← Terug naar  "Uittreksel uit arrest nr. 168/2014 van 27 november 2014 Rolnummer : 5742 In zake : 
de prejudiciële vragen over artikel 1, 3°, van artikel 3  van de wet van 14 juli 
1976 betreffende de wederzijdse rechten en verplichtingen(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld 
uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...)"
                    
                        
                        
                
              | Uittreksel uit arrest nr. 168/2014 van 27 november 2014 Rolnummer : 5742 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 1, 3°, van artikel 3 van de wet van 14 juli 1976 betreffende de wederzijdse rechten en verplichtingen(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...) | Uittreksel uit arrest nr. 168/2014 van 27 november 2014 Rolnummer : 5742 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 1, 3°, van artikel 3 van de wet van 14 juli 1976 betreffende de wederzijdse rechten en verplichtingen(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...) | 
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF | 
| Uittreksel uit arrest nr. 168/2014 van 27 november 2014 | Uittreksel uit arrest nr. 168/2014 van 27 november 2014 | 
| Rolnummer : 5742 | Rolnummer : 5742 | 
| In zake : de prejudiciële vragen over artikel 1, 3°, van artikel 3 | In zake : de prejudiciële vragen over artikel 1, 3°, van artikel 3 | 
| (Overgangsbepalingen) van de wet van 14 juli 1976 betreffende de | (Overgangsbepalingen) van de wet van 14 juli 1976 betreffende de | 
| wederzijdse rechten en verplichtingen van echtgenoten en de | wederzijdse rechten en verplichtingen van echtgenoten en de | 
| huwelijksvermogensstelsels, gesteld door de Rechtbank van eerste | huwelijksvermogensstelsels, gesteld door de Rechtbank van eerste | 
| aanleg te Doornik. | aanleg te Doornik. | 
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, | 
| samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de | samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de | 
| rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. | rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. | 
| Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. | Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. | 
| Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder | Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder | 
| voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, | voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, | 
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : | 
| I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | 
| Bij vonnis van 7 oktober 2013 in zake Francine Janssens tegen Yves | Bij vonnis van 7 oktober 2013 in zake Francine Janssens tegen Yves | 
| Symkens, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op | Symkens, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op | 
| 4 november 2013, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Doornik de | 4 november 2013, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Doornik de | 
| volgende prejudiciële vragen gesteld : | volgende prejudiciële vragen gesteld : | 
| 1. « Schendt artikel 1, 3°, van artikel 3 (Overgangsbepalingen) van de | 1. « Schendt artikel 1, 3°, van artikel 3 (Overgangsbepalingen) van de | 
| wet van 14 juli 1976 betreffende de wederzijdse rechten en | wet van 14 juli 1976 betreffende de wederzijdse rechten en | 
| verplichtingen van echtgenoten en de huwelijksvermogensstelsels de | verplichtingen van echtgenoten en de huwelijksvermogensstelsels de | 
| artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het inhoudt dat het | artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het inhoudt dat het | 
| nieuwe artikel 1435 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is | nieuwe artikel 1435 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is | 
| op de echtgenoten die vóór de inwerkingtreding van die wet zijn gehuwd | op de echtgenoten die vóór de inwerkingtreding van die wet zijn gehuwd | 
| onder een stelsel van scheiding van goederen met een gemeenschap van | onder een stelsel van scheiding van goederen met een gemeenschap van | 
