Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 85/2020 van 18 juni 2020 Rolnummer 7054 In zake : het beroep tot vernietiging van hoofdstuk 1 van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot wijziging van de decreten van 12 februa(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 85/2020 van 18 juni 2020 Rolnummer 7054 In zake : het beroep tot vernietiging van hoofdstuk 1 van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot wijziging van de decreten van 12 februa(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...) Uittreksel uit arrest nr. 85/2020 van 18 juni 2020 Rolnummer 7054 In zake : het beroep tot vernietiging van hoofdstuk 1 van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot wijziging van de decreten van 12 februa(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...)
GRONDWETTELIJK HOF GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 85/2020 van 18 juni 2020 Uittreksel uit arrest nr. 85/2020 van 18 juni 2020
Rolnummer 7054 Rolnummer 7054
In zake : het beroep tot vernietiging van hoofdstuk 1 (artikelen 1 tot In zake : het beroep tot vernietiging van hoofdstuk 1 (artikelen 1 tot
15) van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot 15) van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot
wijziging van de decreten van 12 februari 2004 betreffende het statuut wijziging van de decreten van 12 februari 2004 betreffende het statuut
van de overheidsbestuurder en van 12 februari 2004 betreffende de van de overheidsbestuurder en van 12 februari 2004 betreffende de
Regeringscommissaris en de controleopdrachten van de revisoren binnen Regeringscommissaris en de controleopdrachten van de revisoren binnen
de instellingen van openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur de instellingen van openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur
en een sterkere ethiek binnen de Waalse instellingen », ingesteld door en een sterkere ethiek binnen de Waalse instellingen », ingesteld door
de nv « Investsud ». de nv « Investsud ».
Het Grondwettelijk Hof, Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L.
Lavrysen, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en J. Moerman, Lavrysen, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en J. Moerman,
bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van
voorzitter F. Daoût, voorzitter F. Daoût,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 14 november Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 14 november
2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 21 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 21
november 2018, heeft de nv « Investsud », bijgestaan en november 2018, heeft de nv « Investsud », bijgestaan en
vertegenwoordigd door Mr. P.-P. Hendrickx en Mr. V. Vanden Acker, vertegenwoordigd door Mr. P.-P. Hendrickx en Mr. V. Vanden Acker,
advocaten bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld advocaten bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld
van hoofdstuk 1 (artikelen 1 tot 15) van het decreet van het Waalse van hoofdstuk 1 (artikelen 1 tot 15) van het decreet van het Waalse
Gewest van 29 maart 2018 « tot wijziging van de decreten van 12 Gewest van 29 maart 2018 « tot wijziging van de decreten van 12
februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en
van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissaris en de van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissaris en de
controleopdrachten van de revisoren binnen de instellingen van controleopdrachten van de revisoren binnen de instellingen van
openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur en een sterkere openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur en een sterkere
ethiek binnen de Waalse instellingen » (bekendgemaakt in het Belgisch ethiek binnen de Waalse instellingen » (bekendgemaakt in het Belgisch
Staatsblad van 14 mei 2018). Staatsblad van 14 mei 2018).
(...) (...)
II. In rechte II. In rechte
(...) (...)
Ten aanzien van de bestreden bepalingen en het belang van de Ten aanzien van de bestreden bepalingen en het belang van de
verzoekende partij verzoekende partij
B.1.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van hoofdstuk I B.1.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van hoofdstuk I
van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot
wijziging van de decreten van 12 februari 2004 betreffende het statuut wijziging van de decreten van 12 februari 2004 betreffende het statuut
van de overheidsbestuurder en van 12 februari 2004 betreffende de van de overheidsbestuurder en van 12 februari 2004 betreffende de
Regeringscommissaris en de controleopdrachten van de revisoren binnen Regeringscommissaris en de controleopdrachten van de revisoren binnen
de instellingen van openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur de instellingen van openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur
en een sterkere ethiek binnen de Waalse instellingen » (hierna : het en een sterkere ethiek binnen de Waalse instellingen » (hierna : het
bestreden decreet). De eerste twee middelen hebben betrekking op het bestreden decreet). De eerste twee middelen hebben betrekking op het
voormelde hoofdstuk I. Het derde middel betreft artikel 9 van het voormelde hoofdstuk I. Het derde middel betreft artikel 9 van het
voormelde decreet en het vierde middel beoogt artikel 2 van datzelfde voormelde decreet en het vierde middel beoogt artikel 2 van datzelfde
decreet. decreet.
B.1.2. Het bestreden decreet « zet [...] de aanbevelingen om die B.1.2. Het bestreden decreet « zet [...] de aanbevelingen om die
werden geformuleerd in het verslag van 6 juli 2017 van de werden geformuleerd in het verslag van 6 juli 2017 van de
parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek van de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek van de
transparantie en de werking van de PUBLIFIN-Groep » (Parl. St., Waals transparantie en de werking van de PUBLIFIN-Groep » (Parl. St., Waals
Parlement, 2017-2018, nr. 1051/1, p. 3). Parlement, 2017-2018, nr. 1051/1, p. 3).
De memorie van toelichting preciseert : De memorie van toelichting preciseert :
« Het gehele dispositief dat door het voorliggende decreet wordt « Het gehele dispositief dat door het voorliggende decreet wordt
overwogen, strekt ertoe de regels van goed bestuur te verbeteren door overwogen, strekt ertoe de regels van goed bestuur te verbeteren door
de manier waarop het overheidsgeld wordt besteed transparant te maken, de manier waarop het overheidsgeld wordt besteed transparant te maken,
door het juridisch kader waarbinnen de Regering moet optreden om haar door het juridisch kader waarbinnen de Regering moet optreden om haar
vertegenwoordigers in de Waalse parapublieke structuren aan te wijzen vertegenwoordigers in de Waalse parapublieke structuren aan te wijzen
nauwkeuriger af te bakenen en door een echte controle in te voeren van nauwkeuriger af te bakenen en door een echte controle in te voeren van
de personen die zullen worden aangewezen om die structuren te besturen de personen die zullen worden aangewezen om die structuren te besturen
» (ibid., p. 7). » (ibid., p. 7).
B.2.1. De Waalse Regering oordeelt dat de eerste twee middelen niet B.2.1. De Waalse Regering oordeelt dat de eerste twee middelen niet
ontvankelijk zijn doordat zij niet preciseren welke bepalingen worden ontvankelijk zijn doordat zij niet preciseren welke bepalingen worden
beoogd. beoogd.
B.2.2. Het Hof moet de omvang van het beroep tot vernietiging B.2.2. Het Hof moet de omvang van het beroep tot vernietiging
vaststellen uitgaande van de inhoud van het verzoekschrift en in het vaststellen uitgaande van de inhoud van het verzoekschrift en in het
bijzonder op basis van de uiteenzetting van de middelen. Het Hof bijzonder op basis van de uiteenzetting van de middelen. Het Hof
beperkt dan ook zijn onderzoek tot de bepalingen waartegen grieven beperkt dan ook zijn onderzoek tot de bepalingen waartegen grieven
zijn gericht. zijn gericht.
B.2.3. Het onderzoekt overigens het belang van de verzoekende partij B.2.3. Het onderzoekt overigens het belang van de verzoekende partij
ten opzichte van elk van de beoogde bepalingen. ten opzichte van elk van de beoogde bepalingen.
Ten aanzien van het eerste en het tweede middel Ten aanzien van het eerste en het tweede middel
B.3.1. Het eerste middel is afgeleid uit de schending van artikel 39 B.3.1. Het eerste middel is afgeleid uit de schending van artikel 39
van de Grondwet en van artikel 6, § 1, VI, eerste, derde lid, vierde van de Grondwet en van artikel 6, § 1, VI, eerste, derde lid, vierde
lid, 3°, en vijfde lid, 5°, en van artikel 9 van de bijzondere wet van lid, 3°, en vijfde lid, 5°, en van artikel 9 van de bijzondere wet van
8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, al dan niet in 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, al dan niet in
samenhang gelezen met de beginselen van vrij verkeer zoals vastgelegd samenhang gelezen met de beginselen van vrij verkeer zoals vastgelegd
in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met het in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met het
beginsel van de vrijheid van handel en nijverheid. beginsel van de vrijheid van handel en nijverheid.
Het tweede middel is afgeleid uit de schending van artikel 39 van de Het tweede middel is afgeleid uit de schending van artikel 39 van de
Grondwet, van artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 5°, en van artikel 10 Grondwet, van artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 5°, en van artikel 10
van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen. instellingen.
