← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 173/2019 van 7 november 2019 Rolnummer 7204 In zake : het
beroep tot vernietiging van artikel 114 van de wet van 5 mei 2019 « houdende diverse bepalingen in strafzaken
en inzake erediensten, en tot wijziging van de w Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld
uit voorzitter A. Alen en de rechters T. Me(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 173/2019 van 7 november 2019 Rolnummer 7204 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 114 van de wet van 5 mei 2019 « houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de w Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter A. Alen en de rechters T. Me(...) | Uittreksel uit arrest nr. 173/2019 van 7 november 2019 Rolnummer 7204 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 114 van de wet van 5 mei 2019 « houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de w Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter A. Alen en de rechters T. Me(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 173/2019 van 7 november 2019 | Uittreksel uit arrest nr. 173/2019 van 7 november 2019 |
Rolnummer 7204 | Rolnummer 7204 |
In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 114 van de wet van 5 | In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 114 van de wet van 5 |
mei 2019 « houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake | mei 2019 « houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake |
erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende | erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende |
de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek », ingesteld door Luc | de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek », ingesteld door Luc |
Lamine. | Lamine. |
Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, | Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, |
samengesteld uit voorzitter A. Alen en de rechters T. Merckx-Van Goey | samengesteld uit voorzitter A. Alen en de rechters T. Merckx-Van Goey |
en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, | en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging | I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging |
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 12 juni 2019 | Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 12 juni 2019 |
ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 13 juni | ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 13 juni |
2019, heeft Luc Lamine beroep tot vernietiging ingesteld van artikel | 2019, heeft Luc Lamine beroep tot vernietiging ingesteld van artikel |
114 van de wet van 5 mei 2019 « houdende diverse bepalingen in | 114 van de wet van 5 mei 2019 « houdende diverse bepalingen in |
strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 | strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 |
mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek » | mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek » |
(bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24 mei 2019). | (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24 mei 2019). |
Op 26 juni 2019 hebben de rechters-verslaggevers T. Merckx-Van Goey en | Op 26 juni 2019 hebben de rechters-verslaggevers T. Merckx-Van Goey en |
P. Nihoul, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de | P. Nihoul, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de |
bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, de | bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, de |
voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden | voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden |
gebracht aan het Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te | gebracht aan het Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te |
stellen een arrest te wijzen waarin wordt vastgesteld dat het beroep | stellen een arrest te wijzen waarin wordt vastgesteld dat het beroep |
tot vernietiging klaarblijkelijk niet ontvankelijk is. | tot vernietiging klaarblijkelijk niet ontvankelijk is. |
(...) | (...) |
II. In rechte | II. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van artikel 114 van | B.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van artikel 114 van |
de wet van 5 mei 2019 « houdende diverse bepalingen in strafzaken en | de wet van 5 mei 2019 « houdende diverse bepalingen in strafzaken en |
inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 | inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 |
betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek ». | betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek ». |
B.2. De bestreden bepaling vervangt artikel 29bis van de wet van 2 | B.2. De bestreden bepaling vervangt artikel 29bis van de wet van 2 |
augustus 1974 « betreffende de wedden van de titularissen van sommige | augustus 1974 « betreffende de wedden van de titularissen van sommige |
