← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 74/2016 van 25 mei 2016 Rolnummer : 6168 In zake : de prejudiciële
vraag over de artikelen 1, 3°, van artikel 3 en 47 van artikel 4 (« Opheffings-
en wijzigingsbepalingen ») van de wet van 1(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels
en E. De Groot, en de recht(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 74/2016 van 25 mei 2016 Rolnummer : 6168 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 1, 3°, van artikel 3 en 47 van artikel 4 (« Opheffings- en wijzigingsbepalingen ») van de wet van 1(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...) | Uittreksel uit arrest nr. 74/2016 van 25 mei 2016 Rolnummer : 6168 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 1, 3°, van artikel 3 en 47 van artikel 4 (« Opheffings- en wijzigingsbepalingen ») van de wet van 1(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 74/2016 van 25 mei 2016 | Uittreksel uit arrest nr. 74/2016 van 25 mei 2016 |
| Rolnummer : 6168 | Rolnummer : 6168 |
| In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 1, 3°, van artikel 3 | In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 1, 3°, van artikel 3 |
| (« Overgangsbepalingen ») en 47 van artikel 4 (« Opheffings- en | (« Overgangsbepalingen ») en 47 van artikel 4 (« Opheffings- en |
| wijzigingsbepalingen ») van de wet van 14 juli 1976 betreffende de | wijzigingsbepalingen ») van de wet van 14 juli 1976 betreffende de |
| wederzijdse rechten en verplichtingen van echtgenoten en de | wederzijdse rechten en verplichtingen van echtgenoten en de |
| huwelijksvermogensstelsels, gesteld door de Rechtbank van eerste | huwelijksvermogensstelsels, gesteld door de Rechtbank van eerste |
| aanleg Henegouwen, afdeling Doornik. | aanleg Henegouwen, afdeling Doornik. |
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
| samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de | samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de |
| rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. | rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. |
| Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. | Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. |
| Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder | Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder |
| voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, | voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
| Bij vonnis van 26 februari 2015 in zake D.O. tegen A.R., waarvan de | Bij vonnis van 26 februari 2015 in zake D.O. tegen A.R., waarvan de |
| expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 maart 2015, heeft | expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 maart 2015, heeft |
| de Rechtbank van eerste aanleg Henegouwen, afdeling Doornik, de | de Rechtbank van eerste aanleg Henegouwen, afdeling Doornik, de |
| volgende prejudiciële vraag gesteld : | volgende prejudiciële vraag gesteld : |
| « Schenden de artikelen 1, 3°, van artikel 3 (' Overgangsbepalingen ') | « Schenden de artikelen 1, 3°, van artikel 3 (' Overgangsbepalingen ') |
| en 47 van artikel 4 (' Opheffings- en wijzigingsbepalingen ') van de | en 47 van artikel 4 (' Opheffings- en wijzigingsbepalingen ') van de |
| wet van 14 juli 1976 betreffende de wederzijdse rechten en | wet van 14 juli 1976 betreffende de wederzijdse rechten en |
| verplichtingen van echtgenoten en de huwelijksvermogensstelsels de | verplichtingen van echtgenoten en de huwelijksvermogensstelsels de |
| artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij impliceren dat het | artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij impliceren dat het |
| vroegere artikel 1471 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is op | vroegere artikel 1471 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is op |
| de erin bedoelde categorieën van echtgenoten, in het bijzonder de | de erin bedoelde categorieën van echtgenoten, in het bijzonder de |
| echtgenoten die, vóór de inwerkingtreding van de voormelde wet, het | echtgenoten die, vóór de inwerkingtreding van de voormelde wet, het |
| bij huwelijkscontract vastgelegde stelsel van scheiding van goederen | bij huwelijkscontract vastgelegde stelsel van scheiding van goederen |
| met gemeenschap van aanwinsten hadden aangenomen, met als gevolg dat, | met gemeenschap van aanwinsten hadden aangenomen, met als gevolg dat, |
| voor de verdeling van de gemeenschap, de uit de echt gescheiden vrouw | voor de verdeling van de gemeenschap, de uit de echt gescheiden vrouw |
| een voorkeur geniet om haar vooruitnemingen te doen vóór die van de | een voorkeur geniet om haar vooruitnemingen te doen vóór die van de |
| man, terwijl de uit de echt gescheiden man hetzelfde voorrecht niet | man, terwijl de uit de echt gescheiden man hetzelfde voorrecht niet |
| geniet ? ». | geniet ? ». |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. In rechte |
| (...) | (...) |
| B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 1, 3°, van | B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 1, 3°, van |
| artikel 3 (« Overgangsbepalingen ») en op artikel 47 van artikel 4 (« | artikel 3 (« Overgangsbepalingen ») en op artikel 47 van artikel 4 (« |
| Opheffings- en wijzigingsbepalingen ») van de wet van 14 juli 1976 | Opheffings- en wijzigingsbepalingen ») van de wet van 14 juli 1976 |
| betreffende de wederzijdse rechten en verplichtingen van echtgenoten | betreffende de wederzijdse rechten en verplichtingen van echtgenoten |
| en de huwelijksvermogensstelsels. | en de huwelijksvermogensstelsels. |
| B.1.2. Artikel 1 van het voormelde artikel 3 bepaalt : | B.1.2. Artikel 1 van het voormelde artikel 3 bepaalt : |
| « Overeenkomstig de volgende regels zijn de bepalingen van deze wet | « Overeenkomstig de volgende regels zijn de bepalingen van deze wet |
| van toepassing op de echtgenoten die vóór de inwerkingtreding van deze | van toepassing op de echtgenoten die vóór de inwerkingtreding van deze |
| wet zijn gehuwd zonder huwelijksvoorwaarden te hebben gemaakt of na | wet zijn gehuwd zonder huwelijksvoorwaarden te hebben gemaakt of na |
| een stelsel van gemeenschap te hebben aangenomen dan wel het stelsel | een stelsel van gemeenschap te hebben aangenomen dan wel het stelsel |
| van scheiding van goederen of het dotaal stelsel te hebben gekozen, | van scheiding van goederen of het dotaal stelsel te hebben gekozen, |
| waarin een gemeenschap van aanwinsten is bedongen als omschreven in de | waarin een gemeenschap van aanwinsten is bedongen als omschreven in de |
| artikelen 1498 en 1499 van het Burgerlijk Wetboek : | artikelen 1498 en 1499 van het Burgerlijk Wetboek : |
| 1° Gedurende een termijn van een jaar te rekenen van de | 1° Gedurende een termijn van een jaar te rekenen van de |
| inwerkingtreding van deze wet kunnen de echtgenoten ten overstaan van | inwerkingtreding van deze wet kunnen de echtgenoten ten overstaan van |
| een notaris verklaren dat zij hun wettelijk of bedongen | een notaris verklaren dat zij hun wettelijk of bedongen |
| huwelijksvermogensstelsel ongewijzigd wensen te handhaven. | huwelijksvermogensstelsel ongewijzigd wensen te handhaven. |
