← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 206/2019 van 19 december 2019 Rolnummer 7219 In zake : de
prejudiciële vraag over artikel 39/2, § 2, van de wet van 15 december 1980 « betreffende de toegang
tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût
en A. Alen, en de rechters L. L(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 206/2019 van 19 december 2019 Rolnummer 7219 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 39/2, § 2, van de wet van 15 december 1980 « betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...) | Uittreksel uit arrest nr. 206/2019 van 19 december 2019 Rolnummer 7219 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 39/2, § 2, van de wet van 15 december 1980 « betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 206/2019 van 19 december 2019 | Uittreksel uit arrest nr. 206/2019 van 19 december 2019 |
| Rolnummer 7219 | Rolnummer 7219 |
| In zake : de prejudiciële vraag over artikel 39/2, § 2, van de wet van | In zake : de prejudiciële vraag over artikel 39/2, § 2, van de wet van |
| 15 december 1980 « betreffende de toegang tot het grondgebied, het | 15 december 1980 « betreffende de toegang tot het grondgebied, het |
| verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen », gesteld | verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen », gesteld |
| door de Raad van State. | door de Raad van State. |
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
| samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. | samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. |
| Lavrysen, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en J. Moerman, | Lavrysen, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en J. Moerman, |
| bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van |
| voorzitter F. Daoût, | voorzitter F. Daoût, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
| Bij arrest nr. 244.687 van 4 juni 2019, waarvan de expeditie ter | Bij arrest nr. 244.687 van 4 juni 2019, waarvan de expeditie ter |
| griffie van het Hof is ingekomen op 25 juni 2019, heeft de Raad van | griffie van het Hof is ingekomen op 25 juni 2019, heeft de Raad van |
| State de volgende prejudiciële vraag gesteld : | State de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
| « Schendt artikel 39/2, § 2, van de wet van 15 december 1980 | « Schendt artikel 39/2, § 2, van de wet van 15 december 1980 |
| betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging | betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging |
| en de verwijdering van vreemdelingen de artikelen 10 en 11 van de | en de verwijdering van vreemdelingen de artikelen 10 en 11 van de |
| Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 3 en 13 van het | Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 3 en 13 van het |
| Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele | Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele |
| vrijheden, in zoverre het de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, | vrijheden, in zoverre het de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, |
| waarbij een beroep tot vernietiging is ingesteld tegen een beslissing | waarbij een beroep tot vernietiging is ingesteld tegen een beslissing |
| tot weigering van een machtiging tot verblijf die is genomen op grond | tot weigering van een machtiging tot verblijf die is genomen op grond |
| van artikel 9ter van dezelfde wet in het kader waarvan de aanvrager | van artikel 9ter van dezelfde wet in het kader waarvan de aanvrager |
| van de machtiging de schending aanvoert van artikel 3 van het | van de machtiging de schending aanvoert van artikel 3 van het |
| voormelde Verdrag, niet toestaat om over te gaan tot een onderzoek ex | voormelde Verdrag, niet toestaat om over te gaan tot een onderzoek ex |
| nunc van de situatie van de betrokkene, terwijl de Raad voor | nunc van de situatie van de betrokkene, terwijl de Raad voor |
