← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 85/2020 van 18 juni 2020 Rolnummer 7054 In zake : het beroep
tot vernietiging van hoofdstuk 1 van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart
2018 « tot wijziging van de decreten van 12 februa(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld
uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 85/2020 van 18 juni 2020 Rolnummer 7054 In zake : het beroep tot vernietiging van hoofdstuk 1 van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot wijziging van de decreten van 12 februa(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...) | Uittreksel uit arrest nr. 85/2020 van 18 juni 2020 Rolnummer 7054 In zake : het beroep tot vernietiging van hoofdstuk 1 van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot wijziging van de decreten van 12 februa(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 85/2020 van 18 juni 2020 | Uittreksel uit arrest nr. 85/2020 van 18 juni 2020 |
| Rolnummer 7054 | Rolnummer 7054 |
| In zake : het beroep tot vernietiging van hoofdstuk 1 (artikelen 1 tot | In zake : het beroep tot vernietiging van hoofdstuk 1 (artikelen 1 tot |
| 15) van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot | 15) van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot |
| wijziging van de decreten van 12 februari 2004 betreffende het statuut | wijziging van de decreten van 12 februari 2004 betreffende het statuut |
| van de overheidsbestuurder en van 12 februari 2004 betreffende de | van de overheidsbestuurder en van 12 februari 2004 betreffende de |
| Regeringscommissaris en de controleopdrachten van de revisoren binnen | Regeringscommissaris en de controleopdrachten van de revisoren binnen |
| de instellingen van openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur | de instellingen van openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur |
| en een sterkere ethiek binnen de Waalse instellingen », ingesteld door | en een sterkere ethiek binnen de Waalse instellingen », ingesteld door |
| de nv « Investsud ». | de nv « Investsud ». |
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
| samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. | samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. |
| Lavrysen, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en J. Moerman, | Lavrysen, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en J. Moerman, |
| bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van |
| voorzitter F. Daoût, | voorzitter F. Daoût, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging | I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging |
| Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 14 november | Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 14 november |
| 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 21 | 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 21 |
| november 2018, heeft de nv « Investsud », bijgestaan en | november 2018, heeft de nv « Investsud », bijgestaan en |
| vertegenwoordigd door Mr. P.-P. Hendrickx en Mr. V. Vanden Acker, | vertegenwoordigd door Mr. P.-P. Hendrickx en Mr. V. Vanden Acker, |
| advocaten bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld | advocaten bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld |
| van hoofdstuk 1 (artikelen 1 tot 15) van het decreet van het Waalse | van hoofdstuk 1 (artikelen 1 tot 15) van het decreet van het Waalse |
| Gewest van 29 maart 2018 « tot wijziging van de decreten van 12 | Gewest van 29 maart 2018 « tot wijziging van de decreten van 12 |
| februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en | februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en |
| van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissaris en de | van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissaris en de |
| controleopdrachten van de revisoren binnen de instellingen van | controleopdrachten van de revisoren binnen de instellingen van |
| openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur en een sterkere | openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur en een sterkere |
| ethiek binnen de Waalse instellingen » (bekendgemaakt in het Belgisch | ethiek binnen de Waalse instellingen » (bekendgemaakt in het Belgisch |
| Staatsblad van 14 mei 2018). | Staatsblad van 14 mei 2018). |
| (...) | (...) |
| II. In rechte | II. In rechte |
| (...) | (...) |
| Ten aanzien van de bestreden bepalingen en het belang van de | Ten aanzien van de bestreden bepalingen en het belang van de |
| verzoekende partij | verzoekende partij |
| B.1.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van hoofdstuk I | B.1.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van hoofdstuk I |
| van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot | van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot |
| wijziging van de decreten van 12 februari 2004 betreffende het statuut | wijziging van de decreten van 12 februari 2004 betreffende het statuut |
| van de overheidsbestuurder en van 12 februari 2004 betreffende de | van de overheidsbestuurder en van 12 februari 2004 betreffende de |
| Regeringscommissaris en de controleopdrachten van de revisoren binnen | Regeringscommissaris en de controleopdrachten van de revisoren binnen |
| de instellingen van openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur | de instellingen van openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur |
| en een sterkere ethiek binnen de Waalse instellingen » (hierna : het | en een sterkere ethiek binnen de Waalse instellingen » (hierna : het |
| bestreden decreet). De eerste twee middelen hebben betrekking op het | bestreden decreet). De eerste twee middelen hebben betrekking op het |
| voormelde hoofdstuk I. Het derde middel betreft artikel 9 van het | voormelde hoofdstuk I. Het derde middel betreft artikel 9 van het |
| voormelde decreet en het vierde middel beoogt artikel 2 van datzelfde | voormelde decreet en het vierde middel beoogt artikel 2 van datzelfde |
| decreet. | decreet. |
| B.1.2. Het bestreden decreet « zet [...] de aanbevelingen om die | B.1.2. Het bestreden decreet « zet [...] de aanbevelingen om die |
| werden geformuleerd in het verslag van 6 juli 2017 van de | werden geformuleerd in het verslag van 6 juli 2017 van de |
| parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek van de | parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek van de |
| transparantie en de werking van de PUBLIFIN-Groep » (Parl. St., Waals | transparantie en de werking van de PUBLIFIN-Groep » (Parl. St., Waals |
| Parlement, 2017-2018, nr. 1051/1, p. 3). | Parlement, 2017-2018, nr. 1051/1, p. 3). |
| De memorie van toelichting preciseert : | De memorie van toelichting preciseert : |
| « Het gehele dispositief dat door het voorliggende decreet wordt | « Het gehele dispositief dat door het voorliggende decreet wordt |
| overwogen, strekt ertoe de regels van goed bestuur te verbeteren door | overwogen, strekt ertoe de regels van goed bestuur te verbeteren door |
| de manier waarop het overheidsgeld wordt besteed transparant te maken, | de manier waarop het overheidsgeld wordt besteed transparant te maken, |
| door het juridisch kader waarbinnen de Regering moet optreden om haar | door het juridisch kader waarbinnen de Regering moet optreden om haar |
| vertegenwoordigers in de Waalse parapublieke structuren aan te wijzen | vertegenwoordigers in de Waalse parapublieke structuren aan te wijzen |
| nauwkeuriger af te bakenen en door een echte controle in te voeren van | nauwkeuriger af te bakenen en door een echte controle in te voeren van |
| de personen die zullen worden aangewezen om die structuren te besturen | de personen die zullen worden aangewezen om die structuren te besturen |
| » (ibid., p. 7). | » (ibid., p. 7). |
| B.2.1. De Waalse Regering oordeelt dat de eerste twee middelen niet | B.2.1. De Waalse Regering oordeelt dat de eerste twee middelen niet |
| ontvankelijk zijn doordat zij niet preciseren welke bepalingen worden | ontvankelijk zijn doordat zij niet preciseren welke bepalingen worden |
| beoogd. | beoogd. |
| B.2.2. Het Hof moet de omvang van het beroep tot vernietiging | B.2.2. Het Hof moet de omvang van het beroep tot vernietiging |
| vaststellen uitgaande van de inhoud van het verzoekschrift en in het | vaststellen uitgaande van de inhoud van het verzoekschrift en in het |
| bijzonder op basis van de uiteenzetting van de middelen. Het Hof | bijzonder op basis van de uiteenzetting van de middelen. Het Hof |
| beperkt dan ook zijn onderzoek tot de bepalingen waartegen grieven | beperkt dan ook zijn onderzoek tot de bepalingen waartegen grieven |
| zijn gericht. | zijn gericht. |
| B.2.3. Het onderzoekt overigens het belang van de verzoekende partij | B.2.3. Het onderzoekt overigens het belang van de verzoekende partij |
| ten opzichte van elk van de beoogde bepalingen. | ten opzichte van elk van de beoogde bepalingen. |
| Ten aanzien van het eerste en het tweede middel | Ten aanzien van het eerste en het tweede middel |
| B.3.1. Het eerste middel is afgeleid uit de schending van artikel 39 | B.3.1. Het eerste middel is afgeleid uit de schending van artikel 39 |