| 2° Indien een dergelijke verklaring niet wordt afgelegd, zullen de | 2° Indien een dergelijke verklaring niet wordt afgelegd, zullen de |
| echtgenoten die geen huwelijksvoorwaarden hebben gemaakt of het | echtgenoten die geen huwelijksvoorwaarden hebben gemaakt of het |
| stelsel van wettelijke gemeenschap hebben aangenomen, bij het | stelsel van wettelijke gemeenschap hebben aangenomen, bij het |
| verstrijken van die termijn onderworpen zijn aan de bepalingen van de | verstrijken van die termijn onderworpen zijn aan de bepalingen van de |
| artikelen 1398 tot 1450 betreffende het wettelijk stelsel, | artikelen 1398 tot 1450 betreffende het wettelijk stelsel, |
| onverminderd hetgeen zij bij huwelijkscontract hebben bedongen | onverminderd hetgeen zij bij huwelijkscontract hebben bedongen |
| betreffende de voordelen aan beide echtgenoten of aan een van hen. | betreffende de voordelen aan beide echtgenoten of aan een van hen. |
| Evenwel kunnen zij, zonder het verstrijken van die termijn af te | Evenwel kunnen zij, zonder het verstrijken van die termijn af te |
| wachten, ten overstaan van een notaris verklaren dat zij zich | wachten, ten overstaan van een notaris verklaren dat zij zich |
| onmiddellijk wensen te onderwerpen aan de bepalingen betreffende het | onmiddellijk wensen te onderwerpen aan de bepalingen betreffende het |
| wettelijk stelsel. | wettelijk stelsel. |
| 3° Indien de verklaring bedoeld in 1° niet wordt afgelegd, zullen de | 3° Indien de verklaring bedoeld in 1° niet wordt afgelegd, zullen de |
| echtgenoten die de gemeenschap beperkt tot de aanwinsten of de | echtgenoten die de gemeenschap beperkt tot de aanwinsten of de |
| algemene gemeenschap hebben aangenomen, bij het verstrijken van die | algemene gemeenschap hebben aangenomen, bij het verstrijken van die |
| termijn onderworpen zijn aan de bepalingen van de artikelen 1415 tot | termijn onderworpen zijn aan de bepalingen van de artikelen 1415 tot |
| 1426 voor alles wat betrekking heeft op het bestuur van de gemeenschap | 1426 voor alles wat betrekking heeft op het bestuur van de gemeenschap |
| en van de eigen goederen, alsook aan de bepalingen van de artikelen | en van de eigen goederen, alsook aan de bepalingen van de artikelen |
| 1408 tot 1414 betreffende de gemeenschappelijke schulden en de rechten | 1408 tot 1414 betreffende de gemeenschappelijke schulden en de rechten |
| van de schuldeisers. | van de schuldeisers. |
| Hetzelfde geldt voor de echtgenoten die de scheiding van goederen of | Hetzelfde geldt voor de echtgenoten die de scheiding van goederen of |
| het dotaal stelsel hebben gekozen onder beding van een gemeenschap van | het dotaal stelsel hebben gekozen onder beding van een gemeenschap van |
| aanwinsten als omschreven in de artikelen 1498 en 1499 van het | aanwinsten als omschreven in de artikelen 1498 en 1499 van het |
| Burgerlijk Wetboek, doch uitsluitend wat die gemeenschap betreft. | Burgerlijk Wetboek, doch uitsluitend wat die gemeenschap betreft. |
| [...] ». | [...] ». |
| Artikel 47 van het voormelde artikel 4 bepaalt : | Artikel 47 van het voormelde artikel 4 bepaalt : |
| « § 1. De artikelen 226bis tot 226septies, 300, 307, 776, eerste lid, | « § 1. De artikelen 226bis tot 226septies, 300, 307, 776, eerste lid, |
| 818, 905, 940, eerste lid, 1399 tot 1535, 1540 tot 1581, 2255 en 2256 | 818, 905, 940, eerste lid, 1399 tot 1535, 1540 tot 1581, 2255 en 2256 |
| van het Burgerlijk Wetboek, de artikelen 64 tot 72 van de Hypotheekwet | van het Burgerlijk Wetboek, de artikelen 64 tot 72 van de Hypotheekwet |