| Vreemdelingenbetwistingen een dergelijk onderzoek kan uitvoeren | Vreemdelingenbetwistingen een dergelijk onderzoek kan uitvoeren |
| wanneer bij die Raad op grond van artikel 39/2, § 1, van de wet van 15 | wanneer bij die Raad op grond van artikel 39/2, § 1, van de wet van 15 |
| december 1980 een beroep is ingesteld door personen die internationale | december 1980 een beroep is ingesteld door personen die internationale |
| bescherming aanvragen en tevens risico's voor hun leven en risico's | bescherming aanvragen en tevens risico's voor hun leven en risico's |
| van een onmenselijke en vernederende behandeling aanvoeren ? ». | van een onmenselijke en vernederende behandeling aanvoeren ? ». |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. In rechte |
| (...) | (...) |
| B.1. Bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen is een beroep tot | B.1. Bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen is een beroep tot |
| vernietiging ingesteld tegen een beslissing tot weigering van een | vernietiging ingesteld tegen een beslissing tot weigering van een |
| machtiging tot verblijf die is genomen op grond van artikel 9ter van | machtiging tot verblijf die is genomen op grond van artikel 9ter van |
| de wet van 15 december 1980 « betreffende de toegang tot het | de wet van 15 december 1980 « betreffende de toegang tot het |
| grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van | grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van |
| vreemdelingen » (hierna : de wet van 15 december 1980). In dat kader | vreemdelingen » (hierna : de wet van 15 december 1980). In dat kader |
| voert de verzoekende partij de schending aan van artikel 3 van het | voert de verzoekende partij de schending aan van artikel 3 van het |
| Europees Verdrag voor de rechten van de mens. De verwijzende rechter | Europees Verdrag voor de rechten van de mens. De verwijzende rechter |
| stelt aan het Hof een prejudiciële vraag over de bestaanbaarheid van | stelt aan het Hof een prejudiciële vraag over de bestaanbaarheid van |
| artikel 39/2, § 2, van de wet van 15 december 1980 met de artikelen 10 | artikel 39/2, § 2, van de wet van 15 december 1980 met de artikelen 10 |
| en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 3 en 13 | en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 3 en 13 |
| van het voormelde Verdrag, in zoverre het de Raad voor | van het voormelde Verdrag, in zoverre het de Raad voor |
| Vreemdelingenbetwistingen niet toestaat om over te gaan tot een | Vreemdelingenbetwistingen niet toestaat om over te gaan tot een |
| onderzoek ex nunc van de situatie van de verzoekende partij. De Raad | onderzoek ex nunc van de situatie van de verzoekende partij. De Raad |
| voor Vreemdelingenbetwistingen kan een dergelijk onderzoek daarentegen | voor Vreemdelingenbetwistingen kan een dergelijk onderzoek daarentegen |
| uitvoeren wanneer bij die Raad krachtens artikel 39/2, § 1, van de wet | uitvoeren wanneer bij die Raad krachtens artikel 39/2, § 1, van de wet |
| van 15 december 1980 een beroep is ingesteld door personen die | van 15 december 1980 een beroep is ingesteld door personen die |
| internationale bescherming aanvragen en tevens risico's voor hun leven | internationale bescherming aanvragen en tevens risico's voor hun leven |
| en risico's van een onmenselijke en vernederende behandeling | en risico's van een onmenselijke en vernederende behandeling |
| aanvoeren. | aanvoeren. |
| B.2. Artikel 3 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens | B.2. Artikel 3 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens |
| bepaalt : | bepaalt : |
| « Niemand mag worden onderworpen aan folteringen noch aan onmenselijke | « Niemand mag worden onderworpen aan folteringen noch aan onmenselijke |
| of vernederende behandelingen of straffen ». | of vernederende behandelingen of straffen ». |
| Artikel 13 van hetzelfde Verdrag bepaalt : | Artikel 13 van hetzelfde Verdrag bepaalt : |
