuurders en de | hebben overigens alleen betrekking op de overheidsbestuurders en de |
beheerders die worden aangewezen door de gewestelijke overheid of door | beheerders die worden aangewezen door de gewestelijke overheid of door |
een onder die overheid ressorterende rechtspersoon, en zijn niet | een onder die overheid ressorterende rechtspersoon, en zijn niet |
bestemd om de werking van de beoogde entiteiten te regelen. Zij hebben | bestemd om de werking van de beoogde entiteiten te regelen. Zij hebben |
niet tot gevolg de organen van de betrokken handelsvennootschappen hun | niet tot gevolg de organen van de betrokken handelsvennootschappen hun |
aansprakelijkheid en hun bevoegdheden te ontnemen of ze toe te staan | aansprakelijkheid en hun bevoegdheden te ontnemen of ze toe te staan |
dan wel te verplichten om af te wijken van de federale bepalingen van | dan wel te verplichten om af te wijken van de federale bepalingen van |
het vennootschapsrecht. De door de bestreden bepalingen geregelde | het vennootschapsrecht. De door de bestreden bepalingen geregelde |
aangelegenheid leent zich derhalve tot een gedifferentieerde regeling. | aangelegenheid leent zich derhalve tot een gedifferentieerde regeling. |
B.9.5. Ten slotte zijn de bestreden bepalingen alleen van toepassing | B.9.5. Ten slotte zijn de bestreden bepalingen alleen van toepassing |
op de overheidsbestuurders en de beheerders van de vennootschappen | op de overheidsbestuurders en de beheerders van de vennootschappen |
bedoeld in artikel 3 van het decreet van 12 februari 2004, zodat de | bedoeld in artikel 3 van het decreet van 12 februari 2004, zodat de |
weerslag ervan op de aangelegenheid van het vennootschapsrecht | weerslag ervan op de aangelegenheid van het vennootschapsrecht |
marginaal is, gelet op het aantal privaatrechtelijke rechtspersonen | marginaal is, gelet op het aantal privaatrechtelijke rechtspersonen |
die aan het vennootschapsrecht onderworpen zijn. | die aan het vennootschapsrecht onderworpen zijn. |
B.10. Bovendien zet de verzoekende partij niet uiteen in welk opzicht | B.10. Bovendien zet de verzoekende partij niet uiteen in welk opzicht |
de door haar bestreden bepalingen « evenveel beperkingen [zouden | de door haar bestreden bepalingen « evenveel beperkingen [zouden |
inhouden] van de fundamentele vrijheden van het Verdrag [betreffende | inhouden] van de fundamentele vrijheden van het Verdrag [betreffende |
de werking van de Europese Unie] in de interpretatie van het Hof van | de werking van de Europese Unie] in de interpretatie van het Hof van |
Justitie ». In zoverre de verzoekende partij verwijst naar het arrest | Justitie ». In zoverre de verzoekende partij verwijst naar het arrest |
dat op 6 december 2007 door het Hof van Justitie van de Europese Unie | dat op 6 december 2007 door het Hof van Justitie van de Europese Unie |
werd gewezen, dient te worden opgemerkt dat de bestreden bepalingen « | werd gewezen, dient te worden opgemerkt dat de bestreden bepalingen « |
de publieke aandeelhouders » niet de mogelijkheid bieden « om in het | de publieke aandeelhouders » niet de mogelijkheid bieden « om in het |
kader van de werkzaamheden van de leden van de raad van bestuur van | kader van de werkzaamheden van de leden van de raad van bestuur van |
een vennootschap op aandelen meer gewicht in de schaal te werpen dan | een vennootschap op aandelen meer gewicht in de schaal te werpen dan |
zij in normale omstandigheden op grond van hun hoedanigheid van | zij in normale omstandigheden op grond van hun hoedanigheid van |
aandeelhouder zouden kunnen doen » (HvJ, 6 december 2007, C-463/04 en | aandeelhouder zouden kunnen doen » (HvJ, 6 december 2007, C-463/04 en |
C-464/04, Federconsumatori en anderen t. Comune di Milano, punt 23). | C-464/04, Federconsumatori en anderen t. Comune di Milano, punt 23). |
De aandelen die in handen zijn van de publiekrechtelijke rechtspersoon | De aandelen die in handen zijn van de publiekrechtelijke rechtspersoon |
hebben immers geen hogere waarde, in termen van beslissings- en | hebben immers geen hogere waarde, in termen van beslissings- en |
controlebevoegdheid binnen de organen van de vennootschap, dan die | controlebevoegdheid binnen de organen van de vennootschap, dan die |