| aanwinsten die aan de regels inzake de wettelijke gemeenschap is | aanwinsten die aan de regels inzake de wettelijke gemeenschap is | 
| onderworpen, terwijl datzelfde artikel van toepassing is op de | onderworpen, terwijl datzelfde artikel van toepassing is op de | 
| echtgenoten die daarna onder hetzelfde stelsel zijn gehuwd ? »; | echtgenoten die daarna onder hetzelfde stelsel zijn gehuwd ? »; | 
| 2. « Schendt artikel 1, 3°, van artikel 3 (Overgangsbepalingen) van de | 2. « Schendt artikel 1, 3°, van artikel 3 (Overgangsbepalingen) van de | 
| wet van 14 juli 1976 betreffende de wederzijdse rechten en | wet van 14 juli 1976 betreffende de wederzijdse rechten en | 
| verplichtingen van echtgenoten en de huwelijksvermogensstelsels de | verplichtingen van echtgenoten en de huwelijksvermogensstelsels de | 
| artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het inhoudt dat het | artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het inhoudt dat het | 
| nieuwe artikel 1435 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is | nieuwe artikel 1435 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is | 
| op de echtgenoten die vóór de inwerkingtreding van die wet zijn gehuwd | op de echtgenoten die vóór de inwerkingtreding van die wet zijn gehuwd | 
| onder een stelsel van scheiding van goederen met een gemeenschap van | onder een stelsel van scheiding van goederen met een gemeenschap van | 
| aanwinsten die aan de regels inzake de wettelijke gemeenschap is | aanwinsten die aan de regels inzake de wettelijke gemeenschap is | 
| onderworpen, terwijl het wel van toepassing is op de echtgenoten die | onderworpen, terwijl het wel van toepassing is op de echtgenoten die | 
| vóór de inwerkingtreding van die wet onder het wettelijke stelsel zijn | vóór de inwerkingtreding van die wet onder het wettelijke stelsel zijn | 
| gehuwd voor de vergoedingen waarvan de grond ontstaat na een termijn | gehuwd voor de vergoedingen waarvan de grond ontstaat na een termijn | 
| van één jaar volgend op die inwerkingtreding ? ». | van één jaar volgend op die inwerkingtreding ? ». | 
| (...) | (...) | 
| III. In rechte | III. In rechte | 
| (...) | (...) | 
| B.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 1, 3°, van | B.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 1, 3°, van | 
| artikel 3 (Overgangsbepalingen) van de wet 14 juli 1976 betreffende de | artikel 3 (Overgangsbepalingen) van de wet 14 juli 1976 betreffende de | 
| wederzijdse rechten en verplichtingen van echtgenoten de | wederzijdse rechten en verplichtingen van echtgenoten de | 
| huwelijksvermogensstelsels (hierna : de wet van 14 juli 1976). | huwelijksvermogensstelsels (hierna : de wet van 14 juli 1976). | 
| Dat artikel luidt : | Dat artikel luidt : | 
| « Overeenkomstig de volgende regels zijn de bepalingen van deze wet | « Overeenkomstig de volgende regels zijn de bepalingen van deze wet | 
| van toepassing op de echtgenoten die vóór de inwerkingtreding van deze | van toepassing op de echtgenoten die vóór de inwerkingtreding van deze | 
| wet zijn gehuwd zonder huwelijksvoorwaarden te hebben gemaakt of na | wet zijn gehuwd zonder huwelijksvoorwaarden te hebben gemaakt of na | 
| een stelsel van gemeenschap te hebben aangenomen dan wel het stelsel | een stelsel van gemeenschap te hebben aangenomen dan wel het stelsel | 
| van scheiding van goederen of het dotaal stelsel te hebben gekozen, | van scheiding van goederen of het dotaal stelsel te hebben gekozen, | 
| waarin een gemeenschap van aanwinsten is bedongen als omschreven in de | waarin een gemeenschap van aanwinsten is bedongen als omschreven in de | 
| artikelen 1498 en 1499 van het Burgerlijk Wetboek : | artikelen 1498 en 1499 van het Burgerlijk Wetboek : | 
| 1° Gedurende een termijn van een jaar te rekenen van de | 1° Gedurende een termijn van een jaar te rekenen van de | 
| inwerkingtreding van deze wet kunnen de echtgenoten ten overstaan van | inwerkingtreding van deze wet kunnen de echtgenoten ten overstaan van | 
| een notaris verklaren dat zij hun wettelijk of bedongen | een notaris verklaren dat zij hun wettelijk of bedongen | 