B.3.2. De verzoekende partij betwist hoofdzakelijk dat de bestreden B.3.2. De verzoekende partij betwist hoofdzakelijk dat de bestreden
bepalingen, op de privaatrechtelijke ondernemingen waarin een van de « bepalingen, op de privaatrechtelijke ondernemingen waarin een van de «
instellingen » vermeld in de eerste paragraaf van artikel 3 van het instellingen » vermeld in de eerste paragraaf van artikel 3 van het
decreet van het Waalse Gewest van 12 februari 2004 « betreffende de decreet van het Waalse Gewest van 12 februari 2004 « betreffende de
overheidsbestuurder » (hierna : het decreet van 12 februari 2004) een overheidsbestuurder » (hierna : het decreet van 12 februari 2004) een
« gekwalificeerde deelneming » bezit in de zin van artikel 2, 22°, van « gekwalificeerde deelneming » bezit in de zin van artikel 2, 22°, van
hetzelfde decreet, de in hoofdstuk I van dat decreet bepaalde hetzelfde decreet, de in hoofdstuk I van dat decreet bepaalde
inmengingen in de werking, het beheer en het bestuur van die inmengingen in de werking, het beheer en het bestuur van die
ondernemingen toepasselijk maken. ondernemingen toepasselijk maken.
Uit de formulering van die grief blijkt dat de middelen in de eerste Uit de formulering van die grief blijkt dat de middelen in de eerste
plaats artikel 3, § 7, eerste lid, van het decreet van 12 februari plaats artikel 3, § 7, eerste lid, van het decreet van 12 februari
2004, ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden decreet, beogen. 2004, ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden decreet, beogen.
Dat artikel 3, § 7, van het decreet van 12 februari 2004 bepaalt : Dat artikel 3, § 7, van het decreet van 12 februari 2004 bepaalt :
« De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van dit decreet zijn « De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van dit decreet zijn
van toepassing op elke overheidsbestuurder en op elke beheerder die van toepassing op elke overheidsbestuurder en op elke beheerder die
zijn ambt uitoefent in de entiteiten waarin de in § 1 bedoelde zijn ambt uitoefent in de entiteiten waarin de in § 1 bedoelde
instellingen rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde instellingen rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde
deelneming bezitten. deelneming bezitten.
In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen 1 tot en met 16, 18, In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen 1 tot en met 16, 18,
18bis en 19 niet van toepassing op de overheidsbestuurders en op de 18bis en 19 niet van toepassing op de overheidsbestuurders en op de
beheerders : beheerders :
1° van de entiteiten waarin een instelling tijdelijk een deelneming, 1° van de entiteiten waarin een instelling tijdelijk een deelneming,
met inbegrip van een gekwalificeerde deelneming, bezit, wanneer ze die met inbegrip van een gekwalificeerde deelneming, bezit, wanneer ze die
deelneming bezit, met als uitsluitend doel de steun voor de deelneming bezit, met als uitsluitend doel de steun voor de
oprichting, de ontwikkeling of de herstructurering van een onderneming oprichting, de ontwikkeling of de herstructurering van een onderneming
in de zin van artikel I.1, 1°, van het Wetboek van economisch recht, in de zin van artikel I.1, 1°, van het Wetboek van economisch recht,
en die geen openbare dienst exploiteren en/of die geen overheidsgezag en die geen openbare dienst exploiteren en/of die geen overheidsgezag
uitoefenen; uitoefenen;
2° voor wie een met redenen omklede afwijking, op voorafgaandelijk, 2° voor wie een met redenen omklede afwijking, op voorafgaandelijk,
schriftelijk en met redenen [omkleed] verzoek van de betrokken schriftelijk en met redenen [omkleed] verzoek van de betrokken
entiteit, toegekend is bij besluit van de Regering. entiteit, toegekend is bij besluit van de Regering.
Voor de entiteiten waarin een instelling een gekwalificeerde Voor de entiteiten waarin een instelling een gekwalificeerde
deelneming bezit, wordt een vergelijkend onderzoek van bezoldigingen deelneming bezit, wordt een vergelijkend onderzoek van bezoldigingen
uitgevoerd vóór de aanwerving of elke wijziging van de bezoldiging van uitgevoerd vóór de aanwerving of elke wijziging van de bezoldiging van
de beheerders ». de beheerders ».
B.4.1. Artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004, zoals B.4.1. Artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004, zoals
laatstelijk gewijzigd bij artikel 2 van het decreet van het Waalse laatstelijk gewijzigd bij artikel 2 van het decreet van het Waalse
Gewest 24 november 2016 « tot wijziging van het decreet van 12 Gewest 24 november 2016 « tot wijziging van het decreet van 12
februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en
het decreet van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissaris het decreet van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissaris
en de controle-opdrachten van de revisoren binnen de instellingen van en de controle-opdrachten van de revisoren binnen de instellingen van
openbaar nut », bepaalt : openbaar nut », bepaalt :
« De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 zijn van toepassing op « De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 zijn van toepassing op
de overheidsbestuurders en de beheerders die hun ambt uitoefenen bij de overheidsbestuurders en de beheerders die hun ambt uitoefenen bij
volgende rechtspersonen : volgende rechtspersonen :
[...] [...]
48° de ' Société wallonne de Financement et de Garantie des PME ' 48° de ' Société wallonne de Financement et de Garantie des PME '
(Waalse maatschappij voor de financiering en vrijwaring van kmo's) en (Waalse maatschappij voor de financiering en vrijwaring van kmo's) en
haar dochterondernemingen; haar dochterondernemingen;
[...] [...]
51° Investsud en haar dochterondernemingen; 51° Investsud en haar dochterondernemingen;
[...] ». [...] ».
Die bepaling wordt door het bestreden decreet niet gewijzigd. Die bepaling wordt door het bestreden decreet niet gewijzigd.
B.4.2. De verzoekende partij, de nv « Investsud », is dus vermeld op B.4.2. De verzoekende partij, de nv « Investsud », is dus vermeld op
de lijst van artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004, de lijst van artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004,
oorspronkelijk in punt 23° ervan en thans in punt 51° ervan. De oorspronkelijk in punt 23° ervan en thans in punt 51° ervan. De
artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van het decreet van 12 artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van het decreet van 12
februari 2004 zijn dus krachtens die bepaling, die reeds vóór het februari 2004 zijn dus krachtens die bepaling, die reeds vóór het
bestreden decreet bestond, rechtstreeks van toepassing op de bestreden decreet bestond, rechtstreeks van toepassing op de
overheidsbestuurders en de beheerders die binnen die vennootschap overheidsbestuurders en de beheerders die binnen die vennootschap
mandaten of ambten uitoefenen. mandaten of ambten uitoefenen.
B.5.1. De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van het decreet B.5.1. De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van het decreet
van 12 februari 2004 zouden eveneens krachtens artikel 3, § 7, eerste van 12 februari 2004 zouden eveneens krachtens artikel 3, § 7, eerste
lid, van dat decreet, ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden lid, van dat decreet, ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden
decreet, kunnen worden toegepast op de overheidsbestuurders en de decreet, kunnen worden toegepast op de overheidsbestuurders en de
beheerders die binnen de verzoekende vennootschap mandaten of ambten beheerders die binnen de verzoekende vennootschap mandaten of ambten
uitoefenen, aangezien de verzoekende vennootschap voor 26 % in handen uitoefenen, aangezien de verzoekende vennootschap voor 26 % in handen
is van de « Société wallonne de financement et de garantie des PME is van de « Société wallonne de financement et de garantie des PME
(Sowalfin) », die zelf voorkomt op de lijst die is opgenomen in (Sowalfin) », die zelf voorkomt op de lijst die is opgenomen in
artikel 3, § 1, van het voormelde decreet van 12 februari 2004, in artikel 3, § 1, van het voormelde decreet van 12 februari 2004, in
punt 48° ervan. punt 48° ervan.
B.5.2. Aangezien de verzoekende vennootschap evenwel reeds vóór de B.5.2. Aangezien de verzoekende vennootschap evenwel reeds vóór de
bestreden bepalingen vermeld was op de lijst van artikel 3, § 1, van bestreden bepalingen vermeld was op de lijst van artikel 3, § 1, van
het decreet van 12 februari 2004, heeft de inwerkingtreding van het decreet van 12 februari 2004, heeft de inwerkingtreding van
artikel 3, § 7, eerste lid, van dat decreet, zoals ingevoegd bij artikel 3, § 7, eerste lid, van dat decreet, zoals ingevoegd bij
artikel 2, 2°, van het bestreden decreet, geen enkele weerslag gehad artikel 2, 2°, van het bestreden decreet, geen enkele weerslag gehad
op haar situatie. op haar situatie.