| « Eenieder wiens rechten en vrijheden, welke in dit Verdrag zijn | « Eenieder wiens rechten en vrijheden, welke in dit Verdrag zijn |
| vermeld, zijn geschonden, heeft recht op daadwerkelijke rechtshulp | vermeld, zijn geschonden, heeft recht op daadwerkelijke rechtshulp |
| voor een nationale instantie, zelfs indien deze schending zou zijn | voor een nationale instantie, zelfs indien deze schending zou zijn |
| begaan door personen in de uitoefening van hun ambtelijke functie ». | begaan door personen in de uitoefening van hun ambtelijke functie ». |
| B.3.1. Zoals geïnterpreteerd door het Europees Hof voor de Rechten van | B.3.1. Zoals geïnterpreteerd door het Europees Hof voor de Rechten van |
| de Mens veronderstelt het bij artikel 13 van het Europees Verdrag voor | de Mens veronderstelt het bij artikel 13 van het Europees Verdrag voor |
| de rechten van de mens gewaarborgde recht op daadwerkelijke rechtshulp | de rechten van de mens gewaarborgde recht op daadwerkelijke rechtshulp |
| dat de persoon die een verdedigbare grief aanvoert die is afgeleid uit | dat de persoon die een verdedigbare grief aanvoert die is afgeleid uit |
| de schending van een recht of een vrijheid erkend in hetzelfde | de schending van een recht of een vrijheid erkend in hetzelfde |
| Verdrag, toegang heeft tot een nationale instantie die bevoegd is om | Verdrag, toegang heeft tot een nationale instantie die bevoegd is om |
| de inhoud van de grief te onderzoeken en om het gepaste herstel te | de inhoud van de grief te onderzoeken en om het gepaste herstel te |
| bieden. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft | bieden. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft |
| herhaaldelijk geoordeeld dat, « gelet op het belang dat [het] hecht | herhaaldelijk geoordeeld dat, « gelet op het belang dat [het] hecht |
| aan artikel 3 van het Verdrag en aan de onomkeerbare aard van de | aan artikel 3 van het Verdrag en aan de onomkeerbare aard van de |
| schade die kan worden veroorzaakt wanneer het risico van foltering of | schade die kan worden veroorzaakt wanneer het risico van foltering of |
| slechte behandelingen zich voordoet [...], artikel 13 eist dat de | slechte behandelingen zich voordoet [...], artikel 13 eist dat de |
| betrokkene toegang heeft tot een van rechtswege opschortend beroep » | betrokkene toegang heeft tot een van rechtswege opschortend beroep » |
| (EHRM, grote kamer, 21 januari 2011, M.S.S. t. België en Griekenland, | (EHRM, grote kamer, 21 januari 2011, M.S.S. t. België en Griekenland, |
| § 293; 2 februari 2012, I.M. t. Frankrijk, § 128). | § 293; 2 februari 2012, I.M. t. Frankrijk, § 128). |
| B.3.2. Om daadwerkelijk te zijn in de zin van artikel 13 van het | B.3.2. Om daadwerkelijk te zijn in de zin van artikel 13 van het |
| Europees Verdrag voor de rechten van de mens moet het beroep dat | Europees Verdrag voor de rechten van de mens moet het beroep dat |
| openstaat voor de persoon die een schending van artikel 3 aanklaagt, | openstaat voor de persoon die een schending van artikel 3 aanklaagt, |
| een « aandachtige », « volledige » en « strikte » controle mogelijk | een « aandachtige », « volledige » en « strikte » controle mogelijk |
| maken van de situatie van de verzoeker door het bevoegde orgaan (EHRM, | maken van de situatie van de verzoeker door het bevoegde orgaan (EHRM, |
| grote kamer, 21 januari 2011, M.S.S. t. België en Griekenland, § § 387 | grote kamer, 21 januari 2011, M.S.S. t. België en Griekenland, § § 387 |
| en 389; 20 december 2011, Yoh-Ekale Mwanje t. België, § § 105 en 107). | en 389; 20 december 2011, Yoh-Ekale Mwanje t. België, § § 105 en 107). |
| In dat verband heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens | In dat verband heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens |
| geoordeeld dat « de controle-instantie zich niet fictief kon | geoordeeld dat « de controle-instantie zich niet fictief kon |