| huwelijksvermogensstelsel ongewijzigd wensen te handhaven. | huwelijksvermogensstelsel ongewijzigd wensen te handhaven. | 
| 2° Indien een dergelijke verklaring niet wordt afgelegd, zullen de | 2° Indien een dergelijke verklaring niet wordt afgelegd, zullen de | 
| echtgenoten die geen huwelijksvoorwaarden hebben gemaakt of het | echtgenoten die geen huwelijksvoorwaarden hebben gemaakt of het | 
| stelsel van wettelijke gemeenschap hebben aangenomen, bij het | stelsel van wettelijke gemeenschap hebben aangenomen, bij het | 
| verstrijken van die termijn onderworpen zijn aan de bepalingen van de | verstrijken van die termijn onderworpen zijn aan de bepalingen van de | 
| artikelen 1398 tot 1450 betreffende het wettelijk stelsel, | artikelen 1398 tot 1450 betreffende het wettelijk stelsel, | 
| onverminderd hetgeen zij bij huwelijkscontract hebben bedongen | onverminderd hetgeen zij bij huwelijkscontract hebben bedongen | 
| betreffende de voordelen aan beide echtgenoten of aan een van hen. | betreffende de voordelen aan beide echtgenoten of aan een van hen. | 
| Evenwel kunnen zij, zonder het verstrijken van die termijn af te | Evenwel kunnen zij, zonder het verstrijken van die termijn af te | 
| wachten, ten overstaan van een notaris verklaren dat zij zich | wachten, ten overstaan van een notaris verklaren dat zij zich | 
| onmiddellijk wensen te onderwerpen aan de bepalingen betreffende het | onmiddellijk wensen te onderwerpen aan de bepalingen betreffende het | 
| wettelijk stelsel. | wettelijk stelsel. | 
| 3° Indien de verklaring bedoeld in 1° niet wordt afgelegd, zullen de | 3° Indien de verklaring bedoeld in 1° niet wordt afgelegd, zullen de | 
| echtgenoten die de gemeenschap beperkt tot de aanwinsten of de | echtgenoten die de gemeenschap beperkt tot de aanwinsten of de | 
| algemene gemeenschap hebben aangenomen, bij het verstrijken van die | algemene gemeenschap hebben aangenomen, bij het verstrijken van die | 
| termijn onderworpen zijn aan de bepalingen van de artikelen 1415 tot | termijn onderworpen zijn aan de bepalingen van de artikelen 1415 tot | 
| 1426 voor alles wat betrekking heeft op het bestuur van de gemeenschap | 1426 voor alles wat betrekking heeft op het bestuur van de gemeenschap | 
| en van de eigen goederen, alsook aan de bepalingen van de artikelen | en van de eigen goederen, alsook aan de bepalingen van de artikelen | 
| 1408 tot 1414 betreffende de gemeenschappelijke schulden en de rechten | 1408 tot 1414 betreffende de gemeenschappelijke schulden en de rechten | 
| van de schuldeisers. | van de schuldeisers. | 
| Hetzelfde geldt voor de echtgenoten die de scheiding van goederen of | Hetzelfde geldt voor de echtgenoten die de scheiding van goederen of | 
| het dotaal stelsel hebben gekozen onder beding van een gemeenschap van | het dotaal stelsel hebben gekozen onder beding van een gemeenschap van | 
| aanwinsten als omschreven in de artikelen 1498 en 1499 van het | aanwinsten als omschreven in de artikelen 1498 en 1499 van het | 
| Burgerlijk Wetboek, doch uitsluitend wat die gemeenschap betreft ». | Burgerlijk Wetboek, doch uitsluitend wat die gemeenschap betreft ». | 
| B.2. In een eerste prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de | B.2. In een eerste prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de | 
| bestaanbaarheid na te gaan van de voormelde bepaling met de artikelen | bestaanbaarheid na te gaan van de voormelde bepaling met de artikelen | 
| 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij inhoudt dat artikel 1435 van | 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij inhoudt dat artikel 1435 van | 
| het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op de echtgenoten die | het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op de echtgenoten die | 
| vóór de inwerkingtreding van de wet van 14 juli 1976 zijn gehuwd onder | vóór de inwerkingtreding van de wet van 14 juli 1976 zijn gehuwd onder | 
| een stelsel van scheiding van goederen met een gemeenschap van | een stelsel van scheiding van goederen met een gemeenschap van | 
