Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 88/2014 van 6 juni 2014 Rolnummer : 5653 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 219 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven. Het Grondwe samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 88/2014 van 6 juni 2014 Rolnummer : 5653 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 219 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven. Het Grondwe samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J(...) Uittreksel uit arrest nr. 88/2014 van 6 juni 2014 Rolnummer : 5653 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 219 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven. Het Grondwe samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J(...)
GRONDWETTELIJK HOF GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 88/2014 van 6 juni 2014 Uittreksel uit arrest nr. 88/2014 van 6 juni 2014
Rolnummer : 5653 Rolnummer : 5653
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 219 van het In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 219 van het
Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank
van eerste aanleg te Leuven. van eerste aanleg te Leuven.
Het Grondwettelijk Hof, Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de
rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E.
Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R.
Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder
voorzitterschap van voorzitter A. Alen, voorzitterschap van voorzitter A. Alen,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Bij vonnis van 10 mei 2013 in zake de bvba « DVB Racing » tegen de Bij vonnis van 10 mei 2013 in zake de bvba « DVB Racing » tegen de
Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is
ingekomen op 7 juni 2013, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te ingekomen op 7 juni 2013, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te
Leuven de volgende prejudiciële vraag gesteld : Leuven de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« Schendt artikel 219 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen « Schendt artikel 219 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen
1992, de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, gelezen in samenhang 1992, de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, gelezen in samenhang
met artikel 6.1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de met artikel 6.1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de
Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, doordat wanneer aan Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, doordat wanneer aan
de wettelijke voorwaarden van artikel 219, eerste lid, WIB 92 voldaan de wettelijke voorwaarden van artikel 219, eerste lid, WIB 92 voldaan
is en de belastingplichtige niet aantoont dat het bedrag van de is en de belastingplichtige niet aantoont dat het bedrag van de
kosten, vermeld in artikel 57 WIB 92, of van de voordelen van alle kosten, vermeld in artikel 57 WIB 92, of van de voordelen van alle
aard als bedoeld in de artikelen 31, tweede lid, 2°, en 32, tweede aard als bedoeld in de artikelen 31, tweede lid, 2°, en 32, tweede
lid, 2°, WIB 92 begrepen is in een door de genieter overeenkomstig lid, 2°, WIB 92 begrepen is in een door de genieter overeenkomstig
artikel 305 WIB 92 ingediende aangifte, de rechter de aanslag niet kan artikel 305 WIB 92 ingediende aangifte, de rechter de aanslag niet kan
milderen terwijl deze aanslag een strafrechtelijk karakter heeft en milderen terwijl deze aanslag een strafrechtelijk karakter heeft en
het gemeen strafrecht de mogelijkheid voorziet voor de rechter om de het gemeen strafrecht de mogelijkheid voorziet voor de rechter om de
straf aan te passen aan de individuele toestand van de beklaagde en straf aan te passen aan de individuele toestand van de beklaagde en
terwijl krachtens het evenredigheidsbeginsel de zwaarte van de straf terwijl krachtens het evenredigheidsbeginsel de zwaarte van de straf
niet onevenredig mag zijn aan het strafbare feit ? ». niet onevenredig mag zijn aan het strafbare feit ? ».
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de afzonderlijke B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de afzonderlijke
aanslag in de vennootschapsbelasting op de zogenaamde « geheime aanslag in de vennootschapsbelasting op de zogenaamde « geheime
commissielonen ». De in het geding zijnde bepaling is artikel 219 van commissielonen ». De in het geding zijnde bepaling is artikel 219 van
het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992), zoals die het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992), zoals die
bepaling van toepassing was voor het aanslagjaar 2009. bepaling van toepassing was voor het aanslagjaar 2009.
