Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 57/2018 van 17 mei 2018 Rolnummer 6634 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 7, § 1sexies, tweede lid, 2°, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, z Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...)"
Uittreksel uit arrest nr. 57/2018 van 17 mei 2018 Rolnummer 6634 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 7, § 1sexies, tweede lid, 2°, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, z Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...) Uittreksel uit arrest nr. 57/2018 van 17 mei 2018 Rolnummer 6634 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 7, § 1sexies, tweede lid, 2°, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, z Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...)
GRONDWETTELIJK HOF GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 57/2018 van 17 mei 2018 Uittreksel uit arrest nr. 57/2018 van 17 mei 2018
Rolnummer 6634 Rolnummer 6634
In zake : de prejudiciële vraag over artikel 7, § 1sexies, tweede lid, In zake : de prejudiciële vraag over artikel 7, § 1sexies, tweede lid,
2°, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de 2°, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de
maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals van toepassing vóór 27 maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals van toepassing vóór 27
april 2015, gesteld door de Nederlandstalige Arbeidsrechtbank te april 2015, gesteld door de Nederlandstalige Arbeidsrechtbank te
Brussel. Brussel.
Het Grondwettelijk Hof, Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de
rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en R. rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en R.
Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder
voorzitterschap van voorzitter A. Alen, voorzitterschap van voorzitter A. Alen,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Bij vonnis van 20 februari 2017 in zake Roland St John tegen de Bij vonnis van 20 februari 2017 in zake Roland St John tegen de
Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, waarvan de expeditie ter griffie Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, waarvan de expeditie ter griffie
van het Hof is ingekomen op 8 maart 2017, heeft de Nederlandstalige van het Hof is ingekomen op 8 maart 2017, heeft de Nederlandstalige
Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« Is het artikel 7, § 1sexies, lid 2, 2°, van de Besluitwet van 28 « Is het artikel 7, § 1sexies, lid 2, 2°, van de Besluitwet van 28
december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders,
zoals van toepassing vóór 27 april 2015, zo geïnterpreteerd dat zoals van toepassing vóór 27 april 2015, zo geïnterpreteerd dat
personen die zowel op 31 december 2013 als daarna een personen die zowel op 31 december 2013 als daarna een
arbeidsovereenkomst voor werklieden hadden en na 31 december 2013 arbeidsovereenkomst voor werklieden hadden en na 31 december 2013
ontslagen werden wel recht hebben op een ontslagcompensatievergoeding, ontslagen werden wel recht hebben op een ontslagcompensatievergoeding,
terwijl personen die op 31 december 2013 een arbeidsovereenkomst voor terwijl personen die op 31 december 2013 een arbeidsovereenkomst voor
werklieden hadden en - hoewel zij steeds hoofdzakelijk handarbeid werklieden hadden en - hoewel zij steeds hoofdzakelijk handarbeid
bleven verrichten - naderhand een conventioneel bediendenstatuut bleven verrichten - naderhand een conventioneel bediendenstatuut
toegekend kregen en na die toekenning ontslagen werden, geen recht toegekend kregen en na die toekenning ontslagen werden, geen recht
hebben op deze vergoeding, strijdig met de artikelen 10 en 11 van de hebben op deze vergoeding, strijdig met de artikelen 10 en 11 van de
Grondwet ? ». Grondwet ? ».
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
B.1. De invoering van het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden B.1. De invoering van het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden
heeft voor arbeiders in de regel tot gevolg dat zij recht hebben op heeft voor arbeiders in de regel tot gevolg dat zij recht hebben op
een langere opzegtermijn. Dat recht geldt evenwel slechts ten volle een langere opzegtermijn. Dat recht geldt evenwel slechts ten volle
indien de arbeidsovereenkomst na 31 december 2013 werd aangevat. Een indien de arbeidsovereenkomst na 31 december 2013 werd aangevat. Een
arbeider die zijn anciënniteit gedeeltelijk vóór die datum heeft arbeider die zijn anciënniteit gedeeltelijk vóór die datum heeft
verworven, ondervindt nog gedeeltelijk de nadelige gevolgen van de verworven, ondervindt nog gedeeltelijk de nadelige gevolgen van de
vroegere regeling. Om dat nadeel weg te werken, heeft de wetgever de vroegere regeling. Om dat nadeel weg te werken, heeft de wetgever de
ontslagcompensatievergoeding in het leven geroepen. ontslagcompensatievergoeding in het leven geroepen.