| aanwinsten die aan de regels inzake de wettelijke gemeenschap is | aanwinsten die aan de regels inzake de wettelijke gemeenschap is | 
| onderworpen, terwijl datzelfde artikel van toepassing is op de | onderworpen, terwijl datzelfde artikel van toepassing is op de | 
| echtgenoten die daarna onder hetzelfde stelsel zijn gehuwd. | echtgenoten die daarna onder hetzelfde stelsel zijn gehuwd. | 
| B.3. Artikel 1435 van het Burgerlijk Wetboek regelt de herwaardering | B.3. Artikel 1435 van het Burgerlijk Wetboek regelt de herwaardering | 
| van de vergoedingen bij de ontbinding van de | van de vergoedingen bij de ontbinding van de | 
| huwelijksvermogensstelsels. Het bepaalt : | huwelijksvermogensstelsels. Het bepaalt : | 
| « De vergoeding mag niet kleiner zijn dan de verarming van het | « De vergoeding mag niet kleiner zijn dan de verarming van het | 
| vergoedingsgerechtigde vermogen. Hebben de in het vergoedingsplichtige | vergoedingsgerechtigde vermogen. Hebben de in het vergoedingsplichtige | 
| vermogen gevallen bedragen en gelden echter gediend tot het | vermogen gevallen bedragen en gelden echter gediend tot het | 
| verkrijgen, instandhouden of verbeteren van een goed, dan zal de | verkrijgen, instandhouden of verbeteren van een goed, dan zal de | 
| vergoeding gelijk zijn aan de waarde of de waardevermeerdering van dat | vergoeding gelijk zijn aan de waarde of de waardevermeerdering van dat | 
| goed, hetzij bij de ontbinding van het stelsel indien het zich op dat | goed, hetzij bij de ontbinding van het stelsel indien het zich op dat | 
| tijdstip bevindt in het vergoedingsplichtige vermogen, hetzij op de | tijdstip bevindt in het vergoedingsplichtige vermogen, hetzij op de | 
| dag van de vervreemding indien het voordien vervreemd is; is het | dag van de vervreemding indien het voordien vervreemd is; is het | 
| vervreemde goed vervangen door een ander goed, dan wordt de vergoeding | vervreemde goed vervangen door een ander goed, dan wordt de vergoeding | 
| geschat op de grondslag van dat nieuwe goed ». | geschat op de grondslag van dat nieuwe goed ». | 
| B.4. Het in het geding zijnde artikel 1, 3°, van artikel 3 | B.4. Het in het geding zijnde artikel 1, 3°, van artikel 3 | 
| (Overgangsbepalingen) van de wet 14 juli 1976 voert een verschil in | (Overgangsbepalingen) van de wet 14 juli 1976 voert een verschil in | 
| behandeling in tussen echtgenoten die zijn gehuwd vóór de | behandeling in tussen echtgenoten die zijn gehuwd vóór de | 
| inwerkingtreding van die wet, naargelang zij gehuwd waren onder het | inwerkingtreding van die wet, naargelang zij gehuwd waren onder het | 
| wettelijk stelsel (artikel 1, 2°), dan wel met een huwelijkscontract | wettelijk stelsel (artikel 1, 2°), dan wel met een huwelijkscontract | 
| onder de algemene gemeenschap, onder de gemeenschap van aanwinsten | onder de algemene gemeenschap, onder de gemeenschap van aanwinsten | 
| (artikel 1, 3°, eerste lid), onder de scheiding van goederen met | (artikel 1, 3°, eerste lid), onder de scheiding van goederen met | 
| gemeenschap van aanwinsten, zoals in de aan de verwijzende rechter | gemeenschap van aanwinsten, zoals in de aan de verwijzende rechter | 
| voorgelegde zaak, of nog, onder het dotaal stelsel met gemeenschap van | voorgelegde zaak, of nog, onder het dotaal stelsel met gemeenschap van | 
| aanwinsten (artikel 1, 3°, tweede lid). De bij de wet van 14 juli 1976 | aanwinsten (artikel 1, 3°, tweede lid). De bij de wet van 14 juli 1976 | 
| ingevoerde regels met betrekking tot de vereffening en de verdeling, | ingevoerde regels met betrekking tot de vereffening en de verdeling, | 
| en inzonderheid het in het bodemgeschil aangevoerde artikel 1435 van | en inzonderheid het in het bodemgeschil aangevoerde artikel 1435 van | 
| het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op de eerste categorie van | het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op de eerste categorie van | 
| echtgenoten, terwijl zij niet van toepassing zijn op de tweede | echtgenoten, terwijl zij niet van toepassing zijn op de tweede | 
| categorie van echtgenoten. | categorie van echtgenoten. | 
