Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 143/2016 van 17 november 2016 Rolnummer 6265 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 143/2016 van 17 november 2016 Rolnummer 6265 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...) Uittreksel uit arrest nr. 143/2016 van 17 november 2016 Rolnummer 6265 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...)
GRONDWETTELIJK HOF GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 143/2016 van 17 november 2016 Uittreksel uit arrest nr. 143/2016 van 17 november 2016
Rolnummer 6265 Rolnummer 6265
In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 2bis van de In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 2bis van de
voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en 508/1 en voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en 508/1 en
508/13 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Correctionele 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Correctionele
Rechtbank Luik, afdeling Luik. Rechtbank Luik, afdeling Luik.
Het Grondwettelijk Hof, Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de
rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van
Goey, P. Nihoul, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier Goey, P. Nihoul, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier
P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging
Bij vonnis van 2 september 2015 in zake de procureur des Konings en Bij vonnis van 2 september 2015 in zake de procureur des Konings en
anderen tegen M.S. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van anderen tegen M.S. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van
het Hof is ingekomen op 1 oktober 2015, heeft de Correctionele het Hof is ingekomen op 1 oktober 2015, heeft de Correctionele
Rechtbank Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld Rechtbank Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld
: :
1. « Schenden de artikelen 2bis van de voorafgaande titel van het 1. « Schenden de artikelen 2bis van de voorafgaande titel van het
Wetboek van strafvordering en 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek van strafvordering en 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk
Wetboek, in zoverre, wat het eerstgenoemde artikel betreft, het de Wetboek, in zoverre, wat het eerstgenoemde artikel betreft, het de
hoven en rechtbanken verplicht om over te gaan tot de aanwijzing van hoven en rechtbanken verplicht om over te gaan tot de aanwijzing van
een lasthebber ad hoc vanaf het ogenblik dat een rechtspersoon en een lasthebber ad hoc vanaf het ogenblik dat een rechtspersoon en
degene die bevoegd is om hem te vertegenwoordigen worden vervolgd degene die bevoegd is om hem te vertegenwoordigen worden vervolgd
wegens dezelfde of samenhangende feiten en, wat de volgende artikelen wegens dezelfde of samenhangende feiten en, wat de volgende artikelen
betreft, in zoverre zij een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon betreft, in zoverre zij een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon
niet waarborgen dat de Staat tegemoetkomt in de tenlasteneming van de niet waarborgen dat de Staat tegemoetkomt in de tenlasteneming van de
kosten en prestaties van die lasthebber ad hoc die ermee belast is hem kosten en prestaties van die lasthebber ad hoc die ermee belast is hem
in rechte te vertegenwoordigen in het kader van de tegen hem in rechte te vertegenwoordigen in het kader van de tegen hem
ingestelde strafvordering, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in ingestelde strafvordering, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in
samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het Verdrag tot bescherming samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het Verdrag tot bescherming
van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, aangezien, in van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, aangezien, in
geval van financiële problemen of insolventie van de vervolgde geval van financiële problemen of insolventie van de vervolgde
rechtspersoon, de lasthebber ad hoc die door de rechtbank is rechtspersoon, de lasthebber ad hoc die door de rechtbank is
aangewezen om hem te vertegenwoordigen, geen enkel wettelijk aangewezen om hem te vertegenwoordigen, geen enkel wettelijk
mechanisme geniet dat hem een tegemoetkoming van de Staat in de mechanisme geniet dat hem een tegemoetkoming van de Staat in de
tenlasteneming van zijn kosten en prestaties waarborgt ? »; tenlasteneming van zijn kosten en prestaties waarborgt ? »;
2. « Schenden de artikelen 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk 2. « Schenden de artikelen 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk
Wetboek, in zoverre zij een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon, Wetboek, in zoverre zij een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon,
voor zijn verweer, geen kosteloze bijstand van een advocaat waarborgen voor zijn verweer, geen kosteloze bijstand van een advocaat waarborgen
door middel van een tegemoetkoming van de Staat in de tenlasteneming door middel van een tegemoetkoming van de Staat in de tenlasteneming
van de kosten en erelonen van die advocaat, de artikelen 10 en 11 van van de kosten en erelonen van die advocaat, de artikelen 10 en 11 van
de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het Verdrag de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het Verdrag
tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden, aangezien, in geval van financiële problemen of insolventie vrijheden, aangezien, in geval van financiële problemen of insolventie
van de vervolgde rechtspersoon, de advocaat die door hem is gekozen, van de vervolgde rechtspersoon, de advocaat die door hem is gekozen,
of door de lasthebber ad hoc die door de rechtbank is aangewezen om of door de lasthebber ad hoc die door de rechtbank is aangewezen om
hem te vertegenwoordigen, geen enkel wettelijk mechanisme geniet dat hem te vertegenwoordigen, geen enkel wettelijk mechanisme geniet dat
hem een tegemoetkoming van de Staat in de tenlasteneming van de hem een tegemoetkoming van de Staat in de tenlasteneming van de
erelonen van zijn raadsman [lees : van zijn erelonen] waarborgt ? ». erelonen van zijn raadsman [lees : van zijn erelonen] waarborgt ? ».
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen
B.1.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 2bis van de B.1.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 2bis van de
voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en op de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en op de
artikelen 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek. artikelen 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek.
B.1.2. Artikel 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van B.1.2. Artikel 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van
strafvordering bepaalt : strafvordering bepaalt :
« Ingeval de strafvordering tegen een rechtspersoon en tegen degene « Ingeval de strafvordering tegen een rechtspersoon en tegen degene
die bevoegd is om de rechtspersoon te vertegenwoordigen, wordt die bevoegd is om de rechtspersoon te vertegenwoordigen, wordt
ingesteld wegens dezelfde of samenhangende feiten, wijst de rechtbank ingesteld wegens dezelfde of samenhangende feiten, wijst de rechtbank
die bevoegd is om kennis te nemen van de strafvordering tegen de die bevoegd is om kennis te nemen van de strafvordering tegen de
rechtspersoon, ambtshalve of op verzoekschrift, een lasthebber ad hoc rechtspersoon, ambtshalve of op verzoekschrift, een lasthebber ad hoc
aan om deze te vertegenwoordigen ». aan om deze te vertegenwoordigen ».
