← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 114/2016 van 22 september 2016 Rolnummers : 6170 In zake
: de prejudiciële vraag betreffende artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals van kracht vóór
de wijziging ervan bij de wet van 21 februari 2010, gestel Het
Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 114/2016 van 22 september 2016 Rolnummers : 6170 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals van kracht vóór de wijziging ervan bij de wet van 21 februari 2010, gestel Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...) | Uittreksel uit arrest nr. 114/2016 van 22 september 2016 Rolnummers : 6170 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals van kracht vóór de wijziging ervan bij de wet van 21 februari 2010, gestel Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 114/2016 van 22 september 2016 | Uittreksel uit arrest nr. 114/2016 van 22 september 2016 |
Rolnummers : 6170 | Rolnummers : 6170 |
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1022 van het | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1022 van het |
Gerechtelijk Wetboek, zoals van kracht vóór de wijziging ervan bij de | Gerechtelijk Wetboek, zoals van kracht vóór de wijziging ervan bij de |
wet van 21 februari 2010, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen. | wet van 21 februari 2010, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen. |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de | samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de |
rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Moerman, E. Derycke en F. Daoût, | rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Moerman, E. Derycke en F. Daoût, |
bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van |
voorzitter J. Spreutels, | voorzitter J. Spreutels, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Bij arrest van 2 maart 2015 in zake Cécile Jenart en Marouan El | Bij arrest van 2 maart 2015 in zake Cécile Jenart en Marouan El |
Arbaoui tegen de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente | Arbaoui tegen de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente |
Dour, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 13 | Dour, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 13 |
maart 2015, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende | maart 2015, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende |
prejudiciële vraag gesteld : | prejudiciële vraag gesteld : |
« Schendt artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het is | « Schendt artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het is |
opgesteld in afwachting van de inwerkingtreding van de wet van 21 | opgesteld in afwachting van de inwerkingtreding van de wet van 21 |
februari 2010 (en gelezen overeenkomstig, onder andere, de arresten | februari 2010 (en gelezen overeenkomstig, onder andere, de arresten |
van het Grondwettelijk Hof van 18 mei 2011 (nr. 83/2011) en 8 maart | van het Grondwettelijk Hof van 18 mei 2011 (nr. 83/2011) en 8 maart |
2012 (nr. 43/2012)), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre | 2012 (nr. 43/2012)), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre |
een rechtsplegingsvergoeding ten laste kan worden gelegd van de partij | een rechtsplegingsvergoeding ten laste kan worden gelegd van de partij |
die in het ongelijk wordt gesteld in een beroep dat tegen de ambtenaar | die in het ongelijk wordt gesteld in een beroep dat tegen de ambtenaar |
van de burgerlijke stand is ingesteld op grond van artikel 167, | van de burgerlijke stand is ingesteld op grond van artikel 167, |
laatste lid, van het Burgerlijk Wetboek, terwijl wanneer de ambtenaar | laatste lid, van het Burgerlijk Wetboek, terwijl wanneer de ambtenaar |
van de burgerlijke stand in datzelfde kader in het ongelijk wordt | van de burgerlijke stand in datzelfde kader in het ongelijk wordt |
gesteld, hem geen rechtsplegingsvergoeding kan worden opgelegd ? ». | gesteld, hem geen rechtsplegingsvergoeding kan worden opgelegd ? ». |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. Artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij artikel | B.1. Artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij artikel |
7 van de wet van 21 april 2007 en vervolgens gewijzigd bij artikel 2 | 7 van de wet van 21 april 2007 en vervolgens gewijzigd bij artikel 2 |
van de wet van 22 december 2008, bepaalt : | van de wet van 22 december 2008, bepaalt : |
« De rechtsplegingsvergoeding is een forfaitaire tegemoetkoming in de | « De rechtsplegingsvergoeding is een forfaitaire tegemoetkoming in de |
kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde | kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde |
partij. | partij. |