Artikel 219 van het WIB 1992 bepaalt : Artikel 219 van het WIB 1992 bepaalt :
« Een afzonderlijke aanslag wordt gevestigd op kosten bedoeld in « Een afzonderlijke aanslag wordt gevestigd op kosten bedoeld in
artikel 57 en op voordelen van alle aard als bedoeld in de artikelen artikel 57 en op voordelen van alle aard als bedoeld in de artikelen
31, tweede lid, 2°, en 32, tweede lid, 2°, die niet worden verantwoord 31, tweede lid, 2°, en 32, tweede lid, 2°, die niet worden verantwoord
door individuele fiches en een samenvattende opgave alsmede op de door individuele fiches en een samenvattende opgave alsmede op de
verdoken meerwinsten die niet onder de bestanddelen van het vermogen verdoken meerwinsten die niet onder de bestanddelen van het vermogen
van de vennootschap worden teruggevonden, en op de in artikel 53, 24°, van de vennootschap worden teruggevonden, en op de in artikel 53, 24°,
bedoelde financiële voordelen of voordelen van alle aard. bedoelde financiële voordelen of voordelen van alle aard.
Die aanslag is gelijk aan 300 pct. van die kosten, voordelen van alle Die aanslag is gelijk aan 300 pct. van die kosten, voordelen van alle
aard en verdoken meerwinsten. aard en verdoken meerwinsten.
Als verdoken meerwinsten worden niet aangemerkt, de reserves als Als verdoken meerwinsten worden niet aangemerkt, de reserves als
bedoeld in artikel 24, eerste lid, 2° tot 4°. bedoeld in artikel 24, eerste lid, 2° tot 4°.
Deze aanslag is niet van toepassing indien de belastingplichtige Deze aanslag is niet van toepassing indien de belastingplichtige
aantoont dat het bedrag van de kosten, vermeld in artikel 57 of van de aantoont dat het bedrag van de kosten, vermeld in artikel 57 of van de
voordelen van alle aard als bedoeld in de artikelen 31, tweede lid, voordelen van alle aard als bedoeld in de artikelen 31, tweede lid,
2°, en 32, tweede lid, 2°, begrepen is in een door de genieter 2°, en 32, tweede lid, 2°, begrepen is in een door de genieter
overeenkomstig artikel 305 ingediende aangifte ». overeenkomstig artikel 305 ingediende aangifte ».
Die bepaling vormt, samen met artikel 219bis van hetzelfde Wetboek, Die bepaling vormt, samen met artikel 219bis van hetzelfde Wetboek,
afdeling II (« Afzonderlijke aanslagen ») van hoofdstuk III (« afdeling II (« Afzonderlijke aanslagen ») van hoofdstuk III («
Berekening van de belasting ») van titel III (« Vennootschapsbelasting Berekening van de belasting ») van titel III (« Vennootschapsbelasting
») van het WIB 1992. ») van het WIB 1992.
B.1.2. Artikel 57 van het WIB 1992, zoals het op het aanslagjaar 2009 B.1.2. Artikel 57 van het WIB 1992, zoals het op het aanslagjaar 2009
van toepassing was, bepaalde : van toepassing was, bepaalde :
« De volgende kosten worden slechts als beroepskosten aangenomen « De volgende kosten worden slechts als beroepskosten aangenomen
wanneer ze worden verantwoord door individuele fiches en een wanneer ze worden verantwoord door individuele fiches en een
samenvattende opgave die worden overgelegd in de vorm en binnen de samenvattende opgave die worden overgelegd in de vorm en binnen de
termijn die de Koning bepaalt : termijn die de Koning bepaalt :
1° commissies, makelaarslonen, handels- of andere restorno's, 1° commissies, makelaarslonen, handels- of andere restorno's,
toevallige of niet-toevallige vacatiegelden of erelonen, toevallige of niet-toevallige vacatiegelden of erelonen,
gratificaties, vergoedingen of voordelen van alle aard die voor de gratificaties, vergoedingen of voordelen van alle aard die voor de
verkrijgers al dan niet in België belastbare beroepsinkomsten zijn, verkrijgers al dan niet in België belastbare beroepsinkomsten zijn,
behoudens de in artikel 30, 3°, bedoelde bezoldigingen; behoudens de in artikel 30, 3°, bedoelde bezoldigingen;
2° bezoldigingen, pensioenen, renten of als zodanig geldende toelagen, 2° bezoldigingen, pensioenen, renten of als zodanig geldende toelagen,
betaald aan personeelsleden, aan gewezen personeelsleden of aan hun betaald aan personeelsleden, aan gewezen personeelsleden of aan hun
rechtverkrijgenden, met uitzondering van de sociale voordelen die ten rechtverkrijgenden, met uitzondering van de sociale voordelen die ten
name van de verkrijgers zijn vrijgesteld; name van de verkrijgers zijn vrijgesteld;
3° vaste vergoedingen toegekend aan de leden van het personeel als 3° vaste vergoedingen toegekend aan de leden van het personeel als
terugbetaling van werkelijke eigen kosten van de werkgever ». terugbetaling van werkelijke eigen kosten van de werkgever ».