openbare ambten, van de bedienaars van de erkende erediensten en van | openbare ambten, van de bedienaars van de erkende erediensten en van |
de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad », waarbij de | de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad », waarbij de |
jaarwedden van de door het Rijk bezoldigde bedienaars van de | jaarwedden van de door het Rijk bezoldigde bedienaars van de |
islamitische eredienst worden vastgesteld. | islamitische eredienst worden vastgesteld. |
Met de bestreden bepaling heeft de wetgever, op verzoek van het | Met de bestreden bepaling heeft de wetgever, op verzoek van het |
Executief van de Moslims van België, drie nieuwe functies opgenomen in | Executief van de Moslims van België, drie nieuwe functies opgenomen in |
de nomenclatuur van de bedienaars van de islamitische eredienst, | de nomenclatuur van de bedienaars van de islamitische eredienst, |
namelijk die van adviseur, van theoloog en van predikant, evenals hun | namelijk die van adviseur, van theoloog en van predikant, evenals hun |
jaarwedde bepaald (Parl. St., Kamer, 2018-2019, DOC 54-3515/001, p. | jaarwedde bepaald (Parl. St., Kamer, 2018-2019, DOC 54-3515/001, p. |
137). | 137). |
B.3. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | B.3. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of | Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of |
rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken | rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken |
van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de | van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de |
personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en | personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en |
ongunstig zou kunnen worden geraakt; bijgevolg is de actio popularis | ongunstig zou kunnen worden geraakt; bijgevolg is de actio popularis |
niet toelaatbaar. | niet toelaatbaar. |
B.4.1. De verzoekende partij voert een « zwaar moreel nadeel » aan, in | B.4.1. De verzoekende partij voert een « zwaar moreel nadeel » aan, in |
zoverre zij belastingen zal moeten betalen « om een groep te steunen | zoverre zij belastingen zal moeten betalen « om een groep te steunen |
die haar onder bedreiging met de dood wil onderwerpen aan een | die haar onder bedreiging met de dood wil onderwerpen aan een |
vernederend statuut ». | vernederend statuut ». |
Voorts beroept de verzoekende partij zich op het arrest nr. 110/99 van | Voorts beroept de verzoekende partij zich op het arrest nr. 110/99 van |
14 oktober 1999, waarin het Hof zou hebben beslist dat eenieder belang | 14 oktober 1999, waarin het Hof zou hebben beslist dat eenieder belang |
erbij heeft om bepalingen te doen vernietigen die van die aard zijn | erbij heeft om bepalingen te doen vernietigen die van die aard zijn |
dat zij de nagedachtenis van de Holocaust nadelig kunnen beïnvloeden. | dat zij de nagedachtenis van de Holocaust nadelig kunnen beïnvloeden. |
Dit zou het geval zijn voor de bestreden bepaling, die voorziet in de | Dit zou het geval zijn voor de bestreden bepaling, die voorziet in de |
financiering van de bedienaars van de islam, aangezien de Holocaust | financiering van de bedienaars van de islam, aangezien de Holocaust |
door die religie zou worden voorgesteld « als een waardevol iets dat | door die religie zou worden voorgesteld « als een waardevol iets dat |
het openen van de Poorten van het Paradijs voor de moslims en hun | het openen van de Poorten van het Paradijs voor de moslims en hun |
overleden voorouders dichterbij heeft gebracht ». | overleden voorouders dichterbij heeft gebracht ». |
Tot slot zou de bestreden bepaling rechtstreeks raken aan een dermate | Tot slot zou de bestreden bepaling rechtstreeks raken aan een dermate |
essentieel aspect van de democratische rechtsstaat, namelijk het recht | essentieel aspect van de democratische rechtsstaat, namelijk het recht |
om niet te worden onderworpen aan vernederende behandelingen in de zin | om niet te worden onderworpen aan vernederende behandelingen in de zin |
van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, | van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, |
dat de vrijwaring ervan alle burgers aanbelangt. De islamitische | dat de vrijwaring ervan alle burgers aanbelangt. De islamitische |
eredienst zou daaraan afbreuk doen, doordat hij zijn gelovigen zou | eredienst zou daaraan afbreuk doen, doordat hij zijn gelovigen zou |
aanzetten om de joden, de christenen en de zoroastriërs te vernederen. | aanzetten om de joden, de christenen en de zoroastriërs te vernederen. |
B.4.2. Die door de verzoekende partij aangevoerde elementen volstaan | B.4.2. Die door de verzoekende partij aangevoerde elementen volstaan |
niet ter verantwoording van het vereiste belang om de vernietiging te | niet ter verantwoording van het vereiste belang om de vernietiging te |
vorderen van de bestreden bepaling. | vorderen van de bestreden bepaling. |