| van de Grondwet en van artikel 6, § 1, VI, eerste, derde lid, vierde | van de Grondwet en van artikel 6, § 1, VI, eerste, derde lid, vierde |
| lid, 3°, en vijfde lid, 5°, en van artikel 9 van de bijzondere wet van | lid, 3°, en vijfde lid, 5°, en van artikel 9 van de bijzondere wet van |
| 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, al dan niet in | 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, al dan niet in |
| samenhang gelezen met de beginselen van vrij verkeer zoals vastgelegd | samenhang gelezen met de beginselen van vrij verkeer zoals vastgelegd |
| in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met het | in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met het |
| beginsel van de vrijheid van handel en nijverheid. | beginsel van de vrijheid van handel en nijverheid. |
| Het tweede middel is afgeleid uit de schending van artikel 39 van de | Het tweede middel is afgeleid uit de schending van artikel 39 van de |
| Grondwet, van artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 5°, en van artikel 10 | Grondwet, van artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 5°, en van artikel 10 |
| van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der | van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der |
| instellingen. | instellingen. |
| B.3.2. De verzoekende partij betwist hoofdzakelijk dat de bestreden | B.3.2. De verzoekende partij betwist hoofdzakelijk dat de bestreden |
| bepalingen, op de privaatrechtelijke ondernemingen waarin een van de « | bepalingen, op de privaatrechtelijke ondernemingen waarin een van de « |
| instellingen » vermeld in de eerste paragraaf van artikel 3 van het | instellingen » vermeld in de eerste paragraaf van artikel 3 van het |
| decreet van het Waalse Gewest van 12 februari 2004 « betreffende de | decreet van het Waalse Gewest van 12 februari 2004 « betreffende de |
| overheidsbestuurder » (hierna : het decreet van 12 februari 2004) een | overheidsbestuurder » (hierna : het decreet van 12 februari 2004) een |
| « gekwalificeerde deelneming » bezit in de zin van artikel 2, 22°, van | « gekwalificeerde deelneming » bezit in de zin van artikel 2, 22°, van |
| hetzelfde decreet, de in hoofdstuk I van dat decreet bepaalde | hetzelfde decreet, de in hoofdstuk I van dat decreet bepaalde |
| inmengingen in de werking, het beheer en het bestuur van die | inmengingen in de werking, het beheer en het bestuur van die |
| ondernemingen toepasselijk maken. | ondernemingen toepasselijk maken. |
| Uit de formulering van die grief blijkt dat de middelen in de eerste | Uit de formulering van die grief blijkt dat de middelen in de eerste |
| plaats artikel 3, § 7, eerste lid, van het decreet van 12 februari | plaats artikel 3, § 7, eerste lid, van het decreet van 12 februari |
| 2004, ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden decreet, beogen. | 2004, ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden decreet, beogen. |
| Dat artikel 3, § 7, van het decreet van 12 februari 2004 bepaalt : | Dat artikel 3, § 7, van het decreet van 12 februari 2004 bepaalt : |
| « De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van dit decreet zijn | « De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van dit decreet zijn |
| van toepassing op elke overheidsbestuurder en op elke beheerder die | van toepassing op elke overheidsbestuurder en op elke beheerder die |
| zijn ambt uitoefent in de entiteiten waarin de in § 1 bedoelde | zijn ambt uitoefent in de entiteiten waarin de in § 1 bedoelde |
| instellingen rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde | instellingen rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde |
| deelneming bezitten. | deelneming bezitten. |
| In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen 1 tot en met 16, 18, | In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen 1 tot en met 16, 18, |
| 18bis en 19 niet van toepassing op de overheidsbestuurders en op de | 18bis en 19 niet van toepassing op de overheidsbestuurders en op de |
| beheerders : | beheerders : |
| 1° van de entiteiten waarin een instelling tijdelijk een deelneming, | 1° van de entiteiten waarin een instelling tijdelijk een deelneming, |
| met inbegrip van een gekwalificeerde deelneming, bezit, wanneer ze die | met inbegrip van een gekwalificeerde deelneming, bezit, wanneer ze die |
| deelneming bezit, met als uitsluitend doel de steun voor de | deelneming bezit, met als uitsluitend doel de steun voor de |
| oprichting, de ontwikkeling of de herstructurering van een onderneming | oprichting, de ontwikkeling of de herstructurering van een onderneming |
| in de zin van artikel I.1, 1°, van het Wetboek van economisch recht, | in de zin van artikel I.1, 1°, van het Wetboek van economisch recht, |
| en die geen openbare dienst exploiteren en/of die geen overheidsgezag | en die geen openbare dienst exploiteren en/of die geen overheidsgezag |
| uitoefenen; | uitoefenen; |
| 2° voor wie een met redenen omklede afwijking, op voorafgaandelijk, | 2° voor wie een met redenen omklede afwijking, op voorafgaandelijk, |
| schriftelijk en met redenen [omkleed] verzoek van de betrokken | schriftelijk en met redenen [omkleed] verzoek van de betrokken |
| entiteit, toegekend is bij besluit van de Regering. | entiteit, toegekend is bij besluit van de Regering. |
| Voor de entiteiten waarin een instelling een gekwalificeerde | Voor de entiteiten waarin een instelling een gekwalificeerde |
| deelneming bezit, wordt een vergelijkend onderzoek van bezoldigingen | deelneming bezit, wordt een vergelijkend onderzoek van bezoldigingen |
| uitgevoerd vóór de aanwerving of elke wijziging van de bezoldiging van | uitgevoerd vóór de aanwerving of elke wijziging van de bezoldiging van |
| de beheerders ». | de beheerders ». |
| B.4.1. Artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004, zoals | B.4.1. Artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004, zoals |
| laatstelijk gewijzigd bij artikel 2 van het decreet van het Waalse | laatstelijk gewijzigd bij artikel 2 van het decreet van het Waalse |
| Gewest 24 november 2016 « tot wijziging van het decreet van 12 | Gewest 24 november 2016 « tot wijziging van het decreet van 12 |
| februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en | februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en |
| het decreet van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissaris | het decreet van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissaris |
| en de controle-opdrachten van de revisoren binnen de instellingen van | en de controle-opdrachten van de revisoren binnen de instellingen van |
| openbaar nut », bepaalt : | openbaar nut », bepaalt : |
| « De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 zijn van toepassing op | « De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 zijn van toepassing op |
| de overheidsbestuurders en de beheerders die hun ambt uitoefenen bij | de overheidsbestuurders en de beheerders die hun ambt uitoefenen bij |
| volgende rechtspersonen : | volgende rechtspersonen : |
| [...] | [...] |
| 48° de ' Société wallonne de Financement et de Garantie des PME ' | 48° de ' Société wallonne de Financement et de Garantie des PME ' |
| (Waalse maatschappij voor de financiering en vrijwaring van kmo's) en | (Waalse maatschappij voor de financiering en vrijwaring van kmo's) en |
| haar dochterondernemingen; | haar dochterondernemingen; |
| [...] | [...] |
| 51° Investsud en haar dochterondernemingen; | 51° Investsud en haar dochterondernemingen; |
| [...] ». | [...] ». |
| Die bepaling wordt door het bestreden decreet niet gewijzigd. | Die bepaling wordt door het bestreden decreet niet gewijzigd. |
| B.4.2. De verzoekende partij, de nv « Investsud », is dus vermeld op | B.4.2. De verzoekende partij, de nv « Investsud », is dus vermeld op |
| de lijst van artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004, | de lijst van artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004, |
| oorspronkelijk in punt 23° ervan en thans in punt 51° ervan. De | oorspronkelijk in punt 23° ervan en thans in punt 51° ervan. De |
| artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van het decreet van 12 | artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van het decreet van 12 |
| februari 2004 zijn dus krachtens die bepaling, die reeds vóór het | februari 2004 zijn dus krachtens die bepaling, die reeds vóór het |
| bestreden decreet bestond, rechtstreeks van toepassing op de | bestreden decreet bestond, rechtstreeks van toepassing op de |
| overheidsbestuurders en de beheerders die binnen die vennootschap | overheidsbestuurders en de beheerders die binnen die vennootschap |
| mandaten of ambten uitoefenen. | mandaten of ambten uitoefenen. |
| B.5.1. De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van het decreet | B.5.1. De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van het decreet |
| van 12 februari 2004 zouden eveneens krachtens artikel 3, § 7, eerste | van 12 februari 2004 zouden eveneens krachtens artikel 3, § 7, eerste |