B.5.3. Uit het voorgaande volgt dat de verzoekende partij geen belang B.5.3. Uit het voorgaande volgt dat de verzoekende partij geen belang
erbij heeft de vernietiging van artikel 3, § 7, eerste lid, van het erbij heeft de vernietiging van artikel 3, § 7, eerste lid, van het
decreet van 12 februari 2004, ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het decreet van 12 februari 2004, ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het
bestreden decreet, te vorderen omdat, zelfs in geval van een bestreden decreet, te vorderen omdat, zelfs in geval van een
vernietiging van die bepaling, het decreet van 12 februari 2004 vernietiging van die bepaling, het decreet van 12 februari 2004
onverkort op haar van toepassing zou blijven krachtens artikel 3, § 1, onverkort op haar van toepassing zou blijven krachtens artikel 3, § 1,
51°, ervan. De omstandigheid dat de verzoekende partij de gewestelijke 51°, ervan. De omstandigheid dat de verzoekende partij de gewestelijke
overheden meermaals heeft gevraagd om van die lijst te worden overheden meermaals heeft gevraagd om van die lijst te worden
geschrapt, verleent haar geen belang om de vernietiging van artikel 2, geschrapt, verleent haar geen belang om de vernietiging van artikel 2,
2°, van het bestreden decreet te vorderen, aangezien niets erop wijst 2°, van het bestreden decreet te vorderen, aangezien niets erop wijst
dat de decreetgever de intentie heeft om de verzoekende vennootschap dat de decreetgever de intentie heeft om de verzoekende vennootschap
van de lijst van de beoogde instellingen te verwijderen. Bovendien van de lijst van de beoogde instellingen te verwijderen. Bovendien
komt het niet het Hof toe zich uit te spreken over de vraag of de komt het niet het Hof toe zich uit te spreken over de vraag of de
verzoekende vennootschap terecht op die lijst voorkomt. verzoekende vennootschap terecht op die lijst voorkomt.
B.6.1. De verzoekende partij heeft daarentegen wel belang erbij de B.6.1. De verzoekende partij heeft daarentegen wel belang erbij de
vernietiging te vorderen van de door het bestreden decreet ingevoerde vernietiging te vorderen van de door het bestreden decreet ingevoerde
bepalingen die nieuwe verplichtingen of verbodsbepalingen opleggen aan bepalingen die nieuwe verplichtingen of verbodsbepalingen opleggen aan
de overheidsbestuurders en de beheerders die hun mandaten of ambten de overheidsbestuurders en de beheerders die hun mandaten of ambten
bij haar uitoefenen. bij haar uitoefenen.
B.6.2. Wat die verplichtingen of verbodsbepalingen betreft, blijkt uit B.6.2. Wat die verplichtingen of verbodsbepalingen betreft, blijkt uit
het verzoekschrift dat de verzoekende partij het bestreden decreet het verzoekschrift dat de verzoekende partij het bestreden decreet
verwijt in inmengingen te voorzien in de werking, het beheer en het verwijt in inmengingen te voorzien in de werking, het beheer en het
bestuur van de aan het decreet onderworpen handelsondernemingen, met bestuur van de aan het decreet onderworpen handelsondernemingen, met
schending van de bevoegdheid die aan de federale wetgever is schending van de bevoegdheid die aan de federale wetgever is
voorbehouden bij artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet voorbehouden bij artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet
van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzake de van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzake de
organisatie van het bedrijfsleven, en bij artikel 6, § 1, VI, vijfde organisatie van het bedrijfsleven, en bij artikel 6, § 1, VI, vijfde
lid, 5°, van dezelfde bijzondere wet, inzake het vennootschapsrecht. lid, 5°, van dezelfde bijzondere wet, inzake het vennootschapsrecht.
B.6.3. De verzoekende partij verwijt de bestreden bepalingen B.6.3. De verzoekende partij verwijt de bestreden bepalingen
buitensporige bevoegdheden te creëren voor de overheidsaandeelhouder buitensporige bevoegdheden te creëren voor de overheidsaandeelhouder
in termen van benoeming, bezoldiging en afzetting van de bestuurders in termen van benoeming, bezoldiging en afzetting van de bestuurders
of van sommigen onder hen, de beoogde vennootschappen ertoe te of van sommigen onder hen, de beoogde vennootschappen ertoe te
verplichten een « uitvoerend bureau », een « bezoldigingscomité » en verplichten een « uitvoerend bureau », een « bezoldigingscomité » en
een « auditcomité » op te richten binnen hun raad van bestuur, de een « auditcomité » op te richten binnen hun raad van bestuur, de
overheidsbestuurders en de beheerders te verbieden hun mandaat of ambt overheidsbestuurders en de beheerders te verbieden hun mandaat of ambt
uit te oefenen via een rechtspersoon, beperkingen op te leggen aan de uit te oefenen via een rechtspersoon, beperkingen op te leggen aan de
bevoegdheden van de raad van bestuur wat betreft de benoeming en de bevoegdheden van de raad van bestuur wat betreft de benoeming en de
bezoldiging van de personen die belast zijn met het dagelijks bestuur bezoldiging van de personen die belast zijn met het dagelijks bestuur
en wat de bezoldiging van de andere personeelsleden van de en wat de bezoldiging van de andere personeelsleden van de
vennootschap betreft, verplichtingen op te leggen inzake nominatieve vennootschap betreft, verplichtingen op te leggen inzake nominatieve
reporting (financiële mededeling) over de mandaten en de bezoldigingen reporting (financiële mededeling) over de mandaten en de bezoldigingen
van de overheidsbestuurders en de beheerders, alsook over de van de overheidsbestuurders en de beheerders, alsook over de
samenstelling van de organen van de vennootschap, de samenstelling van de organen van de vennootschap, de
overheidsbestuurders en de beheerders ertoe te verplichten een overheidsbestuurders en de beheerders ertoe te verplichten een
jaarlijkse aangifte te doen van hun mandaten en bezoldigingen bij het jaarlijkse aangifte te doen van hun mandaten en bezoldigingen bij het
Waalse Gewest, een bevoegdheid te creëren op grond waarvan het Waalse Gewest, een bevoegdheid te creëren op grond waarvan het
controleorgaan de beslissingen van de vennootschap met betrekking tot controleorgaan de beslissingen van de vennootschap met betrekking tot
de benoeming of de bezoldiging van haar overheidsbestuurders of van de benoeming of de bezoldiging van haar overheidsbestuurders of van
haar beheerders kan goedkeuren, en te voorzien in een beroep bij de haar beheerders kan goedkeuren, en te voorzien in een beroep bij de
Raad van State tegen bepaalde door de algemene vergadering genomen Raad van State tegen bepaalde door de algemene vergadering genomen
beslissingen betreffende de overheidsbestuurders. beslissingen betreffende de overheidsbestuurders.
B.6.4. De Ministerraad verwijt het bestreden decreet eveneens dat het B.6.4. De Ministerraad verwijt het bestreden decreet eveneens dat het
buitensporige en ongerechtvaardigde inmengingen met zich meebrengt in buitensporige en ongerechtvaardigde inmengingen met zich meebrengt in
de werking van de privéondernemingen waarin de Waalse overheden de werking van de privéondernemingen waarin de Waalse overheden
participaties nemen, wat betreft de samenstelling van het uitvoerend participaties nemen, wat betreft de samenstelling van het uitvoerend
bureau, de verplichting om een auditcomité en een bezoldigingscomité bureau, de verplichting om een auditcomité en een bezoldigingscomité
op te richten, de verplichting inzake reporting die de persoon belast op te richten, de verplichting inzake reporting die de persoon belast
met het dagelijks bestuur moet vervullen en het verbod om het met het dagelijks bestuur moet vervullen en het verbod om het
dagelijks bestuur aan een rechtspersoon toe te vertrouwen. dagelijks bestuur aan een rechtspersoon toe te vertrouwen.
