← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 17/2019 van 7 februari 2019 Rolnummer 6665 In zake : de
prejudiciële vraag over artikel 42quater van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijderi Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen,
en de rechters L. L(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 17/2019 van 7 februari 2019 Rolnummer 6665 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 42quater van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijderi Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...) | Uittreksel uit arrest nr. 17/2019 van 7 februari 2019 Rolnummer 6665 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 42quater van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijderi Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 17/2019 van 7 februari 2019 | Uittreksel uit arrest nr. 17/2019 van 7 februari 2019 |
Rolnummer 6665 | Rolnummer 6665 |
In zake : de prejudiciële vraag over artikel 42quater van de wet van | In zake : de prejudiciële vraag over artikel 42quater van de wet van |
15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het | 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het |
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gesteld | verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gesteld |
door de Raad van State. | door de Raad van State. |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. | samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. |
Lavrysen, J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. | Lavrysen, J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. |
Giet, R. Leysen en M. Pâques, bijgestaan door de griffier F. | Giet, R. Leysen en M. Pâques, bijgestaan door de griffier F. |
Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, | Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Bij arrest nr. 238.171 van 11 mei 2017 in zake Prisca Digbeu tegen de | Bij arrest nr. 238.171 van 11 mei 2017 in zake Prisca Digbeu tegen de |
Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is | Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is |
ingekomen op 22 mei 2017, heeft de Raad van State de volgende | ingekomen op 22 mei 2017, heeft de Raad van State de volgende |
prejudiciële vraag gesteld : | prejudiciële vraag gesteld : |
« Schendt artikel 42quater van de wet van 15 december 1980 betreffende | « Schendt artikel 42quater van de wet van 15 december 1980 betreffende |
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de | de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de |
verwijdering van vreemdelingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, | verwijdering van vreemdelingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, |
in zoverre er door de minister of zijn gemachtigde, binnen vijf jaar | in zoverre er door de minister of zijn gemachtigde, binnen vijf jaar |
na de erkenning van zijn recht op verblijf, een einde kan worden | na de erkenning van zijn recht op verblijf, een einde kan worden |
gesteld aan dat verblijfsrecht voor een niet-Europese vreemdeling die | gesteld aan dat verblijfsrecht voor een niet-Europese vreemdeling die |
uit de echt is gescheiden van een Belg en die, binnen het huwelijk, | uit de echt is gescheiden van een Belg en die, binnen het huwelijk, |
het slachtoffer is geweest van geweld zoals bedoeld in de artikelen | het slachtoffer is geweest van geweld zoals bedoeld in de artikelen |
375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek, indien die | 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek, indien die |
vreemdeling niet aantoont dat hij werkt of over voldoende | vreemdeling niet aantoont dat hij werkt of over voldoende |
bestaansmiddelen beschikt om te voorkomen dat hij ten laste valt van | bestaansmiddelen beschikt om te voorkomen dat hij ten laste valt van |
het sociale verzekeringsstelsel van het Rijk en beschikt over een | het sociale verzekeringsstelsel van het Rijk en beschikt over een |
ziektekostenverzekering die alle risico's in België dekt (artikel | ziektekostenverzekering die alle risico's in België dekt (artikel |
42quater, § 4, 4°, van de wet), terwijl het, in dezelfde | 42quater, § 4, 4°, van de wet), terwijl het, in dezelfde |
omstandigheden van echtelijk geweld, de minister of zijn gemachtigde | omstandigheden van echtelijk geweld, de minister of zijn gemachtigde |
niet is toegestaan een einde te stellen aan het verblijf van een | niet is toegestaan een einde te stellen aan het verblijf van een |
niet-Europese vreemdeling die uit de echt is gescheiden van een andere | niet-Europese vreemdeling die uit de echt is gescheiden van een andere |
niet-Europese vreemdeling die tot een verblijf van onbeperkte duur | niet-Europese vreemdeling die tot een verblijf van onbeperkte duur |
werd toegelaten, zelfs indien die geen werk heeft of niet over | werd toegelaten, zelfs indien die geen werk heeft of niet over |
voldoende inkomsten noch over een ziektekostenverzekering beschikt | voldoende inkomsten noch over een ziektekostenverzekering beschikt |
(artikel 11, § 2, van de wet) ? ». | (artikel 11, § 2, van de wet) ? ». |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid, | B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid, |
met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van een verschil in | met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van een verschil in |
behandeling dat voortvloeit uit, enerzijds, artikel 42quater van de | behandeling dat voortvloeit uit, enerzijds, artikel 42quater van de |
wet van 15 december 1980 « betreffende de toegang tot het grondgebied, | wet van 15 december 1980 « betreffende de toegang tot het grondgebied, |
het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen » | het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen » |
(hierna : de wet van 15 december 1980) en, anderzijds, artikel 11, § | (hierna : de wet van 15 december 1980) en, anderzijds, artikel 11, § |
2, van diezelfde wet. | 2, van diezelfde wet. |
Uit de verwijzingsbeslissing en de feiten van het geschil ten gronde | Uit de verwijzingsbeslissing en de feiten van het geschil ten gronde |
blijkt dat het Hof wordt ondervraagd over de in het geding zijnde | blijkt dat het Hof wordt ondervraagd over de in het geding zijnde |
bepalingen zoals zij van toepassing waren vóór de wijziging van de wet | bepalingen zoals zij van toepassing waren vóór de wijziging van de wet |
van 15 december 1980 door de wet van 4 mei 2016 « houdende diverse | van 15 december 1980 door de wet van 4 mei 2016 « houdende diverse |
bepalingen inzake asiel en migratie en tot wijziging van de wet van 15 | bepalingen inzake asiel en migratie en tot wijziging van de wet van 15 |
december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het | december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het |
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en de wet | verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en de wet |
van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van | van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van |
bepaalde andere categorieën van vreemdelingen ». | bepaalde andere categorieën van vreemdelingen ». |
B.1.2. Zoals het op het voor de verwijzende rechter hangende geschil | B.1.2. Zoals het op het voor de verwijzende rechter hangende geschil |
van toepassing is, bepaalt artikel 42quater van de wet van 15 december | van toepassing is, bepaalt artikel 42quater van de wet van 15 december |
1980 : | 1980 : |
« § 1. In de volgende gevallen kan er door de minister of zijn | « § 1. In de volgende gevallen kan er door de minister of zijn |
gemachtigde binnen vijf jaar na de erkenning van hun recht op verblijf | gemachtigde binnen vijf jaar na de erkenning van hun recht op verblijf |
een einde gesteld worden aan het verblijfsrecht van de familieleden | een einde gesteld worden aan het verblijfsrecht van de familieleden |
van een burger van de Unie die zelf geen burger van de Unie zijn en | van een burger van de Unie die zelf geen burger van de Unie zijn en |
die verblijven in de hoedanigheid van familielid van de burger van de | die verblijven in de hoedanigheid van familielid van de burger van de |
Unie : | Unie : |
1° er wordt een einde gesteld aan het verblijfsrecht van de burger van | 1° er wordt een einde gesteld aan het verblijfsrecht van de burger van |
de Unie die zij begeleid of vervoegd hebben; | de Unie die zij begeleid of vervoegd hebben; |