B.1.3. Artikel 305 van het WIB 1992, zoals het op het aanslagjaar 2009 B.1.3. Artikel 305 van het WIB 1992, zoals het op het aanslagjaar 2009
van toepassing was, bepaalde : van toepassing was, bepaalde :
« Belastingplichtigen die aan de personenbelasting, aan de « Belastingplichtigen die aan de personenbelasting, aan de
vennootschapsbelasting of aan de rechtspersonenbelasting zijn vennootschapsbelasting of aan de rechtspersonenbelasting zijn
onderworpen, zomede belastingplichtigen die ingevolge de artikelen 232 onderworpen, zomede belastingplichtigen die ingevolge de artikelen 232
tot 234 en 248, § 2, aan de belasting van niet-inwoners zijn tot 234 en 248, § 2, aan de belasting van niet-inwoners zijn
onderworpen, zijn gehouden ieder jaar aan de administratie der directe onderworpen, zijn gehouden ieder jaar aan de administratie der directe
belastingen een aangifte over te leggen in de vormen en binnen de belastingen een aangifte over te leggen in de vormen en binnen de
termijnen omschreven in de artikelen 307 tot 311. termijnen omschreven in de artikelen 307 tot 311.
Indien de belastingplichtige overleden of wettelijk onbekwaam is, rust Indien de belastingplichtige overleden of wettelijk onbekwaam is, rust
de verplichting tot aangifte in het eerste geval op de erfgenamen, de verplichting tot aangifte in het eerste geval op de erfgenamen,
algemene legatarissen of begiftigden, in het tweede geval op de algemene legatarissen of begiftigden, in het tweede geval op de
wettelijke vertegenwoordiger. wettelijke vertegenwoordiger.
Bij de zonder vereffening ontbonden vennootschappen in het kader van Bij de zonder vereffening ontbonden vennootschappen in het kader van
een fusie, een aan een fusie gelijkgestelde verrichting of een een fusie, een aan een fusie gelijkgestelde verrichting of een
splitsing als bedoeld in de artikelen 671 tot en met 677 van het splitsing als bedoeld in de artikelen 671 tot en met 677 van het
Wetboek van vennootschappen, of een gelijkaardige Wetboek van vennootschappen, of een gelijkaardige
vennootschapsrechtelijke verrichting onder buitenlands recht, rust de vennootschapsrechtelijke verrichting onder buitenlands recht, rust de
verplichting tot aangifte naargelang het geval op de overnemende verplichting tot aangifte naargelang het geval op de overnemende
vennootschap of op de verkrijgende vennootschappen. Bij de andere vennootschap of op de verkrijgende vennootschappen. Bij de andere
ontbonden vennootschappen rust deze verplichting op de vereffenaars. ontbonden vennootschappen rust deze verplichting op de vereffenaars.