welke in handen zijn van de andere aandeelhouders. | welke in handen zijn van de andere aandeelhouders. |
B.11. Het eerste en het tweede middel zijn niet gegrond. | B.11. Het eerste en het tweede middel zijn niet gegrond. |
Ten aanzien van het derde middel | Ten aanzien van het derde middel |
B.12.1. De verzoekende partij leidt een derde middel af uit de | B.12.1. De verzoekende partij leidt een derde middel af uit de |
schending, door artikel 9 van het bestreden decreet, van de regels | schending, door artikel 9 van het bestreden decreet, van de regels |
inzake de bevoegdheidsverdeling tussen de federale Staat en de | inzake de bevoegdheidsverdeling tussen de federale Staat en de |
gewesten, van artikel 160 van de Grondwet en van artikel 10 van de | gewesten, van artikel 160 van de Grondwet en van artikel 10 van de |
bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. | bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. |
B.12.2. Bij artikel 9 van het bestreden decreet wordt in het decreet | B.12.2. Bij artikel 9 van het bestreden decreet wordt in het decreet |
van 12 februari 2004 een artikel 15/4 ingevoegd dat, voor de overheid | van 12 februari 2004 een artikel 15/4 ingevoegd dat, voor de overheid |
die openbare mandaten heeft toevertrouwd, in de mogelijkheid voorziet, | die openbare mandaten heeft toevertrouwd, in de mogelijkheid voorziet, |
in bepaalde gevallen die zijn opgesomd in de eerste paragraaf van die | in bepaalde gevallen die zijn opgesomd in de eerste paragraaf van die |
bepaling, ze te herroepen. Uit het verzoekschrift blijkt dat het | bepaling, ze te herroepen. Uit het verzoekschrift blijkt dat het |
middel betrekking heeft op het laatste lid van de tweede paragraaf van | middel betrekking heeft op het laatste lid van de tweede paragraaf van |
die bepaling, dat luidt : | die bepaling, dat luidt : |
« Een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State | « Een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State |
gegrond beroep wordt tegen deze beslissing ingesteld. Het moet binnen | gegrond beroep wordt tegen deze beslissing ingesteld. Het moet binnen |
vijftien dagen na de kennisgeving ervan ingediend worden ». | vijftien dagen na de kennisgeving ervan ingediend worden ». |
B.13.1. De verzoekende partij verwijt de decreetgever dat hij, via die | B.13.1. De verzoekende partij verwijt de decreetgever dat hij, via die |
bepaling, de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari | bepaling, de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari |
1973, (hierna : de gecoördineerde wetten op de Raad van State) | 1973, (hierna : de gecoördineerde wetten op de Raad van State) |
fundamenteel heeft gewijzigd « in zoverre hij een beroep mogelijk | fundamenteel heeft gewijzigd « in zoverre hij een beroep mogelijk |
maakt tegen een beslissing die niet uitgaat van een administratieve | maakt tegen een beslissing die niet uitgaat van een administratieve |
overheid ». Uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat de | overheid ». Uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat de |
verzoekende partij van mening is dat artikel 9 van het bestreden | verzoekende partij van mening is dat artikel 9 van het bestreden |
decreet, « voor een afgezette bestuurder, een beroep bij de Raad van | decreet, « voor een afgezette bestuurder, een beroep bij de Raad van |
State mogelijk maakt tegen de beslissing van een private | State mogelijk maakt tegen de beslissing van een private |
handelsonderneming », te weten de vennootschap waarin de | handelsonderneming », te weten de vennootschap waarin de |
overheidsbestuurder het mandaat uitoefent dat hem door de overheid is | overheidsbestuurder het mandaat uitoefent dat hem door de overheid is |
toevertrouwd. | toevertrouwd. |
B.13.2. De bestreden bepaling preciseert dat « de overheid die | B.13.2. De bestreden bepaling preciseert dat « de overheid die |
openbare mandaten heeft toevertrouwd » kan beslissen die mandaten te | openbare mandaten heeft toevertrouwd » kan beslissen die mandaten te |
herroepen en dat « tegen deze beslissing » een beroep bij de Raad van | herroepen en dat « tegen deze beslissing » een beroep bij de Raad van |
State kan worden ingesteld. Daaruit volgt dat de door de bestreden | State kan worden ingesteld. Daaruit volgt dat de door de bestreden |
