← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 45/2015 van 23 april 2015 Rolnummer : 5878 In zake : het
beroep tot vernietiging van de wet van 19 juli 2013 tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende
de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderja Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit
de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...)"
Uittreksel uit arrest nr. 45/2015 van 23 april 2015 Rolnummer : 5878 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 19 juli 2013 tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderja Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...) | Uittreksel uit arrest nr. 45/2015 van 23 april 2015 Rolnummer : 5878 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 19 juli 2013 tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderja Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 45/2015 van 23 april 2015 | Uittreksel uit arrest nr. 45/2015 van 23 april 2015 |
Rolnummer : 5878 | Rolnummer : 5878 |
In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 19 juli 2013 tot | In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 19 juli 2013 tot |
wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, | wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, |
het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven | het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven |
feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte | feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte |
schade, ingesteld door de vzw « Liga voor Mensenrechten » en de vzw « | schade, ingesteld door de vzw « Liga voor Mensenrechten » en de vzw « |
Ligue des Droits de l'Homme ». | Ligue des Droits de l'Homme ». |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de | samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de |
rechters J.-P. Snappe, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en R. | rechters J.-P. Snappe, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en R. |
Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder | Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder |
voorzitterschap van voorzitter A. Alen, | voorzitterschap van voorzitter A. Alen, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging | I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging |
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 14 maart 2014 | Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 14 maart 2014 |
ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 17 maart | ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 17 maart |
2014, is beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 19 juli 2013 | 2014, is beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 19 juli 2013 |
tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de | tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de |
jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als | jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als |
misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door | misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door |
dit feit veroorzaakte schade (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad | dit feit veroorzaakte schade (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad |
van 16 september 2013, tweede editie), door de vzw « Liga voor | van 16 september 2013, tweede editie), door de vzw « Liga voor |
Mensenrechten » en de vzw « Ligue des Droits de l'Homme », bijgestaan | Mensenrechten » en de vzw « Ligue des Droits de l'Homme », bijgestaan |
en vertegenwoordigd door Mr. D. Pattyn, advocaat bij de balie te | en vertegenwoordigd door Mr. D. Pattyn, advocaat bij de balie te |
Brugge. | Brugge. |
(...) | (...) |
II. In rechte | II. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de artikelen | B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de artikelen |
2 en 3 van de wet van 19 juli 2013 tot wijziging van de wet van 8 | 2 en 3 van de wet van 19 juli 2013 tot wijziging van de wet van 8 |
april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van | april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van |
minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en | minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en |
het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, die bepalen : | het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, die bepalen : |
« Art. 2.In artikel 36, eerste lid, van de wet van 8 april 1965 |
« Art. 2.In artikel 36, eerste lid, van de wet van 8 april 1965 |
betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen | betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen |
die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel | die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel |
van de door dit feit veroorzaakte schade, laatstelijk gewijzigd bij de | van de door dit feit veroorzaakte schade, laatstelijk gewijzigd bij de |
wet van 7 mei 2004, wordt het 5° vervangen door wat volgt : | wet van 7 mei 2004, wordt het 5° vervangen door wat volgt : |
' 5° van het beroep ingediend bij een schriftelijk en kosteloos | ' 5° van het beroep ingediend bij een schriftelijk en kosteloos |
verzoekschrift tegen de beslissing tot opleggen of niet-opleggen van | verzoekschrift tegen de beslissing tot opleggen of niet-opleggen van |
een administratieve geldboete zoals bedoeld in de wet van 24 juni 2013 | een administratieve geldboete zoals bedoeld in de wet van 24 juni 2013 |
betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, ten aanzien van | betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, ten aanzien van |
minderjarigen die de volle leeftijd van veertien jaar hebben bereikt | minderjarigen die de volle leeftijd van veertien jaar hebben bereikt |
op het ogenblik van de feiten; '. | op het ogenblik van de feiten; '. |
Art. 3.In artikel 38bis (voorheen 37bis), van dezelfde wet, hersteld |
Art. 3.In artikel 38bis (voorheen 37bis), van dezelfde wet, hersteld |
bij de wet van 7 mei 2004 en gewijzigd bij de wetten van 15 mei 2006 | bij de wet van 7 mei 2004 en gewijzigd bij de wetten van 15 mei 2006 |
en 27 december 2006, wordt het 1° vervangen door wat volgt : | en 27 december 2006, wordt het 1° vervangen door wat volgt : |
' 1° artikel 4, § 1, 1°, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de | ' 1° artikel 4, § 1, 1°, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de |
gemeentelijke administratieve sancties, indien de minderjarige de | gemeentelijke administratieve sancties, indien de minderjarige de |
volle leeftijd van veertien jaar heeft bereikt op het ogenblik van de | volle leeftijd van veertien jaar heeft bereikt op het ogenblik van de |
