← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 143/2016 van 17 november 2016 Rolnummer 6265 In zake : de
prejudiciële vragen betreffende de artikelen 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering
en 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De
Groot, en de recht(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 143/2016 van 17 november 2016 Rolnummer 6265 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...) | Uittreksel uit arrest nr. 143/2016 van 17 november 2016 Rolnummer 6265 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 143/2016 van 17 november 2016 | Uittreksel uit arrest nr. 143/2016 van 17 november 2016 |
Rolnummer 6265 | Rolnummer 6265 |
In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 2bis van de | In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 2bis van de |
voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en 508/1 en | voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en 508/1 en |
508/13 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Correctionele | 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Correctionele |
Rechtbank Luik, afdeling Luik. | Rechtbank Luik, afdeling Luik. |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de | samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de |
rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van | rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van |
Goey, P. Nihoul, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier | Goey, P. Nihoul, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier |
P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, | P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
Bij vonnis van 2 september 2015 in zake de procureur des Konings en | Bij vonnis van 2 september 2015 in zake de procureur des Konings en |
anderen tegen M.S. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van | anderen tegen M.S. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van |
het Hof is ingekomen op 1 oktober 2015, heeft de Correctionele | het Hof is ingekomen op 1 oktober 2015, heeft de Correctionele |
Rechtbank Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld | Rechtbank Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld |
: | : |
1. « Schenden de artikelen 2bis van de voorafgaande titel van het | 1. « Schenden de artikelen 2bis van de voorafgaande titel van het |
Wetboek van strafvordering en 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk | Wetboek van strafvordering en 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk |
Wetboek, in zoverre, wat het eerstgenoemde artikel betreft, het de | Wetboek, in zoverre, wat het eerstgenoemde artikel betreft, het de |
hoven en rechtbanken verplicht om over te gaan tot de aanwijzing van | hoven en rechtbanken verplicht om over te gaan tot de aanwijzing van |
een lasthebber ad hoc vanaf het ogenblik dat een rechtspersoon en | een lasthebber ad hoc vanaf het ogenblik dat een rechtspersoon en |
degene die bevoegd is om hem te vertegenwoordigen worden vervolgd | degene die bevoegd is om hem te vertegenwoordigen worden vervolgd |
wegens dezelfde of samenhangende feiten en, wat de volgende artikelen | wegens dezelfde of samenhangende feiten en, wat de volgende artikelen |
betreft, in zoverre zij een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon | betreft, in zoverre zij een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon |
niet waarborgen dat de Staat tegemoetkomt in de tenlasteneming van de | niet waarborgen dat de Staat tegemoetkomt in de tenlasteneming van de |
kosten en prestaties van die lasthebber ad hoc die ermee belast is hem | kosten en prestaties van die lasthebber ad hoc die ermee belast is hem |
in rechte te vertegenwoordigen in het kader van de tegen hem | in rechte te vertegenwoordigen in het kader van de tegen hem |
ingestelde strafvordering, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in | ingestelde strafvordering, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in |
samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het Verdrag tot bescherming | samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het Verdrag tot bescherming |
van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, aangezien, in | van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, aangezien, in |
geval van financiële problemen of insolventie van de vervolgde | geval van financiële problemen of insolventie van de vervolgde |
rechtspersoon, de lasthebber ad hoc die door de rechtbank is | rechtspersoon, de lasthebber ad hoc die door de rechtbank is |
aangewezen om hem te vertegenwoordigen, geen enkel wettelijk | aangewezen om hem te vertegenwoordigen, geen enkel wettelijk |
mechanisme geniet dat hem een tegemoetkoming van de Staat in de | mechanisme geniet dat hem een tegemoetkoming van de Staat in de |
tenlasteneming van zijn kosten en prestaties waarborgt ? »; | tenlasteneming van zijn kosten en prestaties waarborgt ? »; |
2. « Schenden de artikelen 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk | 2. « Schenden de artikelen 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk |
Wetboek, in zoverre zij een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon, | Wetboek, in zoverre zij een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon, |
voor zijn verweer, geen kosteloze bijstand van een advocaat waarborgen | voor zijn verweer, geen kosteloze bijstand van een advocaat waarborgen |
door middel van een tegemoetkoming van de Staat in de tenlasteneming | door middel van een tegemoetkoming van de Staat in de tenlasteneming |
van de kosten en erelonen van die advocaat, de artikelen 10 en 11 van | van de kosten en erelonen van die advocaat, de artikelen 10 en 11 van |
de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het Verdrag | de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het Verdrag |
tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele | tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele |
vrijheden, aangezien, in geval van financiële problemen of insolventie | vrijheden, aangezien, in geval van financiële problemen of insolventie |
van de vervolgde rechtspersoon, de advocaat die door hem is gekozen, | van de vervolgde rechtspersoon, de advocaat die door hem is gekozen, |
of door de lasthebber ad hoc die door de rechtbank is aangewezen om | of door de lasthebber ad hoc die door de rechtbank is aangewezen om |
hem te vertegenwoordigen, geen enkel wettelijk mechanisme geniet dat | hem te vertegenwoordigen, geen enkel wettelijk mechanisme geniet dat |