bepaling beoogde beslissing, waartegen een beroep kan worden ingesteld | bepaling beoogde beslissing, waartegen een beroep kan worden ingesteld |
bij de Raad van State, geen beslissing is die werd genomen door de | bij de Raad van State, geen beslissing is die werd genomen door de |
algemene vergadering of door een ander orgaan van de vennootschap | algemene vergadering of door een ander orgaan van de vennootschap |
waarin de overheidsbestuurder zijn mandaat uitoefent, maar een | waarin de overheidsbestuurder zijn mandaat uitoefent, maar een |
beslissing die werd genomen door de overheid die die bestuurder heeft | beslissing die werd genomen door de overheid die die bestuurder heeft |
aangewezen om haar binnen de raad van bestuur te vertegenwoordigen en | aangewezen om haar binnen de raad van bestuur te vertegenwoordigen en |
die hem heeft voorgesteld aan de algemene vergadering van de | die hem heeft voorgesteld aan de algemene vergadering van de |
aandeelhouders. Die beslissing mag niet worden verward met de | aandeelhouders. Die beslissing mag niet worden verward met de |
beslissingen die door de organen van de vennootschap worden genomen | beslissingen die door de organen van de vennootschap worden genomen |
met betrekking tot de benoeming of de afzetting van bestuurders, | met betrekking tot de benoeming of de afzetting van bestuurders, |
beslissingen die voor de bevoegde rechter kunnen worden aangevochten. | beslissingen die voor de bevoegde rechter kunnen worden aangevochten. |
B.13.3. Het derde middel is niet gegrond. | B.13.3. Het derde middel is niet gegrond. |
B.14.1. De Ministerraad verwijt op zijn beurt de bestreden bepaling | B.14.1. De Ministerraad verwijt op zijn beurt de bestreden bepaling |
erin te voorzien dat het beroep dat openstaat tegen de beslissing tot | erin te voorzien dat het beroep dat openstaat tegen de beslissing tot |
herroeping gegrond is op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de | herroeping gegrond is op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de |
Raad van State, en dat het binnen vijftien dagen moet worden | Raad van State, en dat het binnen vijftien dagen moet worden |
ingesteld, in afwijking van het gemeen recht inzake de bevoegdheid van | ingesteld, in afwijking van het gemeen recht inzake de bevoegdheid van |
de Raad van State en de rechtspleging voor dat rechtscollege. Zodoende | de Raad van State en de rechtspleging voor dat rechtscollege. Zodoende |
voert de Ministerraad een nieuw middel aan, wat hij vermag te doen met | voert de Ministerraad een nieuw middel aan, wat hij vermag te doen met |
toepassing van artikel 85, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 | toepassing van artikel 85, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 |
januari 1989 op het Grondwettelijk Hof. | januari 1989 op het Grondwettelijk Hof. |
B.14.2. Naar aanleiding van het advies van de afdeling wetgeving van | B.14.2. Naar aanleiding van het advies van de afdeling wetgeving van |
de Raad van State waarbij werd verzocht die afwijking van het gemeen | de Raad van State waarbij werd verzocht die afwijking van het gemeen |
recht te verantwoorden (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, nr. | recht te verantwoorden (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, nr. |
1051/1, p. 38), geeft de parlementaire voorbereiding aan dat de | 1051/1, p. 38), geeft de parlementaire voorbereiding aan dat de |
bekritiseerde regeling werd uitgewerkt met het oog op samenhang met de | bekritiseerde regeling werd uitgewerkt met het oog op samenhang met de |
soortgelijke regeling die van toepassing is op de lokale | soortgelijke regeling die van toepassing is op de lokale |
mandatarissen, zoals georganiseerd door het Wetboek van de | mandatarissen, zoals georganiseerd door het Wetboek van de |
plaatselijke democratie en de decentralisatie. Daaruit volgt dat « het | plaatselijke democratie en de decentralisatie. Daaruit volgt dat « het |
geheel van de bepalingen in verband met de controle bijgevolg zijn | geheel van de bepalingen in verband met de controle bijgevolg zijn |
geredigeerd om het aanwenden van een enkele geharmoniseerde procedure | geredigeerd om het aanwenden van een enkele geharmoniseerde procedure |