B.1.3. Artikel 508/1 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : B.1.3. Artikel 508/1 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt :
« Voor de toepassing van dit boek wordt verstaan onder : « Voor de toepassing van dit boek wordt verstaan onder :
1° juridische eerstelijnsbijstand : de juridische bijstand die 1° juridische eerstelijnsbijstand : de juridische bijstand die
verleend wordt in de vorm van praktische inlichtingen, juridische verleend wordt in de vorm van praktische inlichtingen, juridische
informatie, een eerste juridisch advies of de verwijzing naar een informatie, een eerste juridisch advies of de verwijzing naar een
gespecialiseerde instantie of organisatie; gespecialiseerde instantie of organisatie;
2° juridische tweedelijnsbijstand : de juridische bijstand die wordt 2° juridische tweedelijnsbijstand : de juridische bijstand die wordt
verleend aan een natuurlijke persoon in de vorm van een omstandig verleend aan een natuurlijke persoon in de vorm van een omstandig
juridisch advies, bijstand al dan niet in het kader van een procedure juridisch advies, bijstand al dan niet in het kader van een procedure
of bijstand bij een geding met inbegrip van de vertegenwoordiging in of bijstand bij een geding met inbegrip van de vertegenwoordiging in
de zin van artikel 728; de zin van artikel 728;
[...] ». [...] ».
B.1.4. Artikel 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : B.1.4. Artikel 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt :
« De juridische tweedelijnsbijstand kan gedeeltelijk of volledig « De juridische tweedelijnsbijstand kan gedeeltelijk of volledig
kosteloos zijn voor wie over onvoldoende inkomsten beschikt en voor de kosteloos zijn voor wie over onvoldoende inkomsten beschikt en voor de
met hen gelijkgestelde personen. met hen gelijkgestelde personen.
De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit het bedrag De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit het bedrag
van die inkomsten, de over te leggen bewijsstukken en wie van die inkomsten, de over te leggen bewijsstukken en wie
gelijkgesteld wordt met de personen met onvoldoende inkomsten. gelijkgesteld wordt met de personen met onvoldoende inkomsten.
Het bureau gaat na of voldaan is aan de voorwaarden inzake Het bureau gaat na of voldaan is aan de voorwaarden inzake
kosteloosheid. kosteloosheid.
Het bureau bewaart een afschrift van de stukken ». Het bureau bewaart een afschrift van de stukken ».
B.1.5. Het Hof wordt verzocht de bestaanbaarheid van die bepalingen te B.1.5. Het Hof wordt verzocht de bestaanbaarheid van die bepalingen te
onderzoeken, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang onderzoeken, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang
gelezen met artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten gelezen met artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten
van de mens, dat bepaalt : van de mens, dat bepaalt :
« Eenieder, die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, heeft ten « Eenieder, die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, heeft ten
minste de volgende rechten : minste de volgende rechten :
[...] [...]
c) zichzelf te verdedigen of de bijstand te hebben van een raadsman c) zichzelf te verdedigen of de bijstand te hebben van een raadsman
naar zijn keuze, of, indien hij niet over voldoende middelen beschikt naar zijn keuze, of, indien hij niet over voldoende middelen beschikt
om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een toegevoegd advocaat om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een toegevoegd advocaat
te kunnen worden bijgestaan, indien het belang van de rechtspraak dit te kunnen worden bijgestaan, indien het belang van de rechtspraak dit
eist; eist;
[...] ». [...] ».
B.2.1. De verwijzende rechter is van mening dat artikel 2bis van de B.2.1. De verwijzende rechter is van mening dat artikel 2bis van de
voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering de aanwijzing voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering de aanwijzing
van een lasthebber ad hoc vereist wanneer de strafvordering tegen een van een lasthebber ad hoc vereist wanneer de strafvordering tegen een
rechtspersoon en tegen diegene die bevoegd is om de rechtspersoon te rechtspersoon en tegen diegene die bevoegd is om de rechtspersoon te
vertegenwoordigen, wordt ingesteld wegens dezelfde of samenhangende vertegenwoordigen, wordt ingesteld wegens dezelfde of samenhangende
feiten. feiten.
B.2.2. Volgens de parlementaire voorbereiding strekt die bepaling B.2.2. Volgens de parlementaire voorbereiding strekt die bepaling
immers ertoe een antwoord te geven op de vraag hoe een rechtspersoon immers ertoe een antwoord te geven op de vraag hoe een rechtspersoon
kan verschijnen, wanneer zijn vertegenwoordigers tevens in eigen naam kan verschijnen, wanneer zijn vertegenwoordigers tevens in eigen naam
worden gedagvaard (Parl. St., Kamer, 1998-1999, nr. 2093/5, p. 42), en worden gedagvaard (Parl. St., Kamer, 1998-1999, nr. 2093/5, p. 42), en
de moeilijkheden op te lossen die voortvloeien uit het de moeilijkheden op te lossen die voortvloeien uit het
belangenconflict dat kan ontstaan wanneer die rechtspersoon en zijn belangenconflict dat kan ontstaan wanneer die rechtspersoon en zijn
vertegenwoordigers beiden worden vervolgd (Parl. St., Senaat, vertegenwoordigers beiden worden vervolgd (Parl. St., Senaat,
1998-1999, nr. 1-1217/6, p. 74). De aanwijzing van een lasthebber ad 1998-1999, nr. 1-1217/6, p. 74). De aanwijzing van een lasthebber ad
hoc strekt dus ertoe « een onafhankelijke verdediging van de hoc strekt dus ertoe « een onafhankelijke verdediging van de
rechtspersoon te waarborgen » (Cass., 4 oktober 2011, Arr. Cass., rechtspersoon te waarborgen » (Cass., 4 oktober 2011, Arr. Cass.,
2011, nr. 519). 2011, nr. 519).