| B.5. Het verschil in behandeling tussen beide categorieën van | B.5. Het verschil in behandeling tussen beide categorieën van | 
| echtgenoten berust op een objectief criterium, namelijk de aard van | echtgenoten berust op een objectief criterium, namelijk de aard van | 
| het huwelijksvermogensstelsel dat zij vóór de inwerkingtreding van de | het huwelijksvermogensstelsel dat zij vóór de inwerkingtreding van de | 
| wet van 14 juli 1976 hebben aangenomen door al dan niet een | wet van 14 juli 1976 hebben aangenomen door al dan niet een | 
| huwelijkscontract te hebben gesloten. | huwelijkscontract te hebben gesloten. | 
| B.6. De pertinentie van dat onderscheid werd als volgt verantwoord : | B.6. De pertinentie van dat onderscheid werd als volgt verantwoord : | 
| « Uitgaande van de opvatting dat een huwelijkscontract een | « Uitgaande van de opvatting dat een huwelijkscontract een | 
| overeenkomst tussen echtgenoten is die tussen de overeenkomstsluitende | overeenkomst tussen echtgenoten is die tussen de overeenkomstsluitende | 
| partijen als wet geldt, wijzigt het de inhoud ervan slechts in die zin | partijen als wet geldt, wijzigt het de inhoud ervan slechts in die zin | 
| dat het in het stelsel dat zij hebben gekozen, de nieuwe beheersregels | dat het in het stelsel dat zij hebben gekozen, de nieuwe beheersregels | 
| van de gemeenschap of van de eigen goederen invoegt » (Parl. St., | van de gemeenschap of van de eigen goederen invoegt » (Parl. St., | 
| Senaat, 1975-1976, nr. 683/2, p. 92). | Senaat, 1975-1976, nr. 683/2, p. 92). | 
| B.7.1. De wet van 14 juli 1976 heeft in hoofdzaak beoogd de juridische | B.7.1. De wet van 14 juli 1976 heeft in hoofdzaak beoogd de juridische | 
| ontvoogding van de gehuwde vrouw, tot stand gebracht door de wet van | ontvoogding van de gehuwde vrouw, tot stand gebracht door de wet van | 
| 30 april 1958 betreffende de wederzijdse rechten en plichten van de | 30 april 1958 betreffende de wederzijdse rechten en plichten van de | 
| echtgenoten, te concretiseren in de wetgeving betreffende de | echtgenoten, te concretiseren in de wetgeving betreffende de | 
| huwelijksvermogensstelsels : | huwelijksvermogensstelsels : | 
| « Vanaf het ogenblik dat aan de gehuwde vrouw volle rechtsbekwaamheid | « Vanaf het ogenblik dat aan de gehuwde vrouw volle rechtsbekwaamheid | 
| wordt toegekend, [...] moet deze onafhankelijkheid haar normale | wordt toegekend, [...] moet deze onafhankelijkheid haar normale | 
| tegenhanger vinden op het gebied van de huwelijksvermogensstelsels. De | tegenhanger vinden op het gebied van de huwelijksvermogensstelsels. De | 
| ene hervorming gaat niet zonder de andere. Het bekrachtigen van de | ene hervorming gaat niet zonder de andere. Het bekrachtigen van de | 
| handelingsbekwaamheid van de gehuwde vrouw zonder daarbij de | handelingsbekwaamheid van de gehuwde vrouw zonder daarbij de | 
| huwelijksvermogensstelsels te wijzigen of aan te passen, zou er op | huwelijksvermogensstelsels te wijzigen of aan te passen, zou er op | 
| neerkomen een theoretisch werk te leveren dat praktisch denkbeeldig | neerkomen een theoretisch werk te leveren dat praktisch denkbeeldig | 
| blijft » (Parl. St., Senaat, 1964-1965, nr. 138, p. 1; Parl. St., | blijft » (Parl. St., Senaat, 1964-1965, nr. 138, p. 1; Parl. St., | 
| Senaat, 1976-1977, nr. 683/2, p. 1). | Senaat, 1976-1977, nr. 683/2, p. 1). | 
| De wetgever heeft de aanpassing van de wetgeving betreffende de | De wetgever heeft de aanpassing van de wetgeving betreffende de | 
| huwelijksvermogensstelsels aan de rechtsbekwaamheid van de gehuwde | huwelijksvermogensstelsels aan de rechtsbekwaamheid van de gehuwde | 
| vrouw willen verzoenen met de eerbied voor de wilsautonomie van de | vrouw willen verzoenen met de eerbied voor de wilsautonomie van de | 
| partijen. | partijen. | 
| B.7.2. De overgangsbepalingen waarin de wet voorziet, zijn als volgt | B.7.2. De overgangsbepalingen waarin de wet voorziet, zijn als volgt | 
| toegelicht : | toegelicht : | 
| « Het [Regeringsontwerp] maakt een belangrijk onderscheid al naar de | « Het [Regeringsontwerp] maakt een belangrijk onderscheid al naar de | 