feiten; ' ». | feiten; ' ». |
B.2.1. De bestreden bepalingen moeten in samenhang worden gelezen met | B.2.1. De bestreden bepalingen moeten in samenhang worden gelezen met |
de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve | de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve |
sancties (hierna : de wet van 24 juni 2013). | sancties (hierna : de wet van 24 juni 2013). |
B.2.2. Hoofdstuk 2 van de wet van 24 juni 2013 heeft als opschrift « | B.2.2. Hoofdstuk 2 van de wet van 24 juni 2013 heeft als opschrift « |
Bijzondere bepalingen van toepassing op minderjarigen van veertien | Bijzondere bepalingen van toepassing op minderjarigen van veertien |
jaar en ouder ». Het bevat de artikelen 14 tot 19. | jaar en ouder ». Het bevat de artikelen 14 tot 19. |
Artikel 14, § 1, bepaalt : | Artikel 14, § 1, bepaalt : |
« De minderjarige die de volle leeftijd van veertien jaar heeft | « De minderjarige die de volle leeftijd van veertien jaar heeft |
bereikt op het ogenblik van de feiten, kan het voorwerp uitmaken van | bereikt op het ogenblik van de feiten, kan het voorwerp uitmaken van |
een administratieve geldboete, zelfs wanneer deze persoon op het | een administratieve geldboete, zelfs wanneer deze persoon op het |
ogenblik van de beoordeling van de feiten meerderjarig is geworden ». | ogenblik van de beoordeling van de feiten meerderjarig is geworden ». |
Vóór de inwerkingtreding van die wet kon een administratieve geldboete | Vóór de inwerkingtreding van die wet kon een administratieve geldboete |
worden opgelegd aan de minderjarige die de volle leeftijd van zestien | worden opgelegd aan de minderjarige die de volle leeftijd van zestien |
jaar heeft bereikt op het ogenblik van de feiten. | jaar heeft bereikt op het ogenblik van de feiten. |
Artikel 3 van de bestreden wet beoogt de wet van 8 april 1965 in | Artikel 3 van de bestreden wet beoogt de wet van 8 april 1965 in |
overeenstemming te brengen met artikel 14 van de wet van 24 juni 2013, | overeenstemming te brengen met artikel 14 van de wet van 24 juni 2013, |
door in artikel 38bis van de eerstvermelde wet in te schrijven dat aan | door in artikel 38bis van de eerstvermelde wet in te schrijven dat aan |
de minderjarige die de volle leeftijd van veertien jaar heeft bereikt | de minderjarige die de volle leeftijd van veertien jaar heeft bereikt |
op het ogenblik van de feiten, een administratieve geldboete kan | op het ogenblik van de feiten, een administratieve geldboete kan |
worden opgelegd. | worden opgelegd. |
B.2.3. Tegen de beslissing van de ambtenaar die een administratieve | B.2.3. Tegen de beslissing van de ambtenaar die een administratieve |
geldboete oplegt, kan de overtreder beroep aantekenen bij de | geldboete oplegt, kan de overtreder beroep aantekenen bij de |
politierechtbank of de jeugdrechtbank. Artikel 31 van de wet van 24 | politierechtbank of de jeugdrechtbank. Artikel 31 van de wet van 24 |
juni 2013 bepaalt : | juni 2013 bepaalt : |
« § 1. De gemeente of de overtreder, in geval van een administratieve | « § 1. De gemeente of de overtreder, in geval van een administratieve |
geldboete, kan een beroep instellen bij geschreven verzoekschrift bij | geldboete, kan een beroep instellen bij geschreven verzoekschrift bij |
de politierechtbank, volgens de burgerlijke procedure, binnen een | de politierechtbank, volgens de burgerlijke procedure, binnen een |
maand na kennisgeving van de beslissing. | maand na kennisgeving van de beslissing. |
Wanneer de beslissing van de sanctionerend ambtenaar betrekking heeft | Wanneer de beslissing van de sanctionerend ambtenaar betrekking heeft |
op minderjarigen, wordt het beroep ingediend via kosteloos | op minderjarigen, wordt het beroep ingediend via kosteloos |
verzoekschrift bij de jeugdrechtbank. In dat geval kan het beroep | verzoekschrift bij de jeugdrechtbank. In dat geval kan het beroep |
eveneens worden ingesteld door de vader en moeder, voogden of personen | eveneens worden ingesteld door de vader en moeder, voogden of personen |
die er de hoede over hebben. De jeugdrechtbank blijft bevoegd indien | die er de hoede over hebben. De jeugdrechtbank blijft bevoegd indien |
de overtreder meerderjarig is geworden op het moment van de uitspraak. | de overtreder meerderjarig is geworden op het moment van de uitspraak. |
De politierechtbank of de jeugdrechtbank beslissen in het kader van | De politierechtbank of de jeugdrechtbank beslissen in het kader van |
een tegensprekelijk en openbaar debat, over het beroep ingesteld tegen | een tegensprekelijk en openbaar debat, over het beroep ingesteld tegen |
de administratieve sanctie zoals bedoeld in artikel 4, § 1, 1°. Zij | de administratieve sanctie zoals bedoeld in artikel 4, § 1, 1°. Zij |
oordelen over de wettelijkheid en de proportionaliteit van de | oordelen over de wettelijkheid en de proportionaliteit van de |
opgelegde geldboete. | opgelegde geldboete. |
Zij kunnen de beslissing van de sanctionerend ambtenaar ofwel | Zij kunnen de beslissing van de sanctionerend ambtenaar ofwel |
bevestigen ofwel herzien. | bevestigen ofwel herzien. |
De jeugdrechtbank kan, wanneer hij gevat wordt door een beroep tegen | De jeugdrechtbank kan, wanneer hij gevat wordt door een beroep tegen |
de administratieve geldboete, in de plaats hiervan een maatregel van | de administratieve geldboete, in de plaats hiervan een maatregel van |
bewaring, behoeding of opvoeding opleggen, bepaald bij artikel 37 van | bewaring, behoeding of opvoeding opleggen, bepaald bij artikel 37 van |
de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste | de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste |
nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben | nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben |
gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade. In | gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade. In |
dit geval is artikel 60 van dezelfde wet van toepassing. | dit geval is artikel 60 van dezelfde wet van toepassing. |
De beslissing van de politierechtbank of van de jeugdrechtbank is niet | De beslissing van de politierechtbank of van de jeugdrechtbank is niet |
vatbaar voor hoger beroep. | vatbaar voor hoger beroep. |
Wanneer de jeugdrechtbank echter beslist om de administratieve sanctie | Wanneer de jeugdrechtbank echter beslist om de administratieve sanctie |
te vervangen door een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding | te vervangen door een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding |
zoals bedoeld in artikel 37 van de voormelde wet, is zijn beslissing | zoals bedoeld in artikel 37 van de voormelde wet, is zijn beslissing |