2° de burger van de Unie die zij begeleid of vervoegd hebben, vertrekt | 2° de burger van de Unie die zij begeleid of vervoegd hebben, vertrekt |
uit het Rijk; | uit het Rijk; |
3° de burger van de Unie die zij begeleid of vervoegd hebben, | 3° de burger van de Unie die zij begeleid of vervoegd hebben, |
overlijdt; | overlijdt; |
4° het huwelijk met de burger van de Unie die zij begeleid of vervoegd | 4° het huwelijk met de burger van de Unie die zij begeleid of vervoegd |
hebben, wordt ontbonden of nietig verklaard, het geregistreerd | hebben, wordt ontbonden of nietig verklaard, het geregistreerd |
partnerschap dat aangegaan werd, zoals bedoeld in artikel 40bis, § 2, | partnerschap dat aangegaan werd, zoals bedoeld in artikel 40bis, § 2, |
eerste lid, 1° of 2°, wordt beëindigd, of er is geen gezamenlijke | eerste lid, 1° of 2°, wordt beëindigd, of er is geen gezamenlijke |
vestiging meer; | vestiging meer; |
5° de familieleden van een burger van de Unie, bedoeld in artikel 40, | 5° de familieleden van een burger van de Unie, bedoeld in artikel 40, |
§ 4, eerste lid, 2° of 3°, vormen een onredelijke belasting voor het | § 4, eerste lid, 2° of 3°, vormen een onredelijke belasting voor het |
sociale bijstandsstelsel van het Rijk. | sociale bijstandsstelsel van het Rijk. |
Voor de toepassing van het eerste lid, 5°, teneinde te bepalen of de | Voor de toepassing van het eerste lid, 5°, teneinde te bepalen of de |
familieleden van een burger van de Unie een onredelijke belasting voor | familieleden van een burger van de Unie een onredelijke belasting voor |
het sociale bijstandsstelsel van het Rijk vormen, wordt rekening | het sociale bijstandsstelsel van het Rijk vormen, wordt rekening |
gehouden met het al dan niet tijdelijke karakter van hun | gehouden met het al dan niet tijdelijke karakter van hun |
moeilijkheden, de duur van hun verblijf in het Rijk, hun persoonlijke | moeilijkheden, de duur van hun verblijf in het Rijk, hun persoonlijke |
situatie en het bedrag van de aan hen uitgekeerde steun. | situatie en het bedrag van de aan hen uitgekeerde steun. |
Bij de beslissing om een einde te stellen aan het verblijf houdt de | Bij de beslissing om een einde te stellen aan het verblijf houdt de |
minister of zijn gemachtigde rekening met de duur van het verblijf van | minister of zijn gemachtigde rekening met de duur van het verblijf van |
de betrokkene in het Rijk, diens leeftijd, gezondheidstoestand, | de betrokkene in het Rijk, diens leeftijd, gezondheidstoestand, |
gezins- en economische situatie, sociale en culturele integratie in | gezins- en economische situatie, sociale en culturele integratie in |
het Rijk en de mate waarin hij bindingen heeft met zijn land van | het Rijk en de mate waarin hij bindingen heeft met zijn land van |
oorsprong. | oorsprong. |
§ 2. De in § 1, eerste lid, 2° en 3°, bedoelde gevallen zijn niet van | § 2. De in § 1, eerste lid, 2° en 3°, bedoelde gevallen zijn niet van |
toepassing op kinderen van de burger van de Unie die in het Rijk | toepassing op kinderen van de burger van de Unie die in het Rijk |
verblijven en aan een onderwijsinstelling zijn ingeschreven alsmede op | verblijven en aan een onderwijsinstelling zijn ingeschreven alsmede op |
de ouder die de bewaring heeft van de kinderen, dit tot hun studie | de ouder die de bewaring heeft van de kinderen, dit tot hun studie |
voltooid is. | voltooid is. |
§ 3. Het in § 1, eerste lid, 3°, bedoelde geval is niet van toepassing | § 3. Het in § 1, eerste lid, 3°, bedoelde geval is niet van toepassing |
op de familieleden die ten minste één jaar in het Rijk verbleven | op de familieleden die ten minste één jaar in het Rijk verbleven |
hebben in de hoedanigheid van een familielid van de burger van de | hebben in de hoedanigheid van een familielid van de burger van de |
Unie, en voor zover betrokkenen aantonen werknemer of zelfstandige te | Unie, en voor zover betrokkenen aantonen werknemer of zelfstandige te |
zijn in België, of voor zichzelf en hun familieleden te beschikken | zijn in België, of voor zichzelf en hun familieleden te beschikken |
over voldoende bestaansmiddelen zoals bedoeld in artikel 40, § 4, | over voldoende bestaansmiddelen zoals bedoeld in artikel 40, § 4, |
tweede lid, om te voorkomen dat zij tijdens hun verblijf ten laste | tweede lid, om te voorkomen dat zij tijdens hun verblijf ten laste |
vallen van het sociale bijstandsstelsel van het Rijk en te beschikken | vallen van het sociale bijstandsstelsel van het Rijk en te beschikken |
over een ziektekostenverzekering die alle risico's in België dekt, of | over een ziektekostenverzekering die alle risico's in België dekt, of |
lid te zijn van een in het Rijk gevormde familie van een persoon die | lid te zijn van een in het Rijk gevormde familie van een persoon die |
aan deze voorwaarden voldoet. | aan deze voorwaarden voldoet. |
§ 4. Onder voorbehoud van het bepaalde in § 5 is het in § 1, eerste | § 4. Onder voorbehoud van het bepaalde in § 5 is het in § 1, eerste |
lid, 4°, bedoelde geval niet van toepassing : | lid, 4°, bedoelde geval niet van toepassing : |
1° indien het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de | 1° indien het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de |
gezamenlijke vestiging bij de aanvang van de gerechtelijke procedure | gezamenlijke vestiging bij de aanvang van de gerechtelijke procedure |
tot ontbinding of nietigverklaring van het huwelijk of bij de | tot ontbinding of nietigverklaring van het huwelijk of bij de |
beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke | beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke |
vestiging, ten minste drie jaar heeft geduurd, waarvan minstens één | vestiging, ten minste drie jaar heeft geduurd, waarvan minstens één |
jaar in het Rijk. In geval van nietigverklaring van het huwelijk dient | jaar in het Rijk. In geval van nietigverklaring van het huwelijk dient |
de echtgenoot bovendien te goeder trouw te zijn geweest; | de echtgenoot bovendien te goeder trouw te zijn geweest; |
2° of indien het recht van bewaring van de kinderen van de burger van | 2° of indien het recht van bewaring van de kinderen van de burger van |
de Unie, die in het Rijk verblijven, bij overeenkomst tussen de | de Unie, die in het Rijk verblijven, bij overeenkomst tussen de |
echtgenoten of de partners, bedoeld in artikel 40bis, § 2, eerste lid, | echtgenoten of de partners, bedoeld in artikel 40bis, § 2, eerste lid, |
1° of 2°, dan wel bij gerechtelijke beslissing is toegewezen aan de | 1° of 2°, dan wel bij gerechtelijke beslissing is toegewezen aan de |
echtgenoot of partner die geen burger van de Unie is; | echtgenoot of partner die geen burger van de Unie is; |
3° of indien het omgangsrecht met een minderjarig kind, bij | 3° of indien het omgangsrecht met een minderjarig kind, bij |
overeenkomst tussen de echtgenoten of partners als bedoeld in artikel | overeenkomst tussen de echtgenoten of partners als bedoeld in artikel |
40bis, § 2, eerste lid, 1° of 2°, dan wel bij gerechtelijke beslissing | 40bis, § 2, eerste lid, 1° of 2°, dan wel bij gerechtelijke beslissing |
is toegewezen aan de echtgenoot of partner, bedoeld in artikel 40bis, | is toegewezen aan de echtgenoot of partner, bedoeld in artikel 40bis, |
§ 2, eerste lid, 1° of 2°, die geen burger van de Unie is en de | § 2, eerste lid, 1° of 2°, die geen burger van de Unie is en de |
rechter heeft bepaald dat dit recht van bewaring moet uitgeoefend | rechter heeft bepaald dat dit recht van bewaring moet uitgeoefend |
worden in het Rijk en dit zolang het nodig is; | worden in het Rijk en dit zolang het nodig is; |
4° of indien bijzonder schrijnende situaties dit rechtvaardigen, | 4° of indien bijzonder schrijnende situaties dit rechtvaardigen, |
bijvoorbeeld indien het familielid aantoont tijdens het huwelijk of | bijvoorbeeld indien het familielid aantoont tijdens het huwelijk of |
het geregistreerd partnerschap als bedoeld in artikel 40bis, § 2, | het geregistreerd partnerschap als bedoeld in artikel 40bis, § 2, |
eerste lid, 1° of 2° het slachtoffer te zijn geweest van geweld in de | eerste lid, 1° of 2° het slachtoffer te zijn geweest van geweld in de |
familie alsook van geweld zoals bedoeld in de artikelen 375, 398 tot | familie alsook van geweld zoals bedoeld in de artikelen 375, 398 tot |
400, 402, 403 of 405, van het Strafwetboek; | 400, 402, 403 of 405, van het Strafwetboek; |
en voor zover betrokkenen aantonen werknemer of zelfstandige te zijn | en voor zover betrokkenen aantonen werknemer of zelfstandige te zijn |