| echtgenoten gebonden zijn door enige huwelijksovereenkomst of geen | echtgenoten gebonden zijn door enige huwelijksovereenkomst of geen | 
| huwelijkscontract voor een notaris hebben afgesloten en dus van | huwelijkscontract voor een notaris hebben afgesloten en dus van | 
| rechtswege aan het stelsel van de wettelijke gemeenschap onderworpen | rechtswege aan het stelsel van de wettelijke gemeenschap onderworpen | 
| zijn. | zijn. | 
| Uitgaande van de opvatting dat een huwelijkscontract een overeenkomst | Uitgaande van de opvatting dat een huwelijkscontract een overeenkomst | 
| tussen echtgenoten is die tussen de overeenkomstsluitende partijen als | tussen echtgenoten is die tussen de overeenkomstsluitende partijen als | 
| wet geldt, wijzigt het de inhoud ervan slechts in die zin dat het in | wet geldt, wijzigt het de inhoud ervan slechts in die zin dat het in | 
| het stelsel dat zij hebben gekozen, de nieuwe beheersregels van de | het stelsel dat zij hebben gekozen, de nieuwe beheersregels van de | 
| gemeenschap of van de eigen goederen invoegt. Zij kunnen echter een | gemeenschap of van de eigen goederen invoegt. Zij kunnen echter een | 
| ander stelsel kiezen onder gehoudenheid de regels van de artikelen 8 | ander stelsel kiezen onder gehoudenheid de regels van de artikelen 8 | 
| tot 10 (vernummerd van 1394 tot 1396) na te leven. | tot 10 (vernummerd van 1394 tot 1396) na te leven. | 
| Echtgenoten die zonder huwelijkscontract getrouwd zijn, kunnen volgens | Echtgenoten die zonder huwelijkscontract getrouwd zijn, kunnen volgens | 
| het ontwerp echter of het stelsel van gemeenschap handhaven of een | het ontwerp echter of het stelsel van gemeenschap handhaven of een | 
| ander stelsel kiezen; dit moet geschieden bij notariële akte binnen | ander stelsel kiezen; dit moet geschieden bij notariële akte binnen | 
| zesendertig maanden na de inwerkingtreding van de wet; als zij een | zesendertig maanden na de inwerkingtreding van de wet; als zij een | 
| ander stelsel kiezen, kunnen zij het vorige stelsel vereffenen, maar | ander stelsel kiezen, kunnen zij het vorige stelsel vereffenen, maar | 
| zij zijn niet verplicht dit te doen. Zolang de echtgenoten geen ander | zij zijn niet verplicht dit te doen. Zolang de echtgenoten geen ander | 
| stelsel hebben aangenomen of indien zij verklaren de wettelijke | stelsel hebben aangenomen of indien zij verklaren de wettelijke | 
| gemeenschap te handhaven, worden hun beheersbevoegdheden vanaf de | gemeenschap te handhaven, worden hun beheersbevoegdheden vanaf de | 
| inwerkingtreding van de wet geregeld door de bepalingen van deze wet » | inwerkingtreding van de wet geregeld door de bepalingen van deze wet » | 
| (Parl. St., Senaat, B.Z. 1974, nr. 683/2, p. 92). | (Parl. St., Senaat, B.Z. 1974, nr. 683/2, p. 92). | 
| B.8. De ontstentenis van een verwijzing, in de in het geding zijnde | B.8. De ontstentenis van een verwijzing, in de in het geding zijnde | 
| bepaling, naar artikel 1435 van het Burgerlijk Wetboek en, derhalve, | bepaling, naar artikel 1435 van het Burgerlijk Wetboek en, derhalve, | 
| de niet-toepassing ervan op de echtgenoten die vóór 28 september 1976 | de niet-toepassing ervan op de echtgenoten die vóór 28 september 1976 | 
| zijn gehuwd onder het bij huwelijkscontract vastgelegde stelsel van | zijn gehuwd onder het bij huwelijkscontract vastgelegde stelsel van | 
| scheiding van goederen met een gemeenschap van aanwinsten, kan niet | scheiding van goederen met een gemeenschap van aanwinsten, kan niet | 
| worden beschouwd als onevenredig met het doel dat de wetgever heeft | worden beschouwd als onevenredig met het doel dat de wetgever heeft | 
| nagestreefd met het aannemen van de wet van 14 juli 1976 in het | nagestreefd met het aannemen van de wet van 14 juli 1976 in het | 
| algemeen en de overgangsbepalingen met betrekking tot de vereffening | algemeen en de overgangsbepalingen met betrekking tot de vereffening | 
| en de verdeling in het bijzonder. | en de verdeling in het bijzonder. | 
| B.9. De bevestiging van de handelingsbekwaamheid van de gehuwde vrouw | B.9. De bevestiging van de handelingsbekwaamheid van de gehuwde vrouw | 