In B.7 van zijn arrest nr. 190/2006 van 5 december 2006 heeft het Hof In B.7 van zijn arrest nr. 190/2006 van 5 december 2006 heeft het Hof
geoordeeld : geoordeeld :
« De aanwijzing van een lasthebber ad hoc zou onevenredige gevolgen « De aanwijzing van een lasthebber ad hoc zou onevenredige gevolgen
hebben indien zij de rechtspersoon stelselmatig de mogelijkheid zou hebben indien zij de rechtspersoon stelselmatig de mogelijkheid zou
ontnemen zijn vertegenwoordiger te kiezen. Dat is te dezen niet het ontnemen zijn vertegenwoordiger te kiezen. Dat is te dezen niet het
geval, vermits artikel 2bis de rechtspersoon toestaat zelf die geval, vermits artikel 2bis de rechtspersoon toestaat zelf die
aanwijzing bij verzoekschrift te vragen en hij zijn lasthebber ad hoc aanwijzing bij verzoekschrift te vragen en hij zijn lasthebber ad hoc
aan de rechter kan voorstellen ». aan de rechter kan voorstellen ».
B.2.3. De lasthebber ad hoc neemt de plaats in van de gewone B.2.3. De lasthebber ad hoc neemt de plaats in van de gewone
vertegenwoordiger van de rechtspersoon ten behoeve van de tegen hem vertegenwoordiger van de rechtspersoon ten behoeve van de tegen hem
ingestelde strafprocedure wanneer die vertegenwoordiger in de ingestelde strafprocedure wanneer die vertegenwoordiger in de
onmogelijkheid verkeert die rol te vervullen omdat hij samen met de onmogelijkheid verkeert die rol te vervullen omdat hij samen met de
rechtspersoon wordt vervolgd en een belangenconflict uit die situatie rechtspersoon wordt vervolgd en een belangenconflict uit die situatie
voortvloeit. De lasthebber ad hoc krijgt geen mandaat ad litem dat voortvloeit. De lasthebber ad hoc krijgt geen mandaat ad litem dat
vergelijkbaar is met dat van een advocaat. Hij vraagt geen instructies vergelijkbaar is met dat van een advocaat. Hij vraagt geen instructies
bij de organen van de vennootschap maar neemt hun plaats in en is als bij de organen van de vennootschap maar neemt hun plaats in en is als
enige bevoegd om de verweerstrategie van de vennootschap vast te enige bevoegd om de verweerstrategie van de vennootschap vast te
stellen en te beslissen over het aanwenden van rechtsmiddelen. stellen en te beslissen over het aanwenden van rechtsmiddelen.
B.2.4. Hoewel de lasthebber ad hoc die, ambtshalve of op B.2.4. Hoewel de lasthebber ad hoc die, ambtshalve of op
verzoekschrift, door de bevoegde rechtbank wordt aangewezen over het verzoekschrift, door de bevoegde rechtbank wordt aangewezen over het
algemeen een advocaat is, vereist de wet dat niet en is dat dus niet algemeen een advocaat is, vereist de wet dat niet en is dat dus niet
noodzakelijkerwijs steeds het geval. Een van de beslissingen die hij noodzakelijkerwijs steeds het geval. Een van de beslissingen die hij
kan nemen om de strafrechtelijke verdediging van de door hem kan nemen om de strafrechtelijke verdediging van de door hem
vertegenwoordigde rechtspersoon te verzekeren, is dat hij kan kiezen vertegenwoordigde rechtspersoon te verzekeren, is dat hij kan kiezen
om hem, tijdens de strafprocedure, te laten bijstaan en om hem, tijdens de strafprocedure, te laten bijstaan en
vertegenwoordigen door een advocaat. Hij « kiest vrij de raadsman van vertegenwoordigen door een advocaat. Hij « kiest vrij de raadsman van
de rechtspersoon » die hij dient te vertegenwoordigen (Cass., 4 de rechtspersoon » die hij dient te vertegenwoordigen (Cass., 4
oktober 2011, voormeld). oktober 2011, voormeld).
B.3. De eerste prejudiciële vraag heeft betrekking op de B.3. De eerste prejudiciële vraag heeft betrekking op de
tenlasteneming van de kosten en erelonen van de lasthebber ad hoc. De tenlasteneming van de kosten en erelonen van de lasthebber ad hoc. De
tweede prejudiciële vraag betreft de tenlasteneming van de kosten en tweede prejudiciële vraag betreft de tenlasteneming van de kosten en
erelonen van de advocaat die door de vervolgde rechtspersoon, die erelonen van de advocaat die door de vervolgde rechtspersoon, die
eventueel optreedt via zijn lasthebber ad hoc, wordt aangewezen om hem eventueel optreedt via zijn lasthebber ad hoc, wordt aangewezen om hem
bij te staan in de tegen hem ingestelde strafprocedure. Aangezien de bij te staan in de tegen hem ingestelde strafprocedure. Aangezien de
lasthebber ad hoc en de advocaat een andere plaats en opdracht hebben lasthebber ad hoc en de advocaat een andere plaats en opdracht hebben
wat betreft de vertegenwoordiging en de bijstand van een wat betreft de vertegenwoordiging en de bijstand van een
strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon, dient immers een onderscheid strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon, dient immers een onderscheid
te worden gemaakt wat betreft de tenlasteneming van de respectieve te worden gemaakt wat betreft de tenlasteneming van de respectieve
kosten en erelonen van de eerstgenoemde en van de laatstgenoemde. kosten en erelonen van de eerstgenoemde en van de laatstgenoemde.
Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag
B.4.1. In de eerste prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de B.4.1. In de eerste prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de
bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepalingen te onderzoeken, bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepalingen te onderzoeken,
met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met
artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens,
in zoverre, in geval van financiële problemen of insolvabiliteit van in zoverre, in geval van financiële problemen of insolvabiliteit van
de vervolgde rechtspersoon, de kosten en erelonen van zijn lasthebber de vervolgde rechtspersoon, de kosten en erelonen van zijn lasthebber
ad hoc niet door de Staat ten laste worden genomen. ad hoc niet door de Staat ten laste worden genomen.