| van 16 december 1851, artikel 1562 van het Gerechtelijk Wetboek, de | van 16 december 1851, artikel 1562 van het Gerechtelijk Wetboek, de |
| artikelen 553 tot 560 van het Wetboek van koophandel en artikel 6 van | artikelen 553 tot 560 van het Wetboek van koophandel en artikel 6 van |
| het Wetboek der successierechten blijven, bij wijze van | het Wetboek der successierechten blijven, bij wijze van |
| overgangsmaatregel, tot aan de vereffening van hun | overgangsmaatregel, tot aan de vereffening van hun |
| huwelijksvermogensstelsel, van kracht voor echtgenoten die, gehuwd | huwelijksvermogensstelsel, van kracht voor echtgenoten die, gehuwd |
| vóór de inwerkingtreding van deze wet, een ander stelsel dan de | vóór de inwerkingtreding van deze wet, een ander stelsel dan de |
| gemeenschap hebben aangenomen dan wel krachtens de wet of een | gemeenschap hebben aangenomen dan wel krachtens de wet of een |
| overeenkomst onder de regels van het gemeenschapsstelsel vallen, en | overeenkomst onder de regels van het gemeenschapsstelsel vallen, en |
| overeengekomen zijn het bestaande stelsel ongewijzigd te handhaven. | overeengekomen zijn het bestaande stelsel ongewijzigd te handhaven. |
| § 2. Bij wijze van overgangsmaatregel blijven eveneens van kracht, | § 2. Bij wijze van overgangsmaatregel blijven eveneens van kracht, |
| zoals zij vóór de bekendmaking van deze wet luidden, de artikelen 124, | zoals zij vóór de bekendmaking van deze wet luidden, de artikelen 124, |
| 295, derde lid, 942, 1304, tweede lid, 1990 en 2254 van het Burgerlijk | 295, derde lid, 942, 1304, tweede lid, 1990 en 2254 van het Burgerlijk |
| Wetboek, de artikelen 47 en 90bis van de Hypotheekwet van 16 december | Wetboek, de artikelen 47 en 90bis van de Hypotheekwet van 16 december |
| 1851 en de artikelen 567, eerste lid, 853, 1148, 1167, 1180, 1185, | 1851 en de artikelen 567, eerste lid, 853, 1148, 1167, 1180, 1185, |
| 1283 en 1319 van het Gerechtelijk Wetboek. | 1283 en 1319 van het Gerechtelijk Wetboek. |
| § 3. Indien echtgenoten, gehuwd na een gemeenschap van goederen te | § 3. Indien echtgenoten, gehuwd na een gemeenschap van goederen te |
| hebben aangenomen, krachtens de overgangsmaatregelen van deze wet, aan | hebben aangenomen, krachtens de overgangsmaatregelen van deze wet, aan |
| de bepalingen van deze wet alleen onderworpen zijn wat betreft het | de bepalingen van deze wet alleen onderworpen zijn wat betreft het |
| bestuur van de gemeenschap en van hun eigen goederen, de vaststelling | bestuur van de gemeenschap en van hun eigen goederen, de vaststelling |
| van de gemeenschappelijke schulden en de rechten van de schuldeisers, | van de gemeenschappelijke schulden en de rechten van de schuldeisers, |
| blijven de artikelen opgesomd in de §§ 1 en 2 op hen toepasselijk in | blijven de artikelen opgesomd in de §§ 1 en 2 op hen toepasselijk in |
| zoverre zij noodzakelijk zijn voor de werking en de vereffening van | zoverre zij noodzakelijk zijn voor de werking en de vereffening van |
| hun huwelijksvermogensstelsel ». | hun huwelijksvermogensstelsel ». |
| B.2. Aan het Hof wordt gevraagd of die bepalingen bestaanbaar zijn met | B.2. Aan het Hof wordt gevraagd of die bepalingen bestaanbaar zijn met |
| de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij impliceren dat | de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij impliceren dat |
| het vroegere artikel 1471 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is | het vroegere artikel 1471 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is |