B.7.1. Wat de benoeming, de bezoldiging en de afzetting van B.7.1. Wat de benoeming, de bezoldiging en de afzetting van
bestuurders betreft, blijkt uit het verzoekschrift dat de grieven de bestuurders betreft, blijkt uit het verzoekschrift dat de grieven de
volgende bepalingen beogen : volgende bepalingen beogen :
- artikel 8, § 2, van het decreet van 12 februari 2004, zoals - artikel 8, § 2, van het decreet van 12 februari 2004, zoals
vervangen bij artikel 4 van het bestreden decreet, dat vervangen bij artikel 4 van het bestreden decreet, dat
onverenigbaarheden vastlegt tussen het mandaat van voorzitter, van onverenigbaarheden vastlegt tussen het mandaat van voorzitter, van
ondervoorzitter of de uitoefening van bijzondere functies binnen een ondervoorzitter of de uitoefening van bijzondere functies binnen een
instelling, en de hoedanigheid van lid van het kabinet van de minister instelling, en de hoedanigheid van lid van het kabinet van de minister
van de Regering onder wie de instelling ressorteert of van het kabinet van de Regering onder wie de instelling ressorteert of van het kabinet
van de minister-president en de vicepresidenten van de Regering; van de minister-president en de vicepresidenten van de Regering;
- artikel 15bis, §§ 1 tot 3, van het decreet van 12 februari 2004, - artikel 15bis, §§ 1 tot 3, van het decreet van 12 februari 2004,
vervangen bij artikel 12, 1°, van het bestreden decreet, dat regels vervangen bij artikel 12, 1°, van het bestreden decreet, dat regels
met betrekking tot de bezoldiging van de overheidsbestuurder en van de met betrekking tot de bezoldiging van de overheidsbestuurder en van de
beheerder vastlegt; beheerder vastlegt;
- de artikelen 15/4 en 15/5 van het decreet van 12 februari 2004, - de artikelen 15/4 en 15/5 van het decreet van 12 februari 2004,
ingevoegd bij de artikelen 9 en 10 van het bestreden decreet, die de ingevoegd bij de artikelen 9 en 10 van het bestreden decreet, die de
gevallen bepalen waarin de overheid die de openbare mandaten heeft gevallen bepalen waarin de overheid die de openbare mandaten heeft
toevertrouwd die mandaten kan herroepen, die de procedure daartoe toevertrouwd die mandaten kan herroepen, die de procedure daartoe
vaststellen en die verbieden om de persoon van wie het openbare vaststellen en die verbieden om de persoon van wie het openbare
mandaat is herroepen opnieuw voor dat mandaat te benoemen, gedurende mandaat is herroepen opnieuw voor dat mandaat te benoemen, gedurende
een termijn van twee jaar. een termijn van twee jaar.
B.7.2. Wat betreft de verplichting om een uitvoerend bureau, een B.7.2. Wat betreft de verplichting om een uitvoerend bureau, een
auditcomité en een bezoldigingscomité op te richten, beogen de grieven auditcomité en een bezoldigingscomité op te richten, beogen de grieven
de volgende bepalingen : de volgende bepalingen :
- het nieuwe lid van artikel 2 van het decreet van 12 februari 2004, - het nieuwe lid van artikel 2 van het decreet van 12 februari 2004,
ingevoegd bij artikel 1, e), van het bestreden decreet, dat de beoogde ingevoegd bij artikel 1, e), van het bestreden decreet, dat de beoogde
vennootschappen ertoe verplicht intern een « uitvoerend bureau » op te vennootschappen ertoe verplicht intern een « uitvoerend bureau » op te
richten; richten;
- artikel 15quater van het decreet van 12 februari 2004, ingevoegd bij - artikel 15quater van het decreet van 12 februari 2004, ingevoegd bij
artikel 15 van het bestreden decreet, dat de beoogde vennootschappen artikel 15 van het bestreden decreet, dat de beoogde vennootschappen
ertoe verplicht een « auditcomité » op te richten. ertoe verplicht een « auditcomité » op te richten.
De bepalingen betreffende het bezoldigingscomité, die door de De bepalingen betreffende het bezoldigingscomité, die door de
verzoekende partij en door de Ministerraad worden aangehaald, verzoekende partij en door de Ministerraad worden aangehaald,
bestonden reeds vóór het bestreden decreet en worden niet erdoor bestonden reeds vóór het bestreden decreet en worden niet erdoor
gewijzigd, zodat het eerste en het tweede middel, in zoverre zij dat gewijzigd, zodat het eerste en het tweede middel, in zoverre zij dat
comité beogen, niet ontvankelijk zijn. comité beogen, niet ontvankelijk zijn.
B.7.3. Wat betreft de hoedanigheid van de persoon die een mandaat van B.7.3. Wat betreft de hoedanigheid van de persoon die een mandaat van
overheidsbestuurder of een ambt van beheerder uitoefent, beogen de overheidsbestuurder of een ambt van beheerder uitoefent, beogen de
grieven artikel 3, § 6, tweede lid, van het decreet van 12 februari grieven artikel 3, § 6, tweede lid, van het decreet van 12 februari
2004, zoals vervangen bij artikel 2 van het bestreden decreet, dat 2004, zoals vervangen bij artikel 2 van het bestreden decreet, dat
verbiedt dat de beheerder en de overheidsbestuurder rechtspersonen verbiedt dat de beheerder en de overheidsbestuurder rechtspersonen
zijn. zijn.
B.7.4. Wat ten slotte de verplichtingen inzake reporting betreft, B.7.4. Wat ten slotte de verplichtingen inzake reporting betreft,
beogen de grieven de artikelen 15, 15/1, 15/2 en 15/3 van het decreet beogen de grieven de artikelen 15, 15/1, 15/2 en 15/3 van het decreet
van 12 februari 2004, ingevoegd bij de artikelen 5 tot 8 van het van 12 februari 2004, ingevoegd bij de artikelen 5 tot 8 van het
bestreden decreet, en artikel 15/6 van het decreet van 12 februari bestreden decreet, en artikel 15/6 van het decreet van 12 februari
2004, ingevoegd bij artikel 11 van het bestreden decreet, die die 2004, ingevoegd bij artikel 11 van het bestreden decreet, die die
verplichtingen regelen en de niet-inachtneming ervan bestraffen. verplichtingen regelen en de niet-inachtneming ervan bestraffen.
B.8.1. Artikel 9 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 bepaalt : B.8.1. Artikel 9 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 bepaalt :
« In de aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren, kunnen de « In de aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren, kunnen de
Gemeenschappen en de Gewesten gedecentraliseerde diensten, Gemeenschappen en de Gewesten gedecentraliseerde diensten,
instellingen en ondernemingen oprichten of kapitaalsparticipaties instellingen en ondernemingen oprichten of kapitaalsparticipaties
nemen. nemen.
Het decreet kan aan voornoemde organismen rechtspersoonlijkheid Het decreet kan aan voornoemde organismen rechtspersoonlijkheid
toekennen en hun toelaten kapitaalsparticipaties te nemen. Het decreet toekennen en hun toelaten kapitaalsparticipaties te nemen. Het decreet
regelt hun oprichting, samenstelling, bevoegdheid, werking en toezicht regelt hun oprichting, samenstelling, bevoegdheid, werking en toezicht
». ».
B.8.2. Daaruit volgt dat de gewesten, in de aangelegenheden die hun B.8.2. Daaruit volgt dat de gewesten, in de aangelegenheden die hun
zijn toegewezen, kapitaalsparticipaties kunnen nemen, onder meer in zijn toegewezen, kapitaalsparticipaties kunnen nemen, onder meer in
private vennootschappen. Wanneer zij echter de uitoefening private vennootschappen. Wanneer zij echter de uitoefening
reglementeren van de mandaten die aan de kapitaalsparticipatie in die reglementeren van de mandaten die aan de kapitaalsparticipatie in die
vennootschappen zijn verbonden, is het de gewesten niet toegestaan, vennootschappen zijn verbonden, is het de gewesten niet toegestaan,
behoudens een beroep op artikel 10 van de bijzondere wet van 8 behoudens een beroep op artikel 10 van de bijzondere wet van 8
augustus 1980 tot hervorming der instellingen, op algemene wijze af te augustus 1980 tot hervorming der instellingen, op algemene wijze af te
wijken van het handelsrecht en vennootschapsrecht, die, krachtens wijken van het handelsrecht en vennootschapsrecht, die, krachtens
artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 5°, van diezelfde bijzondere wet tot artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 5°, van diezelfde bijzondere wet tot
de exclusieve bevoegdheid van de federale overheid behoren. de exclusieve bevoegdheid van de federale overheid behoren.
B.8.3. In het kader van het voorliggende beroep dient het Hof niet te B.8.3. In het kader van het voorliggende beroep dient het Hof niet te
onderzoeken of de activiteiten van de instellingen die zijn opgesomd onderzoeken of de activiteiten van de instellingen die zijn opgesomd
of aangewezen bij artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004 of aangewezen bij artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004
en waarin het Waalse Gewest, rechtstreeks of onrechtstreeks, en waarin het Waalse Gewest, rechtstreeks of onrechtstreeks,
kapitaalsparticipaties heeft genomen, tot de aan het Gewest toegewezen kapitaalsparticipaties heeft genomen, tot de aan het Gewest toegewezen
bevoegdheden behoren. bevoegdheden behoren.