in België, of voor zichzelf en hun familieleden te beschikken over | in België, of voor zichzelf en hun familieleden te beschikken over |
voldoende bestaansmiddelen, bedoeld in artikel 40, § 4, tweede lid, om | voldoende bestaansmiddelen, bedoeld in artikel 40, § 4, tweede lid, om |
te voorkomen dat zij tijdens hun verblijf ten laste vallen van het | te voorkomen dat zij tijdens hun verblijf ten laste vallen van het |
sociale bijstandsstelsel van het Rijk en beschikken over een | sociale bijstandsstelsel van het Rijk en beschikken over een |
ziektekostenverzekering die alle risico's in België dekt, of lid zijn | ziektekostenverzekering die alle risico's in België dekt, of lid zijn |
van een in het Rijk gevormde familie van een persoon die aan deze | van een in het Rijk gevormde familie van een persoon die aan deze |
voorwaarden voldoet. | voorwaarden voldoet. |
§ 5. De minister of zijn gemachtigde kan zonodig controleren of aan de | § 5. De minister of zijn gemachtigde kan zonodig controleren of aan de |
naleving van de voorwaarden voor de uitoefening van het verblijfsrecht | naleving van de voorwaarden voor de uitoefening van het verblijfsrecht |
is voldaan ». | is voldaan ». |
B.2. Artikel 42quater van de wet van 15 december 1980 regelt de | B.2. Artikel 42quater van de wet van 15 december 1980 regelt de |
situatie van de familieleden van een burger van de Europese Unie die | situatie van de familieleden van een burger van de Europese Unie die |
geen Belg is. Die bepaling is derhalve niet rechtstreeks van | geen Belg is. Die bepaling is derhalve niet rechtstreeks van |
toepassing op de vreemdelingen, familieleden van een Belg, die in de | toepassing op de vreemdelingen, familieleden van een Belg, die in de |
prejudiciële vraag worden beoogd en wier situatie wordt geregeld in | prejudiciële vraag worden beoogd en wier situatie wordt geregeld in |
artikel 40ter van de voormelde wet. | artikel 40ter van de voormelde wet. |
In de versie zoals van toepassing in de zaak voor de verwijzende | In de versie zoals van toepassing in de zaak voor de verwijzende |
rechter bepaalde artikel 40ter, laatste lid : | rechter bepaalde artikel 40ter, laatste lid : |
« Onder de voorwaarden vermeld in artikel 42ter en 42quater kan voor | « Onder de voorwaarden vermeld in artikel 42ter en 42quater kan voor |
het familielid van een Belg eveneens een einde worden gesteld aan het | het familielid van een Belg eveneens een einde worden gesteld aan het |
verblijf wanneer niet meer voldaan is aan de in het tweede lid | verblijf wanneer niet meer voldaan is aan de in het tweede lid |
vastgestelde voorwaarden ». | vastgestelde voorwaarden ». |
De prejudiciële vraag dient derhalve zo te worden begrepen dat het Hof | De prejudiciële vraag dient derhalve zo te worden begrepen dat het Hof |
wordt ondervraagd over artikel 40ter, laatste lid, van de wet van 15 | wordt ondervraagd over artikel 40ter, laatste lid, van de wet van 15 |
december 1980, in samenhang gelezen met artikel 42quater van diezelfde | december 1980, in samenhang gelezen met artikel 42quater van diezelfde |
wet. Uit het verwijzingsarrest blijkt dat enkel paragraaf 4, 4°, van | wet. Uit het verwijzingsarrest blijkt dat enkel paragraaf 4, 4°, van |
het voormelde artikel 42quater in het geding is. | het voormelde artikel 42quater in het geding is. |
B.3.1. Krachtens artikel 42quater, § 1, kan de bevoegde minister of | B.3.1. Krachtens artikel 42quater, § 1, kan de bevoegde minister of |
zijn gemachtigde een einde maken aan het tijdelijk verblijfsrecht van | zijn gemachtigde een einde maken aan het tijdelijk verblijfsrecht van |
de onderdaan van een Staat die geen lid is van de Europese Unie, die | de onderdaan van een Staat die geen lid is van de Europese Unie, die |
ertoe gemachtigd is op het grondgebied te verblijven als echtgenoot | ertoe gemachtigd is op het grondgebied te verblijven als echtgenoot |
van een Belg, wanneer het huwelijk wordt ontbonden binnen vijf jaar na | van een Belg, wanneer het huwelijk wordt ontbonden binnen vijf jaar na |
de erkenning van het recht op verblijf. | de erkenning van het recht op verblijf. |
Het tijdelijk verblijfsrecht kan overeenkomstig artikel 42quater, § 4, | Het tijdelijk verblijfsrecht kan overeenkomstig artikel 42quater, § 4, |
4°, evenwel niet worden beëindigd wanneer de betrokken vreemdeling | 4°, evenwel niet worden beëindigd wanneer de betrokken vreemdeling |
aantoont dat hij het slachtoffer is geweest van huiselijk geweld, voor | aantoont dat hij het slachtoffer is geweest van huiselijk geweld, voor |
zover hij werknemer of zelfstandige is, en dat hij een | zover hij werknemer of zelfstandige is, en dat hij een |
ziekteverzekering geniet die alle risico's in België dekt en hij over | ziekteverzekering geniet die alle risico's in België dekt en hij over |
voldoende bestaansmiddelen beschikt voor hem en zijn familieleden | voldoende bestaansmiddelen beschikt voor hem en zijn familieleden |
teneinde geen last te worden voor het socialebijstandsstelsel in | teneinde geen last te worden voor het socialebijstandsstelsel in |
België of dat hij lid is van een reeds in België gevormde familie van | België of dat hij lid is van een reeds in België gevormde familie van |
een persoon die aan die voorwaarden voldoet. | een persoon die aan die voorwaarden voldoet. |
B.3.2. Hieruit vloeit voort dat indien de vreemdeling die geen burger | B.3.2. Hieruit vloeit voort dat indien de vreemdeling die geen burger |
van de Unie is en uit de echt is gescheiden van zijn Belgische | van de Unie is en uit de echt is gescheiden van zijn Belgische |
echtgenoot wegens het huiselijk geweld dat hij heeft ondergaan, niet | echtgenoot wegens het huiselijk geweld dat hij heeft ondergaan, niet |
beantwoordt aan de voormelde voorwaarden, hij zijn voorlopig | beantwoordt aan de voormelde voorwaarden, hij zijn voorlopig |
verblijfsrecht kan verliezen. Dat verlies is evenwel niet automatisch. | verblijfsrecht kan verliezen. Dat verlies is evenwel niet automatisch. |
Het staat immers aan de bevoegde minister of aan zijn gemachtigde om | Het staat immers aan de bevoegde minister of aan zijn gemachtigde om |
te bepalen of onder dergelijke voorwaarden een einde moet worden | te bepalen of onder dergelijke voorwaarden een einde moet worden |
gemaakt aan het verblijfsrecht van de betrokkene (artikel 42quater, § | gemaakt aan het verblijfsrecht van de betrokkene (artikel 42quater, § |
1). | 1). |
B.3.3. In dezelfde omstandigheden staat artikel 11, § 2, van de wet | B.3.3. In dezelfde omstandigheden staat artikel 11, § 2, van de wet |
van 15 december 1980 de minister of zijn gemachtigde evenwel niet toe | van 15 december 1980 de minister of zijn gemachtigde evenwel niet toe |
een einde te stellen aan het tijdelijk verblijfsrecht van een | een einde te stellen aan het tijdelijk verblijfsrecht van een |
vreemdeling die geen EU-burger is en die het bewijs levert dat hij het | vreemdeling die geen EU-burger is en die het bewijs levert dat hij het |
slachtoffer is van huiselijk geweld en uit de echt is gescheiden van | slachtoffer is van huiselijk geweld en uit de echt is gescheiden van |
een andere onderdaan van een derde land, zelfs indien het slachtoffer | een andere onderdaan van een derde land, zelfs indien het slachtoffer |
geen werknemer of zelfstandige is of niet over voldoende inkomsten | geen werknemer of zelfstandige is of niet over voldoende inkomsten |
noch over een ziektekostenverzekering beschikt of geen lid is van een | noch over een ziektekostenverzekering beschikt of geen lid is van een |
in België gevormde familie van een persoon die aan deze voorwaarden | in België gevormde familie van een persoon die aan deze voorwaarden |
voldoet. | voldoet. |
B.3.4. Zoals het op het voor de verwijzende rechter hangende geschil | B.3.4. Zoals het op het voor de verwijzende rechter hangende geschil |
van toepassing is, bepaalt het voormelde artikel 11, § 2 : | van toepassing is, bepaalt het voormelde artikel 11, § 2 : |
« De minister of zijn gemachtigde kan beslissen dat de vreemdeling die | « De minister of zijn gemachtigde kan beslissen dat de vreemdeling die |
op grond van artikel 10 toegelaten werd tot een verblijf in het Rijk | op grond van artikel 10 toegelaten werd tot een verblijf in het Rijk |
in een van de volgende gevallen niet meer het recht heeft om in het | in een van de volgende gevallen niet meer het recht heeft om in het |
Rijk te verblijven : | Rijk te verblijven : |
1° de vreemdeling voldoet niet meer aan een van de in artikel 10 | 1° de vreemdeling voldoet niet meer aan een van de in artikel 10 |