Die vergoeding wordt door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening Die vergoeding wordt door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening
toegekend aan « werknemers waarvan de duur van de opzeggingstermijn of toegekend aan « werknemers waarvan de duur van de opzeggingstermijn of
van de overeenstemmende opzeggingsvergoeding overeenkomstig de van de overeenstemmende opzeggingsvergoeding overeenkomstig de
wetgeving minstens gedeeltelijk moet worden bepaald op basis van de wetgeving minstens gedeeltelijk moet worden bepaald op basis van de
anciënniteit verworven als arbeider in de periode gelegen vóór 1 anciënniteit verworven als arbeider in de periode gelegen vóór 1
januari 2014 » (artikel 7, § 1, derde lid, zf), van de besluitwet van januari 2014 » (artikel 7, § 1, derde lid, zf), van de besluitwet van
28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der
arbeiders, zoals ingevoegd bij de wet van 26 december 2013 betreffende arbeiders, zoals ingevoegd bij de wet van 26 december 2013 betreffende
de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden
inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende
maatregelen). maatregelen).
De ontslagcompensatievergoeding compenseert « het verschil tussen De ontslagcompensatievergoeding compenseert « het verschil tussen
enerzijds de opzeggingstermijn of de overeenstemmende enerzijds de opzeggingstermijn of de overeenstemmende
opzeggingsvergoeding die de werkgever moet toekennen en anderzijds de opzeggingsvergoeding die de werkgever moet toekennen en anderzijds de
opzeggingstermijn of de overeenstemmende opzeggingsvergoeding die de opzeggingstermijn of de overeenstemmende opzeggingsvergoeding die de
werkgever zou toegekend hebben alsof de totale anciënniteit van de werkgever zou toegekend hebben alsof de totale anciënniteit van de
werknemer volledig verworven was na 31 december 2013 » (artikel 7, § werknemer volledig verworven was na 31 december 2013 » (artikel 7, §
1sexies, eerste lid, van de voormelde besluitwet, zoals ingevoegd bij 1sexies, eerste lid, van de voormelde besluitwet, zoals ingevoegd bij
de wet van 26 december 2013). de wet van 26 december 2013).
B.2. Artikel 7, § 1sexies, tweede lid, van de voormelde besluitwet, B.2. Artikel 7, § 1sexies, tweede lid, van de voormelde besluitwet,
zoals ingevoegd bij de wet van 26 december 2013, bepaalt dat de zoals ingevoegd bij de wet van 26 december 2013, bepaalt dat de
vergoeding slechts wordt toegekend indien de werknemer gelijktijdig vergoeding slechts wordt toegekend indien de werknemer gelijktijdig
aan de volgende voorwaarden voldoet : aan de volgende voorwaarden voldoet :
« 1° de begindatum van zijn ononderbroken arbeidsovereenkomst is « 1° de begindatum van zijn ononderbroken arbeidsovereenkomst is
gelegen vóór 1 januari 2014; gelegen vóór 1 januari 2014;
2° de arbeidsovereenkomst bedoeld in 1° is een arbeidsovereenkomst 2° de arbeidsovereenkomst bedoeld in 1° is een arbeidsovereenkomst
voor werklieden in de zin van artikel 2 van de wet van 3 juli 1978 voor werklieden in de zin van artikel 2 van de wet van 3 juli 1978
betreffende de arbeidsovereenkomsten, of in de zin van artikel 7bis betreffende de arbeidsovereenkomsten, of in de zin van artikel 7bis
van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en
-banen, of bedoeld door Titel V van de voormelde wet van 3 juli 1978; -banen, of bedoeld door Titel V van de voormelde wet van 3 juli 1978;
3° hij voldoet aan één van de volgende voorwaarden : 3° hij voldoet aan één van de volgende voorwaarden :
a) zijn anciënniteit in de onderneming bedraagt ten minste dertig jaar a) zijn anciënniteit in de onderneming bedraagt ten minste dertig jaar
op de dag waarop de wet van 26 december 2013 betreffende de invoering op de dag waarop de wet van 26 december 2013 betreffende de invoering
van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de
opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen wordt opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen wordt
bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad; bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad;
b) zijn anciënniteit in de onderneming bedraagt op 1 januari 2014 ten b) zijn anciënniteit in de onderneming bedraagt op 1 januari 2014 ten
minste twintig jaar; minste twintig jaar;
c) zijn anciënniteit in de onderneming bedraagt op 1 januari 2015 ten c) zijn anciënniteit in de onderneming bedraagt op 1 januari 2015 ten
minste vijftien jaar; minste vijftien jaar;
d) zijn anciënniteit in de onderneming bedraagt op 1 januari 2016 ten d) zijn anciënniteit in de onderneming bedraagt op 1 januari 2016 ten
minste tien jaar; minste tien jaar;
e) zijn anciënniteit in de onderneming bedraagt op 1 januari 2017 e) zijn anciënniteit in de onderneming bedraagt op 1 januari 2017
minder dan tien jaar; minder dan tien jaar;
4° hij wordt ontslagen na 31 december 2013 ». 4° hij wordt ontslagen na 31 december 2013 ».