hem een tegemoetkoming van de Staat in de tenlasteneming van de | hem een tegemoetkoming van de Staat in de tenlasteneming van de |
erelonen van zijn raadsman [lees : van zijn erelonen] waarborgt ? ». | erelonen van zijn raadsman [lees : van zijn erelonen] waarborgt ? ». |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen | Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen |
B.1.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 2bis van de | B.1.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 2bis van de |
voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en op de | voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en op de |
artikelen 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek. | artikelen 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek. |
B.1.2. Artikel 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van | B.1.2. Artikel 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van |
strafvordering bepaalt : | strafvordering bepaalt : |
« Ingeval de strafvordering tegen een rechtspersoon en tegen degene | « Ingeval de strafvordering tegen een rechtspersoon en tegen degene |
die bevoegd is om de rechtspersoon te vertegenwoordigen, wordt | die bevoegd is om de rechtspersoon te vertegenwoordigen, wordt |
ingesteld wegens dezelfde of samenhangende feiten, wijst de rechtbank | ingesteld wegens dezelfde of samenhangende feiten, wijst de rechtbank |
die bevoegd is om kennis te nemen van de strafvordering tegen de | die bevoegd is om kennis te nemen van de strafvordering tegen de |
rechtspersoon, ambtshalve of op verzoekschrift, een lasthebber ad hoc | rechtspersoon, ambtshalve of op verzoekschrift, een lasthebber ad hoc |
aan om deze te vertegenwoordigen ». | aan om deze te vertegenwoordigen ». |
B.1.3. Artikel 508/1 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : | B.1.3. Artikel 508/1 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : |
« Voor de toepassing van dit boek wordt verstaan onder : | « Voor de toepassing van dit boek wordt verstaan onder : |
1° juridische eerstelijnsbijstand : de juridische bijstand die | 1° juridische eerstelijnsbijstand : de juridische bijstand die |
verleend wordt in de vorm van praktische inlichtingen, juridische | verleend wordt in de vorm van praktische inlichtingen, juridische |
informatie, een eerste juridisch advies of de verwijzing naar een | informatie, een eerste juridisch advies of de verwijzing naar een |
gespecialiseerde instantie of organisatie; | gespecialiseerde instantie of organisatie; |
2° juridische tweedelijnsbijstand : de juridische bijstand die wordt | 2° juridische tweedelijnsbijstand : de juridische bijstand die wordt |
verleend aan een natuurlijke persoon in de vorm van een omstandig | verleend aan een natuurlijke persoon in de vorm van een omstandig |
juridisch advies, bijstand al dan niet in het kader van een procedure | juridisch advies, bijstand al dan niet in het kader van een procedure |
of bijstand bij een geding met inbegrip van de vertegenwoordiging in | of bijstand bij een geding met inbegrip van de vertegenwoordiging in |
de zin van artikel 728; | de zin van artikel 728; |
[...] ». | [...] ». |
B.1.4. Artikel 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : | B.1.4. Artikel 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : |
« De juridische tweedelijnsbijstand kan gedeeltelijk of volledig | « De juridische tweedelijnsbijstand kan gedeeltelijk of volledig |
kosteloos zijn voor wie over onvoldoende inkomsten beschikt en voor de | kosteloos zijn voor wie over onvoldoende inkomsten beschikt en voor de |
met hen gelijkgestelde personen. | met hen gelijkgestelde personen. |
De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit het bedrag | De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit het bedrag |
van die inkomsten, de over te leggen bewijsstukken en wie | van die inkomsten, de over te leggen bewijsstukken en wie |
gelijkgesteld wordt met de personen met onvoldoende inkomsten. | gelijkgesteld wordt met de personen met onvoldoende inkomsten. |
Het bureau gaat na of voldaan is aan de voorwaarden inzake | Het bureau gaat na of voldaan is aan de voorwaarden inzake |
kosteloosheid. | kosteloosheid. |
Het bureau bewaart een afschrift van de stukken ». | Het bureau bewaart een afschrift van de stukken ». |
B.1.5. Het Hof wordt verzocht de bestaanbaarheid van die bepalingen te | B.1.5. Het Hof wordt verzocht de bestaanbaarheid van die bepalingen te |
onderzoeken, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang | onderzoeken, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang |
gelezen met artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten | gelezen met artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten |
van de mens, dat bepaalt : | van de mens, dat bepaalt : |
« Eenieder, die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, heeft ten | « Eenieder, die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, heeft ten |
minste de volgende rechten : | minste de volgende rechten : |
[...] | [...] |
c) zichzelf te verdedigen of de bijstand te hebben van een raadsman | c) zichzelf te verdedigen of de bijstand te hebben van een raadsman |
naar zijn keuze, of, indien hij niet over voldoende middelen beschikt | naar zijn keuze, of, indien hij niet over voldoende middelen beschikt |
om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een toegevoegd advocaat | om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een toegevoegd advocaat |
te kunnen worden bijgestaan, indien het belang van de rechtspraak dit | te kunnen worden bijgestaan, indien het belang van de rechtspraak dit |
eist; | eist; |
[...] ». | [...] ». |
B.2.1. De verwijzende rechter is van mening dat artikel 2bis van de | B.2.1. De verwijzende rechter is van mening dat artikel 2bis van de |
voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering de aanwijzing | voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering de aanwijzing |
van een lasthebber ad hoc vereist wanneer de strafvordering tegen een | van een lasthebber ad hoc vereist wanneer de strafvordering tegen een |
rechtspersoon en tegen diegene die bevoegd is om de rechtspersoon te | rechtspersoon en tegen diegene die bevoegd is om de rechtspersoon te |
vertegenwoordigen, wordt ingesteld wegens dezelfde of samenhangende | vertegenwoordigen, wordt ingesteld wegens dezelfde of samenhangende |
feiten. | feiten. |
B.2.2. Volgens de parlementaire voorbereiding strekt die bepaling | B.2.2. Volgens de parlementaire voorbereiding strekt die bepaling |