| lid, van dat decreet, ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden | lid, van dat decreet, ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden |
| decreet, kunnen worden toegepast op de overheidsbestuurders en de | decreet, kunnen worden toegepast op de overheidsbestuurders en de |
| beheerders die binnen de verzoekende vennootschap mandaten of ambten | beheerders die binnen de verzoekende vennootschap mandaten of ambten |
| uitoefenen, aangezien de verzoekende vennootschap voor 26 % in handen | uitoefenen, aangezien de verzoekende vennootschap voor 26 % in handen |
| is van de « Société wallonne de financement et de garantie des PME | is van de « Société wallonne de financement et de garantie des PME |
| (Sowalfin) », die zelf voorkomt op de lijst die is opgenomen in | (Sowalfin) », die zelf voorkomt op de lijst die is opgenomen in |
| artikel 3, § 1, van het voormelde decreet van 12 februari 2004, in | artikel 3, § 1, van het voormelde decreet van 12 februari 2004, in |
| punt 48° ervan. | punt 48° ervan. |
| B.5.2. Aangezien de verzoekende vennootschap evenwel reeds vóór de | B.5.2. Aangezien de verzoekende vennootschap evenwel reeds vóór de |
| bestreden bepalingen vermeld was op de lijst van artikel 3, § 1, van | bestreden bepalingen vermeld was op de lijst van artikel 3, § 1, van |
| het decreet van 12 februari 2004, heeft de inwerkingtreding van | het decreet van 12 februari 2004, heeft de inwerkingtreding van |
| artikel 3, § 7, eerste lid, van dat decreet, zoals ingevoegd bij | artikel 3, § 7, eerste lid, van dat decreet, zoals ingevoegd bij |
| artikel 2, 2°, van het bestreden decreet, geen enkele weerslag gehad | artikel 2, 2°, van het bestreden decreet, geen enkele weerslag gehad |
| op haar situatie. | op haar situatie. |
| B.5.3. Uit het voorgaande volgt dat de verzoekende partij geen belang | B.5.3. Uit het voorgaande volgt dat de verzoekende partij geen belang |
| erbij heeft de vernietiging van artikel 3, § 7, eerste lid, van het | erbij heeft de vernietiging van artikel 3, § 7, eerste lid, van het |
| decreet van 12 februari 2004, ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het | decreet van 12 februari 2004, ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het |
| bestreden decreet, te vorderen omdat, zelfs in geval van een | bestreden decreet, te vorderen omdat, zelfs in geval van een |
| vernietiging van die bepaling, het decreet van 12 februari 2004 | vernietiging van die bepaling, het decreet van 12 februari 2004 |
| onverkort op haar van toepassing zou blijven krachtens artikel 3, § 1, | onverkort op haar van toepassing zou blijven krachtens artikel 3, § 1, |
| 51°, ervan. De omstandigheid dat de verzoekende partij de gewestelijke | 51°, ervan. De omstandigheid dat de verzoekende partij de gewestelijke |
| overheden meermaals heeft gevraagd om van die lijst te worden | overheden meermaals heeft gevraagd om van die lijst te worden |
| geschrapt, verleent haar geen belang om de vernietiging van artikel 2, | geschrapt, verleent haar geen belang om de vernietiging van artikel 2, |
| 2°, van het bestreden decreet te vorderen, aangezien niets erop wijst | 2°, van het bestreden decreet te vorderen, aangezien niets erop wijst |
| dat de decreetgever de intentie heeft om de verzoekende vennootschap | dat de decreetgever de intentie heeft om de verzoekende vennootschap |
| van de lijst van de beoogde instellingen te verwijderen. Bovendien | van de lijst van de beoogde instellingen te verwijderen. Bovendien |
| komt het niet het Hof toe zich uit te spreken over de vraag of de | komt het niet het Hof toe zich uit te spreken over de vraag of de |
| verzoekende vennootschap terecht op die lijst voorkomt. | verzoekende vennootschap terecht op die lijst voorkomt. |
| B.6.1. De verzoekende partij heeft daarentegen wel belang erbij de | B.6.1. De verzoekende partij heeft daarentegen wel belang erbij de |
| vernietiging te vorderen van de door het bestreden decreet ingevoerde | vernietiging te vorderen van de door het bestreden decreet ingevoerde |
| bepalingen die nieuwe verplichtingen of verbodsbepalingen opleggen aan | bepalingen die nieuwe verplichtingen of verbodsbepalingen opleggen aan |
| de overheidsbestuurders en de beheerders die hun mandaten of ambten | de overheidsbestuurders en de beheerders die hun mandaten of ambten |
| bij haar uitoefenen. | bij haar uitoefenen. |
| B.6.2. Wat die verplichtingen of verbodsbepalingen betreft, blijkt uit | B.6.2. Wat die verplichtingen of verbodsbepalingen betreft, blijkt uit |
| het verzoekschrift dat de verzoekende partij het bestreden decreet | het verzoekschrift dat de verzoekende partij het bestreden decreet |
| verwijt in inmengingen te voorzien in de werking, het beheer en het | verwijt in inmengingen te voorzien in de werking, het beheer en het |
| bestuur van de aan het decreet onderworpen handelsondernemingen, met | bestuur van de aan het decreet onderworpen handelsondernemingen, met |
| schending van de bevoegdheid die aan de federale wetgever is | schending van de bevoegdheid die aan de federale wetgever is |
| voorbehouden bij artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet | voorbehouden bij artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet |
| van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzake de | van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzake de |
| organisatie van het bedrijfsleven, en bij artikel 6, § 1, VI, vijfde | organisatie van het bedrijfsleven, en bij artikel 6, § 1, VI, vijfde |
| lid, 5°, van dezelfde bijzondere wet, inzake het vennootschapsrecht. | lid, 5°, van dezelfde bijzondere wet, inzake het vennootschapsrecht. |
| B.6.3. De verzoekende partij verwijt de bestreden bepalingen | B.6.3. De verzoekende partij verwijt de bestreden bepalingen |
| buitensporige bevoegdheden te creëren voor de overheidsaandeelhouder | buitensporige bevoegdheden te creëren voor de overheidsaandeelhouder |
| in termen van benoeming, bezoldiging en afzetting van de bestuurders | in termen van benoeming, bezoldiging en afzetting van de bestuurders |
| of van sommigen onder hen, de beoogde vennootschappen ertoe te | of van sommigen onder hen, de beoogde vennootschappen ertoe te |
| verplichten een « uitvoerend bureau », een « bezoldigingscomité » en | verplichten een « uitvoerend bureau », een « bezoldigingscomité » en |
| een « auditcomité » op te richten binnen hun raad van bestuur, de | een « auditcomité » op te richten binnen hun raad van bestuur, de |
| overheidsbestuurders en de beheerders te verbieden hun mandaat of ambt | overheidsbestuurders en de beheerders te verbieden hun mandaat of ambt |
| uit te oefenen via een rechtspersoon, beperkingen op te leggen aan de | uit te oefenen via een rechtspersoon, beperkingen op te leggen aan de |
| bevoegdheden van de raad van bestuur wat betreft de benoeming en de | bevoegdheden van de raad van bestuur wat betreft de benoeming en de |
| bezoldiging van de personen die belast zijn met het dagelijks bestuur | bezoldiging van de personen die belast zijn met het dagelijks bestuur |
| en wat de bezoldiging van de andere personeelsleden van de | en wat de bezoldiging van de andere personeelsleden van de |
| vennootschap betreft, verplichtingen op te leggen inzake nominatieve | vennootschap betreft, verplichtingen op te leggen inzake nominatieve |
| reporting (financiële mededeling) over de mandaten en de bezoldigingen | reporting (financiële mededeling) over de mandaten en de bezoldigingen |
| van de overheidsbestuurders en de beheerders, alsook over de | van de overheidsbestuurders en de beheerders, alsook over de |
| samenstelling van de organen van de vennootschap, de | samenstelling van de organen van de vennootschap, de |
| overheidsbestuurders en de beheerders ertoe te verplichten een | overheidsbestuurders en de beheerders ertoe te verplichten een |
| jaarlijkse aangifte te doen van hun mandaten en bezoldigingen bij het | jaarlijkse aangifte te doen van hun mandaten en bezoldigingen bij het |
| Waalse Gewest, een bevoegdheid te creëren op grond waarvan het | Waalse Gewest, een bevoegdheid te creëren op grond waarvan het |
| controleorgaan de beslissingen van de vennootschap met betrekking tot | controleorgaan de beslissingen van de vennootschap met betrekking tot |
| de benoeming of de bezoldiging van haar overheidsbestuurders of van | de benoeming of de bezoldiging van haar overheidsbestuurders of van |
| haar beheerders kan goedkeuren, en te voorzien in een beroep bij de | haar beheerders kan goedkeuren, en te voorzien in een beroep bij de |
| Raad van State tegen bepaalde door de algemene vergadering genomen | Raad van State tegen bepaalde door de algemene vergadering genomen |
| beslissingen betreffende de overheidsbestuurders. | beslissingen betreffende de overheidsbestuurders. |
| B.6.4. De Ministerraad verwijt het bestreden decreet eveneens dat het | B.6.4. De Ministerraad verwijt het bestreden decreet eveneens dat het |
| buitensporige en ongerechtvaardigde inmengingen met zich meebrengt in | buitensporige en ongerechtvaardigde inmengingen met zich meebrengt in |