| verplaatsen naar het ogenblik waarop de administratie de betwiste | verplaatsen naar het ogenblik waarop de administratie de betwiste |
| beslissing heeft genomen teneinde de geldigheid ervan te beoordelen in | beslissing heeft genomen teneinde de geldigheid ervan te beoordelen in |
| het licht van artikel 3 en aldus kon afzien van een aandachtig en | het licht van artikel 3 en aldus kon afzien van een aandachtig en |
| strikt onderzoek van de individuele situatie van de betrokkene » | strikt onderzoek van de individuele situatie van de betrokkene » |
| (EHRM, 2 oktober 2012, Singh en anderen t. België, § 91; 20 december | (EHRM, 2 oktober 2012, Singh en anderen t. België, § 91; 20 december |
| 2011, Yoh-Ekale Mwanje t. België, § § 106 en 107; 7 juli 2015, V.M. en | 2011, Yoh-Ekale Mwanje t. België, § § 106 en 107; 7 juli 2015, V.M. en |
| anderen t. België, § 200). Om een eventuele schending van artikel 3 | anderen t. België, § 200). Om een eventuele schending van artikel 3 |
| van het Verdrag te beoordelen in geval van uitzetting van een ernstig | van het Verdrag te beoordelen in geval van uitzetting van een ernstig |
| zieke vreemdeling naar zijn land van herkomst, is het Europees Hof | zieke vreemdeling naar zijn land van herkomst, is het Europees Hof |
| voor de Rechten van de Mens van oordeel dat rekening dient te worden | voor de Rechten van de Mens van oordeel dat rekening dient te worden |
| gehouden met de actuele gezondheidstoestand van de vreemdeling, met | gehouden met de actuele gezondheidstoestand van de vreemdeling, met |
| name in het licht van de meest recente inlichtingen (EHRM, 2 mei 1997, | name in het licht van de meest recente inlichtingen (EHRM, 2 mei 1997, |
| D. t. Verenigd Koninkrijk, § 50; grote kamer, 13 december 2016, | D. t. Verenigd Koninkrijk, § 50; grote kamer, 13 december 2016, |
| Paposhvili t. België, § 188). Ten slotte, zoals het Hof bij zijn | Paposhvili t. België, § 188). Ten slotte, zoals het Hof bij zijn |
| arrest nr. 111/2015 van 17 september 2015 heeft geoordeeld, impliceert | arrest nr. 111/2015 van 17 september 2015 heeft geoordeeld, impliceert |
| de vereiste van een daadwerkelijk beroep dat het aangewende | de vereiste van een daadwerkelijk beroep dat het aangewende |
| rechtsmiddel van rechtswege een opschortende werking heeft en dat, in | rechtsmiddel van rechtswege een opschortende werking heeft en dat, in |
| voorkomend geval, nieuwe bewijselementen kunnen worden voorgelegd, | voorkomend geval, nieuwe bewijselementen kunnen worden voorgelegd, |
| zodat de rechter de actuele situatie van de verzoeker kan onderzoeken | zodat de rechter de actuele situatie van de verzoeker kan onderzoeken |
| op het ogenblik van de uitspraak. | op het ogenblik van de uitspraak. |
| B.4. Wanneer bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen een beroep | B.4. Wanneer bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen een beroep |
| wordt ingesteld tegen de beslissing tot weigering van een aanvraag | wordt ingesteld tegen de beslissing tot weigering van een aanvraag |
| voor een machtiging tot verblijf om medische redenen, op grond van | voor een machtiging tot verblijf om medische redenen, op grond van |
| artikel 9ter van de wet van 15 december 1980, handelt de Raad in de | artikel 9ter van de wet van 15 december 1980, handelt de Raad in de |
| hoedanigheid van een annulatierechter, overeenkomstig het in het | hoedanigheid van een annulatierechter, overeenkomstig het in het |
| geding zijnde artikel 39/2, § 2, van dezelfde wet. In het kader van | geding zijnde artikel 39/2, § 2, van dezelfde wet. In het kader van |
| die saisine controleert de Raad de wettigheid van de bestreden | die saisine controleert de Raad de wettigheid van de bestreden |
| beslissing op basis van de elementen waarvan de instantie kennis had | beslissing op basis van de elementen waarvan de instantie kennis had |