Zoals kan worden afgeleid uit hetgeen is vermeld in B.5.3, komt het Zoals kan worden afgeleid uit hetgeen is vermeld in B.5.3, komt het
het Hof evenmin toe, in het kader van het voorliggende beroep, de bij het Hof evenmin toe, in het kader van het voorliggende beroep, de bij
artikel 2, 2°, van het bestreden decreet gerealiseerde uitbreiding van artikel 2, 2°, van het bestreden decreet gerealiseerde uitbreiding van
het personele toepassingsgebied van het decreet van 12 februari 2004 het personele toepassingsgebied van het decreet van 12 februari 2004
te onderzoeken. te onderzoeken.
Het dient dus evenmin te onderzoeken of het noodzakelijk is dat aan de Het dient dus evenmin te onderzoeken of het noodzakelijk is dat aan de
vennootschappen die te maken hebben met de voor de vennootschappen die te maken hebben met de voor de
overheidsbestuurders en de beheerders geldende regels, een opdracht overheidsbestuurders en de beheerders geldende regels, een opdracht
van openbare dienst is toevertrouwd, aangezien de nv « Investsud » van openbare dienst is toevertrouwd, aangezien de nv « Investsud »
reeds vóór het bestreden decreet aan de bepalingen van het decreet van reeds vóór het bestreden decreet aan de bepalingen van het decreet van
12 februari 2004 onderworpen was. 12 februari 2004 onderworpen was.
B.9.1. De in B.7 aangehaalde bepalingen kunnen een weerslag hebben op B.9.1. De in B.7 aangehaalde bepalingen kunnen een weerslag hebben op
de regels inzake de werking van de entiteiten waarop zij van de regels inzake de werking van de entiteiten waarop zij van
toepassing zijn, en kunnen dus een aantasting inhouden van de toepassing zijn, en kunnen dus een aantasting inhouden van de
bevoegdheden van de federale overheid inzake het vennootschapsrecht, bevoegdheden van de federale overheid inzake het vennootschapsrecht,
aangezien sommige van die entiteiten, zoals dat het geval is voor de aangezien sommige van die entiteiten, zoals dat het geval is voor de
verzoekende partij, de vorm van een handelsvennootschap hebben verzoekende partij, de vorm van een handelsvennootschap hebben
aangenomen. aangenomen.
B.9.2. Het Hof dient nog te onderzoeken of de toepassingsvoorwaarden B.9.2. Het Hof dient nog te onderzoeken of de toepassingsvoorwaarden
van artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 vervuld zijn. van artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 vervuld zijn.
Die bepaling staat het Waalse Gewest met name toe decretale bepalingen Die bepaling staat het Waalse Gewest met name toe decretale bepalingen
te nemen die een federale aangelegenheid regelen op voorwaarde dat die te nemen die een federale aangelegenheid regelen op voorwaarde dat die
bepalingen noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn bepalingen noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn
bevoegdheden, die aangelegenheid zich leent tot een gedifferentieerde bevoegdheden, die aangelegenheid zich leent tot een gedifferentieerde
regeling en de weerslag van die bepalingen op de federale regeling en de weerslag van die bepalingen op de federale
aangelegenheid slechts marginaal is. aangelegenheid slechts marginaal is.
B.9.3. Doordat hij weet had van bepaalde situaties die hij B.9.3. Doordat hij weet had van bepaalde situaties die hij
onverenigbaar achtte met de regels van goed bestuur en transparantie onverenigbaar achtte met de regels van goed bestuur en transparantie
die hij essentieel vond binnen de beoogde instellingen en entiteiten, die hij essentieel vond binnen de beoogde instellingen en entiteiten,
kon de decreetgever het noodzakelijk achten de bestreden bepalingen te kon de decreetgever het noodzakelijk achten de bestreden bepalingen te
nemen met het oog op een sterker bestuur en een grotere transparantie nemen met het oog op een sterker bestuur en een grotere transparantie
binnen de instellingen of entiteiten die door het Waalse Gewest worden binnen de instellingen of entiteiten die door het Waalse Gewest worden
gecontroleerd of waarin het een kapitaalsparticipatie heeft genomen. gecontroleerd of waarin het een kapitaalsparticipatie heeft genomen.
B.9.4. In tegenstelling tot hetgeen de verzoekende partij aanvoert, B.9.4. In tegenstelling tot hetgeen de verzoekende partij aanvoert,
hebben de bestreden bepalingen niet tot gevolg dat aan de gewestelijke hebben de bestreden bepalingen niet tot gevolg dat aan de gewestelijke
overheden buitensporige bevoegdheden worden toegekend wat betreft de overheden buitensporige bevoegdheden worden toegekend wat betreft de
benoeming of de afzetting van bestuurders, daar die overheden alleen benoeming of de afzetting van bestuurders, daar die overheden alleen
krachtens de op de entiteit toepasselijke wet, haar statuten of een krachtens de op de entiteit toepasselijke wet, haar statuten of een
overeenkomst bestuurders kunnen aanwijzen. De bestreden bepalingen overeenkomst bestuurders kunnen aanwijzen. De bestreden bepalingen
hebben overigens alleen betrekking op de overheidsbestuurders en de hebben overigens alleen betrekking op de overheidsbestuurders en de
beheerders die worden aangewezen door de gewestelijke overheid of door beheerders die worden aangewezen door de gewestelijke overheid of door
een onder die overheid ressorterende rechtspersoon, en zijn niet een onder die overheid ressorterende rechtspersoon, en zijn niet
bestemd om de werking van de beoogde entiteiten te regelen. Zij hebben bestemd om de werking van de beoogde entiteiten te regelen. Zij hebben
niet tot gevolg de organen van de betrokken handelsvennootschappen hun niet tot gevolg de organen van de betrokken handelsvennootschappen hun
aansprakelijkheid en hun bevoegdheden te ontnemen of ze toe te staan aansprakelijkheid en hun bevoegdheden te ontnemen of ze toe te staan
dan wel te verplichten om af te wijken van de federale bepalingen van dan wel te verplichten om af te wijken van de federale bepalingen van
het vennootschapsrecht. De door de bestreden bepalingen geregelde het vennootschapsrecht. De door de bestreden bepalingen geregelde
aangelegenheid leent zich derhalve tot een gedifferentieerde regeling. aangelegenheid leent zich derhalve tot een gedifferentieerde regeling.
B.9.5. Ten slotte zijn de bestreden bepalingen alleen van toepassing B.9.5. Ten slotte zijn de bestreden bepalingen alleen van toepassing
op de overheidsbestuurders en de beheerders van de vennootschappen op de overheidsbestuurders en de beheerders van de vennootschappen
bedoeld in artikel 3 van het decreet van 12 februari 2004, zodat de bedoeld in artikel 3 van het decreet van 12 februari 2004, zodat de
weerslag ervan op de aangelegenheid van het vennootschapsrecht weerslag ervan op de aangelegenheid van het vennootschapsrecht
marginaal is, gelet op het aantal privaatrechtelijke rechtspersonen marginaal is, gelet op het aantal privaatrechtelijke rechtspersonen
die aan het vennootschapsrecht onderworpen zijn. die aan het vennootschapsrecht onderworpen zijn.
B.10. Bovendien zet de verzoekende partij niet uiteen in welk opzicht B.10. Bovendien zet de verzoekende partij niet uiteen in welk opzicht
de door haar bestreden bepalingen « evenveel beperkingen [zouden de door haar bestreden bepalingen « evenveel beperkingen [zouden
inhouden] van de fundamentele vrijheden van het Verdrag [betreffende inhouden] van de fundamentele vrijheden van het Verdrag [betreffende
de werking van de Europese Unie] in de interpretatie van het Hof van de werking van de Europese Unie] in de interpretatie van het Hof van
Justitie ». In zoverre de verzoekende partij verwijst naar het arrest Justitie ». In zoverre de verzoekende partij verwijst naar het arrest
dat op 6 december 2007 door het Hof van Justitie van de Europese Unie dat op 6 december 2007 door het Hof van Justitie van de Europese Unie
werd gewezen, dient te worden opgemerkt dat de bestreden bepalingen « werd gewezen, dient te worden opgemerkt dat de bestreden bepalingen «
de publieke aandeelhouders » niet de mogelijkheid bieden « om in het de publieke aandeelhouders » niet de mogelijkheid bieden « om in het
kader van de werkzaamheden van de leden van de raad van bestuur van kader van de werkzaamheden van de leden van de raad van bestuur van
een vennootschap op aandelen meer gewicht in de schaal te werpen dan een vennootschap op aandelen meer gewicht in de schaal te werpen dan
zij in normale omstandigheden op grond van hun hoedanigheid van zij in normale omstandigheden op grond van hun hoedanigheid van
aandeelhouder zouden kunnen doen » (HvJ, 6 december 2007, C-463/04 en aandeelhouder zouden kunnen doen » (HvJ, 6 december 2007, C-463/04 en
C-464/04, Federconsumatori en anderen t. Comune di Milano, punt 23). C-464/04, Federconsumatori en anderen t. Comune di Milano, punt 23).