| was immers slechts noodzakelijk ten aanzien van het bestuur van de | was immers slechts noodzakelijk ten aanzien van het bestuur van de | 
| gemeenschap en van de eigen goederen (artikelen 1415 tot 1426 van het | gemeenschap en van de eigen goederen (artikelen 1415 tot 1426 van het | 
| Burgerlijk Wetboek), alsmede de daarmee onlosmakelijk verbonden | Burgerlijk Wetboek), alsmede de daarmee onlosmakelijk verbonden | 
| problematiek van de regeling van de gemeenschappelijke schulden en de | problematiek van de regeling van de gemeenschappelijke schulden en de | 
| rechten van de schuldeisers (artikelen 1408 tot 1414 van het | rechten van de schuldeisers (artikelen 1408 tot 1414 van het | 
| Burgerlijk Wetboek), en vereiste derhalve niet noodzakelijk de | Burgerlijk Wetboek), en vereiste derhalve niet noodzakelijk de | 
| toepassing van de regels die de vereffening en de verdeling van het | toepassing van de regels die de vereffening en de verdeling van het | 
| huwelijksvermogensstelsel beheersen. De wetgever vermocht derhalve | huwelijksvermogensstelsel beheersen. De wetgever vermocht derhalve | 
| ervan uit te gaan dat die problematiek, op basis van het beginsel van | ervan uit te gaan dat die problematiek, op basis van het beginsel van | 
| de voorzienbaarheid voor de betrokken echtgenoten en rekening houdend | de voorzienbaarheid voor de betrokken echtgenoten en rekening houdend | 
| met de diversiteit aan modaliteiten die een bij huwelijkscontract | met de diversiteit aan modaliteiten die een bij huwelijkscontract | 
| vastgelegd huwelijksvermogensstelsel kan karakteriseren, geregeld zou | vastgelegd huwelijksvermogensstelsel kan karakteriseren, geregeld zou | 
| blijven door de bepalingen die van toepassing waren bij de aanneming | blijven door de bepalingen die van toepassing waren bij de aanneming | 
| van dat stelsel. | van dat stelsel. | 
| De bepaling van artikel 47, § 3, van artikel IV van de wet van 14 juli | De bepaling van artikel 47, § 3, van artikel IV van de wet van 14 juli | 
| 1976, dat de opheffings- en wijzigingsbepalingen bevat en de in de | 1976, dat de opheffings- en wijzigingsbepalingen bevat en de in de | 
| paragrafen 1 en 2 vermelde artikelen toepasselijk verklaart in zoverre | paragrafen 1 en 2 vermelde artikelen toepasselijk verklaart in zoverre | 
| zij noodzakelijk zijn voor de vereffening van het | zij noodzakelijk zijn voor de vereffening van het | 
| huwelijksvermogensstelsel, is slechts de bevestiging van de | huwelijksvermogensstelsel, is slechts de bevestiging van de | 
| uitsluiting van de toepassing van de nieuwe bepalingen betreffende de | uitsluiting van de toepassing van de nieuwe bepalingen betreffende de | 
| vereffening en de verdeling ten aanzien van die categorie van | vereffening en de verdeling ten aanzien van die categorie van | 
| echtgenoten die vóór de inwerkingtreding van die wet een bedongen | echtgenoten die vóór de inwerkingtreding van die wet een bedongen | 
| huwelijksvermogensstelsel hebben aangenomen. | huwelijksvermogensstelsel hebben aangenomen. | 
| Overigens verhindert niets die categorie van echtgenoten hun bij | Overigens verhindert niets die categorie van echtgenoten hun bij | 
| huwelijkscontract vastgelegde stelsel te wijzigen om die maatregelen | huwelijkscontract vastgelegde stelsel te wijzigen om die maatregelen | 
| te bedingen waarin de wetgever voor hen niet heeft voorzien. | te bedingen waarin de wetgever voor hen niet heeft voorzien. | 
| De wetgever heeft het imperatieve karakter van de aanpassing van de | De wetgever heeft het imperatieve karakter van de aanpassing van de | 
| wetgeving betreffende de huwelijksvermogensstelsels aan de | wetgeving betreffende de huwelijksvermogensstelsels aan de | 
| rechtsbekwaamheid van de gehuwde vrouw, willen verzoenen met de | rechtsbekwaamheid van de gehuwde vrouw, willen verzoenen met de | 
| eerbied voor de wilsautonomie van de partijen. | eerbied voor de wilsautonomie van de partijen. | 
| B.10. De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden | B.10. De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden | 
| beantwoord. | beantwoord. | 