wel vatbaar voor hoger beroep. In dit geval zijn de procedures bedoeld | wel vatbaar voor hoger beroep. In dit geval zijn de procedures bedoeld |
in de voormelde wet van toepassing. | in de voormelde wet van toepassing. |
Onverminderd het eerste tot het zevende lid en de voormelde wet van 8 | Onverminderd het eerste tot het zevende lid en de voormelde wet van 8 |
april 1965, zijn de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek van | april 1965, zijn de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek van |
toepassing op het beroep bij de politierechtbank en de jeugdrechtbank. | toepassing op het beroep bij de politierechtbank en de jeugdrechtbank. |
§ 2. Wanneer een beroep wordt ingesteld tegen de beslissing van de | § 2. Wanneer een beroep wordt ingesteld tegen de beslissing van de |
sanctionerend ambtenaar kan deze laatste of zijn afgevaardigde de | sanctionerend ambtenaar kan deze laatste of zijn afgevaardigde de |
gemeente vertegenwoordigen in het kader van de procedure voor de | gemeente vertegenwoordigen in het kader van de procedure voor de |
politierechtbank of de jeugdrechtbank ». | politierechtbank of de jeugdrechtbank ». |
Artikel 2 van de bestreden wet beoogt artikel 36 van de wet van 8 | Artikel 2 van de bestreden wet beoogt artikel 36 van de wet van 8 |
april 1965 hiermee in overeenstemming te brengen, door het beroep | april 1965 hiermee in overeenstemming te brengen, door het beroep |
tegen de beslissing van de ambtenaar die een administratieve geldboete | tegen de beslissing van de ambtenaar die een administratieve geldboete |
oplegt, toe te voegen aan de materiële bevoegdheden van de | oplegt, toe te voegen aan de materiële bevoegdheden van de |
jeugdrechtbank. | jeugdrechtbank. |
B.3. In het eerste middel voeren de verzoekende partijen aan dat | B.3. In het eerste middel voeren de verzoekende partijen aan dat |
artikel 3 van de bestreden wet niet bestaanbaar is met de artikelen | artikel 3 van de bestreden wet niet bestaanbaar is met de artikelen |
10, 11 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen | 10, 11 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen |
3 en 40 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, doordat de | 3 en 40 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, doordat de |
verlaging tot veertien jaar van de leeftijd waarop een gemeentelijke | verlaging tot veertien jaar van de leeftijd waarop een gemeentelijke |
administratieve sanctie kan worden opgelegd, op onevenredige wijze | administratieve sanctie kan worden opgelegd, op onevenredige wijze |
afbreuk zou doen aan de rechten van minderjarigen en het niveau van | afbreuk zou doen aan de rechten van minderjarigen en het niveau van |
hun bescherming op substantiële wijze zou verminderen. | hun bescherming op substantiële wijze zou verminderen. |
B.4.1. De verlaging van de leeftijdsgrens werd in de parlementaire | B.4.1. De verlaging van de leeftijdsgrens werd in de parlementaire |
voorbereiding van de wet van 24 juni 2013 als volgt verantwoord : | voorbereiding van de wet van 24 juni 2013 als volgt verantwoord : |
« Ter herinnering, in artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet is de | « Ter herinnering, in artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet is de |
leeftijdgrens van de minderjarigen vastgelegd op 16 jaar. Bij de | leeftijdgrens van de minderjarigen vastgelegd op 16 jaar. Bij de |
dagelijkse toepassing van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet | dagelijkse toepassing van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet |
stellen sommige gemeenten evenwel vast dat de leeftijd waarop jongeren | stellen sommige gemeenten evenwel vast dat de leeftijd waarop jongeren |
overlast plegen, daalt. Voor de gemeenten die het wensen, is daarom | overlast plegen, daalt. Voor de gemeenten die het wensen, is daarom |
voorzien dat de minderjarige gesanctioneerd kan worden vanaf de | voorzien dat de minderjarige gesanctioneerd kan worden vanaf de |
leeftijd van 14 jaar » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2712/001, | leeftijd van 14 jaar » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2712/001, |
p. 5). | p. 5). |
« Dankzij die daling van de leeftijdsgrens kunnen de gemeenten een | « Dankzij die daling van de leeftijdsgrens kunnen de gemeenten een |
efficiënt beleid inzake overlastbestrijding voeren. Sommige gemeenten | efficiënt beleid inzake overlastbestrijding voeren. Sommige gemeenten |
hebben immers vastgesteld dat de leeftijd waarop jongeren feiten | hebben immers vastgesteld dat de leeftijd waarop jongeren feiten |
plegen die aanleiding kunnen geven tot een gemeentelijke | plegen die aanleiding kunnen geven tot een gemeentelijke |
administratieve sanctie, daalt. Doordat de minderjarige gesanctioneerd | administratieve sanctie, daalt. Doordat de minderjarige gesanctioneerd |
kan worden vanaf de leeftijd van 14 jaar, geeft men aan de gemeenten | kan worden vanaf de leeftijd van 14 jaar, geeft men aan de gemeenten |
die het wensen, de mogelijkheid om op te treden tegen de jongeren van | die het wensen, de mogelijkheid om op te treden tegen de jongeren van |
die leeftijdscategorie die overlast zouden plegen » (ibid., pp. | die leeftijdscategorie die overlast zouden plegen » (ibid., pp. |
12-13). | 12-13). |
Ter verantwoording van die maatregel heeft de bevoegde minister ook | Ter verantwoording van die maatregel heeft de bevoegde minister ook |
erop gewezen dat in het Belgische recht reeds eerder administratieve | erop gewezen dat in het Belgische recht reeds eerder administratieve |
sancties konden worden opgelegd aan jongeren vanaf veertien jaar. Zo | sancties konden worden opgelegd aan jongeren vanaf veertien jaar. Zo |
kan de minderjarige vanaf die leeftijd een stadionverbod worden | kan de minderjarige vanaf die leeftijd een stadionverbod worden |
opgelegd, op basis van de wet van 8 april 1965 betreffende de | opgelegd, op basis van de wet van 8 april 1965 betreffende de |
jeugdbescherming (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2712/006, p. | jeugdbescherming (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2712/006, p. |
76). | 76). |
Zij heeft evenwel gepreciseerd dat de wet van 24 juni 2013 ook beoogt | Zij heeft evenwel gepreciseerd dat de wet van 24 juni 2013 ook beoogt |
voor de minderjarigen in sterke garanties en aangepaste maatregelen te | voor de minderjarigen in sterke garanties en aangepaste maatregelen te |
voorzien en dat deze laatste veeleer pedagogisch dan repressief van | voorzien en dat deze laatste veeleer pedagogisch dan repressief van |
aard dienen te zijn (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2712/001, p. | aard dienen te zijn (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2712/001, p. |