door hetzelfde controleorgaan mogelijk te maken » (ibid., p. 7). | door hetzelfde controleorgaan mogelijk te maken » (ibid., p. 7). |
B.14.3. Door te beslissen dat het beroep dat bij de Raad van State | B.14.3. Door te beslissen dat het beroep dat bij de Raad van State |
wordt ingesteld tegen de beslissing tot afzetting van de | wordt ingesteld tegen de beslissing tot afzetting van de |
overheidsbestuurder of van de beheerder, die werd genomen door de | overheidsbestuurder of van de beheerder, die werd genomen door de |
overheid die hem het mandaat had toevertrouwd, gegrond is op artikel | overheid die hem het mandaat had toevertrouwd, gegrond is op artikel |
16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en dat het binnen | 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en dat het binnen |
een termijn van vijftien dagen moet worden ingesteld, maakt de | een termijn van vijftien dagen moet worden ingesteld, maakt de |
decreetgever inbreuk op de bevoegdheid die bij artikel 160 van de | decreetgever inbreuk op de bevoegdheid die bij artikel 160 van de |
Grondwet aan de federale wetgever is voorbehouden. Het Hof moet nagaan | Grondwet aan de federale wetgever is voorbehouden. Het Hof moet nagaan |
of die bevoegdheidsoverschrijding kan worden verantwoord op grond van | of die bevoegdheidsoverschrijding kan worden verantwoord op grond van |
artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming | artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming |
der instellingen. | der instellingen. |
B.14.4. Om redenen van coherentie met andere decretale bepalingen, | B.14.4. Om redenen van coherentie met andere decretale bepalingen, |
maar ook omdat hij oordeelde dat de periode van onzekerheid die door | maar ook omdat hij oordeelde dat de periode van onzekerheid die door |
het instellen van het beroep ontstaat zo kort mogelijk moest zijn, in | het instellen van het beroep ontstaat zo kort mogelijk moest zijn, in |
het belang van de betrokken personen, van de instelling waarbinnen het | het belang van de betrokken personen, van de instelling waarbinnen het |
mandaat of het ambt werd uitgeoefend en van de overheid die het | mandaat of het ambt werd uitgeoefend en van de overheid die het |
mandaat of het ambt had toevertrouwd, kon de decreetgever het | mandaat of het ambt had toevertrouwd, kon de decreetgever het |
noodzakelijk achten af te wijken van het gemeen recht van het beroep | noodzakelijk achten af te wijken van het gemeen recht van het beroep |
bij de Raad van State door te beslissen dat het beoogde beroep moet | bij de Raad van State door te beslissen dat het beoogde beroep moet |
worden ingesteld op grond van artikel 16 van de gecoördineerde wetten | worden ingesteld op grond van artikel 16 van de gecoördineerde wetten |
op de Raad van State, binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de | op de Raad van State, binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de |
beslissing. | beslissing. |
B.14.5. De bestreden bepaling heeft slechts betrekking op een beperkt | B.14.5. De bestreden bepaling heeft slechts betrekking op een beperkt |
aantal beroepen, zodat de weerslag ervan marginaal is. Zij wijzigt de | aantal beroepen, zodat de weerslag ervan marginaal is. Zij wijzigt de |
rechtspleging voor het hoge administratieve rechtscollege niet, maar | rechtspleging voor het hoge administratieve rechtscollege niet, maar |
beperkt zich ertoe de beroepen tegen bepaalde beslissingen die met | beperkt zich ertoe de beroepen tegen bepaalde beslissingen die met |
toepassing van de decreetgeving zijn genomen toe te wijzen aan het | toepassing van de decreetgeving zijn genomen toe te wijzen aan het |
contentieux met volle rechtsmacht, in plaats van aan het | contentieux met volle rechtsmacht, in plaats van aan het |
annulatiecontentieux. De aldus beperkte aangelegenheid die onder de | annulatiecontentieux. De aldus beperkte aangelegenheid die onder de |
federale bevoegdheid valt, leent zich derhalve tot een | federale bevoegdheid valt, leent zich derhalve tot een |
gedifferentieerde regeling. | gedifferentieerde regeling. |
B.14.6. Het door de Ministerraad aangevoerde nieuwe middel is niet | B.14.6. Het door de Ministerraad aangevoerde nieuwe middel is niet |