| op het ogenblik dat zij uitspraak deed; de Raad vermag dus niet de | op het ogenblik dat zij uitspraak deed; de Raad vermag dus niet de |
| eventuele nieuwe bewijselementen in aanmerking te nemen die de | eventuele nieuwe bewijselementen in aanmerking te nemen die de |
| verzoeker aan hem voorlegt, noch de actuele situatie van de | verzoeker aan hem voorlegt, noch de actuele situatie van de |
| laatstgenoemde te onderzoeken, namelijk op het ogenblik dat hij | laatstgenoemde te onderzoeken, namelijk op het ogenblik dat hij |
| uitspraak doet over een eventuele schending van artikel 3 van het | uitspraak doet over een eventuele schending van artikel 3 van het |
| Europees Verdrag voor de rechten van de mens in de hypothese dat de | Europees Verdrag voor de rechten van de mens in de hypothese dat de |
| betrokken vreemdeling zou worden teruggewezen naar zijn land van | betrokken vreemdeling zou worden teruggewezen naar zijn land van |
| herkomst. | herkomst. |
| B.5. Bijgevolg is het beroep tot vernietiging dat, overeenkomstig | B.5. Bijgevolg is het beroep tot vernietiging dat, overeenkomstig |
| artikel 39/2, § 2, van de wet van 15 december 1980, kan worden | artikel 39/2, § 2, van de wet van 15 december 1980, kan worden |
| ingesteld tegen een beslissing tot verwerping van een aanvraag voor | ingesteld tegen een beslissing tot verwerping van een aanvraag voor |
| een machtiging tot verblijf om medische redenen, op grond van artikel | een machtiging tot verblijf om medische redenen, op grond van artikel |
| 9ter van de wet van 15 december 1980, geen daadwerkelijk beroep in de | 9ter van de wet van 15 december 1980, geen daadwerkelijk beroep in de |
| zin van artikel 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de | zin van artikel 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de |
| mens. | mens. |
| B.6. Om na te gaan of die bepaling is geschonden, dient evenwel | B.6. Om na te gaan of die bepaling is geschonden, dient evenwel |
| rekening te worden gehouden met alle beroepen waarover de verzoekers | rekening te worden gehouden met alle beroepen waarover de verzoekers |
| beschikken, met inbegrip van de beroepen die het mogelijk maken zich | beschikken, met inbegrip van de beroepen die het mogelijk maken zich |
| te verzetten tegen de tenuitvoerlegging van een maatregel tot | te verzetten tegen de tenuitvoerlegging van een maatregel tot |
| verwijdering naar een land waar, luidens de grief die zij aanvoeren, | verwijdering naar een land waar, luidens de grief die zij aanvoeren, |
| te hunnen aanzien een risico bestaat dat artikel 3 van het Europees | te hunnen aanzien een risico bestaat dat artikel 3 van het Europees |
| Verdrag voor de rechten van de mens zou kunnen worden geschonden. Het | Verdrag voor de rechten van de mens zou kunnen worden geschonden. Het |
| Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft immers herhaaldelijk | Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft immers herhaaldelijk |
| geoordeeld dat « het geheel van de door het interne recht geboden | geoordeeld dat « het geheel van de door het interne recht geboden |
| beroepen kan voldoen aan de vereisten van artikel 13, zelfs wanneer | beroepen kan voldoen aan de vereisten van artikel 13, zelfs wanneer |
| geen enkele daarvan op zich daaraan helemaal beantwoordt » (zie met | geen enkele daarvan op zich daaraan helemaal beantwoordt » (zie met |
| name EHRM, 5 februari 2002, conka t. België, § 75; 26 april 2007, | name EHRM, 5 februari 2002, conka t. België, § 75; 26 april 2007, |
| Gebremedhin (Gaberamadhien) t. Frankrijk, § 53; 2 oktober 2012, Singh | Gebremedhin (Gaberamadhien) t. Frankrijk, § 53; 2 oktober 2012, Singh |
| en anderen t. België, § 99; 14 februari 2017, S.K. t. Rusland, § 73). | en anderen t. België, § 99; 14 februari 2017, S.K. t. Rusland, § 73). |
| B.7. Wanneer de gezondheidstoestand van de verzoeker na de indiening | B.7. Wanneer de gezondheidstoestand van de verzoeker na de indiening |