Belastingplichtigen die niet kunnen lezen, noch ondertekenen, mogen Belastingplichtigen die niet kunnen lezen, noch ondertekenen, mogen
hun aangifte laten invullen door de personeelsleden van de hun aangifte laten invullen door de personeelsleden van de
aanslagdienst waaronder zij ressorteren, mits zij de vereiste aanslagdienst waaronder zij ressorteren, mits zij de vereiste
inlichtingen verstrekken. In dat geval wordt van deze omstandigheid inlichtingen verstrekken. In dat geval wordt van deze omstandigheid
melding gemaakt in de aangifte en wordt deze ondertekend door het melding gemaakt in de aangifte en wordt deze ondertekend door het
personeelslid die ze ingevuld heeft. personeelslid die ze ingevuld heeft.
De aangiften mogen ook worden overgelegd door een lasthebber, die De aangiften mogen ook worden overgelegd door een lasthebber, die
alsdan van de algemene lastgeving krachtens welke hij optreedt moet alsdan van de algemene lastgeving krachtens welke hij optreedt moet
doen blijken ». doen blijken ».
B.2. Uit de feiten van de aan de verwijzende rechter voorgelegde zaak, B.2. Uit de feiten van de aan de verwijzende rechter voorgelegde zaak,
de motieven van de verwijzingsbeslissing en de bewoordingen van de de motieven van de verwijzingsbeslissing en de bewoordingen van de
prejudiciële vraag kan worden afgeleid dat de verwijzende rechter van prejudiciële vraag kan worden afgeleid dat de verwijzende rechter van
het Hof beoogt te vernemen of de in het geding zijnde bepaling, voor het Hof beoogt te vernemen of de in het geding zijnde bepaling, voor
het aanslagjaar 2009, bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 13 van het aanslagjaar 2009, bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 13 van
de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees
Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre zij een verschil in Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre zij een verschil in
behandeling invoert tussen belastingplichtigen ten aanzien van wie de behandeling invoert tussen belastingplichtigen ten aanzien van wie de
afzonderlijke aanslag door de rechter niet kan worden gemilderd, « afzonderlijke aanslag door de rechter niet kan worden gemilderd, «
terwijl deze aanslag een strafrechtelijk karakter heeft », en de terwijl deze aanslag een strafrechtelijk karakter heeft », en de
beklaagden in het gemeen strafrecht waarbij de strafrechter wel over beklaagden in het gemeen strafrecht waarbij de strafrechter wel over
de mogelijkheid beschikt om de straf aan te passen aan de individuele de mogelijkheid beschikt om de straf aan te passen aan de individuele
toestand van de beklaagde « en terwijl krachtens het toestand van de beklaagde « en terwijl krachtens het
evenredigheidsbeginsel de zwaarte van de straf niet onevenredig mag evenredigheidsbeginsel de zwaarte van de straf niet onevenredig mag
zijn aan het strafbare feit ». zijn aan het strafbare feit ».
B.3.1. De Ministerraad werpt op dat de prejudiciële vraag geen B.3.1. De Ministerraad werpt op dat de prejudiciële vraag geen
vergelijkbare situaties betreft, omdat de verwijzende rechter uitgaat vergelijkbare situaties betreft, omdat de verwijzende rechter uitgaat
van een verkeerd uitgangspunt; de afzonderlijke aanslag, zoals bepaald van een verkeerd uitgangspunt; de afzonderlijke aanslag, zoals bepaald
in artikel 219 van het WIB 1992, zou niet als een strafrechtelijke in artikel 219 van het WIB 1992, zou niet als een strafrechtelijke
sanctie kunnen worden beschouwd. sanctie kunnen worden beschouwd.
B.3.2. De door de Ministerraad opgeworpen exceptie van B.3.2. De door de Ministerraad opgeworpen exceptie van
niet-vergelijkbaarheid komt in feite erop neer de interpretatie te niet-vergelijkbaarheid komt in feite erop neer de interpretatie te
betwisten van de bepaling die in de prejudiciële vraag aan het Hof ter betwisten van de bepaling die in de prejudiciële vraag aan het Hof ter
toetsing wordt voorgelegd wat de kwalificatie van de door haar toetsing wordt voorgelegd wat de kwalificatie van de door haar
ingestelde maatregel betreft. Er is evenwel geen reden om die ingestelde maatregel betreft. Er is evenwel geen reden om die
kwalificatie in het geding te brengen. kwalificatie in het geding te brengen.