Bij artikel 11 van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de Bij artikel 11 van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de
werkgelegenheid werd de volgende - hieronder in cursief vermelde - werkgelegenheid werd de volgende - hieronder in cursief vermelde -
zinsnede toegevoegd aan artikel 7, § 1sexies, tweede lid, 2° : zinsnede toegevoegd aan artikel 7, § 1sexies, tweede lid, 2° :
« 2° de arbeidsovereenkomst bedoeld in 1° is op 31 december 2013 een « 2° de arbeidsovereenkomst bedoeld in 1° is op 31 december 2013 een
arbeidsovereenkomst voor werklieden in de zin van artikel 2 van de wet arbeidsovereenkomst voor werklieden in de zin van artikel 2 van de wet
van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, of in de zin van van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, of in de zin van
artikel 7bis van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van artikel 7bis van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van
buurtdiensten en -banen, of bedoeld door Titel V van de voormelde wet buurtdiensten en -banen, of bedoeld door Titel V van de voormelde wet
van 3 juli 1978; ». van 3 juli 1978; ».
Die wijziging is van toepassing op de personen die vanaf 27 april 2015 Die wijziging is van toepassing op de personen die vanaf 27 april 2015
zijn ontslagen (artikel 20 van de wet van 23 april 2015). Zoals blijkt zijn ontslagen (artikel 20 van de wet van 23 april 2015). Zoals blijkt
uit de feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil, werd de uit de feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil, werd de
verzoekende partij voor de verwijzende rechter op 6 maart 2014 verzoekende partij voor de verwijzende rechter op 6 maart 2014
ontslagen. ontslagen.
B.3. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 7, § 1sexies, B.3. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 7, § 1sexies,
tweede lid, 2°, van de voormelde besluitwet, vóór de wijziging ervan tweede lid, 2°, van de voormelde besluitwet, vóór de wijziging ervan
bij de wet van 23 april 2015. De verwijzende rechter wenst van het Hof bij de wet van 23 april 2015. De verwijzende rechter wenst van het Hof
te vernemen of die bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet te vernemen of die bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet
schendt, in de interpretatie dat zij een verschil in behandeling doet schendt, in de interpretatie dat zij een verschil in behandeling doet
ontstaan tussen twee categorieën van personen die na 31 december 2013 ontstaan tussen twee categorieën van personen die na 31 december 2013
werden ontslagen : werden ontslagen :
- personen die zowel op 31 december 2013 als daarna als arbeider - personen die zowel op 31 december 2013 als daarna als arbeider
tewerkgesteld waren; tewerkgesteld waren;
- personen die op 31 december 2013 als arbeider tewerkgesteld waren, - personen die op 31 december 2013 als arbeider tewerkgesteld waren,
maar na die datum als bediende. maar na die datum als bediende.
De eerste categorie heeft krachtens de in het geding zijnde bepaling De eerste categorie heeft krachtens de in het geding zijnde bepaling
recht op de ontslagcompensatievergoeding. De tweede categorie heeft recht op de ontslagcompensatievergoeding. De tweede categorie heeft
geen recht op die vergoeding. geen recht op die vergoeding.
B.4. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarborgen het beginsel van B.4. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarborgen het beginsel van
gelijkheid en niet-discriminatie. Dat beginsel sluit niet uit dat een gelijkheid en niet-discriminatie. Dat beginsel sluit niet uit dat een
verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen wordt verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen wordt
ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust
en het redelijk verantwoord is. en het redelijk verantwoord is.
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld
rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel
en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van
gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat
geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende
middelen en het beoogde doel. middelen en het beoogde doel.