gegrond. | gegrond. |
Ten aanzien van het vierde middel | Ten aanzien van het vierde middel |
B.15. De verzoekende partij leidt een vierde middel af uit de | B.15. De verzoekende partij leidt een vierde middel af uit de |
schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in | schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in |
samenhang gelezen met artikel 39 van de Grondwet, met artikel 6, § 1, | samenhang gelezen met artikel 39 van de Grondwet, met artikel 6, § 1, |
VI, eerste lid, derde lid, vierde lid, 3°, en vijfde lid, 5°, van de | VI, eerste lid, derde lid, vierde lid, 3°, en vijfde lid, 5°, van de |
bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, | bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, |
met artikel 22 van de Grondwet, met artikel 8 van het Europees Verdrag | met artikel 22 van de Grondwet, met artikel 8 van het Europees Verdrag |
voor de rechten van de mens en met het beginsel van rechtszekerheid. | voor de rechten van de mens en met het beginsel van rechtszekerheid. |
B.16.1. In het eerste onderdeel verwijt de verzoekende partij de | B.16.1. In het eerste onderdeel verwijt de verzoekende partij de |
decreetgever een discriminatie in te voeren onder handelsondernemingen | decreetgever een discriminatie in te voeren onder handelsondernemingen |
naargelang het Waalse Gewest of een andere publiekrechtelijke | naargelang het Waalse Gewest of een andere publiekrechtelijke |
rechtspersoon al dan niet een « gekwalificeerde deelneming » in die | rechtspersoon al dan niet een « gekwalificeerde deelneming » in die |
ondernemingen bezit. Die grief lijkt bijgevolg te zijn gericht tegen | ondernemingen bezit. Die grief lijkt bijgevolg te zijn gericht tegen |
artikel 3, § 7, eerste lid, van het decreet van 12 februari 2004, | artikel 3, § 7, eerste lid, van het decreet van 12 februari 2004, |
zoals het werd ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden decreet. | zoals het werd ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden decreet. |
B.16.2. Zoals in B.5.3 is vermeld, heeft de verzoekende partij geen | B.16.2. Zoals in B.5.3 is vermeld, heeft de verzoekende partij geen |
belang erbij de vernietiging van die bepaling te vorderen. Het eerste | belang erbij de vernietiging van die bepaling te vorderen. Het eerste |
onderdeel van het vierde middel is niet ontvankelijk. | onderdeel van het vierde middel is niet ontvankelijk. |
B.17.1. In het tweede onderdeel verwijt de verzoekende partij artikel | B.17.1. In het tweede onderdeel verwijt de verzoekende partij artikel |
3, § 7, tweede lid, van het decreet van 12 februari 2004, zoals | 3, § 7, tweede lid, van het decreet van 12 februari 2004, zoals |
geciteerd in B.3.2 en ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden | geciteerd in B.3.2 en ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden |
decreet, enkel in afwijkingsmogelijkheden te voorzien voor de | decreet, enkel in afwijkingsmogelijkheden te voorzien voor de |
overheidsbestuurders en de beheerders op wie de artikelen 1 tot en met | overheidsbestuurders en de beheerders op wie de artikelen 1 tot en met |
16, 18, 18bis en 19 van het decreet van 12 februari 2004 van | 16, 18, 18bis en 19 van het decreet van 12 februari 2004 van |
toepassing zijn krachtens artikel 3, § 7, van hetzelfde decreet, en | toepassing zijn krachtens artikel 3, § 7, van hetzelfde decreet, en |
niet voor diegenen op wie die bepalingen van toepassing zijn krachtens | niet voor diegenen op wie die bepalingen van toepassing zijn krachtens |
artikel 3, § 1, van dat decreet. | artikel 3, § 1, van dat decreet. |
B.17.2. Het in dat onderdeel van het middel bekritiseerde verschil in | B.17.2. Het in dat onderdeel van het middel bekritiseerde verschil in |
behandeling berust op een pertinent criterium, aangezien het | behandeling berust op een pertinent criterium, aangezien het |
toepassingsgebied ratione personae van de bepalingen van het decreet | toepassingsgebied ratione personae van de bepalingen van het decreet |
in het ene geval wordt afgebakend door de opsomming van instellingen | in het ene geval wordt afgebakend door de opsomming van instellingen |
waarvoor de decreetgever beslist dat die bepalingen moeten worden | waarvoor de decreetgever beslist dat die bepalingen moeten worden |