5, en DOC 53-2712/006, p. 9). | 5, en DOC 53-2712/006, p. 9). |
B.4.2. Wanneer de wetgever van oordeel is dat bepaalde gedragingen | B.4.2. Wanneer de wetgever van oordeel is dat bepaalde gedragingen |
door de gemeenten moeten kunnen worden bestraft, vermag hij in de | door de gemeenten moeten kunnen worden bestraft, vermag hij in de |
mogelijkheid te voorzien om niet voor strafsancties maar voor | mogelijkheid te voorzien om niet voor strafsancties maar voor |
administratieve sancties te opteren. Het behoort in beginsel ook tot | administratieve sancties te opteren. Het behoort in beginsel ook tot |
zijn beoordelingsvrijheid om te bepalen vanaf welke leeftijd die | zijn beoordelingsvrijheid om te bepalen vanaf welke leeftijd die |
gedragingen mogen worden bestraft. | gedragingen mogen worden bestraft. |
B.4.3. Zowel artikel 22bis, vierde lid, van de Grondwet als artikel 3, | B.4.3. Zowel artikel 22bis, vierde lid, van de Grondwet als artikel 3, |
lid 1, van het Verdrag inzake de rechten van het kind verplichten de | lid 1, van het Verdrag inzake de rechten van het kind verplichten de |
overheid om in de eerste plaats het belang van het kind in aanmerking | overheid om in de eerste plaats het belang van het kind in aanmerking |
te nemen in de procedures die op het kind betrekking hebben. Artikel | te nemen in de procedures die op het kind betrekking hebben. Artikel |
22bis, vijfde lid, van de Grondwet geeft de wetgever overigens de | 22bis, vijfde lid, van de Grondwet geeft de wetgever overigens de |
opdracht te waarborgen dat het belang van het kind de eerste | opdracht te waarborgen dat het belang van het kind de eerste |
overweging is. | overweging is. |
Die bepalingen verhinderen de wetgever niet te bepalen vanaf welke | Die bepalingen verhinderen de wetgever niet te bepalen vanaf welke |
leeftijd bepaalde gedragingen mogen worden gesanctioneerd, maar ze | leeftijd bepaalde gedragingen mogen worden gesanctioneerd, maar ze |
nopen hem wel ertoe bij de vaststelling van de strafbare gedragingen | nopen hem wel ertoe bij de vaststelling van de strafbare gedragingen |
en bij de regeling van de procedure waarbij die sancties kunnen worden | en bij de regeling van de procedure waarbij die sancties kunnen worden |
opgelegd, rekening te houden met de bijzondere situatie van de | opgelegd, rekening te houden met de bijzondere situatie van de |
minderjarigen, onder meer op het vlak van hun persoonlijkheid en hun | minderjarigen, onder meer op het vlak van hun persoonlijkheid en hun |
maturiteitsgraad. | maturiteitsgraad. |
B.4.4. Artikel 40 van het Verdrag inzake de rechten van het kind | B.4.4. Artikel 40 van het Verdrag inzake de rechten van het kind |
bepaalt : | bepaalt : |
« 1. De staten die partij zijn, erkennen het recht van ieder kind dat | « 1. De staten die partij zijn, erkennen het recht van ieder kind dat |
wordt verdacht van, vervolgd wegens of veroordeeld omwille van het | wordt verdacht van, vervolgd wegens of veroordeeld omwille van het |
begaan van een strafbaar feit, op een wijze van behandeling die geen | begaan van een strafbaar feit, op een wijze van behandeling die geen |
afbreuk doet aan het gevoel van waardigheid en eigenwaarde van het | afbreuk doet aan het gevoel van waardigheid en eigenwaarde van het |
kind, die de eerbied van het kind voor de rechten van de mens en de | kind, die de eerbied van het kind voor de rechten van de mens en de |
fundamentele vrijheden van anderen vergroot, en waarbij rekening wordt | fundamentele vrijheden van anderen vergroot, en waarbij rekening wordt |
gehouden met de leeftijd van het kind en met de wenselijkheid van het | gehouden met de leeftijd van het kind en met de wenselijkheid van het |
bevorderen van de herintegratie van het kind en van de aanvaarding | bevorderen van de herintegratie van het kind en van de aanvaarding |
door het kind van een opbouwende rol in de samenleving. | door het kind van een opbouwende rol in de samenleving. |
[...] | [...] |
3. De Staten die partij zijn, streven ernaar de totstandkoming te | 3. De Staten die partij zijn, streven ernaar de totstandkoming te |
bevorderen van wetten, procedures, autoriteiten en instellingen die in | bevorderen van wetten, procedures, autoriteiten en instellingen die in |
het bijzonder bedoeld zijn voor kinderen die worden verdacht van, | het bijzonder bedoeld zijn voor kinderen die worden verdacht van, |
vervolgd wegens of veroordeeld omwille van het begaan van een | vervolgd wegens of veroordeeld omwille van het begaan van een |
strafbaar feit, en, in het bijzonder : | strafbaar feit, en, in het bijzonder : |
a) een minimumleeftijd vast te stellen onder welke kinderen niet in | a) een minimumleeftijd vast te stellen onder welke kinderen niet in |
staat worden geacht een strafbaar feit te begaan; | staat worden geacht een strafbaar feit te begaan; |
b) wanneer passend en wenselijk, maatregelen in te voeren voor de | b) wanneer passend en wenselijk, maatregelen in te voeren voor de |
handelwijze ten aanzien van deze kinderen zonder dat men zijn | handelwijze ten aanzien van deze kinderen zonder dat men zijn |
toevlucht neemt tot gerechtelijke stappen, mits de rechten van de mens | toevlucht neemt tot gerechtelijke stappen, mits de rechten van de mens |
en de wettelijke garanties volledig worden geëerbiedigd. | en de wettelijke garanties volledig worden geëerbiedigd. |
[...] ». | [...] ». |
Die bepaling houdt weliswaar de verplichting in om een minimumleeftijd | Die bepaling houdt weliswaar de verplichting in om een minimumleeftijd |
vast te stellen onder welke kinderen niet in staat worden geacht een | vast te stellen onder welke kinderen niet in staat worden geacht een |
misdrijf te begaan, zonder evenwel zelf die leeftijd te bepalen. Zij | misdrijf te begaan, zonder evenwel zelf die leeftijd te bepalen. Zij |
verhindert de verdragsstaten niet een bestaande minimumleeftijd te | verhindert de verdragsstaten niet een bestaande minimumleeftijd te |
verlagen. | verlagen. |
B.4.5. Zoals het Hof bij zijn arrest nr. 6/2006 van 18 januari 2006 | B.4.5. Zoals het Hof bij zijn arrest nr. 6/2006 van 18 januari 2006 |
over het vroegere artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet heeft | over het vroegere artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet heeft |
geoordeeld, kan de invoering van administratieve geldboeten ten | geoordeeld, kan de invoering van administratieve geldboeten ten |
aanzien van minderjarigen de door de wetgever nagestreefde | aanzien van minderjarigen de door de wetgever nagestreefde |
doelstellingen van preventie en repressie helpen te verwezenlijken. | doelstellingen van preventie en repressie helpen te verwezenlijken. |