Na het advies te hebben ingewonnen van de Orde van Vlaamse Balies en | Na het advies te hebben ingewonnen van de Orde van Vlaamse Balies en |
van de Ordre des barreaux francophones et germanophone, stelt de | van de Ordre des barreaux francophones et germanophone, stelt de |
Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de | Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de |
basis-, minimum- en maximumbedragen vast van de | basis-, minimum- en maximumbedragen vast van de |
rechtsplegingsvergoeding, onder meer in functie van de aard van de | rechtsplegingsvergoeding, onder meer in functie van de aard van de |
zaak en van de belangrijkheid van het geschil. | zaak en van de belangrijkheid van het geschil. |
Op verzoek van een van de partijen, dat in voorkomend geval wordt | Op verzoek van een van de partijen, dat in voorkomend geval wordt |
gedaan na ondervraging door de rechter, kan deze bij een met | gedaan na ondervraging door de rechter, kan deze bij een met |
bijzondere redenen omklede beslissing ofwel de vergoeding verminderen, | bijzondere redenen omklede beslissing ofwel de vergoeding verminderen, |
ofwel die verhogen, zonder de door de Koning bepaalde maximum- en | ofwel die verhogen, zonder de door de Koning bepaalde maximum- en |
minimumbedragen te overschrijden. Bij zijn beoordeling houdt de | minimumbedragen te overschrijden. Bij zijn beoordeling houdt de |
rechter rekening met : | rechter rekening met : |
- de financiële draagkracht van de verliezende partij, om het bedrag | - de financiële draagkracht van de verliezende partij, om het bedrag |
van de vergoeding te verminderen; | van de vergoeding te verminderen; |
- de complexiteit van de zaak; | - de complexiteit van de zaak; |
- de contractueel bepaalde vergoedingen voor de in het gelijk gestelde | - de contractueel bepaalde vergoedingen voor de in het gelijk gestelde |
partij; | partij; |
- het kennelijk onredelijk karakter van de situatie. | - het kennelijk onredelijk karakter van de situatie. |
Indien de in het ongelijk gestelde partij van de tweedelijns | Indien de in het ongelijk gestelde partij van de tweedelijns |
juridische bijstand geniet, wordt de rechtsplegingsvergoeding | juridische bijstand geniet, wordt de rechtsplegingsvergoeding |
vastgelegd op het door de Koning vastgestelde minimum, tenzij in geval | vastgelegd op het door de Koning vastgestelde minimum, tenzij in geval |
van een kennelijk onredelijke situatie. De rechter motiveert in het | van een kennelijk onredelijke situatie. De rechter motiveert in het |
bijzonder zijn beslissing op dat punt. | bijzonder zijn beslissing op dat punt. |
Wanneer meerdere partijen de rechtsplegingsvergoeding ten laste van | Wanneer meerdere partijen de rechtsplegingsvergoeding ten laste van |
dezelfde in het ongelijk gestelde partij genieten, bedraagt het bedrag | dezelfde in het ongelijk gestelde partij genieten, bedraagt het bedrag |
ervan maximum het dubbel van de maximale rechtsplegingsvergoeding | ervan maximum het dubbel van de maximale rechtsplegingsvergoeding |
waarop de begunstigde die gerechtigd is om de hoogste vergoeding te | waarop de begunstigde die gerechtigd is om de hoogste vergoeding te |
eisen aanspraak kan maken. Ze wordt door de rechter tussen de partijen | eisen aanspraak kan maken. Ze wordt door de rechter tussen de partijen |
verdeeld. | verdeeld. |
Geen partij kan boven het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding | Geen partij kan boven het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding |
worden aangesproken tot betaling van een vergoeding voor de | worden aangesproken tot betaling van een vergoeding voor de |
tussenkomst van de advocaat van een andere partij ». | tussenkomst van de advocaat van een andere partij ». |
Artikel 2 van de wet van 21 februari 2010, dat verscheidene | Artikel 2 van de wet van 21 februari 2010, dat verscheidene |
wijzigingen aanbrengt in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, | wijzigingen aanbrengt in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, |
zal in werking treden op de dag die de Koning zal bepalen (artikel 6 | zal in werking treden op de dag die de Koning zal bepalen (artikel 6 |
van die wet). | van die wet). |
B.2. Artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek, hersteld bij artikel 15 | B.2. Artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek, hersteld bij artikel 15 |
van de wet van 4 mei 1999 en vervolgens gewijzigd bij artikel 2 van de | van de wet van 4 mei 1999 en vervolgens gewijzigd bij artikel 2 van de |
wet van 1 maart 2000, bepaalde, vóór de inwerkingtreding van artikel 5 | wet van 1 maart 2000, bepaalde, vóór de inwerkingtreding van artikel 5 |
van de wet van 2 juni 2013 : | van de wet van 2 juni 2013 : |