toegepast terwijl, in het andere geval, dat toepassingsgebied op | toegepast terwijl, in het andere geval, dat toepassingsgebied op |
abstracte wijze wordt afgebakend zodat de decreetgever redelijkerwijs | abstracte wijze wordt afgebakend zodat de decreetgever redelijkerwijs |
niet definitief kon bepalen of voor bepaalde entiteiten in | niet definitief kon bepalen of voor bepaalde entiteiten in |
uitzonderingen moest worden voorzien. | uitzonderingen moest worden voorzien. |
Voor het overige komt het het Hof niet toe, in het kader van het | Voor het overige komt het het Hof niet toe, in het kader van het |
voorliggende beroep, zich uit te spreken over de pertinentie van de | voorliggende beroep, zich uit te spreken over de pertinentie van de |
inschrijving of van de handhaving van bepaalde instellingen op de | inschrijving of van de handhaving van bepaalde instellingen op de |
lijst van artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004. | lijst van artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004. |
B.18.1. In het derde onderdeel klaagt de verzoekende partij een | B.18.1. In het derde onderdeel klaagt de verzoekende partij een |
discriminatie aan tussen privaatrechtelijke handelsondernemingen in | discriminatie aan tussen privaatrechtelijke handelsondernemingen in |
het licht van het recht op eerbiediging van het privéleven, in zoverre | het licht van het recht op eerbiediging van het privéleven, in zoverre |
hoofdstuk I van het decreet van 12 februari 2004 de | hoofdstuk I van het decreet van 12 februari 2004 de |
overheidsbestuurders en de personen die belast zijn met het dagelijks | overheidsbestuurders en de personen die belast zijn met het dagelijks |
bestuur in de privaatrechtelijke handelsondernemingen ertoe verplicht | bestuur in de privaatrechtelijke handelsondernemingen ertoe verplicht |
hun mandaten en bezoldigingen aan te geven bij het controleorgaan dat | hun mandaten en bezoldigingen aan te geven bij het controleorgaan dat |
overgaat tot een nominatieve bekendmaking ervan, en in zoverre dat | overgaat tot een nominatieve bekendmaking ervan, en in zoverre dat |
hoofdstuk de betrokken privaatrechtelijke handelsondernemingen | hoofdstuk de betrokken privaatrechtelijke handelsondernemingen |
eveneens ertoe verplicht een nominatief verslag over de bezoldiging | eveneens ertoe verplicht een nominatief verslag over de bezoldiging |
van de overheidsbestuurders en van de personen die belast zijn met het | van de overheidsbestuurders en van de personen die belast zijn met het |
dagelijks bestuur, alsook de lijst van alle personen die in hun | dagelijks bestuur, alsook de lijst van alle personen die in hun |
organen of in die van hun dochterondernemingen over een mandaat of een | organen of in die van hun dochterondernemingen over een mandaat of een |
ambt beschikken, aan de gewestelijke overheden door te geven. Dat | ambt beschikken, aan de gewestelijke overheden door te geven. Dat |
middel, in dat onderdeel, lijkt betrekking te hebben op de artikelen | middel, in dat onderdeel, lijkt betrekking te hebben op de artikelen |
15, 15/1, 15/2, 15/3 en 15/6 van het decreet van 12 februari 2004, | 15, 15/1, 15/2, 15/3 en 15/6 van het decreet van 12 februari 2004, |
zoals gewijzigd of ingevoegd bij de artikelen 5 tot 8 en 11 van het | zoals gewijzigd of ingevoegd bij de artikelen 5 tot 8 en 11 van het |
bestreden decreet. | bestreden decreet. |
B.18.2. Het recht op eerbiediging van het privéleven, zoals | B.18.2. Het recht op eerbiediging van het privéleven, zoals |
gewaarborgd bij artikel 22 van de Grondwet en artikel 8 van het | gewaarborgd bij artikel 22 van de Grondwet en artikel 8 van het |
Europees Verdrag voor de rechten van de mens, heeft als essentieel | Europees Verdrag voor de rechten van de mens, heeft als essentieel |
doel de personen te beschermen tegen inmengingen in hun privéleven. | doel de personen te beschermen tegen inmengingen in hun privéleven. |
Dat recht heeft een ruime draagwijdte en omvat, onder meer, de | Dat recht heeft een ruime draagwijdte en omvat, onder meer, de |
bescherming van persoonsgegevens en van persoonlijke informatie. | bescherming van persoonsgegevens en van persoonlijke informatie. |