| van zijn beroep is gewijzigd, beschikt hij op elk ogenblik over de | van zijn beroep is gewijzigd, beschikt hij op elk ogenblik over de |
| mogelijkheid om een nieuwe aanvraag voor een machtiging tot verblijf | mogelijkheid om een nieuwe aanvraag voor een machtiging tot verblijf |
| om medische redenen in te dienen, waarbij nieuwe medische elementen | om medische redenen in te dienen, waarbij nieuwe medische elementen |
| kunnen worden aangevoerd. Wanneer de nieuwe aanvraag in voorkomend | kunnen worden aangevoerd. Wanneer de nieuwe aanvraag in voorkomend |
| geval ontvankelijk wordt verklaard, is de vreemdeling ertoe gemachtigd | geval ontvankelijk wordt verklaard, is de vreemdeling ertoe gemachtigd |
| tijdelijk op het Belgische grondgebied te verblijven en ontvangt hij | tijdelijk op het Belgische grondgebied te verblijven en ontvangt hij |
| daartoe een attest van immatriculatie, overeenkomstig artikel 7, | daartoe een attest van immatriculatie, overeenkomstig artikel 7, |
| tweede lid, van het koninklijk besluit van 17 mei 2007 « tot | tweede lid, van het koninklijk besluit van 17 mei 2007 « tot |
| vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 | vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 |
| september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 | september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 |
| betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging | betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging |
| en de verwijdering van vreemdelingen ». | en de verwijdering van vreemdelingen ». |
| B.8. Wanneer, alvorens de nieuwe aanvraag ontvankelijk is verklaard, | B.8. Wanneer, alvorens de nieuwe aanvraag ontvankelijk is verklaard, |
| de tenuitvoerlegging van de maatregel tot verwijdering van het | de tenuitvoerlegging van de maatregel tot verwijdering van het |
| grondgebied imminent is, kan de vreemdeling die het voorwerp heeft | grondgebied imminent is, kan de vreemdeling die het voorwerp heeft |
| uitgemaakt van een beslissing tot verwerping van een aanvraag voor een | uitgemaakt van een beslissing tot verwerping van een aanvraag voor een |
| machtiging tot verblijf om medische redenen, op grond van artikel 9ter | machtiging tot verblijf om medische redenen, op grond van artikel 9ter |
| van de wet van 15 december 1980, een vordering tot schorsing bij | van de wet van 15 december 1980, een vordering tot schorsing bij |
| uiterst dringende noodzakelijkheid instellen tegen de | uiterst dringende noodzakelijkheid instellen tegen de |
| verwijderingsmaatregel, overeenkomstig artikel 39/82, § 4, tweede lid, | verwijderingsmaatregel, overeenkomstig artikel 39/82, § 4, tweede lid, |
| van dezelfde wet. Wanneer de vreemdeling reeds een gewone vordering | van dezelfde wet. Wanneer de vreemdeling reeds een gewone vordering |
| tot schorsing had ingesteld en de tenuitvoerlegging van de | tot schorsing had ingesteld en de tenuitvoerlegging van de |
| verwijderingsmaatregel imminent wordt, kan hij, bij wege van | verwijderingsmaatregel imminent wordt, kan hij, bij wege van |
| voorlopige maatregelen, verzoeken dat de Raad voor | voorlopige maatregelen, verzoeken dat de Raad voor |
| Vreemdelingenbetwistingen zo snel mogelijk uitspraak doet (artikel | Vreemdelingenbetwistingen zo snel mogelijk uitspraak doet (artikel |
| 39/85, § 1, van de wet van 15 december 1980). | 39/85, § 1, van de wet van 15 december 1980). |
| B.9. Wanneer een van die twee gronden wordt aangevoerd in het kader | B.9. Wanneer een van die twee gronden wordt aangevoerd in het kader |
| van een zaak bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, dan doet die | van een zaak bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, dan doet die |
| Raad « een zorgvuldig en nauwgezet onderzoek van alle bewijsstukken | Raad « een zorgvuldig en nauwgezet onderzoek van alle bewijsstukken |
| die hem worden voorgelegd, inzonderheid die welke van dien aard zijn | die hem worden voorgelegd, inzonderheid die welke van dien aard zijn |