bepaalde voorwaarden; | bepaalde voorwaarden; |
2° de vreemdeling en de vreemdeling die vervoegd werd, onderhouden | 2° de vreemdeling en de vreemdeling die vervoegd werd, onderhouden |
niet of niet meer een werkelijk huwelijks- of gezinsleven; | niet of niet meer een werkelijk huwelijks- of gezinsleven; |
3° de vreemdeling, die toegelaten werd tot een verblijf in het Rijk in | 3° de vreemdeling, die toegelaten werd tot een verblijf in het Rijk in |
de hoedanigheid van geregistreerde partner op grond van artikel 10, § | de hoedanigheid van geregistreerde partner op grond van artikel 10, § |
1, 4° of 5°, of de vreemdeling die vervoegd werd, is in het huwelijk | 1, 4° of 5°, of de vreemdeling die vervoegd werd, is in het huwelijk |
getreden of heeft een wettelijk geregistreerd partnerschap met een | getreden of heeft een wettelijk geregistreerd partnerschap met een |
andere persoon; | andere persoon; |
4° de vreemdeling of de persoon die hij vervoegt, heeft valse of | 4° de vreemdeling of de persoon die hij vervoegt, heeft valse of |
misleidende informatie of valse of vervalste documenten gebruikt, of | misleidende informatie of valse of vervalste documenten gebruikt, of |
heeft fraude gepleegd of onwettige middelen gebruikt die van | heeft fraude gepleegd of onwettige middelen gebruikt die van |
doorslaggevend belang zijn geweest voor de erkenning van het recht op | doorslaggevend belang zijn geweest voor de erkenning van het recht op |
verblijf, of het staat vast dat het huwelijk, het partnerschap of de | verblijf, of het staat vast dat het huwelijk, het partnerschap of de |
adoptie uitsluitend afgesloten werden opdat de betrokken vreemdeling | adoptie uitsluitend afgesloten werden opdat de betrokken vreemdeling |
het Rijk zou kunnen binnenkomen of er verblijven. | het Rijk zou kunnen binnenkomen of er verblijven. |
De op het punt 1°, 2° of 3° gebaseerde beslissing mag enkel getroffen | De op het punt 1°, 2° of 3° gebaseerde beslissing mag enkel getroffen |
worden gedurende de eerste drie jaar na de afgifte van de | worden gedurende de eerste drie jaar na de afgifte van de |
verblijfstitel of, in de gevallen bedoeld in artikel 12bis, § § 3 of | verblijfstitel of, in de gevallen bedoeld in artikel 12bis, § § 3 of |
4, na de afgifte van het document dat bewijst dat de aanvraag werd | 4, na de afgifte van het document dat bewijst dat de aanvraag werd |
ingediend. | ingediend. |
De minister of diens gemachtigde kan met het oog op een verlenging of | De minister of diens gemachtigde kan met het oog op een verlenging of |
vernieuwing van de verblijfstitel, controles verrichten of laten | vernieuwing van de verblijfstitel, controles verrichten of laten |
verrichten om na te gaan of de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden | verrichten om na te gaan of de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden |
van artikel 10. Hij kan op elk moment specifieke controles verrichten | van artikel 10. Hij kan op elk moment specifieke controles verrichten |
of laten verrichten in geval dat er gegronde vermoedens zijn van | of laten verrichten in geval dat er gegronde vermoedens zijn van |
fraude of dat het huwelijk, het partnerschap of de adoptie tot stand | fraude of dat het huwelijk, het partnerschap of de adoptie tot stand |
is gekomen om voor de betrokken persoon toegang tot of verblijf in het | is gekomen om voor de betrokken persoon toegang tot of verblijf in het |
Rijk te verkrijgen. | Rijk te verkrijgen. |
De minister of zijn gemachtigde kan, op basis van het eerste lid, 1°, | De minister of zijn gemachtigde kan, op basis van het eerste lid, 1°, |
2°, of 3° geen einde maken aan het verblijf van de vreemdeling die | 2°, of 3° geen einde maken aan het verblijf van de vreemdeling die |
aantoont het slachtoffer te zijn geweest tijdens het huwelijk of het | aantoont het slachtoffer te zijn geweest tijdens het huwelijk of het |
partnerschap van een feit als bedoeld in de artikelen 375, 398 tot | partnerschap van een feit als bedoeld in de artikelen 375, 398 tot |
400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek. In de andere gevallen houdt | 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek. In de andere gevallen houdt |
de minister of zijn gemachtigde in het bijzonder rekening met de | de minister of zijn gemachtigde in het bijzonder rekening met de |
situatie van personen die het slachtoffer zijn van geweld in de | situatie van personen die het slachtoffer zijn van geweld in de |
familie, die niet langer een gezinscel vormen met de persoon die zij | familie, die niet langer een gezinscel vormen met de persoon die zij |
vervoegden en die bescherming nodig hebben. In deze gevallen brengt | vervoegden en die bescherming nodig hebben. In deze gevallen brengt |
hij de betrokken persoon op de hoogte van zijn beslissing om geen | hij de betrokken persoon op de hoogte van zijn beslissing om geen |
einde te stellen aan zijn verblijf, op basis van het eerste lid, 1°, | einde te stellen aan zijn verblijf, op basis van het eerste lid, 1°, |
2° of 3°. | 2° of 3°. |
Bij de beslissing om een einde te stellen aan het verblijf op basis | Bij de beslissing om een einde te stellen aan het verblijf op basis |
van het eerste lid, 1°, 2° of 3°, houdt de minister of zijn | van het eerste lid, 1°, 2° of 3°, houdt de minister of zijn |
gemachtigde rekening met de aard en de hechtheid van de gezinsband van | gemachtigde rekening met de aard en de hechtheid van de gezinsband van |
de betrokken persoon en met de duur van zijn verblijf in het Rijk, | de betrokken persoon en met de duur van zijn verblijf in het Rijk, |
alsmede met het bestaan van familiebanden of culturele of sociale | alsmede met het bestaan van familiebanden of culturele of sociale |
banden met zijn land van herkomst. | banden met zijn land van herkomst. |
Indien de beslissing genomen wordt op basis van het 2° en 4° kunnen de | Indien de beslissing genomen wordt op basis van het 2° en 4° kunnen de |
kosten van repatriëring verhaald worden op de vreemdeling of de | kosten van repatriëring verhaald worden op de vreemdeling of de |
persoon die hij vervoegd heeft ». | persoon die hij vervoegd heeft ». |
B.4. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over het verschil in | B.4. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over het verschil in |
behandeling tussen vreemdelingen die geen burger van de Unie zijn die | behandeling tussen vreemdelingen die geen burger van de Unie zijn die |
uit de echt zijn gescheiden en binnen het huwelijk het slachtoffer | uit de echt zijn gescheiden en binnen het huwelijk het slachtoffer |
zijn geweest van huiselijk geweld, naargelang zij gehuwd waren met een | zijn geweest van huiselijk geweld, naargelang zij gehuwd waren met een |
andere onderdaan van een derde land, dan wel met een Belg. | andere onderdaan van een derde land, dan wel met een Belg. |
Terwijl aan het tijdelijk verblijfsrecht van de eerstgenoemde | Terwijl aan het tijdelijk verblijfsrecht van de eerstgenoemde |
categorie van personen geen einde kan worden gesteld (artikel 11, § | categorie van personen geen einde kan worden gesteld (artikel 11, § |
2), geldt zulk een verbod voor de laatstgenoemde categorie van | 2), geldt zulk een verbod voor de laatstgenoemde categorie van |
personen slechts op voorwaarde dat het slachtoffer het bewijs levert | personen slechts op voorwaarde dat het slachtoffer het bewijs levert |
dat hij werkt of over voldoende bestaansmiddelen beschikt om te | dat hij werkt of over voldoende bestaansmiddelen beschikt om te |
voorkomen dat hij ten laste valt van het sociale bijstandsstelsel van | voorkomen dat hij ten laste valt van het sociale bijstandsstelsel van |
het Rijk en beschikt over een ziektekostenverzekering die alle | het Rijk en beschikt over een ziektekostenverzekering die alle |
risico's in België dekt of lid is van een in België gevormde familie | risico's in België dekt of lid is van een in België gevormde familie |
van een persoon die aan deze voorwaarden voldoet (artikel 42quater, § | van een persoon die aan deze voorwaarden voldoet (artikel 42quater, § |
4, 4°). | 4, 4°). |
B.5.1. Bij zijn arrest nr. 121/2015 van 17 september 2015 heeft het | B.5.1. Bij zijn arrest nr. 121/2015 van 17 september 2015 heeft het |
Hof zich uitgesproken over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en | Hof zich uitgesproken over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en |
11 van de Grondwet, van artikel 42quater, § 4, 4°, van de wet van 15 | 11 van de Grondwet, van artikel 42quater, § 4, 4°, van de wet van 15 |