B.18.3. De rechten die bij artikel 22 van de Grondwet en bij artikel 8 | B.18.3. De rechten die bij artikel 22 van de Grondwet en bij artikel 8 |
van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens worden | van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens worden |
gewaarborgd, zijn evenwel niet absoluut. | gewaarborgd, zijn evenwel niet absoluut. |
Zij sluiten een overheidsinmenging in het recht op eerbiediging van | Zij sluiten een overheidsinmenging in het recht op eerbiediging van |
het privéleven niet uit, maar vereisen dat zij wordt toegestaan door | het privéleven niet uit, maar vereisen dat zij wordt toegestaan door |
een voldoende precieze wettelijke bepaling, dat zij beantwoordt aan | een voldoende precieze wettelijke bepaling, dat zij beantwoordt aan |
een dwingende maatschappelijke behoefte in een democratische | een dwingende maatschappelijke behoefte in een democratische |
samenleving en dat zij evenredig is met de daarmee nagestreefde | samenleving en dat zij evenredig is met de daarmee nagestreefde |
wettige doelstelling. Die bepalingen houden voor de overheid bovendien | wettige doelstelling. Die bepalingen houden voor de overheid bovendien |
de positieve verplichting in om maatregelen te nemen die een | de positieve verplichting in om maatregelen te nemen die een |
daadwerkelijke eerbiediging van het privéleven verzekeren, zelfs in de | daadwerkelijke eerbiediging van het privéleven verzekeren, zelfs in de |
sfeer van de onderlinge verhoudingen tussen individuen (EHRM, 27 | sfeer van de onderlinge verhoudingen tussen individuen (EHRM, 27 |
oktober 1994, Kroon e.a. t. Nederland, § 31; grote kamer, 12 november | oktober 1994, Kroon e.a. t. Nederland, § 31; grote kamer, 12 november |
2013, Söderman t. Zweden, § 78). | 2013, Söderman t. Zweden, § 78). |
De appreciatiemarge is evenwel niet onbegrensd : opdat een wettelijke | De appreciatiemarge is evenwel niet onbegrensd : opdat een wettelijke |
regeling verenigbaar is met het recht op eerbiediging van het | regeling verenigbaar is met het recht op eerbiediging van het |
privéleven, is vereist dat de wetgever een billijk evenwicht heeft | privéleven, is vereist dat de wetgever een billijk evenwicht heeft |
ingesteld tussen alle rechten en belangen die in het geding zijn. | ingesteld tussen alle rechten en belangen die in het geding zijn. |
B.18.4. Doordat hij weet had van bepaalde situaties die hij | B.18.4. Doordat hij weet had van bepaalde situaties die hij |
onverenigbaar achtte met de regels van goed bestuur en transparantie | onverenigbaar achtte met de regels van goed bestuur en transparantie |
die hij essentieel vond binnen de beoogde instellingen en entiteiten, | die hij essentieel vond binnen de beoogde instellingen en entiteiten, |
kon de decreetgever het noodzakelijk achten de bestreden bepalingen te | kon de decreetgever het noodzakelijk achten de bestreden bepalingen te |
nemen teneinde transparantie te waarborgen ten aanzien van de | nemen teneinde transparantie te waarborgen ten aanzien van de |
uitoefening van de mandaten en ambten, zelfs binnen private | uitoefening van de mandaten en ambten, zelfs binnen private |
handelsvennootschappen. Voor het overige toont de verzoekende partij | handelsvennootschappen. Voor het overige toont de verzoekende partij |
niet aan in welk opzicht de door haar beoogde bepalingen een | niet aan in welk opzicht de door haar beoogde bepalingen een |
onevenredige aantasting van het recht op eerbiediging van het | onevenredige aantasting van het recht op eerbiediging van het |
privéleven van de betrokkenen met zich zouden meebrengen. | privéleven van de betrokkenen met zich zouden meebrengen. |
B.19. Het vierde middel is niet gegrond. | B.19. Het vierde middel is niet gegrond. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
verwerpt het beroep. | verwerpt het beroep. |
Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, | Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, |
overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op | overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op |
het Grondwettelijk Hof, op 18 juni 2020. | het Grondwettelijk Hof, op 18 juni 2020. |
De griffier, | De griffier, |
F. Meersschaut | F. Meersschaut |
De voorzitter, | De voorzitter, |
F. Daoût | F. Daoût |