Het staat niet aan het Hof om de opportuniteit van de | Het staat niet aan het Hof om de opportuniteit van de |
leeftijdsverlaging of de opvoedkundige waarde van de administratieve | leeftijdsverlaging of de opvoedkundige waarde van de administratieve |
sancties te beoordelen. Het Hof dient evenwel na te gaan of de | sancties te beoordelen. Het Hof dient evenwel na te gaan of de |
bestreden bepalingen de rechten van de minderjarigen niet op | bestreden bepalingen de rechten van de minderjarigen niet op |
onevenredige wijze beperken. Daarbij moet de bestreden bepaling in | onevenredige wijze beperken. Daarbij moet de bestreden bepaling in |
samenhang worden gelezen met de wet van 24 juni 2013, waarnaar ze | samenhang worden gelezen met de wet van 24 juni 2013, waarnaar ze |
verwijst en waarmee ze onlosmakelijk is verbonden. | verwijst en waarmee ze onlosmakelijk is verbonden. |
B.4.6. Indien de gemeenteraad in de mogelijkheid voorziet om | B.4.6. Indien de gemeenteraad in de mogelijkheid voorziet om |
administratieve geldboeten op te leggen aan minderjarigen, dient hij | administratieve geldboeten op te leggen aan minderjarigen, dient hij |
volgens de wet van 24 juni 2013 voorafgaandelijk het advies in te | volgens de wet van 24 juni 2013 voorafgaandelijk het advies in te |
winnen van het orgaan of de organen die een adviesbevoegdheid hebben | winnen van het orgaan of de organen die een adviesbevoegdheid hebben |
in jeugdzaken, indien die in de gemeente aanwezig zijn (artikel 4, § | in jeugdzaken, indien die in de gemeente aanwezig zijn (artikel 4, § |
5). De parlementaire voorbereiding vermeldt dat dit advies onder meer | 5). De parlementaire voorbereiding vermeldt dat dit advies onder meer |
betrekking kan hebben op de minimumleeftijd van de minderjarigen | betrekking kan hebben op de minimumleeftijd van de minderjarigen |
(Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2712/002, p. 7). Aldus waarborgt | (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2712/002, p. 7). Aldus waarborgt |
die wet een verplicht overleg met de gespecialiseerde organen die met | die wet een verplicht overleg met de gespecialiseerde organen die met |
het oog op de bescherming van jongeren zijn opgericht. | het oog op de bescherming van jongeren zijn opgericht. |
B.4.7. Wanneer de gemeenteraad in zijn reglement erin voorziet dat | B.4.7. Wanneer de gemeenteraad in zijn reglement erin voorziet dat |
minderjarigen het voorwerp kunnen uitmaken van een administratieve | minderjarigen het voorwerp kunnen uitmaken van een administratieve |
geldboete, rust op hem een informatieplicht. Hij dient meer bepaald | geldboete, rust op hem een informatieplicht. Hij dient meer bepaald |
alle in de gemeente wonende minderjarigen, ouders en voogden of andere | alle in de gemeente wonende minderjarigen, ouders en voogden of andere |
personen die minderjarigen onder hun hoede hebben, via alle mogelijke | personen die minderjarigen onder hun hoede hebben, via alle mogelijke |
communicatiemiddelen te informeren over de door minderjarigen | communicatiemiddelen te informeren over de door minderjarigen |
gepleegde inbreuken die met administratieve sancties kunnen worden | gepleegde inbreuken die met administratieve sancties kunnen worden |
bestraft (artikel 15). | bestraft (artikel 15). |
De administratieve geldboeten die de gemeenten op grond van de wet van | De administratieve geldboeten die de gemeenten op grond van de wet van |
24 juni 2013 voor de inbreuken op hun reglementen of verordeningen | 24 juni 2013 voor de inbreuken op hun reglementen of verordeningen |
kunnen bepalen, mogen maximaal 175 of 350 euro bedragen, naargelang de | kunnen bepalen, mogen maximaal 175 of 350 euro bedragen, naargelang de |
overtreder minderjarig of meerderjarig is (artikel 4, § 1, 1°). De | overtreder minderjarig of meerderjarig is (artikel 4, § 1, 1°). De |
geldboete die aan een minderjarige kan worden opgelegd, bedraagt dus | geldboete die aan een minderjarige kan worden opgelegd, bedraagt dus |
maximaal de helft van de geldboete die aan een meerderjarige kan | maximaal de helft van de geldboete die aan een meerderjarige kan |
worden opgelegd. De ouders, de voogd of de personen die de | worden opgelegd. De ouders, de voogd of de personen die de |
minderjarige onder hun hoede hebben, zijn burgerlijk aansprakelijk | minderjarige onder hun hoede hebben, zijn burgerlijk aansprakelijk |
voor de betaling van de administratieve geldboete (artikel 14, § 2). | voor de betaling van de administratieve geldboete (artikel 14, § 2). |
Wanneer de gemeenteraad in zijn reglement bepaalt dat de minderjarigen | Wanneer de gemeenteraad in zijn reglement bepaalt dat de minderjarigen |
het voorwerp kunnen uitmaken van een administratieve geldboete, dient | het voorwerp kunnen uitmaken van een administratieve geldboete, dient |
hij eveneens in een procedure van lokale bemiddeling te voorzien. De | hij eveneens in een procedure van lokale bemiddeling te voorzien. De |
sanctionerend ambtenaar dient verplicht een aanbod van lokale | sanctionerend ambtenaar dient verplicht een aanbod van lokale |
bemiddeling voor te stellen aan minderjarigen die de volle leeftijd | bemiddeling voor te stellen aan minderjarigen die de volle leeftijd |
van veertien jaar op het ogenblik van de feiten hebben bereikt. De | van veertien jaar op het ogenblik van de feiten hebben bereikt. De |
ouders, de voogd of de andere personen die minderjarigen onder hun | ouders, de voogd of de andere personen die minderjarigen onder hun |
hoede hebben, kunnen op hun verzoek de minderjarige begeleiden bij de | hoede hebben, kunnen op hun verzoek de minderjarige begeleiden bij de |
bemiddeling. Wanneer de sanctionerend ambtenaar het welslagen van de | bemiddeling. Wanneer de sanctionerend ambtenaar het welslagen van de |
bemiddeling vaststelt, kan hij geen administratieve geldboete meer | bemiddeling vaststelt, kan hij geen administratieve geldboete meer |
opleggen. In geval van weigering van het aanbod of falen van de | opleggen. In geval van weigering van het aanbod of falen van de |
bemiddeling, kan de sanctionerend ambtenaar ofwel een | bemiddeling, kan de sanctionerend ambtenaar ofwel een |
gemeenschapsdienst voorstellen, ofwel een administratieve geldboete | gemeenschapsdienst voorstellen, ofwel een administratieve geldboete |
opleggen (artikel 18). | opleggen (artikel 18). |
Een gemeenschapsdienst bestaat in een opleiding of een onbetaalde | Een gemeenschapsdienst bestaat in een opleiding of een onbetaalde |
prestatie ten behoeve van de gemeenschap. Hij mag niet meer dan | prestatie ten behoeve van de gemeenschap. Hij mag niet meer dan |
vijftien uur bedragen, hetgeen de helft is van de maximumduur voor | vijftien uur bedragen, hetgeen de helft is van de maximumduur voor |