B.4.2. De Ministerraad is van mening dat de prejudiciële vraag B.4.2. De Ministerraad is van mening dat de prejudiciële vraag
onontvankelijk is omdat zij niet de categorieën van personen vermeldt onontvankelijk is omdat zij niet de categorieën van personen vermeldt
die zouden moeten worden vergeleken en omdat de verwijzing naar die zouden moeten worden vergeleken en omdat de verwijzing naar
artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens,
als referentienorm, niet pertinent is in het kader van het onderzoek als referentienorm, niet pertinent is in het kader van het onderzoek
van die vraag. van die vraag.
B.4.3. Wanneer een schending van het beginsel van gelijkheid en B.4.3. Wanneer een schending van het beginsel van gelijkheid en
niet-discriminatie wordt aangevoerd, in samenhang gelezen met een niet-discriminatie wordt aangevoerd, in samenhang gelezen met een
ander grondrecht dat in de Grondwet of in een ander grondrecht dat in de Grondwet of in een
internationaalrechtelijke bepaling is gewaarborgd, of uit een algemeen internationaalrechtelijke bepaling is gewaarborgd, of uit een algemeen
rechtsbeginsel voortvloeit, dient de categorie van personen voor wie rechtsbeginsel voortvloeit, dient de categorie van personen voor wie
dat grondrecht wordt geschonden, te worden vergeleken met de categorie dat grondrecht wordt geschonden, te worden vergeleken met de categorie
van personen ten opzichte van wie dat grondrecht wordt gewaarborgd. Om van personen ten opzichte van wie dat grondrecht wordt gewaarborgd. Om
te oordelen over de door de Ministerraad opgeworpen exceptie, is het te oordelen over de door de Ministerraad opgeworpen exceptie, is het
noodzakelijk te bepalen of het voormelde artikel 6.3, c), te dezen op noodzakelijk te bepalen of het voormelde artikel 6.3, c), te dezen op
pertinente wijze kan worden aangevoerd. pertinente wijze kan worden aangevoerd.
B.5.1. In tegenstelling tot de tweede prejudiciële vraag, betreft de B.5.1. In tegenstelling tot de tweede prejudiciële vraag, betreft de
eerste vraag noch het recht van de strafrechtelijk vervolgde eerste vraag noch het recht van de strafrechtelijk vervolgde
rechtspersoon op het verkrijgen van de kosteloze bijstand van een rechtspersoon op het verkrijgen van de kosteloze bijstand van een
advocaat om zich te verdedigen, noch de eventuele tenlasteneming van advocaat om zich te verdedigen, noch de eventuele tenlasteneming van
de kosten en erelonen van die advocaat door de Staat. In zoverre de kosten en erelonen van die advocaat door de Staat. In zoverre
artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens
het recht op kosteloze bijstand door een advocaat waarborgt, is het, het recht op kosteloze bijstand door een advocaat waarborgt, is het,
wat het tweede onderdeel ervan betreft, niet van toepassing op de wat het tweede onderdeel ervan betreft, niet van toepassing op de
situatie van de lasthebber ad hoc. situatie van de lasthebber ad hoc.
B.5.2. Artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van B.5.2. Artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van
de mens waarborgt, in het eerste onderdeel ervan, het recht van de mens waarborgt, in het eerste onderdeel ervan, het recht van
eenieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, om zichzelf te eenieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, om zichzelf te
verdedigen. verdedigen.
Onder voorbehoud van de uitzonderingen waarin het voorziet, stelt Onder voorbehoud van de uitzonderingen waarin het voorziet, stelt
artikel 5 van het Strafwetboek een rechtspersoon strafrechtelijk artikel 5 van het Strafwetboek een rechtspersoon strafrechtelijk
verantwoordelijk « voor misdrijven die hetzij een intrinsiek verband verantwoordelijk « voor misdrijven die hetzij een intrinsiek verband
hebben met de verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn hebben met de verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn
belangen, of die, naar blijkt uit de concrete omstandigheden, voor belangen, of die, naar blijkt uit de concrete omstandigheden, voor
zijn rekening zijn gepleegd ». zijn rekening zijn gepleegd ».
De instelling van de lasthebber ad hoc, waarvan de bestaansreden De instelling van de lasthebber ad hoc, waarvan de bestaansreden
precies is de rechtspersoon in staat te stellen een verweer te voeren precies is de rechtspersoon in staat te stellen een verweer te voeren
los van de personen die hem gewoonlijk vertegenwoordigen, indien die los van de personen die hem gewoonlijk vertegenwoordigen, indien die
laatsten niet in staat zijn om hem te vertegenwoordigen, valt onder laatsten niet in staat zijn om hem te vertegenwoordigen, valt onder
het toepassingsgebied van artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag het toepassingsgebied van artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag
voor de rechten van de mens, wat het eerste onderdeel ervan betreft. voor de rechten van de mens, wat het eerste onderdeel ervan betreft.
B.5.3. De eerste prejudiciële vraag, die een schending vermeldt van de B.5.3. De eerste prejudiciële vraag, die een schending vermeldt van de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het
grondrecht om zich te verdedigen tegen een strafvervolging, dat is grondrecht om zich te verdedigen tegen een strafvervolging, dat is
gewaarborgd bij artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de gewaarborgd bij artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de
rechten van de mens, is ontvankelijk. rechten van de mens, is ontvankelijk.
B.6. Het Hof onderzoekt artikel 2bis van de voorafgaande titel van het B.6. Het Hof onderzoekt artikel 2bis van de voorafgaande titel van het
Wetboek van strafvordering, bepaling die in het geding is in de eerste Wetboek van strafvordering, bepaling die in het geding is in de eerste
prejudiciële vraag, in de interpretatie van de verwijzende rechter prejudiciële vraag, in de interpretatie van de verwijzende rechter
volgens welke de kosten en erelonen van de lasthebber ad hoc niet volgens welke de kosten en erelonen van de lasthebber ad hoc niet
worden beoogd door artikel 2 van de programmawet (II) van 27 december worden beoogd door artikel 2 van de programmawet (II) van 27 december
2006, en derhalve niet door de Staat ten laste worden genomen. 2006, en derhalve niet door de Staat ten laste worden genomen.