| op de echtgenoten die, vóór de inwerkingtreding van de wet van 14 juli | op de echtgenoten die, vóór de inwerkingtreding van de wet van 14 juli |
| 1976, het bij huwelijkscontract vastgelegde stelsel van scheiding van | 1976, het bij huwelijkscontract vastgelegde stelsel van scheiding van |
| goederen met gemeenschap van aanwinsten hadden aangenomen, « met als | goederen met gemeenschap van aanwinsten hadden aangenomen, « met als |
| gevolg dat, voor de verdeling van de gemeenschap, de uit de echt | gevolg dat, voor de verdeling van de gemeenschap, de uit de echt |
| gescheiden vrouw een voorkeur geniet om haar vooruitnemingen te doen | gescheiden vrouw een voorkeur geniet om haar vooruitnemingen te doen |
| vóór die van de man, terwijl de uit de echt gescheiden man hetzelfde | vóór die van de man, terwijl de uit de echt gescheiden man hetzelfde |
| voorrecht niet geniet ». | voorrecht niet geniet ». |
| B.3. Het vroegere artikel 1471 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde : | B.3. Het vroegere artikel 1471 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde : |
| « De vooruitnemingen van de vrouw worden gedaan voor die van de man. | « De vooruitnemingen van de vrouw worden gedaan voor die van de man. |
| Zij worden, wat de goederen betreft die niet meer in natura aanwezig | Zij worden, wat de goederen betreft die niet meer in natura aanwezig |
| zijn, gedaan eerst uit het gereed geld, vervolgens uit de roerende | zijn, gedaan eerst uit het gereed geld, vervolgens uit de roerende |
| goederen en ten slotte uit de onroerende goederen van de gemeenschap; | goederen en ten slotte uit de onroerende goederen van de gemeenschap; |
| in dit laatste geval behoort de keus van de onroerende goederen aan de | in dit laatste geval behoort de keus van de onroerende goederen aan de |
| vrouw en aan haar erfgenamen ». | vrouw en aan haar erfgenamen ». |
| B.4.1. De wet van 14 juli 1976 heeft in hoofdzaak beoogd de juridische | B.4.1. De wet van 14 juli 1976 heeft in hoofdzaak beoogd de juridische |
| ontvoogding van de gehuwde vrouw, tot stand gebracht door de wet van | ontvoogding van de gehuwde vrouw, tot stand gebracht door de wet van |
| 30 april 1958 betreffende de wederzijdse rechten en plichten van de | 30 april 1958 betreffende de wederzijdse rechten en plichten van de |
| echtgenoten, te concretiseren in de wetgeving betreffende de | echtgenoten, te concretiseren in de wetgeving betreffende de |
| huwelijksvermogensstelsels : | huwelijksvermogensstelsels : |
| « Vanaf het ogenblik dat aan de gehuwde vrouw volle rechtsbekwaamheid | « Vanaf het ogenblik dat aan de gehuwde vrouw volle rechtsbekwaamheid |
| wordt toegekend, [...] moet deze onafhankelijkheid haar normale | wordt toegekend, [...] moet deze onafhankelijkheid haar normale |
| tegenhanger vinden op het gebied van de huwelijksvermogensstelsels. De | tegenhanger vinden op het gebied van de huwelijksvermogensstelsels. De |
| ene hervorming gaat niet zonder de andere. Het bekrachtigen van de | ene hervorming gaat niet zonder de andere. Het bekrachtigen van de |
| handelingsbekwaamheid van de gehuwde vrouw zonder daarbij de | handelingsbekwaamheid van de gehuwde vrouw zonder daarbij de |
| huwelijksvermogensstelsels te wijzigen of aan te passen, zou er op | huwelijksvermogensstelsels te wijzigen of aan te passen, zou er op |
| neerkomen een theoretisch werk te leveren dat praktisch denkbeeldig | neerkomen een theoretisch werk te leveren dat praktisch denkbeeldig |
| blijft » (Parl. St., Senaat, 1964-1965, nr. 138, p. 1; Parl. St., | blijft » (Parl. St., Senaat, 1964-1965, nr. 138, p. 1; Parl. St., |