volwassenen, en hij moet aangepast zijn aan de leeftijd en de | volwassenen, en hij moet aangepast zijn aan de leeftijd en de |
capaciteiten van de minderjarige. De ouders, de voogd of de andere | capaciteiten van de minderjarige. De ouders, de voogd of de andere |
personen die minderjarigen onder hun hoede hebben, kunnen op hun | personen die minderjarigen onder hun hoede hebben, kunnen op hun |
verzoek de minderjarige begeleiden bij het uitvoeren van de | verzoek de minderjarige begeleiden bij het uitvoeren van de |
gemeenschapsdienst. In geval van niet-uitvoering of weigering van de | gemeenschapsdienst. In geval van niet-uitvoering of weigering van de |
gemeenschapsdienst, kan de sanctionerend ambtenaar een administratieve | gemeenschapsdienst, kan de sanctionerend ambtenaar een administratieve |
geldboete opleggen (artikel 19). | geldboete opleggen (artikel 19). |
Wanneer de administratieve procedure voor het opleggen van een | Wanneer de administratieve procedure voor het opleggen van een |
administratieve geldboete in gang is gezet, brengt de voor het | administratieve geldboete in gang is gezet, brengt de voor het |
opleggen van de sanctie bevoegde overheid de stafhouder van de Orde | opleggen van de sanctie bevoegde overheid de stafhouder van de Orde |
van advocaten hiervan op de hoogte, zodat ervoor wordt gezorgd dat de | van advocaten hiervan op de hoogte, zodat ervoor wordt gezorgd dat de |
betrokkene door een advocaat kan worden bijgestaan. De advocaat kan | betrokkene door een advocaat kan worden bijgestaan. De advocaat kan |
ook aanwezig zijn tijdens de bemiddelingsprocedure (artikel 16). | ook aanwezig zijn tijdens de bemiddelingsprocedure (artikel 16). |
De minderjarige heeft, zoals de meerderjarige aan wie een | De minderjarige heeft, zoals de meerderjarige aan wie een |
administratieve sanctie wordt opgelegd, het recht om aan de | administratieve sanctie wordt opgelegd, het recht om aan de |
sanctionerend ambtenaar te vragen zijn verweer mondeling uiteen te | sanctionerend ambtenaar te vragen zijn verweer mondeling uiteen te |
zetten. Indien die ambtenaar van oordeel is dat een administratieve | zetten. Indien die ambtenaar van oordeel is dat een administratieve |
geldboete moet worden opgelegd die niet hoger is dan 70 euro, « heeft | geldboete moet worden opgelegd die niet hoger is dan 70 euro, « heeft |
de overtreder het recht niet om te vragen zijn verweer mondeling | de overtreder het recht niet om te vragen zijn verweer mondeling |
uiteen te zetten » (artikel 25, § 4). In de Franstalige versie van de | uiteen te zetten » (artikel 25, § 4). In de Franstalige versie van de |
bepaling is evenwel sprake van « contrevenant majeur », waaruit moet | bepaling is evenwel sprake van « contrevenant majeur », waaruit moet |
worden afgeleid dat een minderjarige in elk geval het recht heeft om | worden afgeleid dat een minderjarige in elk geval het recht heeft om |
te worden gehoord. Een andere interpretatie zou overigens niet te | te worden gehoord. Een andere interpretatie zou overigens niet te |
rijmen zijn met artikel 12 van het Verdrag inzake de rechten van het | rijmen zijn met artikel 12 van het Verdrag inzake de rechten van het |
kind dat, voor het kind dat in staat is zijn eigen mening te vormen, | kind dat, voor het kind dat in staat is zijn eigen mening te vormen, |
voorziet in het recht om te worden gehoord in iedere gerechtelijke en | voorziet in het recht om te worden gehoord in iedere gerechtelijke en |
bestuurlijke procedure die het kind betreft. | bestuurlijke procedure die het kind betreft. |
Tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete | Tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete |
kan de minderjarige via kosteloos verzoekschrift beroep indienen bij | kan de minderjarige via kosteloos verzoekschrift beroep indienen bij |
de jeugdrechtbank. Ook de ouders, de voogd of de andere personen die | de jeugdrechtbank. Ook de ouders, de voogd of de andere personen die |
minderjarigen onder hun hoede hebben, kunnen beroep instellen. De | minderjarigen onder hun hoede hebben, kunnen beroep instellen. De |
jeugdrechtbank blijft bevoegd indien de overtreder meerderjarig is | jeugdrechtbank blijft bevoegd indien de overtreder meerderjarig is |
geworden op het ogenblik van de uitspraak. De jeugdrechtbank kan de | geworden op het ogenblik van de uitspraak. De jeugdrechtbank kan de |
beslissing bevestigen of herzien. Zij kan de administratieve geldboete | beslissing bevestigen of herzien. Zij kan de administratieve geldboete |
ook vervangen door een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding, | ook vervangen door een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding, |
bepaald bij artikel 37 van de wet van 8 april 1965. De beslissing van | bepaald bij artikel 37 van de wet van 8 april 1965. De beslissing van |
de jeugdrechtbank is in beginsel niet vatbaar voor hoger beroep. | de jeugdrechtbank is in beginsel niet vatbaar voor hoger beroep. |
Wanneer de jeugdrechtbank echter beslist om de administratieve sanctie | Wanneer de jeugdrechtbank echter beslist om de administratieve sanctie |
te vervangen door een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding | te vervangen door een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding |
zoals bedoeld in artikel 37 van de voormelde wet, is haar beslissing | zoals bedoeld in artikel 37 van de voormelde wet, is haar beslissing |
wel vatbaar voor hoger beroep. In dat geval zijn de procedures bedoeld | wel vatbaar voor hoger beroep. In dat geval zijn de procedures bedoeld |
in de wet van 8 april 1965 van toepassing (artikel 31). | in de wet van 8 april 1965 van toepassing (artikel 31). |
De onmiddellijke betaling is ten slotte uitgesloten indien de | De onmiddellijke betaling is ten slotte uitgesloten indien de |
overtreder « minder dan 18 jaar oud is of onder het statuut van | overtreder « minder dan 18 jaar oud is of onder het statuut van |
verlengde minderjarigheid valt of onbekwaam is verklaard » (artikel | verlengde minderjarigheid valt of onbekwaam is verklaard » (artikel |
39, 1°). | 39, 1°). |
B.4.8. In zoverre zij de wet van 8 april 1965 aanpast aan de | B.4.8. In zoverre zij de wet van 8 april 1965 aanpast aan de |
mogelijkheid voor de gemeente om op basis van de wet van 24 juni 2013 | mogelijkheid voor de gemeente om op basis van de wet van 24 juni 2013 |
bepaalde gedragingen te bestraffen met administratieve geldboeten, | bepaalde gedragingen te bestraffen met administratieve geldboeten, |
opgelegd aan de minderjarigen die op het ogenblik van de feiten de | opgelegd aan de minderjarigen die op het ogenblik van de feiten de |