B.5. In tegenstelling tot wat de Ministerraad aanvoert, kunnen de in B.5. In tegenstelling tot wat de Ministerraad aanvoert, kunnen de in
de prejudiciële vraag bedoelde werknemers in het licht van het de prejudiciële vraag bedoelde werknemers in het licht van het
beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie worden vergeleken, beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie worden vergeleken,
wanneer het erop aankomt te bepalen of zij al dan niet aanspraak wanneer het erop aankomt te bepalen of zij al dan niet aanspraak
zouden kunnen maken op de ontslagcompensatievergoeding. zouden kunnen maken op de ontslagcompensatievergoeding.
B.6. In de memorie van toelichting wordt de invoering van de in het B.6. In de memorie van toelichting wordt de invoering van de in het
geding zijnde bepaling, bij de wet van 26 december 2013, als volgt geding zijnde bepaling, bij de wet van 26 december 2013, als volgt
verantwoord : verantwoord :
« Door artikel 97 wordt aan de RVA een bijkomende taak toegewezen, « Door artikel 97 wordt aan de RVA een bijkomende taak toegewezen,
namelijk het betalen van de ontslagcompensatievergoeding. namelijk het betalen van de ontslagcompensatievergoeding.
Voor (ex-)arbeiders die een anciënniteit bewijzen die gedeeltelijk Voor (ex-)arbeiders die een anciënniteit bewijzen die gedeeltelijk
vóór 1 januari 2014 en gedeeltelijk vanaf 1 januari 2014 gelegen is, vóór 1 januari 2014 en gedeeltelijk vanaf 1 januari 2014 gelegen is,
wordt de opzeggingstermijn of daarmee overeenstemmende wordt de opzeggingstermijn of daarmee overeenstemmende
opzeggingsvergoeding gedeeltelijk berekend volgens de oude wetgeving opzeggingsvergoeding gedeeltelijk berekend volgens de oude wetgeving
voor wat de anciënniteit betreft vóór 1 januari 2014, en gedeeltelijk voor wat de anciënniteit betreft vóór 1 januari 2014, en gedeeltelijk
volgens de nieuwe wetgeving voor wat de anciënniteit betreft vanaf 1 volgens de nieuwe wetgeving voor wat de anciënniteit betreft vanaf 1
januari 2014. De bedoeling is evenwel niet dat deze werknemers voor januari 2014. De bedoeling is evenwel niet dat deze werknemers voor
altijd het ' nadeel ' van de anciënniteit vóór 1 januari 2014 altijd het ' nadeel ' van de anciënniteit vóór 1 januari 2014
ondervinden. Daarom zullen zij volgens een bepaald tijdpad worden ondervinden. Daarom zullen zij volgens een bepaald tijdpad worden
geïntegreerd in de nieuwe wetgeving. Vanaf een bepaald ogenblik zal geïntegreerd in de nieuwe wetgeving. Vanaf een bepaald ogenblik zal
men er van uitgaan dat hun anciënniteit volledig verworven is onder de men er van uitgaan dat hun anciënniteit volledig verworven is onder de
nieuwe wetgeving, zelfs al is die voor een stuk verworven vóór 1 nieuwe wetgeving, zelfs al is die voor een stuk verworven vóór 1
januari 2014. januari 2014.
De werkgever zal de werknemer in dat geval evenwel geen De werkgever zal de werknemer in dat geval evenwel geen
opzeggingstermijn of -vergoeding toekennen volgens de nieuwe opzeggingstermijn of -vergoeding toekennen volgens de nieuwe
wetgeving, maar wel nog steeds de berekening maken op basis van een wetgeving, maar wel nog steeds de berekening maken op basis van een
stuk anciënniteit vóór 1 januari 2014 en een stuk anciënniteit vanaf 1 stuk anciënniteit vóór 1 januari 2014 en een stuk anciënniteit vanaf 1
januari 2014. januari 2014.
De RVA zal het verschil tussen het bedrag dat de werkgever betaalt en De RVA zal het verschil tussen het bedrag dat de werkgever betaalt en
het bedrag waarop de werknemer volgens de nieuwe wetgeving recht het bedrag waarop de werknemer volgens de nieuwe wetgeving recht
heeft, bijpassen in de vorm van een ontslagcompensatievergoeding » heeft, bijpassen in de vorm van een ontslagcompensatievergoeding »
(Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3144/001, pp. 56-57). (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3144/001, pp. 56-57).