immers ertoe een antwoord te geven op de vraag hoe een rechtspersoon | immers ertoe een antwoord te geven op de vraag hoe een rechtspersoon |
kan verschijnen, wanneer zijn vertegenwoordigers tevens in eigen naam | kan verschijnen, wanneer zijn vertegenwoordigers tevens in eigen naam |
worden gedagvaard (Parl. St., Kamer, 1998-1999, nr. 2093/5, p. 42), en | worden gedagvaard (Parl. St., Kamer, 1998-1999, nr. 2093/5, p. 42), en |
de moeilijkheden op te lossen die voortvloeien uit het | de moeilijkheden op te lossen die voortvloeien uit het |
belangenconflict dat kan ontstaan wanneer die rechtspersoon en zijn | belangenconflict dat kan ontstaan wanneer die rechtspersoon en zijn |
vertegenwoordigers beiden worden vervolgd (Parl. St., Senaat, | vertegenwoordigers beiden worden vervolgd (Parl. St., Senaat, |
1998-1999, nr. 1-1217/6, p. 74). De aanwijzing van een lasthebber ad | 1998-1999, nr. 1-1217/6, p. 74). De aanwijzing van een lasthebber ad |
hoc strekt dus ertoe « een onafhankelijke verdediging van de | hoc strekt dus ertoe « een onafhankelijke verdediging van de |
rechtspersoon te waarborgen » (Cass., 4 oktober 2011, Arr. Cass., | rechtspersoon te waarborgen » (Cass., 4 oktober 2011, Arr. Cass., |
2011, nr. 519). | 2011, nr. 519). |
In B.7 van zijn arrest nr. 190/2006 van 5 december 2006 heeft het Hof | In B.7 van zijn arrest nr. 190/2006 van 5 december 2006 heeft het Hof |
geoordeeld : | geoordeeld : |
« De aanwijzing van een lasthebber ad hoc zou onevenredige gevolgen | « De aanwijzing van een lasthebber ad hoc zou onevenredige gevolgen |
hebben indien zij de rechtspersoon stelselmatig de mogelijkheid zou | hebben indien zij de rechtspersoon stelselmatig de mogelijkheid zou |
ontnemen zijn vertegenwoordiger te kiezen. Dat is te dezen niet het | ontnemen zijn vertegenwoordiger te kiezen. Dat is te dezen niet het |
geval, vermits artikel 2bis de rechtspersoon toestaat zelf die | geval, vermits artikel 2bis de rechtspersoon toestaat zelf die |
aanwijzing bij verzoekschrift te vragen en hij zijn lasthebber ad hoc | aanwijzing bij verzoekschrift te vragen en hij zijn lasthebber ad hoc |
aan de rechter kan voorstellen ». | aan de rechter kan voorstellen ». |
B.2.3. De lasthebber ad hoc neemt de plaats in van de gewone | B.2.3. De lasthebber ad hoc neemt de plaats in van de gewone |
vertegenwoordiger van de rechtspersoon ten behoeve van de tegen hem | vertegenwoordiger van de rechtspersoon ten behoeve van de tegen hem |
ingestelde strafprocedure wanneer die vertegenwoordiger in de | ingestelde strafprocedure wanneer die vertegenwoordiger in de |
onmogelijkheid verkeert die rol te vervullen omdat hij samen met de | onmogelijkheid verkeert die rol te vervullen omdat hij samen met de |
rechtspersoon wordt vervolgd en een belangenconflict uit die situatie | rechtspersoon wordt vervolgd en een belangenconflict uit die situatie |
voortvloeit. De lasthebber ad hoc krijgt geen mandaat ad litem dat | voortvloeit. De lasthebber ad hoc krijgt geen mandaat ad litem dat |
vergelijkbaar is met dat van een advocaat. Hij vraagt geen instructies | vergelijkbaar is met dat van een advocaat. Hij vraagt geen instructies |
bij de organen van de vennootschap maar neemt hun plaats in en is als | bij de organen van de vennootschap maar neemt hun plaats in en is als |
enige bevoegd om de verweerstrategie van de vennootschap vast te | enige bevoegd om de verweerstrategie van de vennootschap vast te |
stellen en te beslissen over het aanwenden van rechtsmiddelen. | stellen en te beslissen over het aanwenden van rechtsmiddelen. |
B.2.4. Hoewel de lasthebber ad hoc die, ambtshalve of op | B.2.4. Hoewel de lasthebber ad hoc die, ambtshalve of op |
verzoekschrift, door de bevoegde rechtbank wordt aangewezen over het | verzoekschrift, door de bevoegde rechtbank wordt aangewezen over het |
algemeen een advocaat is, vereist de wet dat niet en is dat dus niet | algemeen een advocaat is, vereist de wet dat niet en is dat dus niet |
noodzakelijkerwijs steeds het geval. Een van de beslissingen die hij | noodzakelijkerwijs steeds het geval. Een van de beslissingen die hij |
kan nemen om de strafrechtelijke verdediging van de door hem | kan nemen om de strafrechtelijke verdediging van de door hem |
vertegenwoordigde rechtspersoon te verzekeren, is dat hij kan kiezen | vertegenwoordigde rechtspersoon te verzekeren, is dat hij kan kiezen |
om hem, tijdens de strafprocedure, te laten bijstaan en | om hem, tijdens de strafprocedure, te laten bijstaan en |
vertegenwoordigen door een advocaat. Hij « kiest vrij de raadsman van | vertegenwoordigen door een advocaat. Hij « kiest vrij de raadsman van |
de rechtspersoon » die hij dient te vertegenwoordigen (Cass., 4 | de rechtspersoon » die hij dient te vertegenwoordigen (Cass., 4 |
oktober 2011, voormeld). | oktober 2011, voormeld). |
B.3. De eerste prejudiciële vraag heeft betrekking op de | B.3. De eerste prejudiciële vraag heeft betrekking op de |
tenlasteneming van de kosten en erelonen van de lasthebber ad hoc. De | tenlasteneming van de kosten en erelonen van de lasthebber ad hoc. De |
tweede prejudiciële vraag betreft de tenlasteneming van de kosten en | tweede prejudiciële vraag betreft de tenlasteneming van de kosten en |
erelonen van de advocaat die door de vervolgde rechtspersoon, die | erelonen van de advocaat die door de vervolgde rechtspersoon, die |
eventueel optreedt via zijn lasthebber ad hoc, wordt aangewezen om hem | eventueel optreedt via zijn lasthebber ad hoc, wordt aangewezen om hem |
bij te staan in de tegen hem ingestelde strafprocedure. Aangezien de | bij te staan in de tegen hem ingestelde strafprocedure. Aangezien de |
lasthebber ad hoc en de advocaat een andere plaats en opdracht hebben | lasthebber ad hoc en de advocaat een andere plaats en opdracht hebben |
wat betreft de vertegenwoordiging en de bijstand van een | wat betreft de vertegenwoordiging en de bijstand van een |
strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon, dient immers een onderscheid | strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon, dient immers een onderscheid |
te worden gemaakt wat betreft de tenlasteneming van de respectieve | te worden gemaakt wat betreft de tenlasteneming van de respectieve |
kosten en erelonen van de eerstgenoemde en van de laatstgenoemde. | kosten en erelonen van de eerstgenoemde en van de laatstgenoemde. |
Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag | Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag |
B.4.1. In de eerste prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de | B.4.1. In de eerste prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de |
bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepalingen te onderzoeken, | bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepalingen te onderzoeken, |
met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met | met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met |
artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, | artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, |
in zoverre, in geval van financiële problemen of insolvabiliteit van | in zoverre, in geval van financiële problemen of insolvabiliteit van |
de vervolgde rechtspersoon, de kosten en erelonen van zijn lasthebber | de vervolgde rechtspersoon, de kosten en erelonen van zijn lasthebber |
ad hoc niet door de Staat ten laste worden genomen. | ad hoc niet door de Staat ten laste worden genomen. |
B.4.2. De Ministerraad is van mening dat de prejudiciële vraag | B.4.2. De Ministerraad is van mening dat de prejudiciële vraag |
onontvankelijk is omdat zij niet de categorieën van personen vermeldt | onontvankelijk is omdat zij niet de categorieën van personen vermeldt |
die zouden moeten worden vergeleken en omdat de verwijzing naar | die zouden moeten worden vergeleken en omdat de verwijzing naar |
artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, | artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, |
als referentienorm, niet pertinent is in het kader van het onderzoek | als referentienorm, niet pertinent is in het kader van het onderzoek |
van die vraag. | van die vraag. |
B.4.3. Wanneer een schending van het beginsel van gelijkheid en | B.4.3. Wanneer een schending van het beginsel van gelijkheid en |
niet-discriminatie wordt aangevoerd, in samenhang gelezen met een | niet-discriminatie wordt aangevoerd, in samenhang gelezen met een |
ander grondrecht dat in de Grondwet of in een | ander grondrecht dat in de Grondwet of in een |
internationaalrechtelijke bepaling is gewaarborgd, of uit een algemeen | internationaalrechtelijke bepaling is gewaarborgd, of uit een algemeen |
rechtsbeginsel voortvloeit, dient de categorie van personen voor wie | rechtsbeginsel voortvloeit, dient de categorie van personen voor wie |
dat grondrecht wordt geschonden, te worden vergeleken met de categorie | dat grondrecht wordt geschonden, te worden vergeleken met de categorie |
van personen ten opzichte van wie dat grondrecht wordt gewaarborgd. Om | van personen ten opzichte van wie dat grondrecht wordt gewaarborgd. Om |
te oordelen over de door de Ministerraad opgeworpen exceptie, is het | te oordelen over de door de Ministerraad opgeworpen exceptie, is het |
noodzakelijk te bepalen of het voormelde artikel 6.3, c), te dezen op | noodzakelijk te bepalen of het voormelde artikel 6.3, c), te dezen op |
pertinente wijze kan worden aangevoerd. | pertinente wijze kan worden aangevoerd. |
B.5.1. In tegenstelling tot de tweede prejudiciële vraag, betreft de | B.5.1. In tegenstelling tot de tweede prejudiciële vraag, betreft de |
eerste vraag noch het recht van de strafrechtelijk vervolgde | eerste vraag noch het recht van de strafrechtelijk vervolgde |
rechtspersoon op het verkrijgen van de kosteloze bijstand van een | rechtspersoon op het verkrijgen van de kosteloze bijstand van een |
advocaat om zich te verdedigen, noch de eventuele tenlasteneming van | advocaat om zich te verdedigen, noch de eventuele tenlasteneming van |
de kosten en erelonen van die advocaat door de Staat. In zoverre | de kosten en erelonen van die advocaat door de Staat. In zoverre |
artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens | artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens |
het recht op kosteloze bijstand door een advocaat waarborgt, is het, | het recht op kosteloze bijstand door een advocaat waarborgt, is het, |
wat het tweede onderdeel ervan betreft, niet van toepassing op de | wat het tweede onderdeel ervan betreft, niet van toepassing op de |
situatie van de lasthebber ad hoc. | situatie van de lasthebber ad hoc. |
B.5.2. Artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van | B.5.2. Artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van |
de mens waarborgt, in het eerste onderdeel ervan, het recht van | de mens waarborgt, in het eerste onderdeel ervan, het recht van |
eenieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, om zichzelf te | eenieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, om zichzelf te |
verdedigen. | verdedigen. |
Onder voorbehoud van de uitzonderingen waarin het voorziet, stelt | Onder voorbehoud van de uitzonderingen waarin het voorziet, stelt |
artikel 5 van het Strafwetboek een rechtspersoon strafrechtelijk | artikel 5 van het Strafwetboek een rechtspersoon strafrechtelijk |
verantwoordelijk « voor misdrijven die hetzij een intrinsiek verband | verantwoordelijk « voor misdrijven die hetzij een intrinsiek verband |
hebben met de verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn | hebben met de verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn |
belangen, of die, naar blijkt uit de concrete omstandigheden, voor | belangen, of die, naar blijkt uit de concrete omstandigheden, voor |
zijn rekening zijn gepleegd ». | zijn rekening zijn gepleegd ». |
De instelling van de lasthebber ad hoc, waarvan de bestaansreden | De instelling van de lasthebber ad hoc, waarvan de bestaansreden |
precies is de rechtspersoon in staat te stellen een verweer te voeren | precies is de rechtspersoon in staat te stellen een verweer te voeren |
los van de personen die hem gewoonlijk vertegenwoordigen, indien die | los van de personen die hem gewoonlijk vertegenwoordigen, indien die |
laatsten niet in staat zijn om hem te vertegenwoordigen, valt onder | laatsten niet in staat zijn om hem te vertegenwoordigen, valt onder |
het toepassingsgebied van artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag | het toepassingsgebied van artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag |
voor de rechten van de mens, wat het eerste onderdeel ervan betreft. | voor de rechten van de mens, wat het eerste onderdeel ervan betreft. |
B.5.3. De eerste prejudiciële vraag, die een schending vermeldt van de | B.5.3. De eerste prejudiciële vraag, die een schending vermeldt van de |
artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het | artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het |
grondrecht om zich te verdedigen tegen een strafvervolging, dat is | grondrecht om zich te verdedigen tegen een strafvervolging, dat is |