| de werking van de privéondernemingen waarin de Waalse overheden | de werking van de privéondernemingen waarin de Waalse overheden |
| participaties nemen, wat betreft de samenstelling van het uitvoerend | participaties nemen, wat betreft de samenstelling van het uitvoerend |
| bureau, de verplichting om een auditcomité en een bezoldigingscomité | bureau, de verplichting om een auditcomité en een bezoldigingscomité |
| op te richten, de verplichting inzake reporting die de persoon belast | op te richten, de verplichting inzake reporting die de persoon belast |
| met het dagelijks bestuur moet vervullen en het verbod om het | met het dagelijks bestuur moet vervullen en het verbod om het |
| dagelijks bestuur aan een rechtspersoon toe te vertrouwen. | dagelijks bestuur aan een rechtspersoon toe te vertrouwen. |
| B.7.1. Wat de benoeming, de bezoldiging en de afzetting van | B.7.1. Wat de benoeming, de bezoldiging en de afzetting van |
| bestuurders betreft, blijkt uit het verzoekschrift dat de grieven de | bestuurders betreft, blijkt uit het verzoekschrift dat de grieven de |
| volgende bepalingen beogen : | volgende bepalingen beogen : |
| - artikel 8, § 2, van het decreet van 12 februari 2004, zoals | - artikel 8, § 2, van het decreet van 12 februari 2004, zoals |
| vervangen bij artikel 4 van het bestreden decreet, dat | vervangen bij artikel 4 van het bestreden decreet, dat |
| onverenigbaarheden vastlegt tussen het mandaat van voorzitter, van | onverenigbaarheden vastlegt tussen het mandaat van voorzitter, van |
| ondervoorzitter of de uitoefening van bijzondere functies binnen een | ondervoorzitter of de uitoefening van bijzondere functies binnen een |
| instelling, en de hoedanigheid van lid van het kabinet van de minister | instelling, en de hoedanigheid van lid van het kabinet van de minister |
| van de Regering onder wie de instelling ressorteert of van het kabinet | van de Regering onder wie de instelling ressorteert of van het kabinet |
| van de minister-president en de vicepresidenten van de Regering; | van de minister-president en de vicepresidenten van de Regering; |
| - artikel 15bis, §§ 1 tot 3, van het decreet van 12 februari 2004, | - artikel 15bis, §§ 1 tot 3, van het decreet van 12 februari 2004, |
| vervangen bij artikel 12, 1°, van het bestreden decreet, dat regels | vervangen bij artikel 12, 1°, van het bestreden decreet, dat regels |
| met betrekking tot de bezoldiging van de overheidsbestuurder en van de | met betrekking tot de bezoldiging van de overheidsbestuurder en van de |
| beheerder vastlegt; | beheerder vastlegt; |
| - de artikelen 15/4 en 15/5 van het decreet van 12 februari 2004, | - de artikelen 15/4 en 15/5 van het decreet van 12 februari 2004, |
| ingevoegd bij de artikelen 9 en 10 van het bestreden decreet, die de | ingevoegd bij de artikelen 9 en 10 van het bestreden decreet, die de |
| gevallen bepalen waarin de overheid die de openbare mandaten heeft | gevallen bepalen waarin de overheid die de openbare mandaten heeft |
| toevertrouwd die mandaten kan herroepen, die de procedure daartoe | toevertrouwd die mandaten kan herroepen, die de procedure daartoe |
| vaststellen en die verbieden om de persoon van wie het openbare | vaststellen en die verbieden om de persoon van wie het openbare |
| mandaat is herroepen opnieuw voor dat mandaat te benoemen, gedurende | mandaat is herroepen opnieuw voor dat mandaat te benoemen, gedurende |
| een termijn van twee jaar. | een termijn van twee jaar. |
| B.7.2. Wat betreft de verplichting om een uitvoerend bureau, een | B.7.2. Wat betreft de verplichting om een uitvoerend bureau, een |
| auditcomité en een bezoldigingscomité op te richten, beogen de grieven | auditcomité en een bezoldigingscomité op te richten, beogen de grieven |
| de volgende bepalingen : | de volgende bepalingen : |
| - het nieuwe lid van artikel 2 van het decreet van 12 februari 2004, | - het nieuwe lid van artikel 2 van het decreet van 12 februari 2004, |
| ingevoegd bij artikel 1, e), van het bestreden decreet, dat de beoogde | ingevoegd bij artikel 1, e), van het bestreden decreet, dat de beoogde |
| vennootschappen ertoe verplicht intern een « uitvoerend bureau » op te | vennootschappen ertoe verplicht intern een « uitvoerend bureau » op te |
| richten; | richten; |
| - artikel 15quater van het decreet van 12 februari 2004, ingevoegd bij | - artikel 15quater van het decreet van 12 februari 2004, ingevoegd bij |
| artikel 15 van het bestreden decreet, dat de beoogde vennootschappen | artikel 15 van het bestreden decreet, dat de beoogde vennootschappen |
| ertoe verplicht een « auditcomité » op te richten. | ertoe verplicht een « auditcomité » op te richten. |
| De bepalingen betreffende het bezoldigingscomité, die door de | De bepalingen betreffende het bezoldigingscomité, die door de |
| verzoekende partij en door de Ministerraad worden aangehaald, | verzoekende partij en door de Ministerraad worden aangehaald, |
| bestonden reeds vóór het bestreden decreet en worden niet erdoor | bestonden reeds vóór het bestreden decreet en worden niet erdoor |
| gewijzigd, zodat het eerste en het tweede middel, in zoverre zij dat | gewijzigd, zodat het eerste en het tweede middel, in zoverre zij dat |
| comité beogen, niet ontvankelijk zijn. | comité beogen, niet ontvankelijk zijn. |
| B.7.3. Wat betreft de hoedanigheid van de persoon die een mandaat van | B.7.3. Wat betreft de hoedanigheid van de persoon die een mandaat van |
| overheidsbestuurder of een ambt van beheerder uitoefent, beogen de | overheidsbestuurder of een ambt van beheerder uitoefent, beogen de |
| grieven artikel 3, § 6, tweede lid, van het decreet van 12 februari | grieven artikel 3, § 6, tweede lid, van het decreet van 12 februari |
| 2004, zoals vervangen bij artikel 2 van het bestreden decreet, dat | 2004, zoals vervangen bij artikel 2 van het bestreden decreet, dat |
| verbiedt dat de beheerder en de overheidsbestuurder rechtspersonen | verbiedt dat de beheerder en de overheidsbestuurder rechtspersonen |
| zijn. | zijn. |
| B.7.4. Wat ten slotte de verplichtingen inzake reporting betreft, | B.7.4. Wat ten slotte de verplichtingen inzake reporting betreft, |
| beogen de grieven de artikelen 15, 15/1, 15/2 en 15/3 van het decreet | beogen de grieven de artikelen 15, 15/1, 15/2 en 15/3 van het decreet |
| van 12 februari 2004, ingevoegd bij de artikelen 5 tot 8 van het | van 12 februari 2004, ingevoegd bij de artikelen 5 tot 8 van het |
| bestreden decreet, en artikel 15/6 van het decreet van 12 februari | bestreden decreet, en artikel 15/6 van het decreet van 12 februari |
| 2004, ingevoegd bij artikel 11 van het bestreden decreet, die die | 2004, ingevoegd bij artikel 11 van het bestreden decreet, die die |
| verplichtingen regelen en de niet-inachtneming ervan bestraffen. | verplichtingen regelen en de niet-inachtneming ervan bestraffen. |
| B.8.1. Artikel 9 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 bepaalt : | B.8.1. Artikel 9 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 bepaalt : |
| « In de aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren, kunnen de | « In de aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren, kunnen de |
| Gemeenschappen en de Gewesten gedecentraliseerde diensten, | Gemeenschappen en de Gewesten gedecentraliseerde diensten, |
| instellingen en ondernemingen oprichten of kapitaalsparticipaties | instellingen en ondernemingen oprichten of kapitaalsparticipaties |
| nemen. | nemen. |
| Het decreet kan aan voornoemde organismen rechtspersoonlijkheid | Het decreet kan aan voornoemde organismen rechtspersoonlijkheid |
| toekennen en hun toelaten kapitaalsparticipaties te nemen. Het decreet | toekennen en hun toelaten kapitaalsparticipaties te nemen. Het decreet |
| regelt hun oprichting, samenstelling, bevoegdheid, werking en toezicht | regelt hun oprichting, samenstelling, bevoegdheid, werking en toezicht |
| ». | ». |
| B.8.2. Daaruit volgt dat de gewesten, in de aangelegenheden die hun | B.8.2. Daaruit volgt dat de gewesten, in de aangelegenheden die hun |
| zijn toegewezen, kapitaalsparticipaties kunnen nemen, onder meer in | zijn toegewezen, kapitaalsparticipaties kunnen nemen, onder meer in |
| private vennootschappen. Wanneer zij echter de uitoefening | private vennootschappen. Wanneer zij echter de uitoefening |
| reglementeren van de mandaten die aan de kapitaalsparticipatie in die | reglementeren van de mandaten die aan de kapitaalsparticipatie in die |
| vennootschappen zijn verbonden, is het de gewesten niet toegestaan, | vennootschappen zijn verbonden, is het de gewesten niet toegestaan, |
| behoudens een beroep op artikel 10 van de bijzondere wet van 8 | behoudens een beroep op artikel 10 van de bijzondere wet van 8 |
| augustus 1980 tot hervorming der instellingen, op algemene wijze af te | augustus 1980 tot hervorming der instellingen, op algemene wijze af te |
| wijken van het handelsrecht en vennootschapsrecht, die, krachtens | wijken van het handelsrecht en vennootschapsrecht, die, krachtens |
| artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 5°, van diezelfde bijzondere wet tot | artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 5°, van diezelfde bijzondere wet tot |