B.7. Uit die toelichting blijkt dat de ontslagcompensatievergoeding B.7. Uit die toelichting blijkt dat de ontslagcompensatievergoeding
van toepassing is op werknemers voor wie de opzeggingstermijn of de van toepassing is op werknemers voor wie de opzeggingstermijn of de
daarmee overeenstemmende opzeggingsvergoeding ten minste gedeeltelijk daarmee overeenstemmende opzeggingsvergoeding ten minste gedeeltelijk
wordt vastgesteld op basis van de anciënniteit die als arbeider werd wordt vastgesteld op basis van de anciënniteit die als arbeider werd
verworven in de periode voorafgaand aan 1 januari 2014, en voor wie verworven in de periode voorafgaand aan 1 januari 2014, en voor wie
ervan zal worden uitgegaan dat de anciënniteit volledig na die datum ervan zal worden uitgegaan dat de anciënniteit volledig na die datum
werd verworven zodat de opzeggingstermijn of de daarmee werd verworven zodat de opzeggingstermijn of de daarmee
overeenstemmende opzeggingsvergoeding wordt berekend op grond van de overeenstemmende opzeggingsvergoeding wordt berekend op grond van de
nieuwe wetgeving, die voor hen gunstiger is. De wetgever heeft nieuwe wetgeving, die voor hen gunstiger is. De wetgever heeft
geoordeeld dat het aangewezen was de last van langere geoordeeld dat het aangewezen was de last van langere
opzeggingstermijnen of hogere opzeggingsvergoedingen niet alleen aan opzeggingstermijnen of hogere opzeggingsvergoedingen niet alleen aan
de werkgever op te leggen. Zo mag die laatste de anciënniteit van een de werkgever op te leggen. Zo mag die laatste de anciënniteit van een
werknemer en bijgevolg de opzeggingstermijn of opzeggingsvergoeding werknemer en bijgevolg de opzeggingstermijn of opzeggingsvergoeding
gedeeltelijk op basis van de vroegere wetgeving en gedeeltelijk op gedeeltelijk op basis van de vroegere wetgeving en gedeeltelijk op
basis van de nieuwe wetgeving berekenen, terwijl de Rijksdienst voor basis van de nieuwe wetgeving berekenen, terwijl de Rijksdienst voor
Arbeidsvoorziening het verschil tussen het aldus berekende bedrag en Arbeidsvoorziening het verschil tussen het aldus berekende bedrag en
het bedrag waarop de werknemer volgens de nieuwe wet recht heeft, moet het bedrag waarop de werknemer volgens de nieuwe wet recht heeft, moet
bijpassen. bijpassen.
B.8. Het verschil in behandeling, als gevolg van de in het geding B.8. Het verschil in behandeling, als gevolg van de in het geding
zijnde bepaling, tussen werknemers die na 31 december 2013 ontslagen zijnde bepaling, tussen werknemers die na 31 december 2013 ontslagen
werden, naargelang zij na die datum arbeider zijn gebleven dan wel werden, naargelang zij na die datum arbeider zijn gebleven dan wel
bediende zijn geworden, is niet relevant ten aanzien van de bediende zijn geworden, is niet relevant ten aanzien van de
nagestreefde doelstelling, aangezien beide categorieën in precies nagestreefde doelstelling, aangezien beide categorieën in precies
dezelfde mate het nadeel ondergaan dat de ontslagcompensatievergoeding dezelfde mate het nadeel ondergaan dat de ontslagcompensatievergoeding
beoogt weg te werken. beoogt weg te werken.
B.9. Zoals in B.2 is vermeld, heeft de wetgever het voormelde verschil B.9. Zoals in B.2 is vermeld, heeft de wetgever het voormelde verschil
in behandeling opgeheven door de wijziging van de in het geding zijnde in behandeling opgeheven door de wijziging van de in het geding zijnde
bepaling bij artikel 11 van de wet van 23 april 2015. Die wijziging bepaling bij artikel 11 van de wet van 23 april 2015. Die wijziging
werd als volgt toegelicht : werd als volgt toegelicht :
« Dit artikel regelt, door het invoegen van een bepaling in het « Dit artikel regelt, door het invoegen van een bepaling in het
artikel 7, § 1sexies, tweede lid, van de Besluitwet van 28 december artikel 7, § 1sexies, tweede lid, van de Besluitwet van 28 december
1944, een anomalie in het kader van de ontslagcompensatievergoeding en 1944, een anomalie in het kader van de ontslagcompensatievergoeding en
meer bepaald voor de werknemer die vóór 1 januari 2014 nog arbeider meer bepaald voor de werknemer die vóór 1 januari 2014 nog arbeider
was, maar na 31 december 2013 bediende is geworden. was, maar na 31 december 2013 bediende is geworden.