| dat daaruit blijkt dat er redenen zijn om te geloven dat de uitvoering | dat daaruit blijkt dat er redenen zijn om te geloven dat de uitvoering |
| van de bestreden beslissing de verzoeker zou blootstellen aan het | van de bestreden beslissing de verzoeker zou blootstellen aan het |
| risico te worden onderworpen aan de schending van de grondrechten van | risico te worden onderworpen aan de schending van de grondrechten van |
| de mens ten aanzien waarvan geen afwijking mogelijk is uit hoofde van | de mens ten aanzien waarvan geen afwijking mogelijk is uit hoofde van |
| artikel 15, tweede lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van | artikel 15, tweede lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van |
| de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden » (artikelen | de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden » (artikelen |
| 39/82, § 4, vierde lid, en 39/85, § 1, derde lid, van de wet van 15 | 39/82, § 4, vierde lid, en 39/85, § 1, derde lid, van de wet van 15 |
| december 1980). Dat houdt voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen | december 1980). Dat houdt voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen |
| de verplichting in om, op het ogenblik dat hij uitspraak doet, | de verplichting in om, op het ogenblik dat hij uitspraak doet, |
| rekening te houden met de actuele gezondheidstoestand van de verzoeker | rekening te houden met de actuele gezondheidstoestand van de verzoeker |
| en met de nieuwe bewijselementen die die laatstgenoemde in dat verband | en met de nieuwe bewijselementen die die laatstgenoemde in dat verband |
| heeft voorgelegd. | heeft voorgelegd. |
| Het voorhanden zijnde rechtsmiddel heeft overigens van rechtswege een | Het voorhanden zijnde rechtsmiddel heeft overigens van rechtswege een |
| opschortende werking. | opschortende werking. |
| B.10. Bij zijn arrest nr. 112/2019 van 18 juli 2019 heeft het Hof | B.10. Bij zijn arrest nr. 112/2019 van 18 juli 2019 heeft het Hof |
| geoordeeld dat in de gevallen waarin een aanzienlijke tijd is verlopen | geoordeeld dat in de gevallen waarin een aanzienlijke tijd is verlopen |
| tussen het nemen van het besluit tot verwijdering in de vorm van een | tussen het nemen van het besluit tot verwijdering in de vorm van een |
| bevel om het grondgebied te verlaten en de daadwerkelijke | bevel om het grondgebied te verlaten en de daadwerkelijke |
| tenuitvoerlegging van dat bevel, de minister of zijn gemachtigde op | tenuitvoerlegging van dat bevel, de minister of zijn gemachtigde op |
| het ogenblik van die tenuitvoerlegging van het bevel om het | het ogenblik van die tenuitvoerlegging van het bevel om het |
| grondgebied te verlaten een nieuw onderzoek verricht van het risico op | grondgebied te verlaten een nieuw onderzoek verricht van het risico op |
| schending van de artikelen 3 en 8 van het Europees Verdrag voor de | schending van de artikelen 3 en 8 van het Europees Verdrag voor de |
| rechten van de mens. Het heeft eveneens geoordeeld dat het besluit tot | rechten van de mens. Het heeft eveneens geoordeeld dat het besluit tot |
| daadwerkelijke verwijdering, ongeacht of het samenvalt met de afgifte | daadwerkelijke verwijdering, ongeacht of het samenvalt met de afgifte |
| van een bevel om het grondgebied te verlaten dan wel of het wordt | van een bevel om het grondgebied te verlaten dan wel of het wordt |
| genomen na een voordien afgegeven bevel om het grondgebied te | genomen na een voordien afgegeven bevel om het grondgebied te |
| verlaten, een besluit inzake verwijdering vormt in de zin van artikel | verlaten, een besluit inzake verwijdering vormt in de zin van artikel |
| 12, lid 1, van de richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en | 12, lid 1, van de richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en |
| de Raad van 16 december 2008 « over gemeenschappelijke normen en | de Raad van 16 december 2008 « over gemeenschappelijke normen en |
| procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde | procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde |
| landen die illegaal op hun grondgebied verblijven » (de zogenaamde « | landen die illegaal op hun grondgebied verblijven » (de zogenaamde « |
| Terugkeerrichtlijn »), dat schriftelijk moet worden uitgevaardigd, | Terugkeerrichtlijn »), dat schriftelijk moet worden uitgevaardigd, |
| moet worden gemotiveerd en het voorwerp van een beroep bij de Raad | moet worden gemotiveerd en het voorwerp van een beroep bij de Raad |
| voor Vreemdelingenbetwistingen kan uitmaken. | voor Vreemdelingenbetwistingen kan uitmaken. |
| B.11. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat de persoon wiens | B.11. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat de persoon wiens |
| aanvraag voor een machtiging tot verblijf om medische redenen, | aanvraag voor een machtiging tot verblijf om medische redenen, |
| ingediend op grond van artikel 9ter van de wet van 15 december 1980, | ingediend op grond van artikel 9ter van de wet van 15 december 1980, |
| is verworpen en wiens medische toestand sinds de instantie haar | is verworpen en wiens medische toestand sinds de instantie haar |
| beslissing heeft genomen, is geëvolueerd, een daadwerkelijk beroep in | beslissing heeft genomen, is geëvolueerd, een daadwerkelijk beroep in |
| de zin van artikel 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de | de zin van artikel 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de |
| mens geniet. | mens geniet. |
| B.12. Gelet op hetgeen voorafgaat, dient de situatie van de | B.12. Gelet op hetgeen voorafgaat, dient de situatie van de |
| vreemdeling die een beroep tot vernietiging instelt tegen een | vreemdeling die een beroep tot vernietiging instelt tegen een |
| beslissing tot weigering van een machtiging tot verblijf om medische | beslissing tot weigering van een machtiging tot verblijf om medische |
| redenen die is genomen op grond van artikel 9ter van de wet van 15 | redenen die is genomen op grond van artikel 9ter van de wet van 15 |
| december 1980, niet te worden vergeleken met de situatie van de | december 1980, niet te worden vergeleken met de situatie van de |
| aanvrager van internationale bescherming die een beroep met volle | aanvrager van internationale bescherming die een beroep met volle |
| rechtsmacht heeft ingesteld tegen een beslissing tot weigering van een | rechtsmacht heeft ingesteld tegen een beslissing tot weigering van een |
| machtiging tot verblijf, in de hypothese dat de ene en de andere | machtiging tot verblijf, in de hypothese dat de ene en de andere |
| risico's voor hun leven aanvoeren, alsook risico's van onmenselijke en | risico's voor hun leven aanvoeren, alsook risico's van onmenselijke en |
| vernederende behandelingen. | vernederende behandelingen. |
| B.13. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | B.13. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| Artikel 39/2, § 2, van de wet van 15 december 1980 « betreffende de | Artikel 39/2, § 2, van de wet van 15 december 1980 « betreffende de |
| toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de | toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de |
| verwijdering van vreemdelingen » schendt niet de artikelen 10 en 11 | verwijdering van vreemdelingen » schendt niet de artikelen 10 en 11 |
| van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 3 en 13 van het | van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 3 en 13 van het |
| Europees Verdrag voor de rechten van de mens. | Europees Verdrag voor de rechten van de mens. |
| Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel |
| 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
| op 19 december 2019. | op 19 december 2019. |
| De griffier, | De griffier, |
| F. Meersschaut | F. Meersschaut |
| De voorzitter, | De voorzitter, |
| F. Daoût | F. Daoût |