december 1980, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 11 van | december 1980, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 11 van |
diezelfde wet, zoals het van toepassing was op het geschil dat | diezelfde wet, zoals het van toepassing was op het geschil dat |
aanleiding heeft gegeven tot het arrest van het Hof. | aanleiding heeft gegeven tot het arrest van het Hof. |
B.5.2. In de versie die destijds ter toetsing aan het Hof werd | B.5.2. In de versie die destijds ter toetsing aan het Hof werd |
voorgelegd, bepaalde artikel 11, § 2, van de wet van 15 december 1980 | voorgelegd, bepaalde artikel 11, § 2, van de wet van 15 december 1980 |
: | : |
« De minister of zijn gemachtigde kan beslissen dat de vreemdeling die | « De minister of zijn gemachtigde kan beslissen dat de vreemdeling die |
op grond van artikel 10 toegelaten werd tot een verblijf in het Rijk | op grond van artikel 10 toegelaten werd tot een verblijf in het Rijk |
in één van de volgende gevallen niet meer het recht heeft om in het | in één van de volgende gevallen niet meer het recht heeft om in het |
Rijk te verblijven : | Rijk te verblijven : |
1° de vreemdeling voldoet niet meer aan één van de voorwaarden van | 1° de vreemdeling voldoet niet meer aan één van de voorwaarden van |
artikel 10; | artikel 10; |
2° de vreemdeling en de vreemdeling die vervoegd werd, onderhouden | 2° de vreemdeling en de vreemdeling die vervoegd werd, onderhouden |
niet of niet meer een werkelijk huwelijks- of gezinsleven; | niet of niet meer een werkelijk huwelijks- of gezinsleven; |
3° de vreemdeling, die toegelaten werd tot een verblijf in het Rijk in | 3° de vreemdeling, die toegelaten werd tot een verblijf in het Rijk in |
de hoedanigheid van geregistreerde partner op grond van artikel 10, § | de hoedanigheid van geregistreerde partner op grond van artikel 10, § |
1, 4° of 5°, of de vreemdeling die vervoegd werd, is in het huwelijk | 1, 4° of 5°, of de vreemdeling die vervoegd werd, is in het huwelijk |
getreden of heeft een duurzame relatie met een andere persoon; | getreden of heeft een duurzame relatie met een andere persoon; |
4° de vreemdeling heeft valse of misleidende informatie of valse of | 4° de vreemdeling heeft valse of misleidende informatie of valse of |
vervalste documenten gebruikt, of heeft fraude gepleegd of onwettige | vervalste documenten gebruikt, of heeft fraude gepleegd of onwettige |
middelen gebruikt die van doorslaggevend belang zijn geweest voor de | middelen gebruikt die van doorslaggevend belang zijn geweest voor de |
erkenning van het recht op verblijf, of het staat vast dat het | erkenning van het recht op verblijf, of het staat vast dat het |
huwelijk, het partnerschap of de adoptie uitsluitend afgesloten werden | huwelijk, het partnerschap of de adoptie uitsluitend afgesloten werden |
opdat de betrokken vreemdeling het Rijk zou kunnen binnenkomen of er | opdat de betrokken vreemdeling het Rijk zou kunnen binnenkomen of er |
verblijven. | verblijven. |
De op het punt 1°, 2° of 3° gebaseerde beslissing mag enkel getroffen | De op het punt 1°, 2° of 3° gebaseerde beslissing mag enkel getroffen |
worden gedurende de periode waarin de vreemdeling toegelaten is tot | worden gedurende de periode waarin de vreemdeling toegelaten is tot |
een verblijf voor beperkte duur. In dit verband vormen de redenen | een verblijf voor beperkte duur. In dit verband vormen de redenen |
vermeld in het punt 1°, 2° of 3° een voldoende motivering gedurende de | vermeld in het punt 1°, 2° of 3° een voldoende motivering gedurende de |
eerste twee jaren na de afgifte van de verblijfstitel of, in de | eerste twee jaren na de afgifte van de verblijfstitel of, in de |
gevallen bedoeld in artikel 12bis, § § 3 of 4, na de afgifte van het | gevallen bedoeld in artikel 12bis, § § 3 of 4, na de afgifte van het |
document dat bewijst dat de aanvraag werd ingediend. In de loop van | document dat bewijst dat de aanvraag werd ingediend. In de loop van |
het derde jaar na de afgifte van de verblijfstitel of in de gevallen | het derde jaar na de afgifte van de verblijfstitel of in de gevallen |
bedoeld in artikel 12bis, § § 3 of 4, na de afgifte van het document | bedoeld in artikel 12bis, § § 3 of 4, na de afgifte van het document |
dat bewijst dat de aanvraag werd ingediend, volstaat deze motivering | dat bewijst dat de aanvraag werd ingediend, volstaat deze motivering |
enkel indien zij aangevuld wordt met elementen die wijzen op een | enkel indien zij aangevuld wordt met elementen die wijzen op een |
schijnsituatie. | schijnsituatie. |
De minister of diens gemachtigde kan met het oog op een verlenging of | De minister of diens gemachtigde kan met het oog op een verlenging of |
vernieuwing van de verblijfstitel, controles verrichten of laten | vernieuwing van de verblijfstitel, controles verrichten of laten |
verrichten om na te gaan of de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden | verrichten om na te gaan of de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden |
van artikel 10. Hij kan op elk moment specifieke controles verrichten | van artikel 10. Hij kan op elk moment specifieke controles verrichten |
of laten verrichten in geval van gegronde vermoedens van fraude of dat | of laten verrichten in geval van gegronde vermoedens van fraude of dat |
het huwelijk, het partnerschap of de adoptie tot stand is gekomen om | het huwelijk, het partnerschap of de adoptie tot stand is gekomen om |
voor de betrokken persoon toegang tot of verblijf in het Rijk te | voor de betrokken persoon toegang tot of verblijf in het Rijk te |
bekomen. | bekomen. |
De minister of zijn gemachtigde houdt in het bijzonder rekening met de | De minister of zijn gemachtigde houdt in het bijzonder rekening met de |
situatie van personen die het slachtoffer zijn van geweld in de | situatie van personen die het slachtoffer zijn van geweld in de |
familie, die het huishouden verlaten hebben en bescherming nodig | familie, die het huishouden verlaten hebben en bescherming nodig |
hebben. In deze gevallen zal hij de betrokken persoon op de hoogte | hebben. In deze gevallen zal hij de betrokken persoon op de hoogte |
brengen van zijn beslissing om geen einde te stellen aan zijn | brengen van zijn beslissing om geen einde te stellen aan zijn |
verblijf, op basis van het eerste lid, 1°, 2° of 3° ». | verblijf, op basis van het eerste lid, 1°, 2° of 3° ». |
B.5.3. Het Hof werd verzocht zich uit te spreken over de twee | B.5.3. Het Hof werd verzocht zich uit te spreken over de twee |
voormelde bepalingen, in die interpretatie dat de echtgenoot of de | voormelde bepalingen, in die interpretatie dat de echtgenoot of de |
partner, niet-burger van de Unie die het recht op gezinshereniging met | partner, niet-burger van de Unie die het recht op gezinshereniging met |
een andere onderdaan van een derde land heeft genoten en slachtoffer | een andere onderdaan van een derde land heeft genoten en slachtoffer |
van huiselijk geweld, krachtens artikel 11 van de in het geding zijnde | van huiselijk geweld, krachtens artikel 11 van de in het geding zijnde |
wet zijn verblijfsrecht kon behouden, ondanks de beëindiging van de | wet zijn verblijfsrecht kon behouden, ondanks de beëindiging van de |
gezamenlijke vestiging en zelfs indien niet meer werd voldaan aan de | gezamenlijke vestiging en zelfs indien niet meer werd voldaan aan de |
verblijfsvoorwaarden, terwijl de echtgenoot of de partner onderdaan | verblijfsvoorwaarden, terwijl de echtgenoot of de partner onderdaan |
van een derde land die het recht op gezinshereniging met een Belg of | van een derde land die het recht op gezinshereniging met een Belg of |
een Europese vreemdeling heeft genoten en slachtoffer van huiselijk | een Europese vreemdeling heeft genoten en slachtoffer van huiselijk |
geweld, om het behoud van zijn verblijfsrecht in geval van beëindiging | geweld, om het behoud van zijn verblijfsrecht in geval van beëindiging |
van de gezamenlijke vestiging te genieten, moest voldoen aan de | van de gezamenlijke vestiging te genieten, moest voldoen aan de |
voorwaarden bepaald in artikel 42quater, § 4. | voorwaarden bepaald in artikel 42quater, § 4. |
B.5.4. Het Hof heeft geoordeeld dat de prejudiciële vraag ontkennend | B.5.4. Het Hof heeft geoordeeld dat de prejudiciële vraag ontkennend |
moest worden beantwoord, op grond van de volgende motivering : | moest worden beantwoord, op grond van de volgende motivering : |