« De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert het huwelijk te | « De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert het huwelijk te |
voltrekken wanneer blijkt dat niet is voldaan aan de hoedanigheden en | voltrekken wanneer blijkt dat niet is voldaan aan de hoedanigheden en |
voorwaarden vereist om een huwelijk te mogen aangaan, of indien hij | voorwaarden vereist om een huwelijk te mogen aangaan, of indien hij |
van oordeel is dat de voltrekking in strijd is met de beginselen van | van oordeel is dat de voltrekking in strijd is met de beginselen van |
de openbare orde. | de openbare orde. |
Indien er een ernstig vermoeden bestaat dat niet is voldaan aan de in | Indien er een ernstig vermoeden bestaat dat niet is voldaan aan de in |
het vorige lid gestelde voorwaarden kan de ambtenaar van de | het vorige lid gestelde voorwaarden kan de ambtenaar van de |
burgerlijke stand de voltrekking van het huwelijk uitstellen, na | burgerlijke stand de voltrekking van het huwelijk uitstellen, na |
eventueel het advies van de procureur des Konings van het gerechtelijk | eventueel het advies van de procureur des Konings van het gerechtelijk |
arrondissement waarin de verzoekers voornemens zijn te huwen te hebben | arrondissement waarin de verzoekers voornemens zijn te huwen te hebben |
ingewonnen, gedurende ten hoogste twee maanden vanaf de door | ingewonnen, gedurende ten hoogste twee maanden vanaf de door |
belanghebbende partijen vooropgestelde huwelijksdatum, teneinde | belanghebbende partijen vooropgestelde huwelijksdatum, teneinde |
bijkomend onderzoek te verrichten. | bijkomend onderzoek te verrichten. |
Indien hij binnen de in vorig lid gestelde termijn nog geen | Indien hij binnen de in vorig lid gestelde termijn nog geen |
definitieve beslissing heeft genomen, dient de ambtenaar van de | definitieve beslissing heeft genomen, dient de ambtenaar van de |
burgerlijke stand het huwelijk te voltrekken, zelfs in die gevallen | burgerlijke stand het huwelijk te voltrekken, zelfs in die gevallen |
waar de in artikel 165, § 3 bedoelde termijn van zes maanden reeds is | waar de in artikel 165, § 3 bedoelde termijn van zes maanden reeds is |
verstreken. | verstreken. |
In geval van een weigering zoals bedoeld in het eerste lid, brengt de | In geval van een weigering zoals bedoeld in het eerste lid, brengt de |
ambtenaar van de burgerlijke stand zijn met redenen omklede beslissing | ambtenaar van de burgerlijke stand zijn met redenen omklede beslissing |
zonder verwijl ter kennis van de belanghebbende partijen. | zonder verwijl ter kennis van de belanghebbende partijen. |
Tezelfdertijd wordt een afschrift hiervan, samen met een kopie van | Tezelfdertijd wordt een afschrift hiervan, samen met een kopie van |
alle nuttige documenten, overgezonden aan de procureur des Konings van | alle nuttige documenten, overgezonden aan de procureur des Konings van |
het gerechtelijk arrondissement waarin de weigering plaatsvond. | het gerechtelijk arrondissement waarin de weigering plaatsvond. |
Indien één van de aanstaande echtgenoten of beiden op de dag van de | Indien één van de aanstaande echtgenoten of beiden op de dag van de |
weigering hun inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of | weigering hun inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of |
wachtregister of hun actuele verblijfplaats niet hebben binnen de | wachtregister of hun actuele verblijfplaats niet hebben binnen de |
gemeente, wordt de weigeringsbeslissing tevens onmiddellijk ter kennis | gemeente, wordt de weigeringsbeslissing tevens onmiddellijk ter kennis |
gebracht van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van | gebracht van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van |
inschrijving in een van deze registers of van de actuele | inschrijving in een van deze registers of van de actuele |
verblijfplaats in België van deze aanstaande echtgenoot of | verblijfplaats in België van deze aanstaande echtgenoot of |
echtgenoten. | echtgenoten. |
Tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand om het | Tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand om het |
huwelijk te voltrekken, kan door belanghebbende partijen binnen de | huwelijk te voltrekken, kan door belanghebbende partijen binnen de |
maand na de kennisgeving van zijn beslissing beroep worden aangetekend | maand na de kennisgeving van zijn beslissing beroep worden aangetekend |
bij de rechtbank van eerste aanleg ». | bij de rechtbank van eerste aanleg ». |
B.3. Het Hof wordt verzocht uitspraak te doen over de bestaanbaarheid, | B.3. Het Hof wordt verzocht uitspraak te doen over de bestaanbaarheid, |
met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van het verschil in | met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van het verschil in |