B.3.3. Uit de bewoordingen van de prejudiciële vraag blijkt dat de B.3.3. Uit de bewoordingen van de prejudiciële vraag blijkt dat de
verwijzende rechter van oordeel is dat de afzonderlijke aanslag van verwijzende rechter van oordeel is dat de afzonderlijke aanslag van
artikel 219 van het WIB 1992 een strafrechtelijk karakter heeft. De artikel 219 van het WIB 1992 een strafrechtelijk karakter heeft. De
motivering van het verwijzingsvonnis preciseert in welk opzicht de motivering van het verwijzingsvonnis preciseert in welk opzicht de
afzonderlijke aanslag, volgens de verwijzende rechter, als een afzonderlijke aanslag, volgens de verwijzende rechter, als een
maatregel met een strafrechtelijk karakter dient te worden beschouwd maatregel met een strafrechtelijk karakter dient te worden beschouwd
in de zin van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Het in de zin van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Het
Hof gaat na of dit het geval is. Hof gaat na of dit het geval is.
B.3.4. De afzonderlijke aanslag in de vennootschapsbelasting strekt B.3.4. De afzonderlijke aanslag in de vennootschapsbelasting strekt
ertoe de belastingplichtigen te dwingen hun verplichting na te komen ertoe de belastingplichtigen te dwingen hun verplichting na te komen
om in de wettelijke vorm en binnen de wettelijke termijn de fiscale om in de wettelijke vorm en binnen de wettelijke termijn de fiscale
administratie de inlichtingen te bezorgen die het haar mogelijk maken administratie de inlichtingen te bezorgen die het haar mogelijk maken
tot de aanslag van de verkrijgers over te gaan. tot de aanslag van de verkrijgers over te gaan.
Sedert de wetswijziging van 30 maart 1994 blijkt dat naast die wettige Sedert de wetswijziging van 30 maart 1994 blijkt dat naast die wettige
doelstelling de wetgever tevens de bedoeling had de fraude te doelstelling de wetgever tevens de bedoeling had de fraude te
ontraden, waarbij de afzonderlijke aanslag zonder onderscheid aan ontraden, waarbij de afzonderlijke aanslag zonder onderscheid aan
eenieder die belastingplichtig is, wordt opgelegd, en onder meer ertoe eenieder die belastingplichtig is, wordt opgelegd, en onder meer ertoe
strekt het niet-nakomen door de belastingplichtige van zijn strekt het niet-nakomen door de belastingplichtige van zijn
verplichtingen te bestraffen teneinde herhaling van de inbreuken te verplichtingen te bestraffen teneinde herhaling van de inbreuken te
voorkomen (Parl. St., Kamer, 1993-1994, nr. 1290/6, pp. 45-46 en p. voorkomen (Parl. St., Kamer, 1993-1994, nr. 1290/6, pp. 45-46 en p.
86). 86).
Derhalve kan worden aangenomen dat de verwijzende rechter van oordeel Derhalve kan worden aangenomen dat de verwijzende rechter van oordeel
is dat de afzonderlijke aanslag waarin artikel 219 van het WIB 1992 is dat de afzonderlijke aanslag waarin artikel 219 van het WIB 1992
voorziet, minstens ten dele, een repressief karakter vertoont en een voorziet, minstens ten dele, een repressief karakter vertoont en een
sanctie van strafrechtelijke aard is in de zin van artikel 6.1 van het sanctie van strafrechtelijke aard is in de zin van artikel 6.1 van het
Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Het Europees Hof voor de Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens heeft overigens beslist dat het algemene karakter Rechten van de Mens heeft overigens beslist dat het algemene karakter
van wetsbepalingen betreffende belastingverhogingen en het doel van de van wetsbepalingen betreffende belastingverhogingen en het doel van de
straffen, zowel ontradend als repressief, kunnen volstaan om aan te straffen, zowel ontradend als repressief, kunnen volstaan om aan te
tonen dat de belastingplichtige het voorwerp is van een tonen dat de belastingplichtige het voorwerp is van een
strafvervolging in de zin van artikel 6.1 van het Verdrag (EHRM, 23 strafvervolging in de zin van artikel 6.1 van het Verdrag (EHRM, 23
juli 2002, Janosevic t. Zweden, § 68). juli 2002, Janosevic t. Zweden, § 68).