« B.5.2. [...] | « B.5.2. [...] |
Zoals in de parlementaire voorbereiding van de in het geding zijnde | Zoals in de parlementaire voorbereiding van de in het geding zijnde |
bepaling wordt opgemerkt, somt paragraaf 1 van artikel 42quater ' de | bepaling wordt opgemerkt, somt paragraaf 1 van artikel 42quater ' de |
gevallen op waarin in principe een einde kan worden gemaakt aan het | gevallen op waarin in principe een einde kan worden gemaakt aan het |
verblijf ' van de familieleden van een Europese burger, onderdanen van | verblijf ' van de familieleden van een Europese burger, onderdanen van |
een Staat die geen lid is van de Unie, waarbij die bepaling ' de | een Staat die geen lid is van de Unie, waarbij die bepaling ' de |
minister of diens gemachtigde [toestaat] ' om zulks te doen wanneer | minister of diens gemachtigde [toestaat] ' om zulks te doen wanneer |
het familielid van de Europese burger ' niet meer voldoet aan de | het familielid van de Europese burger ' niet meer voldoet aan de |
voorwaarden die gesteld zijn aan zijn verblijf, in overeenstemming met | voorwaarden die gesteld zijn aan zijn verblijf, in overeenstemming met |
de bepalingen van de richtlijn [2004/38/EG] ' (Parl. St., Kamer, | de bepalingen van de richtlijn [2004/38/EG] ' (Parl. St., Kamer, |
2006-2007, DOC 51-2845/001, pp. 53-54). | 2006-2007, DOC 51-2845/001, pp. 53-54). |
B.5.3. Door aan de minister of zijn gemachtigde een | B.5.3. Door aan de minister of zijn gemachtigde een |
beoordelingsbevoegdheid te geven, laat de wetgever hem niet toe die op | beoordelingsbevoegdheid te geven, laat de wetgever hem niet toe die op |
een willekeurige wijze of met overtreding van de grondwettelijke | een willekeurige wijze of met overtreding van de grondwettelijke |
regels uit te oefenen. | regels uit te oefenen. |
De bevoegde minister of zijn gemachtigde beschikt ter zake over een | De bevoegde minister of zijn gemachtigde beschikt ter zake over een |
discretionaire bevoegdheid, bij de uitoefening waarvan hij rekening | discretionaire bevoegdheid, bij de uitoefening waarvan hij rekening |
moet houden met alle elementen die hem ter kennis zijn gebracht en met | moet houden met alle elementen die hem ter kennis zijn gebracht en met |
name met de redenen waarom de in het geding zijnde vreemdeling ertoe | name met de redenen waarom de in het geding zijnde vreemdeling ertoe |
is gebracht een einde te maken aan de gezamenlijke vestiging met zijn | is gebracht een einde te maken aan de gezamenlijke vestiging met zijn |
Belgische echtgenoot. In dat opzicht zal de bevoegde minister of zijn | Belgische echtgenoot. In dat opzicht zal de bevoegde minister of zijn |
gemachtigde ertoe worden gebracht rekening te houden met het huiselijk | gemachtigde ertoe worden gebracht rekening te houden met het huiselijk |
geweld dat de betrokken vreemdeling heeft geleden, op dezelfde wijze | geweld dat de betrokken vreemdeling heeft geleden, op dezelfde wijze |
als hij daarmee rekening houdt op grond van artikel 11 van de in het | als hij daarmee rekening houdt op grond van artikel 11 van de in het |
geding zijnde wet. | geding zijnde wet. |
B.5.4. Hieruit vloeit voort dat het in de prejudiciële vraag | B.5.4. Hieruit vloeit voort dat het in de prejudiciële vraag |
aangevoerde verschil in behandeling niet bestaat ». | aangevoerde verschil in behandeling niet bestaat ». |
B.6. Sedert de beslissing die in het geding was in de zaak die | B.6. Sedert de beslissing die in het geding was in de zaak die |
aanleiding heeft gegeven tot het arrest nr. 121/2015 van het Hof, werd | aanleiding heeft gegeven tot het arrest nr. 121/2015 van het Hof, werd |
het voormelde artikel 11, § 2, vervangen bij artikel 5 van de wet van | het voormelde artikel 11, § 2, vervangen bij artikel 5 van de wet van |
8 juli 2011 « tot wijziging van de wet van 15 december 1980 | 8 juli 2011 « tot wijziging van de wet van 15 december 1980 |
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging | betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging |
en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de voorwaarden tot | en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de voorwaarden tot |
gezinshereniging », opdat de minister geen einde kan stellen aan het | gezinshereniging », opdat de minister geen einde kan stellen aan het |
tijdelijk verblijfsrecht wanneer vaststaat dat de vreemdeling | tijdelijk verblijfsrecht wanneer vaststaat dat de vreemdeling |
niet-EU-burger die uit de echt is gescheiden van een andere onderdaan | niet-EU-burger die uit de echt is gescheiden van een andere onderdaan |
van een derde land het slachtoffer is van huiselijk geweld. | van een derde land het slachtoffer is van huiselijk geweld. |
B.7.1. De wet van 8 juli 2011 heeft de voorwaarden tot | B.7.1. De wet van 8 juli 2011 heeft de voorwaarden tot |
gezinshereniging, zoals zij waren opgenomen in de artikelen 10 en | gezinshereniging, zoals zij waren opgenomen in de artikelen 10 en |
volgende en in de artikelen 40 en volgende van de wet van 15 december | volgende en in de artikelen 40 en volgende van de wet van 15 december |
1980, gewijzigd. | 1980, gewijzigd. |
B.7.2. Hoewel in de verschillende wetsvoorstellen die aan de oorsprong | B.7.2. Hoewel in de verschillende wetsvoorstellen die aan de oorsprong |
van die wet lagen, werd bevestigd dat het recht op de eerbiediging van | van die wet lagen, werd bevestigd dat het recht op de eerbiediging van |
het gezinsleven een belangrijke maatschappelijke waarde is en dat | het gezinsleven een belangrijke maatschappelijke waarde is en dat |
migratie via gezinshereniging mogelijk zou moeten zijn, beoogden zij | migratie via gezinshereniging mogelijk zou moeten zijn, beoogden zij |
het verlenen van een verblijfsrecht in het kader van gezinshereniging | het verlenen van een verblijfsrecht in het kader van gezinshereniging |
beter te reguleren teneinde de migratiestroom en de migratiedruk te | beter te reguleren teneinde de migratiestroom en de migratiedruk te |
beheersen. Voornamelijk strekten ze ertoe bepaalde misbruiken of | beheersen. Voornamelijk strekten ze ertoe bepaalde misbruiken of |
gevallen van fraude te voorkomen of te ontmoedigen, met name op het | gevallen van fraude te voorkomen of te ontmoedigen, met name op het |
vlak van schijnhuwelijken, schijnpartnerschappen en schijnadopties. | vlak van schijnhuwelijken, schijnpartnerschappen en schijnadopties. |
Het was eveneens de bedoeling te voorkomen dat de gezinsleden die zich | Het was eveneens de bedoeling te voorkomen dat de gezinsleden die zich |
in België komen vestigen, ten laste vallen van de overheid of dat de | in België komen vestigen, ten laste vallen van de overheid of dat de |
gezinshereniging in mensonwaardige omstandigheden zou plaatsvinden, | gezinshereniging in mensonwaardige omstandigheden zou plaatsvinden, |
bijvoorbeeld door het ontbreken van behoorlijke huisvesting. Ten | bijvoorbeeld door het ontbreken van behoorlijke huisvesting. Ten |
slotte werd in de parlementaire voorbereiding er ook bij herhaling op | slotte werd in de parlementaire voorbereiding er ook bij herhaling op |
gewezen dat de wetgever bij het regelen van de voorwaarden voor | gewezen dat de wetgever bij het regelen van de voorwaarden voor |
gezinshereniging, rekening dient te houden met de verplichtingen die | gezinshereniging, rekening dient te houden met de verplichtingen die |
volgen uit het Europees Unierecht. | volgen uit het Europees Unierecht. |
B.7.3. Het amendement dat aan de oorsprong van de wijziging van | B.7.3. Het amendement dat aan de oorsprong van de wijziging van |
artikel 11, § 2, van de wet van 15 december 1980 ligt, werd als volgt | artikel 11, § 2, van de wet van 15 december 1980 ligt, werd als volgt |
verantwoord : | verantwoord : |
« Daarnaast wordt de bepaling die van toepassing is op slachtoffers | « Daarnaast wordt de bepaling die van toepassing is op slachtoffers |
van huiselijk geweld verder gepreciseerd. De bestaande regeling werd | van huiselijk geweld verder gepreciseerd. De bestaande regeling werd |
aangepast in die zin dat niet langer uitdrukkelijk wordt vereist dat | aangepast in die zin dat niet langer uitdrukkelijk wordt vereist dat |
het slachtoffer het huishouden dient te verlaten. Ook wanneer bvb. | het slachtoffer het huishouden dient te verlaten. Ook wanneer bvb. |
[het] slachtoffer in de woning blijft en zijn partner het huishouden | [het] slachtoffer in de woning blijft en zijn partner het huishouden |
verlaat (en de ' gezinscel ' dus wordt doorbroken) zal het | verlaat (en de ' gezinscel ' dus wordt doorbroken) zal het |