gewaarborgd bij artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de | gewaarborgd bij artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de |
rechten van de mens, is ontvankelijk. | rechten van de mens, is ontvankelijk. |
B.6. Het Hof onderzoekt artikel 2bis van de voorafgaande titel van het | B.6. Het Hof onderzoekt artikel 2bis van de voorafgaande titel van het |
Wetboek van strafvordering, bepaling die in het geding is in de eerste | Wetboek van strafvordering, bepaling die in het geding is in de eerste |
prejudiciële vraag, in de interpretatie van de verwijzende rechter | prejudiciële vraag, in de interpretatie van de verwijzende rechter |
volgens welke de kosten en erelonen van de lasthebber ad hoc niet | volgens welke de kosten en erelonen van de lasthebber ad hoc niet |
worden beoogd door artikel 2 van de programmawet (II) van 27 december | worden beoogd door artikel 2 van de programmawet (II) van 27 december |
2006, en derhalve niet door de Staat ten laste worden genomen. | 2006, en derhalve niet door de Staat ten laste worden genomen. |
B.7. De rol van de lasthebber ad hoc bestaat niet erin aan de | B.7. De rol van de lasthebber ad hoc bestaat niet erin aan de |
rechtspersoon die hij vertegenwoordigt omstandige juridische adviezen | rechtspersoon die hij vertegenwoordigt omstandige juridische adviezen |
te verstrekken, noch hem bij te staan in het kader van de tegen hem | te verstrekken, noch hem bij te staan in het kader van de tegen hem |
ingestelde strafprocedure, maar wel zich in de plaats te stellen van | ingestelde strafprocedure, maar wel zich in de plaats te stellen van |
de personen die gewoonlijk de bekwaamheid hebben om hem te | de personen die gewoonlijk de bekwaamheid hebben om hem te |
vertegenwoordigen. Het gaat overigens niet noodzakelijkerwijs om een | vertegenwoordigen. Het gaat overigens niet noodzakelijkerwijs om een |
advocaat, zoals is vermeld in B.2.4. De opdracht van een lasthebber ad | advocaat, zoals is vermeld in B.2.4. De opdracht van een lasthebber ad |
hoc kadert derhalve niet binnen de context van de juridische | hoc kadert derhalve niet binnen de context van de juridische |
tweedelijnsbijstand, zodat de artikelen 508/1 en 508/13 van het | tweedelijnsbijstand, zodat de artikelen 508/1 en 508/13 van het |
Gerechtelijk Wetboek vreemd zijn aan het onderwerp van de eerste | Gerechtelijk Wetboek vreemd zijn aan het onderwerp van de eerste |
prejudiciële vraag. | prejudiciële vraag. |
B.8.1. Het optreden van de lasthebber ad hoc is essentieel om de | B.8.1. Het optreden van de lasthebber ad hoc is essentieel om de |
rechtspersoon in staat te stellen zich te verdedigen tegen een | rechtspersoon in staat te stellen zich te verdedigen tegen een |
strafvervolging wanneer de personen die gewoonlijk gemachtigd zijn om | strafvervolging wanneer de personen die gewoonlijk gemachtigd zijn om |
hem te vertegenwoordigen dat niet kunnen doen wegens een | hem te vertegenwoordigen dat niet kunnen doen wegens een |
belangenconflict. Een niet-optreden van de lasthebber ad hoc, in zulk | belangenconflict. Een niet-optreden van de lasthebber ad hoc, in zulk |
een hypothese, doet dus rechtstreeks afbreuk aan het recht van de | een hypothese, doet dus rechtstreeks afbreuk aan het recht van de |
strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon om zichzelf te verdedigen, dat | strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon om zichzelf te verdedigen, dat |
is gewaarborgd bij artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de | is gewaarborgd bij artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de |
rechten van de mens. | rechten van de mens. |
B.8.2. Aangezien het niet gaat om een onbezoldigd mandaat, is het niet | B.8.2. Aangezien het niet gaat om een onbezoldigd mandaat, is het niet |
redelijk verantwoord het risico van insolvabiliteit van de | redelijk verantwoord het risico van insolvabiliteit van de |
rechtspersoon te laten dragen door de lasthebber ad hoc zelf, terwijl | rechtspersoon te laten dragen door de lasthebber ad hoc zelf, terwijl |
hij met zijn opdracht is belast door de rechtbank, in zoverre daaruit | hij met zijn opdracht is belast door de rechtbank, in zoverre daaruit |
een tekortkoming zou kunnen voortvloeien in de verdediging van de | een tekortkoming zou kunnen voortvloeien in de verdediging van de |
rechtspersoon, die door de lasthebber ad hoc wordt verzekerd. | rechtspersoon, die door de lasthebber ad hoc wordt verzekerd. |
B.8.3. Overigens blijkt uit de debatten voor het Hof dat, bij | B.8.3. Overigens blijkt uit de debatten voor het Hof dat, bij |
ontstentenis, in de in het geding zijnde bepaling, van een preciezere | ontstentenis, in de in het geding zijnde bepaling, van een preciezere |
regeling van de instelling van de lasthebber ad hoc, de rechtspraktijk | regeling van de instelling van de lasthebber ad hoc, de rechtspraktijk |
varieert en zeer uiteenlopend is. Zo hebben sommige balies, wat de | varieert en zeer uiteenlopend is. Zo hebben sommige balies, wat de |
aanwijzing van de lasthebber ad hoc betreft, een lijst vastgesteld van | aanwijzing van de lasthebber ad hoc betreft, een lijst vastgesteld van |
vrijwillige advocaten die om beurten aan het rechtscollege worden | vrijwillige advocaten die om beurten aan het rechtscollege worden |
voorgesteld, terwijl andere balies systematisch de stafhouder als | voorgesteld, terwijl andere balies systematisch de stafhouder als |
lasthebber ad hoc voorstellen. | lasthebber ad hoc voorstellen. |
Wat de kosten en erelonen betreft, voorzien sommige hoven en | Wat de kosten en erelonen betreft, voorzien sommige hoven en |
rechtbanken in een provisie vanaf het begin van het mandaat en | rechtbanken in een provisie vanaf het begin van het mandaat en |
schrijven zij voor dat de staat van kosten en erelonen ter begroting | schrijven zij voor dat de staat van kosten en erelonen ter begroting |
moet worden overgelegd, terwijl door andere hoven en rechtbanken | moet worden overgelegd, terwijl door andere hoven en rechtbanken |
daaromtrent niets wordt bepaald. | daaromtrent niets wordt bepaald. |
B.9.1. Uit het voorgaande volgt dat de ontstentenis van tenlasteneming | B.9.1. Uit het voorgaande volgt dat de ontstentenis van tenlasteneming |
van de kosten en erelonen van de lasthebber ad hoc, in geval van | van de kosten en erelonen van de lasthebber ad hoc, in geval van |
insolvabiliteit van de rechtspersoon die hij vertegenwoordigt, niet | insolvabiliteit van de rechtspersoon die hij vertegenwoordigt, niet |
bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang | bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang |
gelezen met het recht om zich in rechte te verdedigen tegen een | gelezen met het recht om zich in rechte te verdedigen tegen een |
strafvervolging, dat is gewaarborgd bij artikel 6.3, c), van het | strafvervolging, dat is gewaarborgd bij artikel 6.3, c), van het |
Europees Verdrag voor de rechten van de mens. | Europees Verdrag voor de rechten van de mens. |
B.9.2. Die discriminatie vindt echter niet haar oorsprong in artikel | B.9.2. Die discriminatie vindt echter niet haar oorsprong in artikel |
2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, | 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, |
maar in het ontbreken van een mechanisme dat toelaat de kosten en | maar in het ontbreken van een mechanisme dat toelaat de kosten en |
erelonen van de met toepassing van die bepaling aangewezen lasthebber | erelonen van de met toepassing van die bepaling aangewezen lasthebber |
ad hoc ten laste te nemen wanneer de rechtspersoon die hij | ad hoc ten laste te nemen wanneer de rechtspersoon die hij |
vertegenwoordigt insolvabel is. Het komt de wetgever toe in zulk een | vertegenwoordigt insolvabel is. Het komt de wetgever toe in zulk een |
mechanisme te voorzien. | mechanisme te voorzien. |
De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag | Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag |
B.10.1. Met de tweede prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de | B.10.1. Met de tweede prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de |
bestaanbaarheid te onderzoeken, van de artikelen 508/1 en 508/13 van | bestaanbaarheid te onderzoeken, van de artikelen 508/1 en 508/13 van |
het Gerechtelijk Wetboek, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, | het Gerechtelijk Wetboek, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, |
in samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag | in samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag |
voor de rechten van de mens, in zoverre de strafrechtelijk vervolgde | voor de rechten van de mens, in zoverre de strafrechtelijk vervolgde |
rechtspersoon die financiële problemen heeft of insolvabel is, is | rechtspersoon die financiële problemen heeft of insolvabel is, is |
uitgesloten van de juridische tweedelijnsbijstand en derhalve geen | uitgesloten van de juridische tweedelijnsbijstand en derhalve geen |
enkel mechanisme geniet dat hem een tegemoetkoming van de Staat in de | enkel mechanisme geniet dat hem een tegemoetkoming van de Staat in de |
tenlasteneming van de kosten en erelonen van zijn advocaat waarborgt. | tenlasteneming van de kosten en erelonen van zijn advocaat waarborgt. |
B.10.2. Artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van | B.10.2. Artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van |
de mens waarborgt, in het tweede onderdeel ervan, het recht van | de mens waarborgt, in het tweede onderdeel ervan, het recht van |
eenieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd en die niet over | eenieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd en die niet over |
voldoende middelen beschikt om een raadsman te bekostigen, om | voldoende middelen beschikt om een raadsman te bekostigen, om |
kosteloos door een toegevoegd advocaat te worden bijgestaan. Teneinde | kosteloos door een toegevoegd advocaat te worden bijgestaan. Teneinde |
op de prejudiciële vraag te antwoorden dient te worden onderzocht of | op de prejudiciële vraag te antwoorden dient te worden onderzocht of |
kan worden overwogen dat een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon | kan worden overwogen dat een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon |
voldoet aan de voorwaarden die zijn bepaald in artikel 6.3, c), van | voldoet aan de voorwaarden die zijn bepaald in artikel 6.3, c), van |
het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, teneinde het recht | het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, teneinde het recht |
op kosteloze bijstand van een advocaat te genieten om zich te | op kosteloze bijstand van een advocaat te genieten om zich te |
verdedigen. | verdedigen. |
B.11.1. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is van oordeel | B.11.1. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is van oordeel |
dat de rechtspersonen, zelfs indien zij winst nastreven, het recht op | dat de rechtspersonen, zelfs indien zij winst nastreven, het recht op |
bijstand van de raadsman naar hun keuze in strafzaken genieten, zoals | bijstand van de raadsman naar hun keuze in strafzaken genieten, zoals |
het in het eerste onderdeel van artikel 6.3, c), van het Europees | het in het eerste onderdeel van artikel 6.3, c), van het Europees |
Verdrag voor de rechten van de mens is vastgelegd (EHRM, beslissing, 7 | Verdrag voor de rechten van de mens is vastgelegd (EHRM, beslissing, 7 |
september 2004, Eurofinacom t. Frankrijk). Daarentegen heeft het | september 2004, Eurofinacom t. Frankrijk). Daarentegen heeft het |
aanvaard dat de handelsvennootschappen worden uitgesloten van het | aanvaard dat de handelsvennootschappen worden uitgesloten van het |
voordeel van de juridische bijstand in burgerlijke zaken (EHRM, | voordeel van de juridische bijstand in burgerlijke zaken (EHRM, |
beslissing, 28 augustus 2007, VP Diffusion t. Frankrijk; EHRM, 24 | beslissing, 28 augustus 2007, VP Diffusion t. Frankrijk; EHRM, 24 |
november 2009, CMVMC O'Limo t. Spanje, § 26; EHRM, 22 maart 2012, | november 2009, CMVMC O'Limo t. Spanje, § 26; EHRM, 22 maart 2012, |
Granos Orgssnicos t. Duitsland, §§ 48 en volgende). | Granos Orgssnicos t. Duitsland, §§ 48 en volgende). |
B.11.2. Volgens de rechtspraak van dat Hof zijn twee voorwaarden | B.11.2. Volgens de rechtspraak van dat Hof zijn twee voorwaarden |
vereist opdat een persoon die wegens een strafbaar feit wordt | vereist opdat een persoon die wegens een strafbaar feit wordt |
vervolgd, de door het tweede onderdeel van artikel 6.3, c), van het | vervolgd, de door het tweede onderdeel van artikel 6.3, c), van het |
Verdrag gewaarborgde kosteloze rechtsbijstand zou genieten : « de | Verdrag gewaarborgde kosteloze rechtsbijstand zou genieten : « de |
eerste houdt verband met het gebrek aan ' middelen [...] om een | eerste houdt verband met het gebrek aan ' middelen [...] om een |
raadsman te bekostigen '. In de tweede plaats moet worden nagegaan of | raadsman te bekostigen '. In de tweede plaats moet worden nagegaan of |