B.7. De rol van de lasthebber ad hoc bestaat niet erin aan de B.7. De rol van de lasthebber ad hoc bestaat niet erin aan de
rechtspersoon die hij vertegenwoordigt omstandige juridische adviezen rechtspersoon die hij vertegenwoordigt omstandige juridische adviezen
te verstrekken, noch hem bij te staan in het kader van de tegen hem te verstrekken, noch hem bij te staan in het kader van de tegen hem
ingestelde strafprocedure, maar wel zich in de plaats te stellen van ingestelde strafprocedure, maar wel zich in de plaats te stellen van
de personen die gewoonlijk de bekwaamheid hebben om hem te de personen die gewoonlijk de bekwaamheid hebben om hem te
vertegenwoordigen. Het gaat overigens niet noodzakelijkerwijs om een vertegenwoordigen. Het gaat overigens niet noodzakelijkerwijs om een
advocaat, zoals is vermeld in B.2.4. De opdracht van een lasthebber ad advocaat, zoals is vermeld in B.2.4. De opdracht van een lasthebber ad
hoc kadert derhalve niet binnen de context van de juridische hoc kadert derhalve niet binnen de context van de juridische
tweedelijnsbijstand, zodat de artikelen 508/1 en 508/13 van het tweedelijnsbijstand, zodat de artikelen 508/1 en 508/13 van het
Gerechtelijk Wetboek vreemd zijn aan het onderwerp van de eerste Gerechtelijk Wetboek vreemd zijn aan het onderwerp van de eerste
prejudiciële vraag. prejudiciële vraag.
B.8.1. Het optreden van de lasthebber ad hoc is essentieel om de B.8.1. Het optreden van de lasthebber ad hoc is essentieel om de
rechtspersoon in staat te stellen zich te verdedigen tegen een rechtspersoon in staat te stellen zich te verdedigen tegen een
strafvervolging wanneer de personen die gewoonlijk gemachtigd zijn om strafvervolging wanneer de personen die gewoonlijk gemachtigd zijn om
hem te vertegenwoordigen dat niet kunnen doen wegens een hem te vertegenwoordigen dat niet kunnen doen wegens een
belangenconflict. Een niet-optreden van de lasthebber ad hoc, in zulk belangenconflict. Een niet-optreden van de lasthebber ad hoc, in zulk
een hypothese, doet dus rechtstreeks afbreuk aan het recht van de een hypothese, doet dus rechtstreeks afbreuk aan het recht van de
strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon om zichzelf te verdedigen, dat strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon om zichzelf te verdedigen, dat
is gewaarborgd bij artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de is gewaarborgd bij artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de
rechten van de mens. rechten van de mens.
B.8.2. Aangezien het niet gaat om een onbezoldigd mandaat, is het niet B.8.2. Aangezien het niet gaat om een onbezoldigd mandaat, is het niet
redelijk verantwoord het risico van insolvabiliteit van de redelijk verantwoord het risico van insolvabiliteit van de
rechtspersoon te laten dragen door de lasthebber ad hoc zelf, terwijl rechtspersoon te laten dragen door de lasthebber ad hoc zelf, terwijl
hij met zijn opdracht is belast door de rechtbank, in zoverre daaruit hij met zijn opdracht is belast door de rechtbank, in zoverre daaruit
een tekortkoming zou kunnen voortvloeien in de verdediging van de een tekortkoming zou kunnen voortvloeien in de verdediging van de
rechtspersoon, die door de lasthebber ad hoc wordt verzekerd. rechtspersoon, die door de lasthebber ad hoc wordt verzekerd.
B.8.3. Overigens blijkt uit de debatten voor het Hof dat, bij B.8.3. Overigens blijkt uit de debatten voor het Hof dat, bij
ontstentenis, in de in het geding zijnde bepaling, van een preciezere ontstentenis, in de in het geding zijnde bepaling, van een preciezere
regeling van de instelling van de lasthebber ad hoc, de rechtspraktijk regeling van de instelling van de lasthebber ad hoc, de rechtspraktijk
varieert en zeer uiteenlopend is. Zo hebben sommige balies, wat de varieert en zeer uiteenlopend is. Zo hebben sommige balies, wat de
aanwijzing van de lasthebber ad hoc betreft, een lijst vastgesteld van aanwijzing van de lasthebber ad hoc betreft, een lijst vastgesteld van
vrijwillige advocaten die om beurten aan het rechtscollege worden vrijwillige advocaten die om beurten aan het rechtscollege worden
voorgesteld, terwijl andere balies systematisch de stafhouder als voorgesteld, terwijl andere balies systematisch de stafhouder als
lasthebber ad hoc voorstellen. lasthebber ad hoc voorstellen.
Wat de kosten en erelonen betreft, voorzien sommige hoven en Wat de kosten en erelonen betreft, voorzien sommige hoven en
rechtbanken in een provisie vanaf het begin van het mandaat en rechtbanken in een provisie vanaf het begin van het mandaat en
schrijven zij voor dat de staat van kosten en erelonen ter begroting schrijven zij voor dat de staat van kosten en erelonen ter begroting
moet worden overgelegd, terwijl door andere hoven en rechtbanken moet worden overgelegd, terwijl door andere hoven en rechtbanken
daaromtrent niets wordt bepaald. daaromtrent niets wordt bepaald.