| de exclusieve bevoegdheid van de federale overheid behoren. | de exclusieve bevoegdheid van de federale overheid behoren. |
| B.8.3. In het kader van het voorliggende beroep dient het Hof niet te | B.8.3. In het kader van het voorliggende beroep dient het Hof niet te |
| onderzoeken of de activiteiten van de instellingen die zijn opgesomd | onderzoeken of de activiteiten van de instellingen die zijn opgesomd |
| of aangewezen bij artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004 | of aangewezen bij artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004 |
| en waarin het Waalse Gewest, rechtstreeks of onrechtstreeks, | en waarin het Waalse Gewest, rechtstreeks of onrechtstreeks, |
| kapitaalsparticipaties heeft genomen, tot de aan het Gewest toegewezen | kapitaalsparticipaties heeft genomen, tot de aan het Gewest toegewezen |
| bevoegdheden behoren. | bevoegdheden behoren. |
| Zoals kan worden afgeleid uit hetgeen is vermeld in B.5.3, komt het | Zoals kan worden afgeleid uit hetgeen is vermeld in B.5.3, komt het |
| het Hof evenmin toe, in het kader van het voorliggende beroep, de bij | het Hof evenmin toe, in het kader van het voorliggende beroep, de bij |
| artikel 2, 2°, van het bestreden decreet gerealiseerde uitbreiding van | artikel 2, 2°, van het bestreden decreet gerealiseerde uitbreiding van |
| het personele toepassingsgebied van het decreet van 12 februari 2004 | het personele toepassingsgebied van het decreet van 12 februari 2004 |
| te onderzoeken. | te onderzoeken. |
| Het dient dus evenmin te onderzoeken of het noodzakelijk is dat aan de | Het dient dus evenmin te onderzoeken of het noodzakelijk is dat aan de |
| vennootschappen die te maken hebben met de voor de | vennootschappen die te maken hebben met de voor de |
| overheidsbestuurders en de beheerders geldende regels, een opdracht | overheidsbestuurders en de beheerders geldende regels, een opdracht |
| van openbare dienst is toevertrouwd, aangezien de nv « Investsud » | van openbare dienst is toevertrouwd, aangezien de nv « Investsud » |
| reeds vóór het bestreden decreet aan de bepalingen van het decreet van | reeds vóór het bestreden decreet aan de bepalingen van het decreet van |
| 12 februari 2004 onderworpen was. | 12 februari 2004 onderworpen was. |
| B.9.1. De in B.7 aangehaalde bepalingen kunnen een weerslag hebben op | B.9.1. De in B.7 aangehaalde bepalingen kunnen een weerslag hebben op |
| de regels inzake de werking van de entiteiten waarop zij van | de regels inzake de werking van de entiteiten waarop zij van |
| toepassing zijn, en kunnen dus een aantasting inhouden van de | toepassing zijn, en kunnen dus een aantasting inhouden van de |
| bevoegdheden van de federale overheid inzake het vennootschapsrecht, | bevoegdheden van de federale overheid inzake het vennootschapsrecht, |
| aangezien sommige van die entiteiten, zoals dat het geval is voor de | aangezien sommige van die entiteiten, zoals dat het geval is voor de |
| verzoekende partij, de vorm van een handelsvennootschap hebben | verzoekende partij, de vorm van een handelsvennootschap hebben |
| aangenomen. | aangenomen. |
| B.9.2. Het Hof dient nog te onderzoeken of de toepassingsvoorwaarden | B.9.2. Het Hof dient nog te onderzoeken of de toepassingsvoorwaarden |
| van artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 vervuld zijn. | van artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 vervuld zijn. |
| Die bepaling staat het Waalse Gewest met name toe decretale bepalingen | Die bepaling staat het Waalse Gewest met name toe decretale bepalingen |
| te nemen die een federale aangelegenheid regelen op voorwaarde dat die | te nemen die een federale aangelegenheid regelen op voorwaarde dat die |
| bepalingen noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn | bepalingen noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn |
| bevoegdheden, die aangelegenheid zich leent tot een gedifferentieerde | bevoegdheden, die aangelegenheid zich leent tot een gedifferentieerde |
| regeling en de weerslag van die bepalingen op de federale | regeling en de weerslag van die bepalingen op de federale |
| aangelegenheid slechts marginaal is. | aangelegenheid slechts marginaal is. |
| B.9.3. Doordat hij weet had van bepaalde situaties die hij | B.9.3. Doordat hij weet had van bepaalde situaties die hij |
| onverenigbaar achtte met de regels van goed bestuur en transparantie | onverenigbaar achtte met de regels van goed bestuur en transparantie |
| die hij essentieel vond binnen de beoogde instellingen en entiteiten, | die hij essentieel vond binnen de beoogde instellingen en entiteiten, |
| kon de decreetgever het noodzakelijk achten de bestreden bepalingen te | kon de decreetgever het noodzakelijk achten de bestreden bepalingen te |
| nemen met het oog op een sterker bestuur en een grotere transparantie | nemen met het oog op een sterker bestuur en een grotere transparantie |
| binnen de instellingen of entiteiten die door het Waalse Gewest worden | binnen de instellingen of entiteiten die door het Waalse Gewest worden |
| gecontroleerd of waarin het een kapitaalsparticipatie heeft genomen. | gecontroleerd of waarin het een kapitaalsparticipatie heeft genomen. |
| B.9.4. In tegenstelling tot hetgeen de verzoekende partij aanvoert, | B.9.4. In tegenstelling tot hetgeen de verzoekende partij aanvoert, |
| hebben de bestreden bepalingen niet tot gevolg dat aan de gewestelijke | hebben de bestreden bepalingen niet tot gevolg dat aan de gewestelijke |
| overheden buitensporige bevoegdheden worden toegekend wat betreft de | overheden buitensporige bevoegdheden worden toegekend wat betreft de |
| benoeming of de afzetting van bestuurders, daar die overheden alleen | benoeming of de afzetting van bestuurders, daar die overheden alleen |
| krachtens de op de entiteit toepasselijke wet, haar statuten of een | krachtens de op de entiteit toepasselijke wet, haar statuten of een |
| overeenkomst bestuurders kunnen aanwijzen. De bestreden bepalingen | overeenkomst bestuurders kunnen aanwijzen. De bestreden bepalingen |
| hebben overigens alleen betrekking op de overheidsbestuurders en de | hebben overigens alleen betrekking op de overheidsbestuurders en de |
| beheerders die worden aangewezen door de gewestelijke overheid of door | beheerders die worden aangewezen door de gewestelijke overheid of door |
| een onder die overheid ressorterende rechtspersoon, en zijn niet | een onder die overheid ressorterende rechtspersoon, en zijn niet |
| bestemd om de werking van de beoogde entiteiten te regelen. Zij hebben | bestemd om de werking van de beoogde entiteiten te regelen. Zij hebben |
| niet tot gevolg de organen van de betrokken handelsvennootschappen hun | niet tot gevolg de organen van de betrokken handelsvennootschappen hun |
| aansprakelijkheid en hun bevoegdheden te ontnemen of ze toe te staan | aansprakelijkheid en hun bevoegdheden te ontnemen of ze toe te staan |
| dan wel te verplichten om af te wijken van de federale bepalingen van | dan wel te verplichten om af te wijken van de federale bepalingen van |
| het vennootschapsrecht. De door de bestreden bepalingen geregelde | het vennootschapsrecht. De door de bestreden bepalingen geregelde |
| aangelegenheid leent zich derhalve tot een gedifferentieerde regeling. | aangelegenheid leent zich derhalve tot een gedifferentieerde regeling. |
| B.9.5. Ten slotte zijn de bestreden bepalingen alleen van toepassing | B.9.5. Ten slotte zijn de bestreden bepalingen alleen van toepassing |
| op de overheidsbestuurders en de beheerders van de vennootschappen | op de overheidsbestuurders en de beheerders van de vennootschappen |
| bedoeld in artikel 3 van het decreet van 12 februari 2004, zodat de | bedoeld in artikel 3 van het decreet van 12 februari 2004, zodat de |
| weerslag ervan op de aangelegenheid van het vennootschapsrecht | weerslag ervan op de aangelegenheid van het vennootschapsrecht |
| marginaal is, gelet op het aantal privaatrechtelijke rechtspersonen | marginaal is, gelet op het aantal privaatrechtelijke rechtspersonen |
| die aan het vennootschapsrecht onderworpen zijn. | die aan het vennootschapsrecht onderworpen zijn. |
| B.10. Bovendien zet de verzoekende partij niet uiteen in welk opzicht | B.10. Bovendien zet de verzoekende partij niet uiteen in welk opzicht |
| de door haar bestreden bepalingen « evenveel beperkingen [zouden | de door haar bestreden bepalingen « evenveel beperkingen [zouden |
| inhouden] van de fundamentele vrijheden van het Verdrag [betreffende | inhouden] van de fundamentele vrijheden van het Verdrag [betreffende |
| de werking van de Europese Unie] in de interpretatie van het Hof van | de werking van de Europese Unie] in de interpretatie van het Hof van |
| Justitie ». In zoverre de verzoekende partij verwijst naar het arrest | Justitie ». In zoverre de verzoekende partij verwijst naar het arrest |
| dat op 6 december 2007 door het Hof van Justitie van de Europese Unie | dat op 6 december 2007 door het Hof van Justitie van de Europese Unie |