Volgens de huidige tekst van het artikel 7, § 1sexies, tweede lid, van Volgens de huidige tekst van het artikel 7, § 1sexies, tweede lid, van
de Besluitwet van 28 december 1944 dat de voorwaarden opsomt waaronder de Besluitwet van 28 december 1944 dat de voorwaarden opsomt waaronder
een ontslagcompensatievergoeding kan worden toegekend, kon de een ontslagcompensatievergoeding kan worden toegekend, kon de
ontslagcompensatievergoeding in dat geval niet worden toegekend, ontslagcompensatievergoeding in dat geval niet worden toegekend,
terwijl de ex-arbeider wel een historisch nadeel onderging indien zijn terwijl de ex-arbeider wel een historisch nadeel onderging indien zijn
opzeggingstermijn of -vergoeding voor de anciënniteitsperiode gelegen opzeggingstermijn of -vergoeding voor de anciënniteitsperiode gelegen
vóór 1 januari 2014 nog steeds berekend werd op basis van de oude en vóór 1 januari 2014 nog steeds berekend werd op basis van de oude en
voor arbeiders nadeliger wetgeving. voor arbeiders nadeliger wetgeving.
Deze vergoeding moet het historisch nadeel compenseren dat arbeiders, Deze vergoeding moet het historisch nadeel compenseren dat arbeiders,
aangeworven vóór 1 januari 2014, ondergaan wanneer zij worden aangeworven vóór 1 januari 2014, ondergaan wanneer zij worden
ontslagen met een opzeggingstermijn of -vergoeding. Hun ontslagen met een opzeggingstermijn of -vergoeding. Hun
opzeggingstermijn of -vergoeding was vóór 1 januari 2014 immers veel opzeggingstermijn of -vergoeding was vóór 1 januari 2014 immers veel
korter dan die van de bedienden. korter dan die van de bedienden.
Het nadeel valt ingevolge het eenheidsstatuut arbeiders-bedienden Het nadeel valt ingevolge het eenheidsstatuut arbeiders-bedienden
weliswaar weg voor de periode gelegen na 31 december 2013, maar de weliswaar weg voor de periode gelegen na 31 december 2013, maar de
opzeggingstermijn of -vergoeding van arbeiders wordt voor de opzeggingstermijn of -vergoeding van arbeiders wordt voor de
anciënniteitsperiode gelegen vóór 1 januari 2014 nog steeds berekend anciënniteitsperiode gelegen vóór 1 januari 2014 nog steeds berekend
op basis van de oude en voor arbeiders nadeliger wetgeving » (Parl. op basis van de oude en voor arbeiders nadeliger wetgeving » (Parl.
St., Kamer, 2014-2015, DOC 54-0960/001, p. 22). St., Kamer, 2014-2015, DOC 54-0960/001, p. 22).
B.10. De opheffing van het verschil in behandeling geldt slechts voor B.10. De opheffing van het verschil in behandeling geldt slechts voor
de ontslagen vanaf 27 april 2015. Voor het verschil in behandeling van de ontslagen vanaf 27 april 2015. Voor het verschil in behandeling van
de werknemers die tussen 31 december 2013 en 27 april 2015 zijn de werknemers die tussen 31 december 2013 en 27 april 2015 zijn
ontslagen, bestaat geen redelijke verantwoording. ontslagen, bestaat geen redelijke verantwoording.
B.11. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord. B.11. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
Artikel 7, § 1sexies, tweede lid, 2°, van de besluitwet van 28 Artikel 7, § 1sexies, tweede lid, 2°, van de besluitwet van 28
december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders,
zoals ingevoegd bij de wet van 26 december 2013 betreffende de zoals ingevoegd bij de wet van 26 december 2013 betreffende de
invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake
de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen, de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen,
schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het, vóór de schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het, vóór de
wijziging ervan bij de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de wijziging ervan bij de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de
werkgelegenheid, de werknemers die op 31 december 2013 als arbeider werkgelegenheid, de werknemers die op 31 december 2013 als arbeider
tewerkgesteld waren, maar na die datum als bediende, uitsluit van het tewerkgesteld waren, maar na die datum als bediende, uitsluit van het
recht op een ontslagcompensatievergoeding. recht op een ontslagcompensatievergoeding.
Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof,
op 17 mei 2018. op 17 mei 2018.
De griffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux P.-Y. Dutilleux
De voorzitter, De voorzitter,
A. Alen A. Alen
^