| Senaat, 1976-1977, nr. 683/2, p. 1). | Senaat, 1976-1977, nr. 683/2, p. 1). |
| De wetgever heeft de aanpassing van de wetgeving betreffende de | De wetgever heeft de aanpassing van de wetgeving betreffende de |
| huwelijksvermogensstelsels aan de rechtsbekwaamheid van de gehuwde | huwelijksvermogensstelsels aan de rechtsbekwaamheid van de gehuwde |
| vrouw willen verzoenen met de eerbied voor de wilsautonomie van de | vrouw willen verzoenen met de eerbied voor de wilsautonomie van de |
| partijen. | partijen. |
| B.4.2. De overgangsbepalingen zijn als volgt toegelicht : | B.4.2. De overgangsbepalingen zijn als volgt toegelicht : |
| « Het [Regeringsontwerp] maakt een belangrijk onderscheid al naar de | « Het [Regeringsontwerp] maakt een belangrijk onderscheid al naar de |
| echtgenoten gebonden zijn door enige huwelijksovereenkomst of geen | echtgenoten gebonden zijn door enige huwelijksovereenkomst of geen |
| huwelijkscontract voor een notaris hebben afgesloten en dus van | huwelijkscontract voor een notaris hebben afgesloten en dus van |
| rechtswege aan het stelsel van de wettelijke gemeenschap onderworpen | rechtswege aan het stelsel van de wettelijke gemeenschap onderworpen |
| zijn. | zijn. |
| Uitgaande van de opvatting dat een huwelijkscontract een overeenkomst | Uitgaande van de opvatting dat een huwelijkscontract een overeenkomst |
| tussen echtgenoten is die tussen de overeenkomstsluitende partijen als | tussen echtgenoten is die tussen de overeenkomstsluitende partijen als |
| wet geldt, wijzigt het de inhoud ervan slechts in die zin dat het in | wet geldt, wijzigt het de inhoud ervan slechts in die zin dat het in |
| het stelsel dat zij hebben gekozen, de nieuwe beheersregels van de | het stelsel dat zij hebben gekozen, de nieuwe beheersregels van de |
| gemeenschap of van de eigen goederen invoegt. Zij kunnen echter een | gemeenschap of van de eigen goederen invoegt. Zij kunnen echter een |
| ander stelsel kiezen onder gehoudenheid de regels van de artikelen 8 | ander stelsel kiezen onder gehoudenheid de regels van de artikelen 8 |
| tot 10 (vernummerd van 1394 tot 1396) na te leven. | tot 10 (vernummerd van 1394 tot 1396) na te leven. |
| Echtgenoten die zonder huwelijkscontract getrouwd zijn, kunnen volgens | Echtgenoten die zonder huwelijkscontract getrouwd zijn, kunnen volgens |
| het ontwerp echter of het stelsel van gemeenschap handhaven of een | het ontwerp echter of het stelsel van gemeenschap handhaven of een |
| ander stelsel kiezen; dit moet geschieden bij notariële akte binnen | ander stelsel kiezen; dit moet geschieden bij notariële akte binnen |
| zesendertig maanden na de inwerkingtreding van de wet; als zij een | zesendertig maanden na de inwerkingtreding van de wet; als zij een |
| ander stelsel kiezen, kunnen zij het vorige stelsel vereffenen, maar | ander stelsel kiezen, kunnen zij het vorige stelsel vereffenen, maar |
| zij zijn niet verplicht dit te doen. Zolang de echtgenoten geen ander | zij zijn niet verplicht dit te doen. Zolang de echtgenoten geen ander |
| stelsel hebben aangenomen of indien zij verklaren de wettelijke | stelsel hebben aangenomen of indien zij verklaren de wettelijke |
| gemeenschap te handhaven, worden hun beheersbevoegdheden vanaf de | gemeenschap te handhaven, worden hun beheersbevoegdheden vanaf de |
| inwerkingtreding van de wet geregeld door de bepalingen van deze wet » | inwerkingtreding van de wet geregeld door de bepalingen van deze wet » |