behandeling dat bij artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek zou | behandeling dat bij artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek zou |
worden gemaakt tussen, enerzijds, de personen die, op grond van | worden gemaakt tussen, enerzijds, de personen die, op grond van |
artikel 167, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek, een beroep | artikel 167, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek, een beroep |
instellen tegen de weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand | instellen tegen de weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand |
om hun huwelijk te voltrekken en die voor de rechtbank waarbij de zaak | om hun huwelijk te voltrekken en die voor de rechtbank waarbij de zaak |
aanhangig is gemaakt, in het ongelijk worden gesteld, en, anderzijds, | aanhangig is gemaakt, in het ongelijk worden gesteld, en, anderzijds, |
de ambtenaar van de burgerlijke stand die voor die rechtbank in het | de ambtenaar van de burgerlijke stand die voor die rechtbank in het |
ongelijk wordt gesteld. | ongelijk wordt gesteld. |
Volgens de prejudiciële vraag zouden alleen de eersten kunnen worden | Volgens de prejudiciële vraag zouden alleen de eersten kunnen worden |
veroordeeld tot de betaling van de rechtsplegingsvergoeding bepaald | veroordeeld tot de betaling van de rechtsplegingsvergoeding bepaald |
bij artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek. | bij artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek. |
B.4. Die rechtsplegingsvergoeding is een van de bestanddelen van de | B.4. Die rechtsplegingsvergoeding is een van de bestanddelen van de |
kosten (artikel 1018, 6°, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij | kosten (artikel 1018, 6°, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij |
artikel 5 van de wet van 21 april 2007). | artikel 5 van de wet van 21 april 2007). |
B.5. Artikel 1017, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen | B.5. Artikel 1017, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen |
bij artikel 15 van de wet van 24 juni 1970, bepaalt : | bij artikel 15 van de wet van 24 juni 1970, bepaalt : |
« Tenzij bijzondere wetten anders bepalen, verwijst ieder eindvonnis, | « Tenzij bijzondere wetten anders bepalen, verwijst ieder eindvonnis, |
zelfs ambtshalve, de in het ongelijk gestelde partij in de kosten, | zelfs ambtshalve, de in het ongelijk gestelde partij in de kosten, |
onverminderd de overeenkomst tussen partijen, die het eventueel | onverminderd de overeenkomst tussen partijen, die het eventueel |
bekrachtigt ». | bekrachtigt ». |
Uit die bepaling, gelezen in samenhang met artikel 1018, 6°, van het | Uit die bepaling, gelezen in samenhang met artikel 1018, 6°, van het |
Gerechtelijk Wetboek, blijkt dat zowel de personen die het in artikel | Gerechtelijk Wetboek, blijkt dat zowel de personen die het in artikel |
167, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek beoogde beroep instellen | 167, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek beoogde beroep instellen |
als de ambtenaar van de burgerlijke stand wiens beslissing het | als de ambtenaar van de burgerlijke stand wiens beslissing het |
voorwerp van dat beroep uitmaakt, tot de betaling van de | voorwerp van dat beroep uitmaakt, tot de betaling van de |
rechtsplegingsvergoeding kunnen worden veroordeeld indien zij voor de | rechtsplegingsvergoeding kunnen worden veroordeeld indien zij voor de |
rechtbank waarbij de zaak aanhangig is gemaakt in het ongelijk worden | rechtbank waarbij de zaak aanhangig is gemaakt in het ongelijk worden |
gesteld. | gesteld. |
B.6.1. Artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek zet die gelijke | B.6.1. Artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek zet die gelijke |
behandeling niet op losse schroeven. | behandeling niet op losse schroeven. |
B.6.2. Het Hof heeft weliswaar reeds geoordeeld dat de ambtenaar van | B.6.2. Het Hof heeft weliswaar reeds geoordeeld dat de ambtenaar van |
de burgerlijke stand, als partij bij het geding ingesteld bij een | de burgerlijke stand, als partij bij het geding ingesteld bij een |
beroep gericht tegen de beslissing waarbij hij weigert het huwelijk te | beroep gericht tegen de beslissing waarbij hij weigert het huwelijk te |
voltrekken, het algemeen belang en de vrijwaring van de openbare orde | voltrekken, het algemeen belang en de vrijwaring van de openbare orde |
verdedigt, en dat het dus niet verantwoord is dat hij in de | verdedigt, en dat het dus niet verantwoord is dat hij in de |
rechtsplegingsvergoeding kan worden verwezen (arrest nr. 132/2013 van | rechtsplegingsvergoeding kan worden verwezen (arrest nr. 132/2013 van |