B.3.5. Daar de twee in de prejudiciële vraag beoogde categorieën van B.3.5. Daar de twee in de prejudiciële vraag beoogde categorieën van
personen in de in B.3.4 aangegeven mate vergelijkbaar zijn, wordt de personen in de in B.3.4 aangegeven mate vergelijkbaar zijn, wordt de
exceptie van de Ministerraad verworpen. exceptie van de Ministerraad verworpen.
B.4. Het belastingstelsel dat geldt voor geheime commissielonen, is B.4. Het belastingstelsel dat geldt voor geheime commissielonen, is
het resultaat van meerdere opeenvolgende wetswijzigingen. De het resultaat van meerdere opeenvolgende wetswijzigingen. De
parlementaire voorbereiding van die verschillende aanpassingen toont parlementaire voorbereiding van die verschillende aanpassingen toont
aan dat de wetgever bepaalde vormen van misbruik heeft willen aan dat de wetgever bepaalde vormen van misbruik heeft willen
bestrijden. Hij heeft dan ook een « correlatie [gelegd] tussen, bestrijden. Hij heeft dan ook een « correlatie [gelegd] tussen,
eensdeels, de aftrekbaarheid van de bedragen in hoofde van diegene die eensdeels, de aftrekbaarheid van de bedragen in hoofde van diegene die
ze betaalt en, anderdeels, de belastbaarheid van die bedragen ten name ze betaalt en, anderdeels, de belastbaarheid van die bedragen ten name
van de verkrijgers » (Parl. St., Kamer, 1972-1973, nr. 521/7, p. 38). van de verkrijgers » (Parl. St., Kamer, 1972-1973, nr. 521/7, p. 38).
Het is gewettigd dat de wetgever ernaar streeft de fiscale fraude te Het is gewettigd dat de wetgever ernaar streeft de fiscale fraude te
voorkomen en de belangen van de Schatkist te vrijwaren, vanuit de zorg voorkomen en de belangen van de Schatkist te vrijwaren, vanuit de zorg
voor gerechtigheid en om de taken van algemeen belang waarmee hij is voor gerechtigheid en om de taken van algemeen belang waarmee hij is
belast zo goed mogelijk te vervullen. belast zo goed mogelijk te vervullen.
B.5.1. Aangezien in B.3.4 is aangenomen dat de afzonderlijke aanslag B.5.1. Aangezien in B.3.4 is aangenomen dat de afzonderlijke aanslag
een repressief karakter kan vertonen, houdt het Hof, bij de toetsing een repressief karakter kan vertonen, houdt het Hof, bij de toetsing
aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, rekening met de waarborgen aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, rekening met de waarborgen
vervat in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de vervat in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de
mens en, met name, de waarborg dat een onafhankelijke en onpartijdige mens en, met name, de waarborg dat een onafhankelijke en onpartijdige
rechter een controle met volle rechtsmacht kan uitoefenen op de door rechter een controle met volle rechtsmacht kan uitoefenen op de door
de bevoegde administratieve overheid gevestigde afzonderlijke aanslag. de bevoegde administratieve overheid gevestigde afzonderlijke aanslag.