het ' belang van de rechtspraak ' de toekenning van kosteloze | het ' belang van de rechtspraak ' de toekenning van kosteloze |
rechtsbijstand vereist » (EHRM, 22 oktober 2009, Raykov t. Bulgarije, | rechtsbijstand vereist » (EHRM, 22 oktober 2009, Raykov t. Bulgarije, |
§ 57; EHRM, 27 maart 2007, Talat Tunç t. Turkije, § 55). | § 57; EHRM, 27 maart 2007, Talat Tunç t. Turkije, § 55). |
B.12. Een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon kan over beperkte | B.12. Een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon kan over beperkte |
financiële middelen beschikken, zodat te zijnen aanzien kan worden | financiële middelen beschikken, zodat te zijnen aanzien kan worden |
voldaan aan de eerste toepassingsvoorwaarde van de waarborg waarin in | voldaan aan de eerste toepassingsvoorwaarde van de waarborg waarin in |
het tweede onderdeel van artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag | het tweede onderdeel van artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag |
voor de rechten van de mens is voorzien. | voor de rechten van de mens is voorzien. |
B.13.1. Met betrekking tot de tweede toepassingsvoorwaarde van het | B.13.1. Met betrekking tot de tweede toepassingsvoorwaarde van het |
recht op kosteloze rechtsbijstand blijkt uit de rechtspraak van het | recht op kosteloze rechtsbijstand blijkt uit de rechtspraak van het |
Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat « het belang van wat voor | Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat « het belang van wat voor |
de verzoeker op het spel staat, met name de ernst van het strafbare | de verzoeker op het spel staat, met name de ernst van het strafbare |
feit dat de verzoeker ten laste wordt gelegd en de zwaarte van de | feit dat de verzoeker ten laste wordt gelegd en de zwaarte van de |
opgelopen sanctie, alsook het persoonlijk vermogen van de verzoekers | opgelopen sanctie, alsook het persoonlijk vermogen van de verzoekers |
om zich te verdedigen en de aard van de procedure, bijvoorbeeld de | om zich te verdedigen en de aard van de procedure, bijvoorbeeld de |
complexiteit of het belang van de in het geding zijnde aangelegenheden | complexiteit of het belang van de in het geding zijnde aangelegenheden |
of procedures, tot de factoren behoren die het mogelijk maken de | of procedures, tot de factoren behoren die het mogelijk maken de |
vereisten van het belang van de rechtspraak te beoordelen » (EHRM, | vereisten van het belang van de rechtspraak te beoordelen » (EHRM, |
beslissing, 25 april 2002, Gutfreund t. Frankrijk). Daarenboven kunnen | beslissing, 25 april 2002, Gutfreund t. Frankrijk). Daarenboven kunnen |
« de slaagkans en het bestaan van juridische bijstand in andere fasen | « de slaagkans en het bestaan van juridische bijstand in andere fasen |
van de rechtspleging » ook in aanmerking worden genomen (EHRM, | van de rechtspleging » ook in aanmerking worden genomen (EHRM, |
beslissing, 1 februari 2000, Thomasson en Divier t. Frankrijk). | beslissing, 1 februari 2000, Thomasson en Divier t. Frankrijk). |
B.13.2. Het komt het Hof toe te onderzoeken of het belang van de | B.13.2. Het komt het Hof toe te onderzoeken of het belang van de |
rechtspraak, ten aanzien van het belang van de beschuldigingen die | rechtspraak, ten aanzien van het belang van de beschuldigingen die |
tegen een rechtspersoon kunnen worden ingebracht, van zijn persoonlijk | tegen een rechtspersoon kunnen worden ingebracht, van zijn persoonlijk |
vermogen om zich te verdedigen en van de aard van de procedure die op | vermogen om zich te verdedigen en van de aard van de procedure die op |
hem betrekking kan hebben, kan vereisen dat een rechtspersoon die over | hem betrekking kan hebben, kan vereisen dat een rechtspersoon die over |
onvoldoende inkomsten beschikt of insolvabel is kosteloze | onvoldoende inkomsten beschikt of insolvabel is kosteloze |
rechtsbijstand moet genieten. | rechtsbijstand moet genieten. |
B.13.3. Wat het criterium met betrekking tot het belang van de | B.13.3. Wat het criterium met betrekking tot het belang van de |
beschuldigingen betreft, is een rechtspersoon strafrechtelijk | beschuldigingen betreft, is een rechtspersoon strafrechtelijk |
verantwoordelijk voor elk misdrijf dat een intrinsiek verband heeft | verantwoordelijk voor elk misdrijf dat een intrinsiek verband heeft |
met de verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn | met de verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn |
belangen, alsook voor elk misdrijf waarvan de concrete omstandigheden | belangen, alsook voor elk misdrijf waarvan de concrete omstandigheden |
aantonen dat het voor zijn rekening is gepleegd (artikel 5, eerste | aantonen dat het voor zijn rekening is gepleegd (artikel 5, eerste |
lid, van het Strafwetboek). Daaruit volgt dat een rechtspersoon ervan | lid, van het Strafwetboek). Daaruit volgt dat een rechtspersoon ervan |
kan worden beschuldigd eender welk misdrijf te hebben gepleegd (Cass., | kan worden beschuldigd eender welk misdrijf te hebben gepleegd (Cass., |
26 september 2006, Arr. Cass. 2006, nr. 435) en kan worden veroordeeld | 26 september 2006, Arr. Cass. 2006, nr. 435) en kan worden veroordeeld |
wegens zware misdrijven. | wegens zware misdrijven. |
Bovendien, hoewel het juist is dat het belang van de rechtspraak in | Bovendien, hoewel het juist is dat het belang van de rechtspraak in |
beginsel vereist dat de bijstand van een advocaat moet worden | beginsel vereist dat de bijstand van een advocaat moet worden |
toegekend « wanneer een vrijheidsberoving op het spel staat » (EHRM, | toegekend « wanneer een vrijheidsberoving op het spel staat » (EHRM, |
grote kamer, 10 juni 1996, Benham t. Verenigd Koninkrijk, § 61), neemt | grote kamer, 10 juni 1996, Benham t. Verenigd Koninkrijk, § 61), neemt |
zulks niet weg dat een geldboete, van een bepaald bedrag, als | zulks niet weg dat een geldboete, van een bepaald bedrag, als |
voldoende ernstig kan worden beschouwd met het oog op de toepassing | voldoende ernstig kan worden beschouwd met het oog op de toepassing |
van artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de | van artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de |
mens (EHRM, 25 september 1992, Pham Hoang t. Frankrijk, §§ 16 en 40). | mens (EHRM, 25 september 1992, Pham Hoang t. Frankrijk, §§ 16 en 40). |
Een rechtspersoon kan verder nog worden veroordeeld tot een verbod om | Een rechtspersoon kan verder nog worden veroordeeld tot een verbod om |
een activiteit uit te oefenen die tot zijn maatschappelijk doel | een activiteit uit te oefenen die tot zijn maatschappelijk doel |