Wat betreft het persoonlijk belang van de verzoekende partij om in | Wat betreft het persoonlijk belang van de verzoekende partij om in |
rechte te treden, toont zij niet aan dat haar situatie rechtstreeks en | rechte te treden, toont zij niet aan dat haar situatie rechtstreeks en |
ongunstig wordt geraakt door de bestreden bepaling. Het feit dat zij | ongunstig wordt geraakt door de bestreden bepaling. Het feit dat zij |
die bepaling afkeurt op grond van een eigen appreciatie of op grond | die bepaling afkeurt op grond van een eigen appreciatie of op grond |
van de gevoelens die deze bepaling bij haar oproept, kan niet worden | van de gevoelens die deze bepaling bij haar oproept, kan niet worden |
aangehouden ter verantwoording van het vereiste belang. | aangehouden ter verantwoording van het vereiste belang. |
Voorts maakt de verzoekende partij niet aannemelijk dat de bestreden | Voorts maakt de verzoekende partij niet aannemelijk dat de bestreden |
wet afbreuk dreigt te doen aan een aspect van de democratische | wet afbreuk dreigt te doen aan een aspect van de democratische |
rechtsstaat dat dermate essentieel is dat de vrijwaring ervan alle | rechtsstaat dat dermate essentieel is dat de vrijwaring ervan alle |
burgers aanbelangt. Wat betreft de verwijzing naar het arrest nr. | burgers aanbelangt. Wat betreft de verwijzing naar het arrest nr. |
110/99 van 14 oktober 1999, waarin het Hof heeft geoordeeld dat « | 110/99 van 14 oktober 1999, waarin het Hof heeft geoordeeld dat « |
eenieder belang erbij [heeft] om bepalingen te doen vernietigen die | eenieder belang erbij [heeft] om bepalingen te doen vernietigen die |
van die aard zijn dat zij de nagedachtenis van de genocide [die | van die aard zijn dat zij de nagedachtenis van de genocide [die |
tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse | tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse |
nationaal-socialistische regime is gepleegd] nadelig kunnen | nationaal-socialistische regime is gepleegd] nadelig kunnen |
beïnvloeden », dient te worden vastgesteld dat geenszins blijkt dat de | beïnvloeden », dient te worden vastgesteld dat geenszins blijkt dat de |
bestreden bepaling een dergelijke draagwijdte heeft of een dergelijk | bestreden bepaling een dergelijke draagwijdte heeft of een dergelijk |
gevolg zou kunnen hebben. | gevolg zou kunnen hebben. |
B.5.1. In haar memorie met verantwoording voert de verzoekende partij, | B.5.1. In haar memorie met verantwoording voert de verzoekende partij, |
voor het eerst, een schending aan van bepalingen van het recht van de | voor het eerst, een schending aan van bepalingen van het recht van de |
Europese Unie. Zij verzoekt het Hof een prejudiciële vraag over de | Europese Unie. Zij verzoekt het Hof een prejudiciële vraag over de |
uitlegging van die bepalingen aan het Hof van Justitie van de Europese | uitlegging van die bepalingen aan het Hof van Justitie van de Europese |
Unie te stellen. | Unie te stellen. |
B.5.2. Het staat niet aan de verzoekende partij in haar memorie met | B.5.2. Het staat niet aan de verzoekende partij in haar memorie met |
verantwoording de middelen van het beroep zoals door haarzelf | verantwoording de middelen van het beroep zoals door haarzelf |
omschreven in het verzoekschrift, te wijzigen. Een bezwaar dat in een | omschreven in het verzoekschrift, te wijzigen. Een bezwaar dat in een |
memorie met verantwoording wordt aangebracht maar dat verschilt van | memorie met verantwoording wordt aangebracht maar dat verschilt van |
datgene dat in het verzoekschrift is geformuleerd, is dan ook een | datgene dat in het verzoekschrift is geformuleerd, is dan ook een |
nieuw middel en is onontvankelijk. | nieuw middel en is onontvankelijk. |
Er dient bijgevolg niet te worden ingegaan op de vraag van de | Er dient bijgevolg niet te worden ingegaan op de vraag van de |
verzoekende partij om aan het Hof van Justitie van de Europese Unie | verzoekende partij om aan het Hof van Justitie van de Europese Unie |
een prejudiciële vraag te stellen. | een prejudiciële vraag te stellen. |
B.6. Het beroep tot vernietiging is klaarblijkelijk niet ontvankelijk | B.6. Het beroep tot vernietiging is klaarblijkelijk niet ontvankelijk |
wegens ontstentenis van het vereiste belang. | wegens ontstentenis van het vereiste belang. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof, beperkte kamer, | het Hof, beperkte kamer, |
met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, | met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, |
verwerpt het beroep. | verwerpt het beroep. |
Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, | Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, |
overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op | overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op |
het Grondwettelijk Hof, op 7 november 2019. | het Grondwettelijk Hof, op 7 november 2019. |
De griffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
De voorzitter, | De voorzitter, |
A. Alen | A. Alen |