| werd gewezen, dient te worden opgemerkt dat de bestreden bepalingen « | werd gewezen, dient te worden opgemerkt dat de bestreden bepalingen « |
| de publieke aandeelhouders » niet de mogelijkheid bieden « om in het | de publieke aandeelhouders » niet de mogelijkheid bieden « om in het |
| kader van de werkzaamheden van de leden van de raad van bestuur van | kader van de werkzaamheden van de leden van de raad van bestuur van |
| een vennootschap op aandelen meer gewicht in de schaal te werpen dan | een vennootschap op aandelen meer gewicht in de schaal te werpen dan |
| zij in normale omstandigheden op grond van hun hoedanigheid van | zij in normale omstandigheden op grond van hun hoedanigheid van |
| aandeelhouder zouden kunnen doen » (HvJ, 6 december 2007, C-463/04 en | aandeelhouder zouden kunnen doen » (HvJ, 6 december 2007, C-463/04 en |
| C-464/04, Federconsumatori en anderen t. Comune di Milano, punt 23). | C-464/04, Federconsumatori en anderen t. Comune di Milano, punt 23). |
| De aandelen die in handen zijn van de publiekrechtelijke rechtspersoon | De aandelen die in handen zijn van de publiekrechtelijke rechtspersoon |
| hebben immers geen hogere waarde, in termen van beslissings- en | hebben immers geen hogere waarde, in termen van beslissings- en |
| controlebevoegdheid binnen de organen van de vennootschap, dan die | controlebevoegdheid binnen de organen van de vennootschap, dan die |
| welke in handen zijn van de andere aandeelhouders. | welke in handen zijn van de andere aandeelhouders. |
| B.11. Het eerste en het tweede middel zijn niet gegrond. | B.11. Het eerste en het tweede middel zijn niet gegrond. |
| Ten aanzien van het derde middel | Ten aanzien van het derde middel |
| B.12.1. De verzoekende partij leidt een derde middel af uit de | B.12.1. De verzoekende partij leidt een derde middel af uit de |
| schending, door artikel 9 van het bestreden decreet, van de regels | schending, door artikel 9 van het bestreden decreet, van de regels |
| inzake de bevoegdheidsverdeling tussen de federale Staat en de | inzake de bevoegdheidsverdeling tussen de federale Staat en de |
| gewesten, van artikel 160 van de Grondwet en van artikel 10 van de | gewesten, van artikel 160 van de Grondwet en van artikel 10 van de |
| bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. | bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. |
| B.12.2. Bij artikel 9 van het bestreden decreet wordt in het decreet | B.12.2. Bij artikel 9 van het bestreden decreet wordt in het decreet |
| van 12 februari 2004 een artikel 15/4 ingevoegd dat, voor de overheid | van 12 februari 2004 een artikel 15/4 ingevoegd dat, voor de overheid |
| die openbare mandaten heeft toevertrouwd, in de mogelijkheid voorziet, | die openbare mandaten heeft toevertrouwd, in de mogelijkheid voorziet, |
| in bepaalde gevallen die zijn opgesomd in de eerste paragraaf van die | in bepaalde gevallen die zijn opgesomd in de eerste paragraaf van die |
| bepaling, ze te herroepen. Uit het verzoekschrift blijkt dat het | bepaling, ze te herroepen. Uit het verzoekschrift blijkt dat het |
| middel betrekking heeft op het laatste lid van de tweede paragraaf van | middel betrekking heeft op het laatste lid van de tweede paragraaf van |
| die bepaling, dat luidt : | die bepaling, dat luidt : |
| « Een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State | « Een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State |
| gegrond beroep wordt tegen deze beslissing ingesteld. Het moet binnen | gegrond beroep wordt tegen deze beslissing ingesteld. Het moet binnen |
| vijftien dagen na de kennisgeving ervan ingediend worden ». | vijftien dagen na de kennisgeving ervan ingediend worden ». |
| B.13.1. De verzoekende partij verwijt de decreetgever dat hij, via die | B.13.1. De verzoekende partij verwijt de decreetgever dat hij, via die |
| bepaling, de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari | bepaling, de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari |
| 1973, (hierna : de gecoördineerde wetten op de Raad van State) | 1973, (hierna : de gecoördineerde wetten op de Raad van State) |
| fundamenteel heeft gewijzigd « in zoverre hij een beroep mogelijk | fundamenteel heeft gewijzigd « in zoverre hij een beroep mogelijk |
| maakt tegen een beslissing die niet uitgaat van een administratieve | maakt tegen een beslissing die niet uitgaat van een administratieve |
| overheid ». Uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat de | overheid ». Uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat de |
| verzoekende partij van mening is dat artikel 9 van het bestreden | verzoekende partij van mening is dat artikel 9 van het bestreden |
| decreet, « voor een afgezette bestuurder, een beroep bij de Raad van | decreet, « voor een afgezette bestuurder, een beroep bij de Raad van |
| State mogelijk maakt tegen de beslissing van een private | State mogelijk maakt tegen de beslissing van een private |
| handelsonderneming », te weten de vennootschap waarin de | handelsonderneming », te weten de vennootschap waarin de |
| overheidsbestuurder het mandaat uitoefent dat hem door de overheid is | overheidsbestuurder het mandaat uitoefent dat hem door de overheid is |
| toevertrouwd. | toevertrouwd. |
| B.13.2. De bestreden bepaling preciseert dat « de overheid die | B.13.2. De bestreden bepaling preciseert dat « de overheid die |
| openbare mandaten heeft toevertrouwd » kan beslissen die mandaten te | openbare mandaten heeft toevertrouwd » kan beslissen die mandaten te |
| herroepen en dat « tegen deze beslissing » een beroep bij de Raad van | herroepen en dat « tegen deze beslissing » een beroep bij de Raad van |
| State kan worden ingesteld. Daaruit volgt dat de door de bestreden | State kan worden ingesteld. Daaruit volgt dat de door de bestreden |
| bepaling beoogde beslissing, waartegen een beroep kan worden ingesteld | bepaling beoogde beslissing, waartegen een beroep kan worden ingesteld |
| bij de Raad van State, geen beslissing is die werd genomen door de | bij de Raad van State, geen beslissing is die werd genomen door de |
| algemene vergadering of door een ander orgaan van de vennootschap | algemene vergadering of door een ander orgaan van de vennootschap |
| waarin de overheidsbestuurder zijn mandaat uitoefent, maar een | waarin de overheidsbestuurder zijn mandaat uitoefent, maar een |
| beslissing die werd genomen door de overheid die die bestuurder heeft | beslissing die werd genomen door de overheid die die bestuurder heeft |
| aangewezen om haar binnen de raad van bestuur te vertegenwoordigen en | aangewezen om haar binnen de raad van bestuur te vertegenwoordigen en |
| die hem heeft voorgesteld aan de algemene vergadering van de | die hem heeft voorgesteld aan de algemene vergadering van de |
| aandeelhouders. Die beslissing mag niet worden verward met de | aandeelhouders. Die beslissing mag niet worden verward met de |
| beslissingen die door de organen van de vennootschap worden genomen | beslissingen die door de organen van de vennootschap worden genomen |
| met betrekking tot de benoeming of de afzetting van bestuurders, | met betrekking tot de benoeming of de afzetting van bestuurders, |
| beslissingen die voor de bevoegde rechter kunnen worden aangevochten. | beslissingen die voor de bevoegde rechter kunnen worden aangevochten. |
| B.13.3. Het derde middel is niet gegrond. | B.13.3. Het derde middel is niet gegrond. |
| B.14.1. De Ministerraad verwijt op zijn beurt de bestreden bepaling | B.14.1. De Ministerraad verwijt op zijn beurt de bestreden bepaling |
| erin te voorzien dat het beroep dat openstaat tegen de beslissing tot | erin te voorzien dat het beroep dat openstaat tegen de beslissing tot |
| herroeping gegrond is op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de | herroeping gegrond is op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de |
| Raad van State, en dat het binnen vijftien dagen moet worden | Raad van State, en dat het binnen vijftien dagen moet worden |
| ingesteld, in afwijking van het gemeen recht inzake de bevoegdheid van | ingesteld, in afwijking van het gemeen recht inzake de bevoegdheid van |
| de Raad van State en de rechtspleging voor dat rechtscollege. Zodoende | de Raad van State en de rechtspleging voor dat rechtscollege. Zodoende |
| voert de Ministerraad een nieuw middel aan, wat hij vermag te doen met | voert de Ministerraad een nieuw middel aan, wat hij vermag te doen met |
| toepassing van artikel 85, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 | toepassing van artikel 85, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 |
| januari 1989 op het Grondwettelijk Hof. | januari 1989 op het Grondwettelijk Hof. |
| B.14.2. Naar aanleiding van het advies van de afdeling wetgeving van | B.14.2. Naar aanleiding van het advies van de afdeling wetgeving van |
| de Raad van State waarbij werd verzocht die afwijking van het gemeen | de Raad van State waarbij werd verzocht die afwijking van het gemeen |
| recht te verantwoorden (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, nr. | recht te verantwoorden (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, nr. |