B.5.2. De waarborgen vervat in artikel 6 van het Europees Verdrag voor B.5.2. De waarborgen vervat in artikel 6 van het Europees Verdrag voor
de rechten van de mens vereisen niet dat op iedere persoon ten aanzien de rechten van de mens vereisen niet dat op iedere persoon ten aanzien
van wie een afzonderlijke aanslag wordt gevestigd die als een van wie een afzonderlijke aanslag wordt gevestigd die als een
strafrechtelijke sanctie in de zin van die bepaling wordt strafrechtelijke sanctie in de zin van die bepaling wordt
gekwalificeerd, dezelfde maatregelen tot verzachting van de straf gekwalificeerd, dezelfde maatregelen tot verzachting van de straf
kunnen worden toegepast als die welke de persoon geniet ten aanzien kunnen worden toegepast als die welke de persoon geniet ten aanzien
van wie een sanctie wordt opgelegd die als een strafrechtelijke van wie een sanctie wordt opgelegd die als een strafrechtelijke
sanctie in de zin van het interne recht wordt gekwalificeerd. sanctie in de zin van het interne recht wordt gekwalificeerd.
B.6. Wanneer de wetgever oordeelt dat sommige inbreuken op wettelijke B.6. Wanneer de wetgever oordeelt dat sommige inbreuken op wettelijke
bepalingen moeten worden bestraft, behoort het tot zijn bepalingen moeten worden bestraft, behoort het tot zijn
beoordelingsbevoegdheid te beslissen of het opportuun is om voor beoordelingsbevoegdheid te beslissen of het opportuun is om voor
strafsancties sensu stricto of voor een afzonderlijke aanslag te strafsancties sensu stricto of voor een afzonderlijke aanslag te
opteren. De keuze voor een specifieke maatregel kan op zich niet opteren. De keuze voor een specifieke maatregel kan op zich niet
worden geacht discriminerend te zijn. worden geacht discriminerend te zijn.
Van discriminatie zou slechts sprake zijn indien het verschil in Van discriminatie zou slechts sprake zijn indien het verschil in
behandeling dat uit die keuze voortvloeit, een onevenredige beperking behandeling dat uit die keuze voortvloeit, een onevenredige beperking
van de rechten van de daarbij betrokken personen met zich zou van de rechten van de daarbij betrokken personen met zich zou
meebrengen. meebrengen.
B.7. De vaststelling van de ernst van een tekortkoming en de B.7. De vaststelling van de ernst van een tekortkoming en de
zwaarwichtigheid waarmee die tekortkoming kan worden bestraft, behoren zwaarwichtigheid waarmee die tekortkoming kan worden bestraft, behoren
tot de beoordelingsbevoegdheid van de wetgever. Hij mag bijzonder tot de beoordelingsbevoegdheid van de wetgever. Hij mag bijzonder
zware straffen opleggen in aangelegenheden waar de aard van de zware straffen opleggen in aangelegenheden waar de aard van de
inbreuken de grondrechten van de burgers en de belangen van de inbreuken de grondrechten van de burgers en de belangen van de
gemeenschap ernstig kunnen aantasten. gemeenschap ernstig kunnen aantasten.
Het staat derhalve aan de wetgever om de perken en de bedragen vast te Het staat derhalve aan de wetgever om de perken en de bedragen vast te
stellen waarbinnen de beoordelingsbevoegdheid van de administratie, en stellen waarbinnen de beoordelingsbevoegdheid van de administratie, en
bijgevolg die van de rechtbank, moet worden uitgeoefend. Het Hof zou bijgevolg die van de rechtbank, moet worden uitgeoefend. Het Hof zou
een dergelijk systeem alleen kunnen afkeuren indien het op een dergelijk systeem alleen kunnen afkeuren indien het op
onevenredige wijze afbreuk zou doen aan het algemene beginsel volgens onevenredige wijze afbreuk zou doen aan het algemene beginsel volgens
hetwelk inzake sancties niets wat onder de beoordelingsbevoegdheid van hetwelk inzake sancties niets wat onder de beoordelingsbevoegdheid van
de administratie valt, ontsnapt aan de toetsing van de rechter (arrest de administratie valt, ontsnapt aan de toetsing van de rechter (arrest
nr. 138/2006 van 14 september 2006, B.7.2). nr. 138/2006 van 14 september 2006, B.7.2).