leeftijd van veertien jaar hebben bereikt, doet de bestreden bepaling, | leeftijd van veertien jaar hebben bereikt, doet de bestreden bepaling, |
rekening houdend met de vermelde waarborgen, niet op onevenredige | rekening houdend met de vermelde waarborgen, niet op onevenredige |
wijze afbreuk aan de rechten van die minderjarigen. | wijze afbreuk aan de rechten van die minderjarigen. |
Onder voorbehoud van de interpretatie vermeld in B.4.7, zesde alinea, | Onder voorbehoud van de interpretatie vermeld in B.4.7, zesde alinea, |
is het eerste middel niet gegrond. | is het eerste middel niet gegrond. |
B.5.1. In het tweede middel voeren de verzoekende partijen aan dat | B.5.1. In het tweede middel voeren de verzoekende partijen aan dat |
artikel 2 van de bestreden wet niet bestaanbaar is met de artikelen | artikel 2 van de bestreden wet niet bestaanbaar is met de artikelen |
10, 11, 13, 22bis en 23 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de | 10, 11, 13, 22bis en 23 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de |
artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de | artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de |
mens, met artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake | mens, met artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake |
burgerrechten en politieke rechten, met de artikelen 3 en 40 van het | burgerrechten en politieke rechten, met de artikelen 3 en 40 van het |
Verdrag inzake de rechten van het kind en met het algemeen beginsel | Verdrag inzake de rechten van het kind en met het algemeen beginsel |
van het recht op een eerlijk proces, het redelijkheidsbeginsel en het | van het recht op een eerlijk proces, het redelijkheidsbeginsel en het |
evenredigheidsbeginsel. | evenredigheidsbeginsel. |
De verzoekende partijen voeren aan dat de bestreden wet niet voorziet | De verzoekende partijen voeren aan dat de bestreden wet niet voorziet |
in een georganiseerd administratief beroep of een andere | in een georganiseerd administratief beroep of een andere |
laagdrempelige en vormvrije wijze van betwisting van de opgelegde | laagdrempelige en vormvrije wijze van betwisting van de opgelegde |
administratieve geldboete. Tevens zou de bestreden wet het recht op | administratieve geldboete. Tevens zou de bestreden wet het recht op |
toegang tot de rechter schenden, doordat in de beroepsprocedure een | toegang tot de rechter schenden, doordat in de beroepsprocedure een |
maatregel van bewaring, opvoeding of behoeding kan worden opgelegd. | maatregel van bewaring, opvoeding of behoeding kan worden opgelegd. |
Tot slot zou de in beroep geadieerde rechter niet over volle | Tot slot zou de in beroep geadieerde rechter niet over volle |
rechtsmacht beschikken. | rechtsmacht beschikken. |
B.5.2. Bij het onderzoek van het middel dient de bestreden bepaling in | B.5.2. Bij het onderzoek van het middel dient de bestreden bepaling in |
samenhang te worden gelezen met de wet van 24 juni 2013, waarnaar ze | samenhang te worden gelezen met de wet van 24 juni 2013, waarnaar ze |
verwijst en waarmee ze onlosmakelijk is verbonden. | verwijst en waarmee ze onlosmakelijk is verbonden. |
B.6.1. Er bestaat geen algemeen beginsel dat eenieder die het voorwerp | B.6.1. Er bestaat geen algemeen beginsel dat eenieder die het voorwerp |
is van een administratieve sanctie het recht verleent om een | is van een administratieve sanctie het recht verleent om een |
administratief beroep in te stellen tegen de bestuurlijke beslissing | administratief beroep in te stellen tegen de bestuurlijke beslissing |
die de sanctie oplegt. | die de sanctie oplegt. |
Het staat aan de bevoegde wetgever om, rekening houdend met de | Het staat aan de bevoegde wetgever om, rekening houdend met de |
autonomie van de lokale besturen, te oordelen of een administratief | autonomie van de lokale besturen, te oordelen of een administratief |
beroep moet worden georganiseerd. Het blijkt niet dat dienaangaande | beroep moet worden georganiseerd. Het blijkt niet dat dienaangaande |
een onverantwoorde keuze is gemaakt, des te meer niet omdat de | een onverantwoorde keuze is gemaakt, des te meer niet omdat de |
wetgever een snelle en soepele afhandeling van de geschillen over de | wetgever een snelle en soepele afhandeling van de geschillen over de |
opgelegde sancties mogelijk wilde maken, zonder evenwel afbreuk te | opgelegde sancties mogelijk wilde maken, zonder evenwel afbreuk te |
doen aan de rechten van verdediging van de betrokkenen. | doen aan de rechten van verdediging van de betrokkenen. |
B.6.2. Het recht op toegang tot de rechter, dat met inachtneming van | B.6.2. Het recht op toegang tot de rechter, dat met inachtneming van |
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet aan eenieder moet worden | de artikelen 10 en 11 van de Grondwet aan eenieder moet worden |
gewaarborgd, kan het voorwerp uitmaken van beperkingen, ook van | gewaarborgd, kan het voorwerp uitmaken van beperkingen, ook van |
financiële aard, voor zover die beperkingen geen afbreuk doen aan de | financiële aard, voor zover die beperkingen geen afbreuk doen aan de |
essentie zelf van het recht op toegang tot een rechter. | essentie zelf van het recht op toegang tot een rechter. |
B.6.3. Uit artikel 31, § 1, van de wet van 24 juni 2013 blijkt dat met | B.6.3. Uit artikel 31, § 1, van de wet van 24 juni 2013 blijkt dat met |
een eenvoudig verzoekschrift kosteloos beroep kan worden ingesteld bij | een eenvoudig verzoekschrift kosteloos beroep kan worden ingesteld bij |
de jeugdrechtbank. Wel kan de verzoeker, indien het beroep wordt | de jeugdrechtbank. Wel kan de verzoeker, indien het beroep wordt |
afgewezen, worden veroordeeld tot het betalen van een | afgewezen, worden veroordeeld tot het betalen van een |
rechtsplegingsvergoeding en, in uitzonderlijke gevallen, tot het | rechtsplegingsvergoeding en, in uitzonderlijke gevallen, tot het |
betalen van een vergoeding wegens tergend en roekeloos geding. | betalen van een vergoeding wegens tergend en roekeloos geding. |
Een regeling die de kosten ten laste van een van de partijen legt, | Een regeling die de kosten ten laste van een van de partijen legt, |
doet op zich geen afbreuk aan het recht op toegang tot de rechter. | doet op zich geen afbreuk aan het recht op toegang tot de rechter. |
Bovendien kunnen rechtzoekenden in een procedure voor de rechtbank in | Bovendien kunnen rechtzoekenden in een procedure voor de rechtbank in |
voorkomend geval een beroep doen op de regeling van de rechtsbijstand, | voorkomend geval een beroep doen op de regeling van de rechtsbijstand, |
waarin het Gerechtelijk Wetboek voorziet. | waarin het Gerechtelijk Wetboek voorziet. |