| 1051/1, p. 38), geeft de parlementaire voorbereiding aan dat de | 1051/1, p. 38), geeft de parlementaire voorbereiding aan dat de |
| bekritiseerde regeling werd uitgewerkt met het oog op samenhang met de | bekritiseerde regeling werd uitgewerkt met het oog op samenhang met de |
| soortgelijke regeling die van toepassing is op de lokale | soortgelijke regeling die van toepassing is op de lokale |
| mandatarissen, zoals georganiseerd door het Wetboek van de | mandatarissen, zoals georganiseerd door het Wetboek van de |
| plaatselijke democratie en de decentralisatie. Daaruit volgt dat « het | plaatselijke democratie en de decentralisatie. Daaruit volgt dat « het |
| geheel van de bepalingen in verband met de controle bijgevolg zijn | geheel van de bepalingen in verband met de controle bijgevolg zijn |
| geredigeerd om het aanwenden van een enkele geharmoniseerde procedure | geredigeerd om het aanwenden van een enkele geharmoniseerde procedure |
| door hetzelfde controleorgaan mogelijk te maken » (ibid., p. 7). | door hetzelfde controleorgaan mogelijk te maken » (ibid., p. 7). |
| B.14.3. Door te beslissen dat het beroep dat bij de Raad van State | B.14.3. Door te beslissen dat het beroep dat bij de Raad van State |
| wordt ingesteld tegen de beslissing tot afzetting van de | wordt ingesteld tegen de beslissing tot afzetting van de |
| overheidsbestuurder of van de beheerder, die werd genomen door de | overheidsbestuurder of van de beheerder, die werd genomen door de |
| overheid die hem het mandaat had toevertrouwd, gegrond is op artikel | overheid die hem het mandaat had toevertrouwd, gegrond is op artikel |
| 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en dat het binnen | 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en dat het binnen |
| een termijn van vijftien dagen moet worden ingesteld, maakt de | een termijn van vijftien dagen moet worden ingesteld, maakt de |
| decreetgever inbreuk op de bevoegdheid die bij artikel 160 van de | decreetgever inbreuk op de bevoegdheid die bij artikel 160 van de |
| Grondwet aan de federale wetgever is voorbehouden. Het Hof moet nagaan | Grondwet aan de federale wetgever is voorbehouden. Het Hof moet nagaan |
| of die bevoegdheidsoverschrijding kan worden verantwoord op grond van | of die bevoegdheidsoverschrijding kan worden verantwoord op grond van |
| artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming | artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming |
| der instellingen. | der instellingen. |
| B.14.4. Om redenen van coherentie met andere decretale bepalingen, | B.14.4. Om redenen van coherentie met andere decretale bepalingen, |
| maar ook omdat hij oordeelde dat de periode van onzekerheid die door | maar ook omdat hij oordeelde dat de periode van onzekerheid die door |
| het instellen van het beroep ontstaat zo kort mogelijk moest zijn, in | het instellen van het beroep ontstaat zo kort mogelijk moest zijn, in |
| het belang van de betrokken personen, van de instelling waarbinnen het | het belang van de betrokken personen, van de instelling waarbinnen het |
| mandaat of het ambt werd uitgeoefend en van de overheid die het | mandaat of het ambt werd uitgeoefend en van de overheid die het |
| mandaat of het ambt had toevertrouwd, kon de decreetgever het | mandaat of het ambt had toevertrouwd, kon de decreetgever het |
| noodzakelijk achten af te wijken van het gemeen recht van het beroep | noodzakelijk achten af te wijken van het gemeen recht van het beroep |
| bij de Raad van State door te beslissen dat het beoogde beroep moet | bij de Raad van State door te beslissen dat het beoogde beroep moet |
| worden ingesteld op grond van artikel 16 van de gecoördineerde wetten | worden ingesteld op grond van artikel 16 van de gecoördineerde wetten |
| op de Raad van State, binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de | op de Raad van State, binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de |
| beslissing. | beslissing. |
| B.14.5. De bestreden bepaling heeft slechts betrekking op een beperkt | B.14.5. De bestreden bepaling heeft slechts betrekking op een beperkt |
| aantal beroepen, zodat de weerslag ervan marginaal is. Zij wijzigt de | aantal beroepen, zodat de weerslag ervan marginaal is. Zij wijzigt de |
| rechtspleging voor het hoge administratieve rechtscollege niet, maar | rechtspleging voor het hoge administratieve rechtscollege niet, maar |
| beperkt zich ertoe de beroepen tegen bepaalde beslissingen die met | beperkt zich ertoe de beroepen tegen bepaalde beslissingen die met |
| toepassing van de decreetgeving zijn genomen toe te wijzen aan het | toepassing van de decreetgeving zijn genomen toe te wijzen aan het |
| contentieux met volle rechtsmacht, in plaats van aan het | contentieux met volle rechtsmacht, in plaats van aan het |
| annulatiecontentieux. De aldus beperkte aangelegenheid die onder de | annulatiecontentieux. De aldus beperkte aangelegenheid die onder de |
| federale bevoegdheid valt, leent zich derhalve tot een | federale bevoegdheid valt, leent zich derhalve tot een |
| gedifferentieerde regeling. | gedifferentieerde regeling. |
| B.14.6. Het door de Ministerraad aangevoerde nieuwe middel is niet | B.14.6. Het door de Ministerraad aangevoerde nieuwe middel is niet |
| gegrond. | gegrond. |
| Ten aanzien van het vierde middel | Ten aanzien van het vierde middel |
| B.15. De verzoekende partij leidt een vierde middel af uit de | B.15. De verzoekende partij leidt een vierde middel af uit de |
| schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in | schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in |
| samenhang gelezen met artikel 39 van de Grondwet, met artikel 6, § 1, | samenhang gelezen met artikel 39 van de Grondwet, met artikel 6, § 1, |
| VI, eerste lid, derde lid, vierde lid, 3°, en vijfde lid, 5°, van de | VI, eerste lid, derde lid, vierde lid, 3°, en vijfde lid, 5°, van de |
| bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, | bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, |
| met artikel 22 van de Grondwet, met artikel 8 van het Europees Verdrag | met artikel 22 van de Grondwet, met artikel 8 van het Europees Verdrag |
| voor de rechten van de mens en met het beginsel van rechtszekerheid. | voor de rechten van de mens en met het beginsel van rechtszekerheid. |
| B.16.1. In het eerste onderdeel verwijt de verzoekende partij de | B.16.1. In het eerste onderdeel verwijt de verzoekende partij de |
| decreetgever een discriminatie in te voeren onder handelsondernemingen | decreetgever een discriminatie in te voeren onder handelsondernemingen |
| naargelang het Waalse Gewest of een andere publiekrechtelijke | naargelang het Waalse Gewest of een andere publiekrechtelijke |
| rechtspersoon al dan niet een « gekwalificeerde deelneming » in die | rechtspersoon al dan niet een « gekwalificeerde deelneming » in die |
| ondernemingen bezit. Die grief lijkt bijgevolg te zijn gericht tegen | ondernemingen bezit. Die grief lijkt bijgevolg te zijn gericht tegen |
| artikel 3, § 7, eerste lid, van het decreet van 12 februari 2004, | artikel 3, § 7, eerste lid, van het decreet van 12 februari 2004, |
| zoals het werd ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden decreet. | zoals het werd ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden decreet. |
| B.16.2. Zoals in B.5.3 is vermeld, heeft de verzoekende partij geen | B.16.2. Zoals in B.5.3 is vermeld, heeft de verzoekende partij geen |
| belang erbij de vernietiging van die bepaling te vorderen. Het eerste | belang erbij de vernietiging van die bepaling te vorderen. Het eerste |
| onderdeel van het vierde middel is niet ontvankelijk. | onderdeel van het vierde middel is niet ontvankelijk. |
| B.17.1. In het tweede onderdeel verwijt de verzoekende partij artikel | B.17.1. In het tweede onderdeel verwijt de verzoekende partij artikel |
| 3, § 7, tweede lid, van het decreet van 12 februari 2004, zoals | 3, § 7, tweede lid, van het decreet van 12 februari 2004, zoals |
| geciteerd in B.3.2 en ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden | geciteerd in B.3.2 en ingevoegd bij artikel 2, 2°, van het bestreden |
| decreet, enkel in afwijkingsmogelijkheden te voorzien voor de | decreet, enkel in afwijkingsmogelijkheden te voorzien voor de |
| overheidsbestuurders en de beheerders op wie de artikelen 1 tot en met | overheidsbestuurders en de beheerders op wie de artikelen 1 tot en met |
| 16, 18, 18bis en 19 van het decreet van 12 februari 2004 van | 16, 18, 18bis en 19 van het decreet van 12 februari 2004 van |
| toepassing zijn krachtens artikel 3, § 7, van hetzelfde decreet, en | toepassing zijn krachtens artikel 3, § 7, van hetzelfde decreet, en |
| niet voor diegenen op wie die bepalingen van toepassing zijn krachtens | niet voor diegenen op wie die bepalingen van toepassing zijn krachtens |
| artikel 3, § 1, van dat decreet. | artikel 3, § 1, van dat decreet. |
| B.17.2. Het in dat onderdeel van het middel bekritiseerde verschil in | B.17.2. Het in dat onderdeel van het middel bekritiseerde verschil in |
| behandeling berust op een pertinent criterium, aangezien het | behandeling berust op een pertinent criterium, aangezien het |