26 september 2013, B.6; arrest nr. 180/2013 van 19 december 2013, B.6 | 26 september 2013, B.6; arrest nr. 180/2013 van 19 december 2013, B.6 |
en arrest nr. 54/2014 van 27 maart 2014, B.6). | en arrest nr. 54/2014 van 27 maart 2014, B.6). |
Het heeft derhalve geoordeeld dat artikel 1022 van het Gerechtelijk | Het heeft derhalve geoordeeld dat artikel 1022 van het Gerechtelijk |
Wetboek, in die zin begrepen dat het de verwijzing van de ambtenaar | Wetboek, in die zin begrepen dat het de verwijzing van de ambtenaar |
van de burgerlijke stand die in het ongelijk wordt gesteld na afloop | van de burgerlijke stand die in het ongelijk wordt gesteld na afloop |
van het onderzoek van een beroep ingesteld krachtens artikel 167, | van het onderzoek van een beroep ingesteld krachtens artikel 167, |
zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek, in de rechtsplegingsvergoeding | zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek, in de rechtsplegingsvergoeding |
toestaat, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt (arrest nr. | toestaat, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt (arrest nr. |
132/2013; arrest nr. 180/2013; arrest nr. 54/2014). | 132/2013; arrest nr. 180/2013; arrest nr. 54/2014). |
B.6.3. Het Hof heeft het vervolgens echter « noodzakelijk » geacht « | B.6.3. Het Hof heeft het vervolgens echter « noodzakelijk » geacht « |
terug te komen op een deel van zijn rechtspraak » door te oordelen dat | terug te komen op een deel van zijn rechtspraak » door te oordelen dat |
« de kwestie van de verhaalbaarheid van de kosten en erelonen van | « de kwestie van de verhaalbaarheid van de kosten en erelonen van |
advocaten in de geschillen voor de burgerlijke rechter tussen een | advocaten in de geschillen voor de burgerlijke rechter tussen een |
overheid die in het algemeen belang optreedt en een particulier, in | overheid die in het algemeen belang optreedt en een particulier, in |
haar geheel » diende « te worden heroverwogen » (arrest nr. 68/2015 | haar geheel » diende « te worden heroverwogen » (arrest nr. 68/2015 |
van 21 mei 2015, B.9.2 en B.9.3; arrest nr. 70/2015 van 21 mei 2015, | van 21 mei 2015, B.9.2 en B.9.3; arrest nr. 70/2015 van 21 mei 2015, |
B.9.2 en B.9.3). | B.9.2 en B.9.3). |
Aldus heeft het, onder meer, geoordeeld dat artikel 1017, eerste lid, | Aldus heeft het, onder meer, geoordeeld dat artikel 1017, eerste lid, |
in samenhang gelezen met de artikelen 1018, 6°, en 1022, van het | in samenhang gelezen met de artikelen 1018, 6°, en 1022, van het |
Gerechtelijk Wetboek, in die zin diende te worden geïnterpreteerd dat | Gerechtelijk Wetboek, in die zin diende te worden geïnterpreteerd dat |
het niet belet dat de ambtenaar van de burgerlijke stand die in het | het niet belet dat de ambtenaar van de burgerlijke stand die in het |
ongelijk wordt gesteld na afloop van het onderzoek van een beroep | ongelijk wordt gesteld na afloop van het onderzoek van een beroep |
ingesteld met toepassing van artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek, | ingesteld met toepassing van artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek, |
wordt veroordeeld tot de betaling van een rechtsplegingsvergoeding ten | wordt veroordeeld tot de betaling van een rechtsplegingsvergoeding ten |
gunste van de personen die dat beroep hebben ingesteld (arrest nr. | gunste van de personen die dat beroep hebben ingesteld (arrest nr. |
68/2015, B.12). | 68/2015, B.12). |
B.6.4. Uit hetgeen voorafgaat en om dezelfde redenen als die in de in | B.6.4. Uit hetgeen voorafgaat en om dezelfde redenen als die in de in |
B.6.3 vermelde arresten, blijkt dat het verschil in behandeling tussen | B.6.3 vermelde arresten, blijkt dat het verschil in behandeling tussen |
beide in B.3 beschreven categorieën van personen onbestaande is. | beide in B.3 beschreven categorieën van personen onbestaande is. |
B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
Artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het is ingevoegd bij | Artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het is ingevoegd bij |
artikel 7 van de wet van 21 april 2007 en vervolgens is gewijzigd bij | artikel 7 van de wet van 21 april 2007 en vervolgens is gewijzigd bij |
artikel 2 van de wet van 22 december 2008, schendt de artikelen 10 en | artikel 2 van de wet van 22 december 2008, schendt de artikelen 10 en |
11 van de Grondwet niet. | 11 van de Grondwet niet. |
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel |
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
op 22 september 2016. | op 22 september 2016. |
De griffier, | De griffier, |
F. Meersschaut | F. Meersschaut |
De voorzitter, | De voorzitter, |
J. Spreutels | J. Spreutels |