De aandelen die in handen zijn van de publiekrechtelijke rechtspersoon De aandelen die in handen zijn van de publiekrechtelijke rechtspersoon
hebben immers geen hogere waarde, in termen van beslissings- en hebben immers geen hogere waarde, in termen van beslissings- en
controlebevoegdheid binnen de organen van de vennootschap, dan die controlebevoegdheid binnen de organen van de vennootschap, dan die
welke in handen zijn van de andere aandeelhouders. welke in handen zijn van de andere aandeelhouders.
B.11. Het eerste en het tweede middel zijn niet gegrond. B.11. Het eerste en het tweede middel zijn niet gegrond.
Ten aanzien van het derde middel Ten aanzien van het derde middel
B.12.1. De verzoekende partij leidt een derde middel af uit de B.12.1. De verzoekende partij leidt een derde middel af uit de
schending, door artikel 9 van het bestreden decreet, van de regels schending, door artikel 9 van het bestreden decreet, van de regels
inzake de bevoegdheidsverdeling tussen de federale Staat en de inzake de bevoegdheidsverdeling tussen de federale Staat en de
gewesten, van artikel 160 van de Grondwet en van artikel 10 van de gewesten, van artikel 160 van de Grondwet en van artikel 10 van de
bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
B.12.2. Bij artikel 9 van het bestreden decreet wordt in het decreet B.12.2. Bij artikel 9 van het bestreden decreet wordt in het decreet
van 12 februari 2004 een artikel 15/4 ingevoegd dat, voor de overheid van 12 februari 2004 een artikel 15/4 ingevoegd dat, voor de overheid
die openbare mandaten heeft toevertrouwd, in de mogelijkheid voorziet, die openbare mandaten heeft toevertrouwd, in de mogelijkheid voorziet,
in bepaalde gevallen die zijn opgesomd in de eerste paragraaf van die in bepaalde gevallen die zijn opgesomd in de eerste paragraaf van die
bepaling, ze te herroepen. Uit het verzoekschrift blijkt dat het bepaling, ze te herroepen. Uit het verzoekschrift blijkt dat het
middel betrekking heeft op het laatste lid van de tweede paragraaf van middel betrekking heeft op het laatste lid van de tweede paragraaf van
die bepaling, dat luidt : die bepaling, dat luidt :
« Een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State « Een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State
gegrond beroep wordt tegen deze beslissing ingesteld. Het moet binnen gegrond beroep wordt tegen deze beslissing ingesteld. Het moet binnen
vijftien dagen na de kennisgeving ervan ingediend worden ». vijftien dagen na de kennisgeving ervan ingediend worden ».
B.13.1. De verzoekende partij verwijt de decreetgever dat hij, via die B.13.1. De verzoekende partij verwijt de decreetgever dat hij, via die
bepaling, de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari bepaling, de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari
1973, (hierna : de gecoördineerde wetten op de Raad van State) 1973, (hierna : de gecoördineerde wetten op de Raad van State)
fundamenteel heeft gewijzigd « in zoverre hij een beroep mogelijk fundamenteel heeft gewijzigd « in zoverre hij een beroep mogelijk
maakt tegen een beslissing die niet uitgaat van een administratieve maakt tegen een beslissing die niet uitgaat van een administratieve
overheid ». Uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat de overheid ». Uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat de
verzoekende partij van mening is dat artikel 9 van het bestreden verzoekende partij van mening is dat artikel 9 van het bestreden
decreet, « voor een afgezette bestuurder, een beroep bij de Raad van decreet, « voor een afgezette bestuurder, een beroep bij de Raad van
State mogelijk maakt tegen de beslissing van een private State mogelijk maakt tegen de beslissing van een private
handelsonderneming », te weten de vennootschap waarin de handelsonderneming », te weten de vennootschap waarin de
overheidsbestuurder het mandaat uitoefent dat hem door de overheid is overheidsbestuurder het mandaat uitoefent dat hem door de overheid is
toevertrouwd. toevertrouwd.
B.13.2. De bestreden bepaling preciseert dat « de overheid die B.13.2. De bestreden bepaling preciseert dat « de overheid die
openbare mandaten heeft toevertrouwd » kan beslissen die mandaten te openbare mandaten heeft toevertrouwd » kan beslissen die mandaten te
herroepen en dat « tegen deze beslissing » een beroep bij de Raad van herroepen en dat « tegen deze beslissing » een beroep bij de Raad van
State kan worden ingesteld. Daaruit volgt dat de door de bestreden State kan worden ingesteld. Daaruit volgt dat de door de bestreden
bepaling beoogde beslissing, waartegen een beroep kan worden ingesteld bepaling beoogde beslissing, waartegen een beroep kan worden ingesteld
bij de Raad van State, geen beslissing is die werd genomen door de bij de Raad van State, geen beslissing is die werd genomen door de
algemene vergadering of door een ander orgaan van de vennootschap algemene vergadering of door een ander orgaan van de vennootschap
waarin de overheidsbestuurder zijn mandaat uitoefent, maar een waarin de overheidsbestuurder zijn mandaat uitoefent, maar een
beslissing die werd genomen door de overheid die die bestuurder heeft beslissing die werd genomen door de overheid die die bestuurder heeft
aangewezen om haar binnen de raad van bestuur te vertegenwoordigen en aangewezen om haar binnen de raad van bestuur te vertegenwoordigen en
die hem heeft voorgesteld aan de algemene vergadering van de die hem heeft voorgesteld aan de algemene vergadering van de
aandeelhouders. Die beslissing mag niet worden verward met de aandeelhouders. Die beslissing mag niet worden verward met de
beslissingen die door de organen van de vennootschap worden genomen beslissingen die door de organen van de vennootschap worden genomen
met betrekking tot de benoeming of de afzetting van bestuurders, met betrekking tot de benoeming of de afzetting van bestuurders,
beslissingen die voor de bevoegde rechter kunnen worden aangevochten. beslissingen die voor de bevoegde rechter kunnen worden aangevochten.
B.13.3. Het derde middel is niet gegrond. B.13.3. Het derde middel is niet gegrond.
B.14.1. De Ministerraad verwijt op zijn beurt de bestreden bepaling B.14.1. De Ministerraad verwijt op zijn beurt de bestreden bepaling
erin te voorzien dat het beroep dat openstaat tegen de beslissing tot erin te voorzien dat het beroep dat openstaat tegen de beslissing tot
herroeping gegrond is op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de herroeping gegrond is op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de
Raad van State, en dat het binnen vijftien dagen moet worden Raad van State, en dat het binnen vijftien dagen moet worden
ingesteld, in afwijking van het gemeen recht inzake de bevoegdheid van ingesteld, in afwijking van het gemeen recht inzake de bevoegdheid van
de Raad van State en de rechtspleging voor dat rechtscollege. Zodoende de Raad van State en de rechtspleging voor dat rechtscollege. Zodoende
voert de Ministerraad een nieuw middel aan, wat hij vermag te doen met voert de Ministerraad een nieuw middel aan, wat hij vermag te doen met
toepassing van artikel 85, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 toepassing van artikel 85, tweede lid, van de bijzondere wet van 6
januari 1989 op het Grondwettelijk Hof. januari 1989 op het Grondwettelijk Hof.
B.14.2. Naar aanleiding van het advies van de afdeling wetgeving van B.14.2. Naar aanleiding van het advies van de afdeling wetgeving van
de Raad van State waarbij werd verzocht die afwijking van het gemeen de Raad van State waarbij werd verzocht die afwijking van het gemeen
recht te verantwoorden (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, nr. recht te verantwoorden (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, nr.