| (Parl. St., Senaat, B.Z. 1974, nr. 683/2, p. 92) ». | (Parl. St., Senaat, B.Z. 1974, nr. 683/2, p. 92) ». |
| B.5. De toepassing van het vroegere artikel 1471 van het Burgerlijk | B.5. De toepassing van het vroegere artikel 1471 van het Burgerlijk |
| Wetboek op de echtgenoten die vóór 28 september 1976 zijn gehuwd onder | Wetboek op de echtgenoten die vóór 28 september 1976 zijn gehuwd onder |
| het bij huwelijkscontract vastgelegde stelsel van scheiding van | het bij huwelijkscontract vastgelegde stelsel van scheiding van |
| goederen met een gemeenschap van aanwinsten, is pertinent ten opzichte | goederen met een gemeenschap van aanwinsten, is pertinent ten opzichte |
| van het door de wet van 14 juli 1976 in het algemeen en de | van het door de wet van 14 juli 1976 in het algemeen en de |
| overgangsbepalingen met betrekking tot de vereffening en de verdeling | overgangsbepalingen met betrekking tot de vereffening en de verdeling |
| in het bijzonder nagestreefde doel. | in het bijzonder nagestreefde doel. |
| B.6. De bevestiging van de handelingsbekwaamheid van de gehuwde vrouw | B.6. De bevestiging van de handelingsbekwaamheid van de gehuwde vrouw |
| was immers slechts noodzakelijk ten aanzien van het bestuur van de | was immers slechts noodzakelijk ten aanzien van het bestuur van de |
| gemeenschap en van de eigen goederen (artikelen 1415 tot 1426 van het | gemeenschap en van de eigen goederen (artikelen 1415 tot 1426 van het |
| Burgerlijk Wetboek), alsmede de daarmee onlosmakelijk verbonden | Burgerlijk Wetboek), alsmede de daarmee onlosmakelijk verbonden |
| problematiek van de regeling van de gemeenschappelijke schulden en de | problematiek van de regeling van de gemeenschappelijke schulden en de |
| rechten van de schuldeisers (artikelen 1408 tot 1414 van het | rechten van de schuldeisers (artikelen 1408 tot 1414 van het |
| Burgerlijk Wetboek), en vereiste derhalve niet noodzakelijk de | Burgerlijk Wetboek), en vereiste derhalve niet noodzakelijk de |
| toepassing van de regels die de vereffening en de verdeling van het | toepassing van de regels die de vereffening en de verdeling van het |
| huwelijksvermogensstelsel beheersen. De wetgever vermocht derhalve | huwelijksvermogensstelsel beheersen. De wetgever vermocht derhalve |
| ervan uit te gaan dat die problematiek, op basis van het beginsel van | ervan uit te gaan dat die problematiek, op basis van het beginsel van |
| de voorzienbaarheid voor de betrokken echtgenoten en rekening houdend | de voorzienbaarheid voor de betrokken echtgenoten en rekening houdend |
| met de diversiteit aan modaliteiten die een bij huwelijkscontract | met de diversiteit aan modaliteiten die een bij huwelijkscontract |
| vastgelegd huwelijksvermogensstelsel kan karakteriseren, geregeld zou | vastgelegd huwelijksvermogensstelsel kan karakteriseren, geregeld zou |
| blijven door de bepalingen die van toepassing waren bij de aanneming | blijven door de bepalingen die van toepassing waren bij de aanneming |
| van dat stelsel. | van dat stelsel. |
| De bepaling van artikel 47, § 3, van artikel 4 van de wet van 14 juli | De bepaling van artikel 47, § 3, van artikel 4 van de wet van 14 juli |
| 1976, dat de opheffings- en wijzigingsbepalingen bevat en de in de | 1976, dat de opheffings- en wijzigingsbepalingen bevat en de in de |
| paragrafen 1 en 2 vermelde artikelen toepasselijk verklaart in zoverre | paragrafen 1 en 2 vermelde artikelen toepasselijk verklaart in zoverre |
| zij noodzakelijk zijn voor de vereffening van het | zij noodzakelijk zijn voor de vereffening van het |