Het blijkt niet dat de toegang tot een rechter op onevenredige wijze | Het blijkt niet dat de toegang tot een rechter op onevenredige wijze |
wordt belemmerd. | wordt belemmerd. |
B.7. Het recht op toegang tot de rechter komt evenmin in het gedrang | B.7. Het recht op toegang tot de rechter komt evenmin in het gedrang |
door de omstandigheid dat de jeugdrechter de opgelegde boete kan | door de omstandigheid dat de jeugdrechter de opgelegde boete kan |
vervangen door een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding, | vervangen door een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding, |
bepaald bij artikel 37 van de wet van 8 april 1965. Tegen een | bepaald bij artikel 37 van de wet van 8 april 1965. Tegen een |
dergelijke beslissing, die aan de vereisten van die bepaling dient te | dergelijke beslissing, die aan de vereisten van die bepaling dient te |
voldoen en die in overeenstemming dient te zijn met het | voldoen en die in overeenstemming dient te zijn met het |
evenredigheidsbeginsel, staat krachtens artikel 31 van de wet van 24 | evenredigheidsbeginsel, staat krachtens artikel 31 van de wet van 24 |
juni 2013 immers hoger beroep open. | juni 2013 immers hoger beroep open. |
B.8.1. Het recht op een behoorlijke rechtsbedeling, zoals gewaarborgd | B.8.1. Het recht op een behoorlijke rechtsbedeling, zoals gewaarborgd |
bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, | bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, |
sluit niet uit dat een administratieve sanctie door een ambtenaar | sluit niet uit dat een administratieve sanctie door een ambtenaar |
wordt opgelegd, op voorwaarde dat een onafhankelijke en onpartijdige | wordt opgelegd, op voorwaarde dat een onafhankelijke en onpartijdige |
rechter een controle met volle rechtsmacht kan uitoefenen op die | rechter een controle met volle rechtsmacht kan uitoefenen op die |
bestuurlijke beslissing (zie EHRM, 27 september 2011, A. Menarini | bestuurlijke beslissing (zie EHRM, 27 september 2011, A. Menarini |
Diagnostics S.R.L. t. Italië, §§ 58-59; 4 maart 2014, Grande Stevens | Diagnostics S.R.L. t. Italië, §§ 58-59; 4 maart 2014, Grande Stevens |
e.a. t. Italië, §§ 138-139). | e.a. t. Italië, §§ 138-139). |
B.8.2. De beslissing waarbij de administratieve sanctie wordt | B.8.2. De beslissing waarbij de administratieve sanctie wordt |
opgelegd, moet een afdoende uiteenzetting bevatten van de redenen die | opgelegd, moet een afdoende uiteenzetting bevatten van de redenen die |
de beslissing dragen, zodat de rechtzoekenden kunnen oordelen of er | de beslissing dragen, zodat de rechtzoekenden kunnen oordelen of er |
aanleiding bestaat om de rechtsmiddelen aan te wenden waarover zij | aanleiding bestaat om de rechtsmiddelen aan te wenden waarover zij |
beschikken. | beschikken. |
Daarenboven wordt aan de overtreder meegedeeld voor welke feiten de | Daarenboven wordt aan de overtreder meegedeeld voor welke feiten de |
administratieve procedure wordt opgestart en welke rechten hem worden | administratieve procedure wordt opgestart en welke rechten hem worden |
toegekend gedurende de procedure geregeld door de wet van 24 juni | toegekend gedurende de procedure geregeld door de wet van 24 juni |
2013, namelijk het recht om zijn verweermiddelen schriftelijk uiteen | 2013, namelijk het recht om zijn verweermiddelen schriftelijk uiteen |
te zetten, het recht om zijn dossier te raadplegen, het recht om zich | te zetten, het recht om zijn dossier te raadplegen, het recht om zich |
te laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman alsook, in | te laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman alsook, in |
beginsel, het recht om zijn zaak mondeling te verdedigen (artikel 25, | beginsel, het recht om zijn zaak mondeling te verdedigen (artikel 25, |
§ 2). | § 2). |
B.8.3. Tegen de beslissing van de ambtenaar die een administratieve | B.8.3. Tegen de beslissing van de ambtenaar die een administratieve |
geldboete oplegt, kan beroep worden aangetekend bij de jeugdrechtbank. | geldboete oplegt, kan beroep worden aangetekend bij de jeugdrechtbank. |
Aldus wordt het de bevoegde rechter mogelijk gemaakt na te gaan of de | Aldus wordt het de bevoegde rechter mogelijk gemaakt na te gaan of de |
voor hem bestreden administratieve geldboete in feite en in rechte is | voor hem bestreden administratieve geldboete in feite en in rechte is |
verantwoord en of zij alle wetsbepalingen en algemene beginselen | verantwoord en of zij alle wetsbepalingen en algemene beginselen |
naleeft die de administratie in acht moet nemen, waaronder het | naleeft die de administratie in acht moet nemen, waaronder het |
evenredigheidsbeginsel. | evenredigheidsbeginsel. |
De rechtzoekenden beschikken derhalve over een daadwerkelijke | De rechtzoekenden beschikken derhalve over een daadwerkelijke |
jurisdictionele waarborg, voor een onafhankelijk en onpartijdig | jurisdictionele waarborg, voor een onafhankelijk en onpartijdig |
rechtscollege tegen de administratieve geldboete die hun kan worden | rechtscollege tegen de administratieve geldboete die hun kan worden |
opgelegd. | opgelegd. |
B.9. In zoverre zij in de wet van 8 april 1965 de bevoegdheid van de | B.9. In zoverre zij in de wet van 8 april 1965 de bevoegdheid van de |
jeugdrechter aanpast om ten aanzien van minderjarige overtreders | jeugdrechter aanpast om ten aanzien van minderjarige overtreders |
kennis te nemen van de beroepen tegen de beslissing van de ambtenaar | kennis te nemen van de beroepen tegen de beslissing van de ambtenaar |
om een administratieve geldboete op te leggen, op grond van de wet van | om een administratieve geldboete op te leggen, op grond van de wet van |
24 juni 2013, doet de bestreden bepaling geen afbreuk aan de in B.5.1 | 24 juni 2013, doet de bestreden bepaling geen afbreuk aan de in B.5.1 |
vermelde bepalingen, gelet op de procesrechtelijke waarborgen waarmee | vermelde bepalingen, gelet op de procesrechtelijke waarborgen waarmee |
die bevoegdheid is omkleed. | die bevoegdheid is omkleed. |
Het tweede middel is niet gegrond. | Het tweede middel is niet gegrond. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
verwerpt het beroep, onder voorbehoud van de interpretatie vermeld in | verwerpt het beroep, onder voorbehoud van de interpretatie vermeld in |
B.4.7, zesde alinea. | B.4.7, zesde alinea. |
Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, | Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, |
overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op | overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op |
het Grondwettelijk Hof, op 23 april 2015. | het Grondwettelijk Hof, op 23 april 2015. |
De griffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
De voorzitter, | De voorzitter, |
A. Alen | A. Alen |