1051/1, p. 38), geeft de parlementaire voorbereiding aan dat de 1051/1, p. 38), geeft de parlementaire voorbereiding aan dat de
bekritiseerde regeling werd uitgewerkt met het oog op samenhang met de bekritiseerde regeling werd uitgewerkt met het oog op samenhang met de
soortgelijke regeling die van toepassing is op de lokale soortgelijke regeling die van toepassing is op de lokale
mandatarissen, zoals georganiseerd door het Wetboek van de mandatarissen, zoals georganiseerd door het Wetboek van de
plaatselijke democratie en de decentralisatie. Daaruit volgt dat « het plaatselijke democratie en de decentralisatie. Daaruit volgt dat « het
geheel van de bepalingen in verband met de controle bijgevolg zijn geheel van de bepalingen in verband met de controle bijgevolg zijn
geredigeerd om het aanwenden van een enkele geharmoniseerde procedure geredigeerd om het aanwenden van een enkele geharmoniseerde procedure
door hetzelfde controleorgaan mogelijk te maken » (ibid., p. 7). door hetzelfde controleorgaan mogelijk te maken » (ibid., p. 7).
B.14.3. Door te beslissen dat het beroep dat bij de Raad van State B.14.3. Door te beslissen dat het beroep dat bij de Raad van State
wordt ingesteld tegen de beslissing tot afzetting van de wordt ingesteld tegen de beslissing tot afzetting van de
overheidsbestuurder of van de beheerder, die werd genomen door de overheidsbestuurder of van de beheerder, die werd genomen door de
overheid die hem het mandaat had toevertrouwd, gegrond is op artikel overheid die hem het mandaat had toevertrouwd, gegrond is op artikel
16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en dat het binnen 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en dat het binnen
een termijn van vijftien dagen moet worden ingesteld, maakt de een termijn van vijftien dagen moet worden ingesteld, maakt de
decreetgever inbreuk op de bevoegdheid die bij artikel 160 van de decreetgever inbreuk op de bevoegdheid die bij artikel 160 van de
Grondwet aan de federale wetgever is voorbehouden. Het Hof moet nagaan Grondwet aan de federale wetgever is voorbehouden. Het Hof moet nagaan
of die bevoegdheidsoverschrijding kan worden verantwoord op grond van of die bevoegdheidsoverschrijding kan worden verantwoord op grond van
artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming
der instellingen. der instellingen.
B.14.4. Om redenen van coherentie met andere decretale bepalingen, B.14.4. Om redenen van coherentie met andere decretale bepalingen,
maar ook omdat hij oordeelde dat de periode van onzekerheid die door maar ook omdat hij oordeelde dat de periode van onzekerheid die door
het instellen van het beroep ontstaat zo kort mogelijk moest zijn, in het instellen van het beroep ontstaat zo kort mogelijk moest zijn, in
het belang van de betrokken personen, van de instelling waarbinnen het het belang van de betrokken personen, van de instelling waarbinnen het
mandaat of het ambt werd uitgeoefend en van de overheid die het mandaat of het ambt werd uitgeoefend en van de overheid die het
mandaat of het ambt had toevertrouwd, kon de decreetgever het mandaat of het ambt had toevertrouwd, kon de decreetgever het
noodzakelijk achten af te wijken van het gemeen recht van het beroep noodzakelijk achten af te wijken van het gemeen recht van het beroep
bij de Raad van State door te beslissen dat het beoogde beroep moet bij de Raad van State door te beslissen dat het beoogde beroep moet
worden ingesteld op grond van artikel 16 van de gecoördineerde wetten worden ingesteld op grond van artikel 16 van de gecoördineerde wetten
op de Raad van State, binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de op de Raad van State, binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de
beslissing. beslissing.
B.14.5. De bestreden bepaling heeft slechts betrekking op een beperkt B.14.5. De bestreden bepaling heeft slechts betrekking op een beperkt
aantal beroepen, zodat de weerslag ervan marginaal is. Zij wijzigt de aantal beroepen, zodat de weerslag ervan marginaal is. Zij wijzigt de
rechtspleging voor het hoge administratieve rechtscollege niet, maar rechtspleging voor het hoge administratieve rechtscollege niet, maar
beperkt zich ertoe de beroepen tegen bepaalde beslissingen die met beperkt zich ertoe de beroepen tegen bepaalde beslissingen die met
toepassing van de decreetgeving zijn genomen toe te wijzen aan het toepassing van de decreetgeving zijn genomen toe te wijzen aan het
contentieux met volle rechtsmacht, in plaats van aan het contentieux met volle rechtsmacht, in plaats van aan het
annulatiecontentieux. De aldus beperkte aangelegenheid die onder de annulatiecontentieux. De aldus beperkte aangelegenheid die onder de
federale bevoegdheid valt, leent zich derhalve tot een federale bevoegdheid valt, leent zich derhalve tot een
gedifferentieerde regeling. gedifferentieerde regeling.
B.14.6. Het door de Ministerraad aangevoerde nieuwe middel is niet B.14.6. Het door de Ministerraad aangevoerde nieuwe middel is niet
gegrond. gegrond.
Ten aanzien van het vierde middel Ten aanzien van het vierde middel
B.15. De verzoekende partij leidt een vierde middel af uit de B.15. De verzoekende partij leidt een vierde middel af uit de
schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in
samenhang gelezen met artikel 39 van de Grondwet, met artikel 6, § 1, samenhang gelezen met artikel 39 van de Grondwet, met artikel 6, § 1,
VI, eerste lid, derde lid, vierde lid, 3°, en vijfde lid, 5°, van de VI, eerste lid, derde lid, vierde lid, 3°, en vijfde lid, 5°, van de
bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen,
met artikel 22 van de Grondwet, met artikel 8 van het Europees Verdrag met artikel 22 van de Grondwet, met artikel 8 van het Europees Verdrag
voor de rechten van de mens en met het beginsel van rechtszekerheid. voor de rechten van de mens en met het beginsel van rechtszekerheid.
B.16.1. In het eerste onderdeel verwijt de verzoekende partij de B.16.1. In het eerste onderdeel verwijt de verzoekende partij de
decreetgever een discriminatie in te voeren onder handelsondernemingen decreetgever een discriminatie in te voeren onder handelsondernemingen
naargelang het Waalse Gewest of een andere publiekrechtelijke naargelang het Waalse Gewest of een andere publiekrechtelijke
rechtspersoon al dan niet een « gekwalificeerde deelneming » in die rechtspersoon al dan niet een « gekwalificeerde deelneming » in die
ondernemingen bezit. Die grief lijkt bijgevolg te zijn gericht tegen ondernemingen bezit. Die grief lijkt bijgevolg te zijn gericht tegen
artikel 3, § 7, eerste lid, van het decreet van 12 februari 2004, artikel 3, § 7, eerste lid, van het decreet van 12 februari 2004,
zoals het werd ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden decreet. zoals het werd ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden decreet.
B.16.2. Zoals in B.5.3 is vermeld, heeft de verzoekende partij geen B.16.2. Zoals in B.5.3 is vermeld, heeft de verzoekende partij geen
belang erbij de vernietiging van die bepaling te vorderen. Het eerste belang erbij de vernietiging van die bepaling te vorderen. Het eerste
onderdeel van het vierde middel is niet ontvankelijk. onderdeel van het vierde middel is niet ontvankelijk.
B.17.1. In het tweede onderdeel verwijt de verzoekende partij artikel B.17.1. In het tweede onderdeel verwijt de verzoekende partij artikel
3, § 7, tweede lid, van het decreet van 12 februari 2004, zoals 3, § 7, tweede lid, van het decreet van 12 februari 2004, zoals
geciteerd in B.3.2 en ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden geciteerd in B.3.2 en ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden
decreet, enkel in afwijkingsmogelijkheden te voorzien voor de decreet, enkel in afwijkingsmogelijkheden te voorzien voor de
overheidsbestuurders en de beheerders op wie de artikelen 1 tot en met overheidsbestuurders en de beheerders op wie de artikelen 1 tot en met
16, 18, 18bis en 19 van het decreet van 12 februari 2004 van 16, 18, 18bis en 19 van het decreet van 12 februari 2004 van
toepassing zijn krachtens artikel 3, § 7, van hetzelfde decreet, en toepassing zijn krachtens artikel 3, § 7, van hetzelfde decreet, en
niet voor diegenen op wie die bepalingen van toepassing zijn krachtens niet voor diegenen op wie die bepalingen van toepassing zijn krachtens
artikel 3, § 1, van dat decreet. artikel 3, § 1, van dat decreet.