B.9.1. Uit het voorgaande volgt dat de ontstentenis van tenlasteneming B.9.1. Uit het voorgaande volgt dat de ontstentenis van tenlasteneming
van de kosten en erelonen van de lasthebber ad hoc, in geval van van de kosten en erelonen van de lasthebber ad hoc, in geval van
insolvabiliteit van de rechtspersoon die hij vertegenwoordigt, niet insolvabiliteit van de rechtspersoon die hij vertegenwoordigt, niet
bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang
gelezen met het recht om zich in rechte te verdedigen tegen een gelezen met het recht om zich in rechte te verdedigen tegen een
strafvervolging, dat is gewaarborgd bij artikel 6.3, c), van het strafvervolging, dat is gewaarborgd bij artikel 6.3, c), van het
Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
B.9.2. Die discriminatie vindt echter niet haar oorsprong in artikel B.9.2. Die discriminatie vindt echter niet haar oorsprong in artikel
2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering,
maar in het ontbreken van een mechanisme dat toelaat de kosten en maar in het ontbreken van een mechanisme dat toelaat de kosten en
erelonen van de met toepassing van die bepaling aangewezen lasthebber erelonen van de met toepassing van die bepaling aangewezen lasthebber
ad hoc ten laste te nemen wanneer de rechtspersoon die hij ad hoc ten laste te nemen wanneer de rechtspersoon die hij
vertegenwoordigt insolvabel is. Het komt de wetgever toe in zulk een vertegenwoordigt insolvabel is. Het komt de wetgever toe in zulk een
mechanisme te voorzien. mechanisme te voorzien.
De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag
B.10.1. Met de tweede prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de B.10.1. Met de tweede prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de
bestaanbaarheid te onderzoeken, van de artikelen 508/1 en 508/13 van bestaanbaarheid te onderzoeken, van de artikelen 508/1 en 508/13 van
het Gerechtelijk Wetboek, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, het Gerechtelijk Wetboek, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet,
in samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag in samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag
voor de rechten van de mens, in zoverre de strafrechtelijk vervolgde voor de rechten van de mens, in zoverre de strafrechtelijk vervolgde
rechtspersoon die financiële problemen heeft of insolvabel is, is rechtspersoon die financiële problemen heeft of insolvabel is, is
uitgesloten van de juridische tweedelijnsbijstand en derhalve geen uitgesloten van de juridische tweedelijnsbijstand en derhalve geen
enkel mechanisme geniet dat hem een tegemoetkoming van de Staat in de enkel mechanisme geniet dat hem een tegemoetkoming van de Staat in de
tenlasteneming van de kosten en erelonen van zijn advocaat waarborgt. tenlasteneming van de kosten en erelonen van zijn advocaat waarborgt.
B.10.2. Artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van B.10.2. Artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van
de mens waarborgt, in het tweede onderdeel ervan, het recht van de mens waarborgt, in het tweede onderdeel ervan, het recht van
eenieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd en die niet over eenieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd en die niet over
voldoende middelen beschikt om een raadsman te bekostigen, om voldoende middelen beschikt om een raadsman te bekostigen, om
kosteloos door een toegevoegd advocaat te worden bijgestaan. Teneinde kosteloos door een toegevoegd advocaat te worden bijgestaan. Teneinde
op de prejudiciële vraag te antwoorden dient te worden onderzocht of op de prejudiciële vraag te antwoorden dient te worden onderzocht of
kan worden overwogen dat een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon kan worden overwogen dat een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon
voldoet aan de voorwaarden die zijn bepaald in artikel 6.3, c), van voldoet aan de voorwaarden die zijn bepaald in artikel 6.3, c), van
het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, teneinde het recht het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, teneinde het recht
op kosteloze bijstand van een advocaat te genieten om zich te op kosteloze bijstand van een advocaat te genieten om zich te
verdedigen. verdedigen.
B.11.1. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is van oordeel B.11.1. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is van oordeel
dat de rechtspersonen, zelfs indien zij winst nastreven, het recht op dat de rechtspersonen, zelfs indien zij winst nastreven, het recht op
bijstand van de raadsman naar hun keuze in strafzaken genieten, zoals bijstand van de raadsman naar hun keuze in strafzaken genieten, zoals
het in het eerste onderdeel van artikel 6.3, c), van het Europees het in het eerste onderdeel van artikel 6.3, c), van het Europees
Verdrag voor de rechten van de mens is vastgelegd (EHRM, beslissing, 7 Verdrag voor de rechten van de mens is vastgelegd (EHRM, beslissing, 7
september 2004, Eurofinacom t. Frankrijk). Daarentegen heeft het september 2004, Eurofinacom t. Frankrijk). Daarentegen heeft het
aanvaard dat de handelsvennootschappen worden uitgesloten van het aanvaard dat de handelsvennootschappen worden uitgesloten van het
voordeel van de juridische bijstand in burgerlijke zaken (EHRM, voordeel van de juridische bijstand in burgerlijke zaken (EHRM,
beslissing, 28 augustus 2007, VP Diffusion t. Frankrijk; EHRM, 24 beslissing, 28 augustus 2007, VP Diffusion t. Frankrijk; EHRM, 24
november 2009, CMVMC O'Limo t. Spanje, § 26; EHRM, 22 maart 2012, november 2009, CMVMC O'Limo t. Spanje, § 26; EHRM, 22 maart 2012,
Granos Orgssnicos t. Duitsland, §§ 48 en volgende). Granos Orgssnicos t. Duitsland, §§ 48 en volgende).
B.11.2. Volgens de rechtspraak van dat Hof zijn twee voorwaarden B.11.2. Volgens de rechtspraak van dat Hof zijn twee voorwaarden
vereist opdat een persoon die wegens een strafbaar feit wordt vereist opdat een persoon die wegens een strafbaar feit wordt
vervolgd, de door het tweede onderdeel van artikel 6.3, c), van het vervolgd, de door het tweede onderdeel van artikel 6.3, c), van het
Verdrag gewaarborgde kosteloze rechtsbijstand zou genieten : « de Verdrag gewaarborgde kosteloze rechtsbijstand zou genieten : « de
eerste houdt verband met het gebrek aan ' middelen [...] om een eerste houdt verband met het gebrek aan ' middelen [...] om een
raadsman te bekostigen '. In de tweede plaats moet worden nagegaan of raadsman te bekostigen '. In de tweede plaats moet worden nagegaan of
het ' belang van de rechtspraak ' de toekenning van kosteloze het ' belang van de rechtspraak ' de toekenning van kosteloze
rechtsbijstand vereist » (EHRM, 22 oktober 2009, Raykov t. Bulgarije, rechtsbijstand vereist » (EHRM, 22 oktober 2009, Raykov t. Bulgarije,
§ 57; EHRM, 27 maart 2007, Talat Tunç t. Turkije, § 55). § 57; EHRM, 27 maart 2007, Talat Tunç t. Turkije, § 55).