| huwelijksvermogensstelsel, is slechts de bevestiging van de | huwelijksvermogensstelsel, is slechts de bevestiging van de |
| uitsluiting van de toepassing van de nieuwe bepalingen betreffende de | uitsluiting van de toepassing van de nieuwe bepalingen betreffende de |
| vereffening en de verdeling ten aanzien van die categorie van | vereffening en de verdeling ten aanzien van die categorie van |
| echtgenoten die vóór de inwerkingtreding van die wet een bedongen | echtgenoten die vóór de inwerkingtreding van die wet een bedongen |
| huwelijksvermogensstelsel hebben aangenomen. | huwelijksvermogensstelsel hebben aangenomen. |
| Overigens verhinderde niets die categorie van echtgenoten hun bij | Overigens verhinderde niets die categorie van echtgenoten hun bij |
| huwelijkscontract vastgelegde stelsel te wijzigen om die maatregelen | huwelijkscontract vastgelegde stelsel te wijzigen om die maatregelen |
| te bedingen waarin de wetgever voor hen niet heeft voorzien. | te bedingen waarin de wetgever voor hen niet heeft voorzien. |
| De wetgever heeft het imperatieve karakter van de aanpassing van de | De wetgever heeft het imperatieve karakter van de aanpassing van de |
| wetgeving betreffende de huwelijksvermogensstelsels aan de | wetgeving betreffende de huwelijksvermogensstelsels aan de |
| rechtsbekwaamheid van de gehuwde vrouw willen verzoenen met de eerbied | rechtsbekwaamheid van de gehuwde vrouw willen verzoenen met de eerbied |
| voor de wilsautonomie van de partijen. | voor de wilsautonomie van de partijen. |
| Er is niet op onevenredige wijze afbreuk gedaan aan het recht van de | Er is niet op onevenredige wijze afbreuk gedaan aan het recht van de |
| echtgenoot, daar, zoals uit de elementen van het dossier blijkt, het | echtgenoot, daar, zoals uit de elementen van het dossier blijkt, het |
| vroegere artikel 1471 van het Burgerlijk Wetboek, zoals het te dezen | vroegere artikel 1471 van het Burgerlijk Wetboek, zoals het te dezen |
| wordt toegepast door de verwijzende rechter, hoogstens een regel van | wordt toegepast door de verwijzende rechter, hoogstens een regel van |
| voorrang vormt voor de toekenning van een goed bij de vereffening van | voorrang vormt voor de toekenning van een goed bij de vereffening van |
| de gemeenschap van aanwinsten. | de gemeenschap van aanwinsten. |
| B.7. De in het geding zijnde bepalingen zijn derhalve niet zonder | B.7. De in het geding zijnde bepalingen zijn derhalve niet zonder |
| redelijke verantwoording en de prejudiciële vraag dient ontkennend te | redelijke verantwoording en de prejudiciële vraag dient ontkennend te |
| worden beantwoord. | worden beantwoord. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| Artikel 1, 3°, van artikel 3 (« Overgangsbepalingen ») en artikel 47 | Artikel 1, 3°, van artikel 3 (« Overgangsbepalingen ») en artikel 47 |
| van artikel 4 (« Opheffings- en wijzigingsbepalingen ») van de wet van | van artikel 4 (« Opheffings- en wijzigingsbepalingen ») van de wet van |
| 14 juli 1976 betreffende de wederzijdse rechten en verplichtingen van | 14 juli 1976 betreffende de wederzijdse rechten en verplichtingen van |
| echtgenoten en de huwelijksvermogensstelsels schenden niet de | echtgenoten en de huwelijksvermogensstelsels schenden niet de |
| artikelen 10 en 11 van de Grondwet. | artikelen 10 en 11 van de Grondwet. |
| Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel |
| 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
| op 25 mei 2016. | op 25 mei 2016. |
| De griffier, De voorzitter, | De griffier, De voorzitter, |
| P.-Y. Dutilleux J. Spreutels | P.-Y. Dutilleux J. Spreutels |