B.17.2. Het in dat onderdeel van het middel bekritiseerde verschil in B.17.2. Het in dat onderdeel van het middel bekritiseerde verschil in
behandeling berust op een pertinent criterium, aangezien het behandeling berust op een pertinent criterium, aangezien het
toepassingsgebied ratione personae van de bepalingen van het decreet toepassingsgebied ratione personae van de bepalingen van het decreet
in het ene geval wordt afgebakend door de opsomming van instellingen in het ene geval wordt afgebakend door de opsomming van instellingen
waarvoor de decreetgever beslist dat die bepalingen moeten worden waarvoor de decreetgever beslist dat die bepalingen moeten worden
toegepast terwijl, in het andere geval, dat toepassingsgebied op toegepast terwijl, in het andere geval, dat toepassingsgebied op
abstracte wijze wordt afgebakend zodat de decreetgever redelijkerwijs abstracte wijze wordt afgebakend zodat de decreetgever redelijkerwijs
niet definitief kon bepalen of voor bepaalde entiteiten in niet definitief kon bepalen of voor bepaalde entiteiten in
uitzonderingen moest worden voorzien. uitzonderingen moest worden voorzien.
Voor het overige komt het het Hof niet toe, in het kader van het Voor het overige komt het het Hof niet toe, in het kader van het
voorliggende beroep, zich uit te spreken over de pertinentie van de voorliggende beroep, zich uit te spreken over de pertinentie van de
inschrijving of van de handhaving van bepaalde instellingen op de inschrijving of van de handhaving van bepaalde instellingen op de
lijst van artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004. lijst van artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004.
B.18.1. In het derde onderdeel klaagt de verzoekende partij een B.18.1. In het derde onderdeel klaagt de verzoekende partij een
discriminatie aan tussen privaatrechtelijke handelsondernemingen in discriminatie aan tussen privaatrechtelijke handelsondernemingen in
het licht van het recht op eerbiediging van het privéleven, in zoverre het licht van het recht op eerbiediging van het privéleven, in zoverre
hoofdstuk I van het decreet van 12 februari 2004 de hoofdstuk I van het decreet van 12 februari 2004 de
overheidsbestuurders en de personen die belast zijn met het dagelijks overheidsbestuurders en de personen die belast zijn met het dagelijks
bestuur in de privaatrechtelijke handelsondernemingen ertoe verplicht bestuur in de privaatrechtelijke handelsondernemingen ertoe verplicht
hun mandaten en bezoldigingen aan te geven bij het controleorgaan dat hun mandaten en bezoldigingen aan te geven bij het controleorgaan dat
overgaat tot een nominatieve bekendmaking ervan, en in zoverre dat overgaat tot een nominatieve bekendmaking ervan, en in zoverre dat
hoofdstuk de betrokken privaatrechtelijke handelsondernemingen hoofdstuk de betrokken privaatrechtelijke handelsondernemingen
eveneens ertoe verplicht een nominatief verslag over de bezoldiging eveneens ertoe verplicht een nominatief verslag over de bezoldiging
van de overheidsbestuurders en van de personen die belast zijn met het van de overheidsbestuurders en van de personen die belast zijn met het
dagelijks bestuur, alsook de lijst van alle personen die in hun dagelijks bestuur, alsook de lijst van alle personen die in hun
organen of in die van hun dochterondernemingen over een mandaat of een organen of in die van hun dochterondernemingen over een mandaat of een
ambt beschikken, aan de gewestelijke overheden door te geven. Dat ambt beschikken, aan de gewestelijke overheden door te geven. Dat
middel, in dat onderdeel, lijkt betrekking te hebben op de artikelen middel, in dat onderdeel, lijkt betrekking te hebben op de artikelen
15, 15/1, 15/2, 15/3 en 15/6 van het decreet van 12 februari 2004, 15, 15/1, 15/2, 15/3 en 15/6 van het decreet van 12 februari 2004,
zoals gewijzigd of ingevoegd bij de artikelen 5 tot 8 en 11 van het zoals gewijzigd of ingevoegd bij de artikelen 5 tot 8 en 11 van het
bestreden decreet. bestreden decreet.
B.18.2. Het recht op eerbiediging van het privéleven, zoals B.18.2. Het recht op eerbiediging van het privéleven, zoals
gewaarborgd bij artikel 22 van de Grondwet en artikel 8 van het gewaarborgd bij artikel 22 van de Grondwet en artikel 8 van het
Europees Verdrag voor de rechten van de mens, heeft als essentieel Europees Verdrag voor de rechten van de mens, heeft als essentieel
doel de personen te beschermen tegen inmengingen in hun privéleven. doel de personen te beschermen tegen inmengingen in hun privéleven.
Dat recht heeft een ruime draagwijdte en omvat, onder meer, de Dat recht heeft een ruime draagwijdte en omvat, onder meer, de
bescherming van persoonsgegevens en van persoonlijke informatie. bescherming van persoonsgegevens en van persoonlijke informatie.
B.18.3. De rechten die bij artikel 22 van de Grondwet en bij artikel 8 B.18.3. De rechten die bij artikel 22 van de Grondwet en bij artikel 8
van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens worden van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens worden
gewaarborgd, zijn evenwel niet absoluut. gewaarborgd, zijn evenwel niet absoluut.
Zij sluiten een overheidsinmenging in het recht op eerbiediging van Zij sluiten een overheidsinmenging in het recht op eerbiediging van
het privéleven niet uit, maar vereisen dat zij wordt toegestaan door het privéleven niet uit, maar vereisen dat zij wordt toegestaan door
een voldoende precieze wettelijke bepaling, dat zij beantwoordt aan een voldoende precieze wettelijke bepaling, dat zij beantwoordt aan
een dwingende maatschappelijke behoefte in een democratische een dwingende maatschappelijke behoefte in een democratische
samenleving en dat zij evenredig is met de daarmee nagestreefde samenleving en dat zij evenredig is met de daarmee nagestreefde
wettige doelstelling. Die bepalingen houden voor de overheid bovendien wettige doelstelling. Die bepalingen houden voor de overheid bovendien
de positieve verplichting in om maatregelen te nemen die een de positieve verplichting in om maatregelen te nemen die een
daadwerkelijke eerbiediging van het privéleven verzekeren, zelfs in de daadwerkelijke eerbiediging van het privéleven verzekeren, zelfs in de
sfeer van de onderlinge verhoudingen tussen individuen (EHRM, 27 sfeer van de onderlinge verhoudingen tussen individuen (EHRM, 27
oktober 1994, Kroon e.a. t. Nederland, § 31; grote kamer, 12 november oktober 1994, Kroon e.a. t. Nederland, § 31; grote kamer, 12 november
2013, Söderman t. Zweden, § 78). 2013, Söderman t. Zweden, § 78).
De appreciatiemarge is evenwel niet onbegrensd : opdat een wettelijke De appreciatiemarge is evenwel niet onbegrensd : opdat een wettelijke
regeling verenigbaar is met het recht op eerbiediging van het regeling verenigbaar is met het recht op eerbiediging van het
privéleven, is vereist dat de wetgever een billijk evenwicht heeft privéleven, is vereist dat de wetgever een billijk evenwicht heeft
ingesteld tussen alle rechten en belangen die in het geding zijn. ingesteld tussen alle rechten en belangen die in het geding zijn.
B.18.4. Doordat hij weet had van bepaalde situaties die hij B.18.4. Doordat hij weet had van bepaalde situaties die hij
onverenigbaar achtte met de regels van goed bestuur en transparantie onverenigbaar achtte met de regels van goed bestuur en transparantie
die hij essentieel vond binnen de beoogde instellingen en entiteiten, die hij essentieel vond binnen de beoogde instellingen en entiteiten,
kon de decreetgever het noodzakelijk achten de bestreden bepalingen te kon de decreetgever het noodzakelijk achten de bestreden bepalingen te
nemen teneinde transparantie te waarborgen ten aanzien van de nemen teneinde transparantie te waarborgen ten aanzien van de
uitoefening van de mandaten en ambten, zelfs binnen private uitoefening van de mandaten en ambten, zelfs binnen private
handelsvennootschappen. Voor het overige toont de verzoekende partij handelsvennootschappen. Voor het overige toont de verzoekende partij
niet aan in welk opzicht de door haar beoogde bepalingen een niet aan in welk opzicht de door haar beoogde bepalingen een
onevenredige aantasting van het recht op eerbiediging van het onevenredige aantasting van het recht op eerbiediging van het
privéleven van de betrokkenen met zich zouden meebrengen. privéleven van de betrokkenen met zich zouden meebrengen.
B.19. Het vierde middel is niet gegrond. B.19. Het vierde middel is niet gegrond.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
verwerpt het beroep. verwerpt het beroep.
Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits,
overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op
het Grondwettelijk Hof, op 18 juni 2020. het Grondwettelijk Hof, op 18 juni 2020.
De griffier, De griffier,
F. Meersschaut F. Meersschaut
De voorzitter, De voorzitter,
F. Daoût F. Daoût
^