B.12. Een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon kan over beperkte B.12. Een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon kan over beperkte
financiële middelen beschikken, zodat te zijnen aanzien kan worden financiële middelen beschikken, zodat te zijnen aanzien kan worden
voldaan aan de eerste toepassingsvoorwaarde van de waarborg waarin in voldaan aan de eerste toepassingsvoorwaarde van de waarborg waarin in
het tweede onderdeel van artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag het tweede onderdeel van artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag
voor de rechten van de mens is voorzien. voor de rechten van de mens is voorzien.
B.13.1. Met betrekking tot de tweede toepassingsvoorwaarde van het B.13.1. Met betrekking tot de tweede toepassingsvoorwaarde van het
recht op kosteloze rechtsbijstand blijkt uit de rechtspraak van het recht op kosteloze rechtsbijstand blijkt uit de rechtspraak van het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat « het belang van wat voor Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat « het belang van wat voor
de verzoeker op het spel staat, met name de ernst van het strafbare de verzoeker op het spel staat, met name de ernst van het strafbare
feit dat de verzoeker ten laste wordt gelegd en de zwaarte van de feit dat de verzoeker ten laste wordt gelegd en de zwaarte van de
opgelopen sanctie, alsook het persoonlijk vermogen van de verzoekers opgelopen sanctie, alsook het persoonlijk vermogen van de verzoekers
om zich te verdedigen en de aard van de procedure, bijvoorbeeld de om zich te verdedigen en de aard van de procedure, bijvoorbeeld de
complexiteit of het belang van de in het geding zijnde aangelegenheden complexiteit of het belang van de in het geding zijnde aangelegenheden
of procedures, tot de factoren behoren die het mogelijk maken de of procedures, tot de factoren behoren die het mogelijk maken de
vereisten van het belang van de rechtspraak te beoordelen » (EHRM, vereisten van het belang van de rechtspraak te beoordelen » (EHRM,
beslissing, 25 april 2002, Gutfreund t. Frankrijk). Daarenboven kunnen beslissing, 25 april 2002, Gutfreund t. Frankrijk). Daarenboven kunnen
« de slaagkans en het bestaan van juridische bijstand in andere fasen « de slaagkans en het bestaan van juridische bijstand in andere fasen
van de rechtspleging » ook in aanmerking worden genomen (EHRM, van de rechtspleging » ook in aanmerking worden genomen (EHRM,
beslissing, 1 februari 2000, Thomasson en Divier t. Frankrijk). beslissing, 1 februari 2000, Thomasson en Divier t. Frankrijk).
B.13.2. Het komt het Hof toe te onderzoeken of het belang van de B.13.2. Het komt het Hof toe te onderzoeken of het belang van de
rechtspraak, ten aanzien van het belang van de beschuldigingen die rechtspraak, ten aanzien van het belang van de beschuldigingen die
tegen een rechtspersoon kunnen worden ingebracht, van zijn persoonlijk tegen een rechtspersoon kunnen worden ingebracht, van zijn persoonlijk
vermogen om zich te verdedigen en van de aard van de procedure die op vermogen om zich te verdedigen en van de aard van de procedure die op
hem betrekking kan hebben, kan vereisen dat een rechtspersoon die over hem betrekking kan hebben, kan vereisen dat een rechtspersoon die over
onvoldoende inkomsten beschikt of insolvabel is kosteloze onvoldoende inkomsten beschikt of insolvabel is kosteloze
rechtsbijstand moet genieten. rechtsbijstand moet genieten.
B.13.3. Wat het criterium met betrekking tot het belang van de B.13.3. Wat het criterium met betrekking tot het belang van de
beschuldigingen betreft, is een rechtspersoon strafrechtelijk beschuldigingen betreft, is een rechtspersoon strafrechtelijk
verantwoordelijk voor elk misdrijf dat een intrinsiek verband heeft verantwoordelijk voor elk misdrijf dat een intrinsiek verband heeft
met de verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn met de verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn
belangen, alsook voor elk misdrijf waarvan de concrete omstandigheden belangen, alsook voor elk misdrijf waarvan de concrete omstandigheden
aantonen dat het voor zijn rekening is gepleegd (artikel 5, eerste aantonen dat het voor zijn rekening is gepleegd (artikel 5, eerste
lid, van het Strafwetboek). Daaruit volgt dat een rechtspersoon ervan lid, van het Strafwetboek). Daaruit volgt dat een rechtspersoon ervan
kan worden beschuldigd eender welk misdrijf te hebben gepleegd (Cass., kan worden beschuldigd eender welk misdrijf te hebben gepleegd (Cass.,
26 september 2006, Arr. Cass. 2006, nr. 435) en kan worden veroordeeld 26 september 2006, Arr. Cass. 2006, nr. 435) en kan worden veroordeeld
wegens zware misdrijven. wegens zware misdrijven.
Bovendien, hoewel het juist is dat het belang van de rechtspraak in Bovendien, hoewel het juist is dat het belang van de rechtspraak in
beginsel vereist dat de bijstand van een advocaat moet worden beginsel vereist dat de bijstand van een advocaat moet worden
toegekend « wanneer een vrijheidsberoving op het spel staat » (EHRM, toegekend « wanneer een vrijheidsberoving op het spel staat » (EHRM,
grote kamer, 10 juni 1996, Benham t. Verenigd Koninkrijk, § 61), neemt grote kamer, 10 juni 1996, Benham t. Verenigd Koninkrijk, § 61), neemt
zulks niet weg dat een geldboete, van een bepaald bedrag, als zulks niet weg dat een geldboete, van een bepaald bedrag, als
voldoende ernstig kan worden beschouwd met het oog op de toepassing voldoende ernstig kan worden beschouwd met het oog op de toepassing
van artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de van artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de
mens (EHRM, 25 september 1992, Pham Hoang t. Frankrijk, §§ 16 en 40). mens (EHRM, 25 september 1992, Pham Hoang t. Frankrijk, §§ 16 en 40).