B.8.1. Artikel 219 van het WIB 1992 is niet bestaanbaar met de B.8.1. Artikel 219 van het WIB 1992 is niet bestaanbaar met de
artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met
artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens,
indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat het de rechter niet indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat het de rechter niet
toestaat met volle rechtsmacht toezicht uit te oefenen op de toestaat met volle rechtsmacht toezicht uit te oefenen op de
afzonderlijke aanslag. afzonderlijke aanslag.
Dat toezicht moet het de rechter immers mogelijk maken na te gaan of Dat toezicht moet het de rechter immers mogelijk maken na te gaan of
die beslissing in feite en in rechte verantwoord is en of zij alle die beslissing in feite en in rechte verantwoord is en of zij alle
wetsbepalingen en algemene beginselen naleeft die de administratie in wetsbepalingen en algemene beginselen naleeft die de administratie in
acht moet nemen, waaronder het evenredigheidsbeginsel. acht moet nemen, waaronder het evenredigheidsbeginsel.
B.8.2. Wanneer bij de rechter aldus een beroep wordt ingesteld tegen B.8.2. Wanneer bij de rechter aldus een beroep wordt ingesteld tegen
een afzonderlijke aanslag (artikel 219 van het WIB 1992), moet die een afzonderlijke aanslag (artikel 219 van het WIB 1992), moet die
rechter een dergelijke controle kunnen uitoefenen. rechter een dergelijke controle kunnen uitoefenen.
B.9. In de in B.8.1 vermelde interpretatie dient de prejudiciële vraag B.9. In de in B.8.1 vermelde interpretatie dient de prejudiciële vraag
bevestigend te worden beantwoord. bevestigend te worden beantwoord.
B.10. Artikel 219 van het WIB 1992 kan evenwel anders worden B.10. Artikel 219 van het WIB 1992 kan evenwel anders worden
geïnterpreteerd, waarbij die bepaling zich niet ertegen verzet dat de geïnterpreteerd, waarbij die bepaling zich niet ertegen verzet dat de
rechter, bij wie een beroep is ingesteld tegen een afzonderlijke rechter, bij wie een beroep is ingesteld tegen een afzonderlijke
aanslag, een bevoegdheid met volle rechtsmacht uitoefent in de zin van aanslag, een bevoegdheid met volle rechtsmacht uitoefent in de zin van
hetgeen is vermeld in B.8.1. hetgeen is vermeld in B.8.1.
In die interpretatie dient de prejudiciële vraag ontkennend te worden In die interpretatie dient de prejudiciële vraag ontkennend te worden
beantwoord. beantwoord.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof, het Hof,
zegt voor recht : zegt voor recht :
- In die zin geïnterpreteerd dat het de rechter verbiedt een toezicht - In die zin geïnterpreteerd dat het de rechter verbiedt een toezicht
met volle rechtsmacht uit te oefenen op de afzonderlijke aanslag, met volle rechtsmacht uit te oefenen op de afzonderlijke aanslag,
schendt artikel 219 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 schendt artikel 219 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met
artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
- In die zin geïnterpreteerd dat het de rechter niet verbiedt een - In die zin geïnterpreteerd dat het de rechter niet verbiedt een
toezicht met volle rechtsmacht uit te oefenen op de afzonderlijke toezicht met volle rechtsmacht uit te oefenen op de afzonderlijke
aanslag, schendt artikel 219 van het Wetboek van de aanslag, schendt artikel 219 van het Wetboek van de
inkomstenbelastingen 1992 de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, inkomstenbelastingen 1992 de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet,
in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de
rechten van de mens, niet. rechten van de mens, niet.
Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof,
op 6 juni 2014. op 6 juni 2014.
De griffier, De griffier,
F. Meersschaut F. Meersschaut
De voorzitter, De voorzitter,
A. Alen A. Alen
^