verblijfsstatuut kunnen worden toegekend. Daarnaast zal de minister | verblijfsstatuut kunnen worden toegekend. Daarnaast zal de minister |
het verblijf niet kunnen [beëindigen] wanneer de betrokkene aantoont | het verblijf niet kunnen [beëindigen] wanneer de betrokkene aantoont |
dat hij het slachtoffer is geweest van daden vermeld in enkele | dat hij het slachtoffer is geweest van daden vermeld in enkele |
expliciet opgesomde strafwetsartikelen, loutere aanwijzingen kunnen in | expliciet opgesomde strafwetsartikelen, loutere aanwijzingen kunnen in |
dit verband niet volstaan » (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC | dit verband niet volstaan » (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC |
53-0443/014, p. 31). | 53-0443/014, p. 31). |
B.7.4. Artikel 42quater, § 4, 4°, werd eveneens vervangen bij artikel | B.7.4. Artikel 42quater, § 4, 4°, werd eveneens vervangen bij artikel |
12 van de wet van 8 juli 2011. Geen wijziging werd evenwel aangebracht | 12 van de wet van 8 juli 2011. Geen wijziging werd evenwel aangebracht |
met betrekking tot de voorwaarden die de onderdaan van een derde land | met betrekking tot de voorwaarden die de onderdaan van een derde land |
die uit de echt is gescheiden van een Belg en die, binnen het | die uit de echt is gescheiden van een Belg en die, binnen het |
huwelijk, het slachtoffer is geweest van geweld, moet in acht nemen om | huwelijk, het slachtoffer is geweest van geweld, moet in acht nemen om |
zijn verblijfsrecht te behouden. | zijn verblijfsrecht te behouden. |
B.7.5. Zoals de verwijzende rechter in zijn verwijzingsarrest opmerkt, | B.7.5. Zoals de verwijzende rechter in zijn verwijzingsarrest opmerkt, |
werd het in de prejudiciële vraag vermelde verschil in behandeling | werd het in de prejudiciële vraag vermelde verschil in behandeling |
niet onderzocht in het arrest nr. 121/2015 van het Hof. Dat arrest had | niet onderzocht in het arrest nr. 121/2015 van het Hof. Dat arrest had |
immers betrekking op een vergelijking met de vreemdeling die is | immers betrekking op een vergelijking met de vreemdeling die is |
bedoeld in artikel 11, § 2, van de wet van 15 december 1980, vóór de | bedoeld in artikel 11, § 2, van de wet van 15 december 1980, vóór de |
vervanging van dat artikel bij de wet van 8 juli 2011. Het is precies | vervanging van dat artikel bij de wet van 8 juli 2011. Het is precies |
die wet die het verschil in behandeling heeft doen ontstaan waarover | die wet die het verschil in behandeling heeft doen ontstaan waarover |
het Hof wordt verzocht zich te dezen uit te spreken. | het Hof wordt verzocht zich te dezen uit te spreken. |
B.8.1. Met betrekking tot het verblijfsrecht van vreemdelingen die | B.8.1. Met betrekking tot het verblijfsrecht van vreemdelingen die |
familielid zijn van een Belg, zoals geregeld in artikel 40ter van de | familielid zijn van een Belg, zoals geregeld in artikel 40ter van de |
wet van 15 december 1980, dient een onderscheid te worden gemaakt | wet van 15 december 1980, dient een onderscheid te worden gemaakt |
naargelang die Belg al dan niet zijn recht van vrij verkeer heeft | naargelang die Belg al dan niet zijn recht van vrij verkeer heeft |
uitgeoefend overeenkomstig het Europees Unierecht. In het eerste geval | uitgeoefend overeenkomstig het Europees Unierecht. In het eerste geval |
dient bij de regeling van het verblijfsrecht van de familieleden | dient bij de regeling van het verblijfsrecht van de familieleden |
immers rekening te worden gehouden met de verplichtingen die volgen | immers rekening te worden gehouden met de verplichtingen die volgen |
uit het Europees Unierecht inzake vrij verkeer, terwijl het in het | uit het Europees Unierecht inzake vrij verkeer, terwijl het in het |
tweede geval gaat om een zuiver interne situatie, waarop het Unierecht | tweede geval gaat om een zuiver interne situatie, waarop het Unierecht |
niet van toepassing is. | niet van toepassing is. |
B.8.2. Uit de verwijzingsbeslissing en uit het dossier van de | B.8.2. Uit de verwijzingsbeslissing en uit het dossier van de |
rechtspleging voor de Raad van State blijkt niet dat de Belgische | rechtspleging voor de Raad van State blijkt niet dat de Belgische |
gezinshereniger in casu gebruik heeft gemaakt van zijn recht van vrij | gezinshereniger in casu gebruik heeft gemaakt van zijn recht van vrij |
verkeer. Het Hof onderzoekt de in het geding zijnde bepalingen | verkeer. Het Hof onderzoekt de in het geding zijnde bepalingen |
derhalve uitsluitend in zoverre zij van toepassing zijn op | derhalve uitsluitend in zoverre zij van toepassing zijn op |
familieleden van een Belg die geen gebruik heeft gemaakt van zijn | familieleden van een Belg die geen gebruik heeft gemaakt van zijn |
recht van vrij verkeer. | recht van vrij verkeer. |
In dat geval volgt de toepassing van de voorwaarden vastgesteld in | In dat geval volgt de toepassing van de voorwaarden vastgesteld in |
artikel 42quater, § 4, 4°, van de wet van 15 december 1980 op de | artikel 42quater, § 4, 4°, van de wet van 15 december 1980 op de |
familieleden van een Belg niet uit de omzetting van de richtlijn | familieleden van een Belg niet uit de omzetting van de richtlijn |
2004/38/EG maar berust zij op een autonome beslissing van de wetgever. | 2004/38/EG maar berust zij op een autonome beslissing van de wetgever. |
B.9.1. Ervan uitgaan, zoals de Ministerraad voorstelt, dat de in de | B.9.1. Ervan uitgaan, zoals de Ministerraad voorstelt, dat de in de |
prejudiciële vraag beoogde categorieën van personen onvoldoende | prejudiciële vraag beoogde categorieën van personen onvoldoende |
vergelijkbaar zouden zijn om de reden dat de wetgever voor een van die | vergelijkbaar zouden zijn om de reden dat de wetgever voor een van die |
categorieën de verplichtingen heeft willen in acht nemen die | categorieën de verplichtingen heeft willen in acht nemen die |
voortvloeiden uit het Europees Unierecht, zou de toetsing inzake | voortvloeiden uit het Europees Unierecht, zou de toetsing inzake |
gelijkheid en niet-discriminatie, die zelfs in dat geval in de interne | gelijkheid en niet-discriminatie, die zelfs in dat geval in de interne |
rechtsorde is voorgeschreven door de artikelen 10 en 11 van de | rechtsorde is voorgeschreven door de artikelen 10 en 11 van de |
Grondwet, zinledig maken. | Grondwet, zinledig maken. |
B.9.2. Het staat derhalve aan het Hof erop toe te zien dat de regels | B.9.2. Het staat derhalve aan het Hof erop toe te zien dat de regels |
die de wetgever aanneemt, met inbegrip wanneer hij ten aanzien van | die de wetgever aanneemt, met inbegrip wanneer hij ten aanzien van |
sommige categorieën van vreemdelingen dient rekening te houden met het | sommige categorieën van vreemdelingen dient rekening te houden met het |
Europees Unierecht, niet ertoe leiden ten aanzien van de familieleden | Europees Unierecht, niet ertoe leiden ten aanzien van de familieleden |
van de eigen onderdanen verschillen in behandeling in het leven te | van de eigen onderdanen verschillen in behandeling in het leven te |
roepen die niet redelijk verantwoord zijn. | roepen die niet redelijk verantwoord zijn. |
B.9.3. Wanneer de wetgever de voorwaarden voor de uitoefening van het | B.9.3. Wanneer de wetgever de voorwaarden voor de uitoefening van het |
recht op gezinshereniging regelt die van toepassing zijn op personen | recht op gezinshereniging regelt die van toepassing zijn op personen |
die zich in vergelijkbare situaties bevinden, maar waarvan een | die zich in vergelijkbare situaties bevinden, maar waarvan een |
categorie, in tegenstelling met de andere, onder het Unierecht valt, | categorie, in tegenstelling met de andere, onder het Unierecht valt, |
is hij echter niet verplicht strikt identieke regels in te stellen, | is hij echter niet verplicht strikt identieke regels in te stellen, |
gelet op de bij de Unierecht nagestreefde doelstellingen. | gelet op de bij de Unierecht nagestreefde doelstellingen. |
In het kader van het immigratiebeleid dat tot complexe en ingewikkelde | In het kader van het immigratiebeleid dat tot complexe en ingewikkelde |
afwegingen noopt en waarbij rekening dient te worden gehouden met de | afwegingen noopt en waarbij rekening dient te worden gehouden met de |
vereisten van het Europees Unierecht, beschikt de wetgever over een | vereisten van het Europees Unierecht, beschikt de wetgever over een |
ruime beoordelingsvrijheid. | ruime beoordelingsvrijheid. |