behoort, of tot ontbinding indien wordt aangetoond dat hij opzettelijk | behoort, of tot ontbinding indien wordt aangetoond dat hij opzettelijk |
werd opgericht om de activiteiten uit te oefenen waarvoor hij is | werd opgericht om de activiteiten uit te oefenen waarvoor hij is |
veroordeeld, of wanneer zijn maatschappelijk doel met dat oogmerk | veroordeeld, of wanneer zijn maatschappelijk doel met dat oogmerk |
opzettelijk werd verdraaid. | opzettelijk werd verdraaid. |
Bijgevolg kan niet worden uitgesloten dat een tegen een rechtspersoon | Bijgevolg kan niet worden uitgesloten dat een tegen een rechtspersoon |
ingestelde strafvervolging voldoende belangrijk is om de kosteloosheid | ingestelde strafvervolging voldoende belangrijk is om de kosteloosheid |
van rechtsbijstand in zijn voordeel te verantwoorden. | van rechtsbijstand in zijn voordeel te verantwoorden. |
B.13.4. Wat vervolgens het criterium met betrekking tot de | B.13.4. Wat vervolgens het criterium met betrekking tot de |
complexiteit of het belang van de in het geding zijnde aangelegenheden | complexiteit of het belang van de in het geding zijnde aangelegenheden |
of procedures betreft, lijdt het geen twijfel dat de vervolging van | of procedures betreft, lijdt het geen twijfel dat de vervolging van |
een rechtspersoon moeilijke juridische kwesties kan doen rijzen, met | een rechtspersoon moeilijke juridische kwesties kan doen rijzen, met |
inbegrip van het bepalen zelf of hij strafrechtelijk verantwoordelijk | inbegrip van het bepalen zelf of hij strafrechtelijk verantwoordelijk |
is naast, in voorkomend geval, de natuurlijke personen die het | is naast, in voorkomend geval, de natuurlijke personen die het |
misdrijf feitelijk hebben gepleegd. | misdrijf feitelijk hebben gepleegd. |
B.13.5. Wat, ten slotte, het persoonlijk vermogen om zich te | B.13.5. Wat, ten slotte, het persoonlijk vermogen om zich te |
verdedigen betreft, moet worden vastgesteld dat niet kan worden | verdedigen betreft, moet worden vastgesteld dat niet kan worden |
aangenomen dat de lasthebber ad hoc steeds over de nodige vaardigheden | aangenomen dat de lasthebber ad hoc steeds over de nodige vaardigheden |
en ervaring beschikt om, zonder de bijstand van een advocaat die | en ervaring beschikt om, zonder de bijstand van een advocaat die |
gespecialiseerd is in de betrokken materie, de verdediging van de | gespecialiseerd is in de betrokken materie, de verdediging van de |
rechtspersoon te verzekeren. | rechtspersoon te verzekeren. |
B.14. Bijgevolg voldoet een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon, | B.14. Bijgevolg voldoet een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon, |
die niet over voldoende middelen beschikt om een raadsman te | die niet over voldoende middelen beschikt om een raadsman te |
bekostigen, aan de bij artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor | bekostigen, aan de bij artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor |
de rechten van de mens opgelegde voorwaarden om kosteloos de bijstand | de rechten van de mens opgelegde voorwaarden om kosteloos de bijstand |
van een advocaat te kunnen genieten. | van een advocaat te kunnen genieten. |
Die kosteloosheid houdt in dat, wanneer hij strafrechtelijk wordt | Die kosteloosheid houdt in dat, wanneer hij strafrechtelijk wordt |
vervolgd, een dergelijke rechtspersoon in aanmerking komt voor | vervolgd, een dergelijke rechtspersoon in aanmerking komt voor |
juridische tweedelijnsbijstand. | juridische tweedelijnsbijstand. |
B.15. De artikelen 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek, in | B.15. De artikelen 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek, in |
zoverre zij de strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon die over | zoverre zij de strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon die over |
onvoldoende inkomsten beschikt uitsluiten van juridische | onvoldoende inkomsten beschikt uitsluiten van juridische |
tweedelijnsbijstand, zijn niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 | tweedelijnsbijstand, zijn niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 |
van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het | van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het |
Europees Verdrag voor de rechten van de mens. | Europees Verdrag voor de rechten van de mens. |
De tweede prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord. | De tweede prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
1. Artikel 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van | 1. Artikel 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van |
strafvordering schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in | strafvordering schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in |
samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor | samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor |
de rechten van de mens. | de rechten van de mens. |
De ontstentenis van een mechanisme dat een tenlasteneming mogelijk | De ontstentenis van een mechanisme dat een tenlasteneming mogelijk |
maakt van de kosten en erelonen van de lasthebber ad hoc die met | maakt van de kosten en erelonen van de lasthebber ad hoc die met |
toepassing van die bepaling is aangewezen, wanneer de rechtspersoon | toepassing van die bepaling is aangewezen, wanneer de rechtspersoon |
die hij vertegenwoordigt insolvabel is, schendt dezelfde bepalingen. | die hij vertegenwoordigt insolvabel is, schendt dezelfde bepalingen. |
2. De artikelen 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek schenden | 2. De artikelen 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek schenden |
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met | de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met |
artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, | artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, |
in zoverre zij de strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon die over | in zoverre zij de strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon die over |
onvoldoende inkomsten beschikt uitsluiten van juridische | onvoldoende inkomsten beschikt uitsluiten van juridische |
tweedelijnsbijstand. | tweedelijnsbijstand. |
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel |
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
op 17 november 2016. | op 17 november 2016. |
De griffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
De voorzitter, | De voorzitter, |
J. Spreutels | J. Spreutels |