| toepassingsgebied ratione personae van de bepalingen van het decreet | toepassingsgebied ratione personae van de bepalingen van het decreet |
| in het ene geval wordt afgebakend door de opsomming van instellingen | in het ene geval wordt afgebakend door de opsomming van instellingen |
| waarvoor de decreetgever beslist dat die bepalingen moeten worden | waarvoor de decreetgever beslist dat die bepalingen moeten worden |
| toegepast terwijl, in het andere geval, dat toepassingsgebied op | toegepast terwijl, in het andere geval, dat toepassingsgebied op |
| abstracte wijze wordt afgebakend zodat de decreetgever redelijkerwijs | abstracte wijze wordt afgebakend zodat de decreetgever redelijkerwijs |
| niet definitief kon bepalen of voor bepaalde entiteiten in | niet definitief kon bepalen of voor bepaalde entiteiten in |
| uitzonderingen moest worden voorzien. | uitzonderingen moest worden voorzien. |
| Voor het overige komt het het Hof niet toe, in het kader van het | Voor het overige komt het het Hof niet toe, in het kader van het |
| voorliggende beroep, zich uit te spreken over de pertinentie van de | voorliggende beroep, zich uit te spreken over de pertinentie van de |
| inschrijving of van de handhaving van bepaalde instellingen op de | inschrijving of van de handhaving van bepaalde instellingen op de |
| lijst van artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004. | lijst van artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004. |
| B.18.1. In het derde onderdeel klaagt de verzoekende partij een | B.18.1. In het derde onderdeel klaagt de verzoekende partij een |
| discriminatie aan tussen privaatrechtelijke handelsondernemingen in | discriminatie aan tussen privaatrechtelijke handelsondernemingen in |
| het licht van het recht op eerbiediging van het privéleven, in zoverre | het licht van het recht op eerbiediging van het privéleven, in zoverre |
| hoofdstuk I van het decreet van 12 februari 2004 de | hoofdstuk I van het decreet van 12 februari 2004 de |
| overheidsbestuurders en de personen die belast zijn met het dagelijks | overheidsbestuurders en de personen die belast zijn met het dagelijks |
| bestuur in de privaatrechtelijke handelsondernemingen ertoe verplicht | bestuur in de privaatrechtelijke handelsondernemingen ertoe verplicht |
| hun mandaten en bezoldigingen aan te geven bij het controleorgaan dat | hun mandaten en bezoldigingen aan te geven bij het controleorgaan dat |
| overgaat tot een nominatieve bekendmaking ervan, en in zoverre dat | overgaat tot een nominatieve bekendmaking ervan, en in zoverre dat |
| hoofdstuk de betrokken privaatrechtelijke handelsondernemingen | hoofdstuk de betrokken privaatrechtelijke handelsondernemingen |
| eveneens ertoe verplicht een nominatief verslag over de bezoldiging | eveneens ertoe verplicht een nominatief verslag over de bezoldiging |
| van de overheidsbestuurders en van de personen die belast zijn met het | van de overheidsbestuurders en van de personen die belast zijn met het |
| dagelijks bestuur, alsook de lijst van alle personen die in hun | dagelijks bestuur, alsook de lijst van alle personen die in hun |
| organen of in die van hun dochterondernemingen over een mandaat of een | organen of in die van hun dochterondernemingen over een mandaat of een |
| ambt beschikken, aan de gewestelijke overheden door te geven. Dat | ambt beschikken, aan de gewestelijke overheden door te geven. Dat |
| middel, in dat onderdeel, lijkt betrekking te hebben op de artikelen | middel, in dat onderdeel, lijkt betrekking te hebben op de artikelen |
| 15, 15/1, 15/2, 15/3 en 15/6 van het decreet van 12 februari 2004, | 15, 15/1, 15/2, 15/3 en 15/6 van het decreet van 12 februari 2004, |
| zoals gewijzigd of ingevoegd bij de artikelen 5 tot 8 en 11 van het | zoals gewijzigd of ingevoegd bij de artikelen 5 tot 8 en 11 van het |
| bestreden decreet. | bestreden decreet. |
| B.18.2. Het recht op eerbiediging van het privéleven, zoals | B.18.2. Het recht op eerbiediging van het privéleven, zoals |
| gewaarborgd bij artikel 22 van de Grondwet en artikel 8 van het | gewaarborgd bij artikel 22 van de Grondwet en artikel 8 van het |
| Europees Verdrag voor de rechten van de mens, heeft als essentieel | Europees Verdrag voor de rechten van de mens, heeft als essentieel |
| doel de personen te beschermen tegen inmengingen in hun privéleven. | doel de personen te beschermen tegen inmengingen in hun privéleven. |
| Dat recht heeft een ruime draagwijdte en omvat, onder meer, de | Dat recht heeft een ruime draagwijdte en omvat, onder meer, de |
| bescherming van persoonsgegevens en van persoonlijke informatie. | bescherming van persoonsgegevens en van persoonlijke informatie. |
| B.18.3. De rechten die bij artikel 22 van de Grondwet en bij artikel 8 | B.18.3. De rechten die bij artikel 22 van de Grondwet en bij artikel 8 |
| van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens worden | van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens worden |
| gewaarborgd, zijn evenwel niet absoluut. | gewaarborgd, zijn evenwel niet absoluut. |
| Zij sluiten een overheidsinmenging in het recht op eerbiediging van | Zij sluiten een overheidsinmenging in het recht op eerbiediging van |
| het privéleven niet uit, maar vereisen dat zij wordt toegestaan door | het privéleven niet uit, maar vereisen dat zij wordt toegestaan door |
| een voldoende precieze wettelijke bepaling, dat zij beantwoordt aan | een voldoende precieze wettelijke bepaling, dat zij beantwoordt aan |
| een dwingende maatschappelijke behoefte in een democratische | een dwingende maatschappelijke behoefte in een democratische |
| samenleving en dat zij evenredig is met de daarmee nagestreefde | samenleving en dat zij evenredig is met de daarmee nagestreefde |
| wettige doelstelling. Die bepalingen houden voor de overheid bovendien | wettige doelstelling. Die bepalingen houden voor de overheid bovendien |
| de positieve verplichting in om maatregelen te nemen die een | de positieve verplichting in om maatregelen te nemen die een |
| daadwerkelijke eerbiediging van het privéleven verzekeren, zelfs in de | daadwerkelijke eerbiediging van het privéleven verzekeren, zelfs in de |
| sfeer van de onderlinge verhoudingen tussen individuen (EHRM, 27 | sfeer van de onderlinge verhoudingen tussen individuen (EHRM, 27 |
| oktober 1994, Kroon e.a. t. Nederland, § 31; grote kamer, 12 november | oktober 1994, Kroon e.a. t. Nederland, § 31; grote kamer, 12 november |
| 2013, Söderman t. Zweden, § 78). | 2013, Söderman t. Zweden, § 78). |
| De appreciatiemarge is evenwel niet onbegrensd : opdat een wettelijke | De appreciatiemarge is evenwel niet onbegrensd : opdat een wettelijke |
| regeling verenigbaar is met het recht op eerbiediging van het | regeling verenigbaar is met het recht op eerbiediging van het |
| privéleven, is vereist dat de wetgever een billijk evenwicht heeft | privéleven, is vereist dat de wetgever een billijk evenwicht heeft |
| ingesteld tussen alle rechten en belangen die in het geding zijn. | ingesteld tussen alle rechten en belangen die in het geding zijn. |
| B.18.4. Doordat hij weet had van bepaalde situaties die hij | B.18.4. Doordat hij weet had van bepaalde situaties die hij |
| onverenigbaar achtte met de regels van goed bestuur en transparantie | onverenigbaar achtte met de regels van goed bestuur en transparantie |
| die hij essentieel vond binnen de beoogde instellingen en entiteiten, | die hij essentieel vond binnen de beoogde instellingen en entiteiten, |
| kon de decreetgever het noodzakelijk achten de bestreden bepalingen te | kon de decreetgever het noodzakelijk achten de bestreden bepalingen te |
| nemen teneinde transparantie te waarborgen ten aanzien van de | nemen teneinde transparantie te waarborgen ten aanzien van de |
| uitoefening van de mandaten en ambten, zelfs binnen private | uitoefening van de mandaten en ambten, zelfs binnen private |
| handelsvennootschappen. Voor het overige toont de verzoekende partij | handelsvennootschappen. Voor het overige toont de verzoekende partij |
| niet aan in welk opzicht de door haar beoogde bepalingen een | niet aan in welk opzicht de door haar beoogde bepalingen een |
| onevenredige aantasting van het recht op eerbiediging van het | onevenredige aantasting van het recht op eerbiediging van het |
| privéleven van de betrokkenen met zich zouden meebrengen. | privéleven van de betrokkenen met zich zouden meebrengen. |
| B.19. Het vierde middel is niet gegrond. | B.19. Het vierde middel is niet gegrond. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| verwerpt het beroep. | verwerpt het beroep. |
| Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, | Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, |
| overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op | overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op |
| het Grondwettelijk Hof, op 18 juni 2020. | het Grondwettelijk Hof, op 18 juni 2020. |
| De griffier, | De griffier, |
| F. Meersschaut | F. Meersschaut |
| De voorzitter, | De voorzitter, |
| F. Daoût | F. Daoût |