B.10. De in het geding zijnde bepalingen van de wet van 15 december | B.10. De in het geding zijnde bepalingen van de wet van 15 december |
1980 doen een verschil in behandeling ontstaan tussen onderdanen van | 1980 doen een verschil in behandeling ontstaan tussen onderdanen van |
een derde land die uit de echt zijn gescheiden en die binnen het | een derde land die uit de echt zijn gescheiden en die binnen het |
huwelijk het slachtoffer zijn geweest van huiselijk geweld, naargelang | huwelijk het slachtoffer zijn geweest van huiselijk geweld, naargelang |
zij gehuwd waren met een andere onderdaan van een derde land, dan wel | zij gehuwd waren met een andere onderdaan van een derde land, dan wel |
met een Belg. | met een Belg. |
Het Hof wordt niet gevraagd te onderzoeken of de voorwaarden in | Het Hof wordt niet gevraagd te onderzoeken of de voorwaarden in |
artikel 42quater, § 4, 4°, van de wet van 15 december 1980, waarnaar | artikel 42quater, § 4, 4°, van de wet van 15 december 1980, waarnaar |
artikel 40ter van die wet verwijst, op zich verantwoord zijn. De | artikel 40ter van die wet verwijst, op zich verantwoord zijn. De |
verwijzende rechter ondervraagt het Hof enkel over het voormelde | verwijzende rechter ondervraagt het Hof enkel over het voormelde |
verschil in behandeling. | verschil in behandeling. |
B.11.1. Het criterium van onderscheid, dat berust op de nationaliteit | B.11.1. Het criterium van onderscheid, dat berust op de nationaliteit |
van de persoon bij wie men zich op het Belgische grondgebied voegt, | van de persoon bij wie men zich op het Belgische grondgebied voegt, |
vormt een objectief criterium. Het Hof dient nog te onderzoeken of dat | vormt een objectief criterium. Het Hof dient nog te onderzoeken of dat |
criterium relevant is ten opzichte van de doelstellingen van de | criterium relevant is ten opzichte van de doelstellingen van de |
wetgever en of niet op onevenredige wijze afbreuk wordt gedaan aan de | wetgever en of niet op onevenredige wijze afbreuk wordt gedaan aan de |
rechten van de betrokken vreemdelingen. | rechten van de betrokken vreemdelingen. |
B.11.2. Volgens de Ministerraad zouden 70 % van de gezinsherenigingen | B.11.2. Volgens de Ministerraad zouden 70 % van de gezinsherenigingen |
in België gezinsherenigingen met Belgen zijn. Rekening houdend met het | in België gezinsherenigingen met Belgen zijn. Rekening houdend met het |
doel dat door de wetgever werd nagestreefd met het aannemen van de wet | doel dat door de wetgever werd nagestreefd met het aannemen van de wet |
van 8 juli 2011, zou het verschil in behandeling zijn verantwoord door | van 8 juli 2011, zou het verschil in behandeling zijn verantwoord door |
het grotere aantal van die herenigingen en door de omstandigheid dat | het grotere aantal van die herenigingen en door de omstandigheid dat |
de vreemdelingen die zich zijn komen voegen bij een uit een derde land | de vreemdelingen die zich zijn komen voegen bij een uit een derde land |
afkomstige vreemdeling die tot een verblijf van onbeperkte duur op het | afkomstige vreemdeling die tot een verblijf van onbeperkte duur op het |
grondgebied werd toegelaten, reeds een gezinsband deelden vóór de | grondgebied werd toegelaten, reeds een gezinsband deelden vóór de |
hereniging, terwijl de hereniging met een Belg heeft geleid tot de | hereniging, terwijl de hereniging met een Belg heeft geleid tot de |
vorming van een nieuw gezin. | vorming van een nieuw gezin. |
B.11.3. Zoals in B.7.2 is vermeld, wilde de wetgever, met de wet van 8 | B.11.3. Zoals in B.7.2 is vermeld, wilde de wetgever, met de wet van 8 |
juli 2011, de migratiestroom en de migratiedruk beheersen en | juli 2011, de migratiestroom en de migratiedruk beheersen en |
misbruiken of gevallen van fraude, met name schijnhuwelijken of | misbruiken of gevallen van fraude, met name schijnhuwelijken of |
schijnpartnerschappen, voorkomen en ontmoedigen. Hij wilde eveneens | schijnpartnerschappen, voorkomen en ontmoedigen. Hij wilde eveneens |
vermijden dat de gezinsleden die zich in België komen vestigen, ten | vermijden dat de gezinsleden die zich in België komen vestigen, ten |
laste vallen van de overheid. | laste vallen van de overheid. |
B.11.4. Artikel 40ter van de wet van 15 december 1980, in samenhang | B.11.4. Artikel 40ter van de wet van 15 december 1980, in samenhang |
gelezen met artikel 42quater, § 4, 4°, enerzijds, en artikel 11, § 2, | gelezen met artikel 42quater, § 4, 4°, enerzijds, en artikel 11, § 2, |
van die wet, anderzijds, hebben allebei betrekking op vreemdelingen | van die wet, anderzijds, hebben allebei betrekking op vreemdelingen |
die een machtiging tot verblijf op het grondgebied hebben verkregen | die een machtiging tot verblijf op het grondgebied hebben verkregen |
wegens een gezinshereniging en die het bewijs hebben geleverd van het | wegens een gezinshereniging en die het bewijs hebben geleverd van het |
bestaan van huiselijk geweld tijdens hun huwelijk, dat inmiddels is | bestaan van huiselijk geweld tijdens hun huwelijk, dat inmiddels is |
ontbonden. | ontbonden. |
B.11.5. Noch de doelstellingen die door de wetgever zijn nagestreefd | B.11.5. Noch de doelstellingen die door de wetgever zijn nagestreefd |
met de wet van 8 juli 2011, noch de door de Ministerraad aangevoerde | met de wet van 8 juli 2011, noch de door de Ministerraad aangevoerde |
motieven kunnen verantwoorden dat de beide vergeleken categorieën van | motieven kunnen verantwoorden dat de beide vergeleken categorieën van |
vreemdelingen, die zich in dezelfde bijzondere schrijnende situaties | vreemdelingen, die zich in dezelfde bijzondere schrijnende situaties |
bevinden en om die reden bijzondere bescherming behoeven, verschillend | bevinden en om die reden bijzondere bescherming behoeven, verschillend |
worden behandeld. | worden behandeld. |
B.11.6. De omstandigheid dat het verschil in behandeling enkel de duur | B.11.6. De omstandigheid dat het verschil in behandeling enkel de duur |
van de tijdelijke machtiging tot verblijf dekt, namelijk maximaal vijf | van de tijdelijke machtiging tot verblijf dekt, namelijk maximaal vijf |
jaar vanaf de afgifte van de verblijfstitel, is niet van dien aard dat | jaar vanaf de afgifte van de verblijfstitel, is niet van dien aard dat |
zij die vaststelling wijzigt. Het verlies van het verblijfsrecht kan | zij die vaststelling wijzigt. Het verlies van het verblijfsrecht kan |
immers onomkeerbare gevolgen hebben voor vreemdelingen die zich in een | immers onomkeerbare gevolgen hebben voor vreemdelingen die zich in een |
bijzonder schrijnende situatie bevinden, ongeacht of de machtiging tot | bijzonder schrijnende situatie bevinden, ongeacht of de machtiging tot |
verblijf al dan niet tijdelijk is. | verblijf al dan niet tijdelijk is. |
B.12. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord. | B.12. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
Artikel 40ter, laatste lid, van de wet van 15 december 1980 « | Artikel 40ter, laatste lid, van de wet van 15 december 1980 « |
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging | betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging |
en de verwijdering van vreemdelingen », in samenhang gelezen met | en de verwijdering van vreemdelingen », in samenhang gelezen met |
artikel 42quater, § 4, 4°, van die wet en zoals van toepassing vóór de | artikel 42quater, § 4, 4°, van die wet en zoals van toepassing vóór de |
wijziging van dezelfde wet bij de wet van 4 mei 2016 « houdende | wijziging van dezelfde wet bij de wet van 4 mei 2016 « houdende |
diverse bepalingen inzake asiel en migratie en tot wijziging van de | diverse bepalingen inzake asiel en migratie en tot wijziging van de |
wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, | wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, |
het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en de | het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en de |
wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van | wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van |
bepaalde andere categorieën van vreemdelingen », schendt de artikelen | bepaalde andere categorieën van vreemdelingen », schendt de artikelen |
10 en 11 van de Grondwet. | 10 en 11 van de Grondwet. |
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel |
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
op 7 februari 2019. | op 7 februari 2019. |
De griffier, | De griffier, |
F. Meersschaut | F. Meersschaut |
De voorzitter, | De voorzitter, |
F. Daoût | F. Daoût |