Een rechtspersoon kan verder nog worden veroordeeld tot een verbod om Een rechtspersoon kan verder nog worden veroordeeld tot een verbod om
een activiteit uit te oefenen die tot zijn maatschappelijk doel een activiteit uit te oefenen die tot zijn maatschappelijk doel
behoort, of tot ontbinding indien wordt aangetoond dat hij opzettelijk behoort, of tot ontbinding indien wordt aangetoond dat hij opzettelijk
werd opgericht om de activiteiten uit te oefenen waarvoor hij is werd opgericht om de activiteiten uit te oefenen waarvoor hij is
veroordeeld, of wanneer zijn maatschappelijk doel met dat oogmerk veroordeeld, of wanneer zijn maatschappelijk doel met dat oogmerk
opzettelijk werd verdraaid. opzettelijk werd verdraaid.
Bijgevolg kan niet worden uitgesloten dat een tegen een rechtspersoon Bijgevolg kan niet worden uitgesloten dat een tegen een rechtspersoon
ingestelde strafvervolging voldoende belangrijk is om de kosteloosheid ingestelde strafvervolging voldoende belangrijk is om de kosteloosheid
van rechtsbijstand in zijn voordeel te verantwoorden. van rechtsbijstand in zijn voordeel te verantwoorden.
B.13.4. Wat vervolgens het criterium met betrekking tot de B.13.4. Wat vervolgens het criterium met betrekking tot de
complexiteit of het belang van de in het geding zijnde aangelegenheden complexiteit of het belang van de in het geding zijnde aangelegenheden
of procedures betreft, lijdt het geen twijfel dat de vervolging van of procedures betreft, lijdt het geen twijfel dat de vervolging van
een rechtspersoon moeilijke juridische kwesties kan doen rijzen, met een rechtspersoon moeilijke juridische kwesties kan doen rijzen, met
inbegrip van het bepalen zelf of hij strafrechtelijk verantwoordelijk inbegrip van het bepalen zelf of hij strafrechtelijk verantwoordelijk
is naast, in voorkomend geval, de natuurlijke personen die het is naast, in voorkomend geval, de natuurlijke personen die het
misdrijf feitelijk hebben gepleegd. misdrijf feitelijk hebben gepleegd.
B.13.5. Wat, ten slotte, het persoonlijk vermogen om zich te B.13.5. Wat, ten slotte, het persoonlijk vermogen om zich te
verdedigen betreft, moet worden vastgesteld dat niet kan worden verdedigen betreft, moet worden vastgesteld dat niet kan worden
aangenomen dat de lasthebber ad hoc steeds over de nodige vaardigheden aangenomen dat de lasthebber ad hoc steeds over de nodige vaardigheden
en ervaring beschikt om, zonder de bijstand van een advocaat die en ervaring beschikt om, zonder de bijstand van een advocaat die
gespecialiseerd is in de betrokken materie, de verdediging van de gespecialiseerd is in de betrokken materie, de verdediging van de
rechtspersoon te verzekeren. rechtspersoon te verzekeren.
B.14. Bijgevolg voldoet een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon, B.14. Bijgevolg voldoet een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon,
die niet over voldoende middelen beschikt om een raadsman te die niet over voldoende middelen beschikt om een raadsman te
bekostigen, aan de bij artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor bekostigen, aan de bij artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor
de rechten van de mens opgelegde voorwaarden om kosteloos de bijstand de rechten van de mens opgelegde voorwaarden om kosteloos de bijstand
van een advocaat te kunnen genieten. van een advocaat te kunnen genieten.
Die kosteloosheid houdt in dat, wanneer hij strafrechtelijk wordt Die kosteloosheid houdt in dat, wanneer hij strafrechtelijk wordt
vervolgd, een dergelijke rechtspersoon in aanmerking komt voor vervolgd, een dergelijke rechtspersoon in aanmerking komt voor
juridische tweedelijnsbijstand. juridische tweedelijnsbijstand.
B.15. De artikelen 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek, in B.15. De artikelen 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek, in
zoverre zij de strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon die over zoverre zij de strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon die over
onvoldoende inkomsten beschikt uitsluiten van juridische onvoldoende inkomsten beschikt uitsluiten van juridische
tweedelijnsbijstand, zijn niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 tweedelijnsbijstand, zijn niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11
van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het
Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
De tweede prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord. De tweede prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
1. Artikel 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van 1. Artikel 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van
strafvordering schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in strafvordering schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in
samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor
de rechten van de mens. de rechten van de mens.
De ontstentenis van een mechanisme dat een tenlasteneming mogelijk De ontstentenis van een mechanisme dat een tenlasteneming mogelijk
maakt van de kosten en erelonen van de lasthebber ad hoc die met maakt van de kosten en erelonen van de lasthebber ad hoc die met
toepassing van die bepaling is aangewezen, wanneer de rechtspersoon toepassing van die bepaling is aangewezen, wanneer de rechtspersoon
die hij vertegenwoordigt insolvabel is, schendt dezelfde bepalingen. die hij vertegenwoordigt insolvabel is, schendt dezelfde bepalingen.
2. De artikelen 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek schenden 2. De artikelen 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek schenden
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met
artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens,
in zoverre zij de strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon die over in zoverre zij de strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon die over
onvoldoende inkomsten beschikt uitsluiten van juridische onvoldoende inkomsten beschikt uitsluiten van juridische
tweedelijnsbijstand. tweedelijnsbijstand.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof,
op 17 november 2016. op 17 november 2016.
De griffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux P.-Y. Dutilleux
De voorzitter, De voorzitter,
J. Spreutels J. Spreutels
^