| B.11. In een tweede prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de | B.11. In een tweede prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de | 
| bestaanbaarheid na te gaan van diezelfde bepaling met de artikelen 10 | bestaanbaarheid na te gaan van diezelfde bepaling met de artikelen 10 | 
| en 11 van de Grondwet, in zoverre zij inhoudt dat artikel 1435 van het | en 11 van de Grondwet, in zoverre zij inhoudt dat artikel 1435 van het | 
| Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op de echtgenoten die vóór | Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op de echtgenoten die vóór | 
| de inwerkingtreding van die wet zijn gehuwd onder een stelsel van | de inwerkingtreding van die wet zijn gehuwd onder een stelsel van | 
| scheiding van goederen met een gemeenschap van aanwinsten die aan de | scheiding van goederen met een gemeenschap van aanwinsten die aan de | 
| regels inzake de wettelijke gemeenschap is onderworpen, terwijl het | regels inzake de wettelijke gemeenschap is onderworpen, terwijl het | 
| wel van toepassing is op de echtgenoten die vóór de inwerkingtreding | wel van toepassing is op de echtgenoten die vóór de inwerkingtreding | 
| van die wet onder het wettelijke stelsel zijn gehuwd voor de | van die wet onder het wettelijke stelsel zijn gehuwd voor de | 
| vergoedingen waarvan de grond ontstaat na een termijn van één jaar | vergoedingen waarvan de grond ontstaat na een termijn van één jaar | 
| volgend op die inwerkingtreding. | volgend op die inwerkingtreding. | 
| B.12. Zoals is vermeld in B.5, berust het verschil in behandeling | B.12. Zoals is vermeld in B.5, berust het verschil in behandeling | 
| tussen de twee bedoelde categorieën van echtgenoten op een objectief | tussen de twee bedoelde categorieën van echtgenoten op een objectief | 
| criterium, namelijk de aard van het huwelijksvermogensstelsel dat de | criterium, namelijk de aard van het huwelijksvermogensstelsel dat de | 
| echtgenoten hebben aangenomen vóór de inwerkingtreding van de wet van | echtgenoten hebben aangenomen vóór de inwerkingtreding van de wet van | 
| 14 juli 1976, waarbij al dan niet een huwelijkscontract is gesloten. | 14 juli 1976, waarbij al dan niet een huwelijkscontract is gesloten. | 
| B.13. Om redenen die identiek zijn aan die welke zijn uiteengezet in | B.13. Om redenen die identiek zijn aan die welke zijn uiteengezet in | 
| B.6 tot B.9, dient de tweede prejudiciële vraag ontkennend te worden | B.6 tot B.9, dient de tweede prejudiciële vraag ontkennend te worden | 
| beantwoord. | beantwoord. | 
| Om die redenen, | Om die redenen, | 
| het Hof | het Hof | 
| zegt voor recht : | zegt voor recht : | 
| Artikel 1, 3°, van artikel 3 (Overgangsbepalingen) van de wet van 14 | Artikel 1, 3°, van artikel 3 (Overgangsbepalingen) van de wet van 14 | 
| juli 1976 betreffende de wederzijdse rechten en verplichtingen van | juli 1976 betreffende de wederzijdse rechten en verplichtingen van | 
| echtgenoten en de huwelijksvermogensstelsels, in die zin | echtgenoten en de huwelijksvermogensstelsels, in die zin | 
| geïnterpreteerd dat artikel 1435 van het Burgerlijk Wetboek niet van | geïnterpreteerd dat artikel 1435 van het Burgerlijk Wetboek niet van | 
| toepassing is op de categorieën van echtgenoten die vóór 28 september | toepassing is op de categorieën van echtgenoten die vóór 28 september | 
| 1976 zijn gehuwd onder het bij huwelijkscontract vastgelegde stelsel | 1976 zijn gehuwd onder het bij huwelijkscontract vastgelegde stelsel | 
| van scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten, schendt de | van scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten, schendt de | 
| artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. | artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. | 
| Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | 
| 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 
| op 27 november 2014. | op 27 november 2014. | 
| De griffier, | De griffier, | 
| P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux | 
| De voorzitter, | De voorzitter, | 
| J. Spreutels | J. Spreutels |