← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 79/2014 van 8 mei 2014 Rolnummer : 5681 In zake : de prejudiciële
vraag betreffende artikel 265, § 2, van het Wetboek van vennootschappen, gesteld door de Rechtbank
van Koophandel te Antwerpen. Het Grondwette samengesteld uit de voorzitters
A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 79/2014 van 8 mei 2014 Rolnummer : 5681 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 265, § 2, van het Wetboek van vennootschappen, gesteld door de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen. Het Grondwette samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J(...) | Uittreksel uit arrest nr. 79/2014 van 8 mei 2014 Rolnummer : 5681 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 265, § 2, van het Wetboek van vennootschappen, gesteld door de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen. Het Grondwette samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 79/2014 van 8 mei 2014 | Uittreksel uit arrest nr. 79/2014 van 8 mei 2014 |
Rolnummer : 5681 | Rolnummer : 5681 |
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 265, § 2, van het | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 265, § 2, van het |
Wetboek van vennootschappen, gesteld door de Rechtbank van Koophandel | Wetboek van vennootschappen, gesteld door de Rechtbank van Koophandel |
te Antwerpen. | te Antwerpen. |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de | samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de |
rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. | rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. |
Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. | Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. |
Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder | Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder |
voorzitterschap van voorzitter A. Alen, | voorzitterschap van voorzitter A. Alen, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Bij vonnis van 19 juni 2013 in zake de Rijksdienst voor Sociale | Bij vonnis van 19 juni 2013 in zake de Rijksdienst voor Sociale |
Zekerheid respectievelijk tegen Stefan Poppe en tegen Isabel Van | Zekerheid respectievelijk tegen Stefan Poppe en tegen Isabel Van |
Osselaer, handelend in haar hoedanigheid van curator, en anderen, | Osselaer, handelend in haar hoedanigheid van curator, en anderen, |
waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 27 juni | waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 27 juni |
2013, heeft de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen de volgende | 2013, heeft de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen de volgende |
prejudiciële vraag gesteld : | prejudiciële vraag gesteld : |
« Op grond van het thans van kracht zijnde art. 265, par. 2 W. Venn. | « Op grond van het thans van kracht zijnde art. 265, par. 2 W. Venn. |
kunnen de zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en alle andere personen | kunnen de zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en alle andere personen |
die ten aanzien van de zaken van de vennootschap werkelijke | die ten aanzien van de zaken van de vennootschap werkelijke |
bestuursbevoegdheid hebben gehad, door de Rijksdienst voor Sociale | bestuursbevoegdheid hebben gehad, door de Rijksdienst voor Sociale |
Zekerheid en de curator persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk worden | Zekerheid en de curator persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk worden |
gesteld voor het geheel of een deel van alle op het ogenblik van de | gesteld voor het geheel of een deel van alle op het ogenblik van de |
uitspraak van het faillissement verschuldigde sociale bijdragen, | uitspraak van het faillissement verschuldigde sociale bijdragen, |
bijdrageopslagen, verwijlintresten en de vaste vergoeding bedoeld in | bijdrageopslagen, verwijlintresten en de vaste vergoeding bedoeld in |
art. 54ter van het KB van 28.11.1969 (...), onder meer indien zij | art. 54ter van het KB van 28.11.1969 (...), onder meer indien zij |
zich, in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de | zich, in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de |
faillietverklaring, in de situatie bevonden hebben zoals beschreven in | faillietverklaring, in de situatie bevonden hebben zoals beschreven in |
art. 38 par. 3octies, 8°, van de wet van 29 juni 1981 houdende de | art. 38 par. 3octies, 8°, van de wet van 29 juni 1981 houdende de |
algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers; | algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers; |
Schendt dit artikel de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, daar waar | Schendt dit artikel de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, daar waar |
Eerste onderdeel | Eerste onderdeel |
Dit tot gevolg heeft dat een automatische, persoonlijke en hoofdelijke | Dit tot gevolg heeft dat een automatische, persoonlijke en hoofdelijke |
aansprakelijkheid voor de zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en alle | aansprakelijkheid voor de zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en alle |
andere personen die ten aanzien van de vennootschap werkelijke | andere personen die ten aanzien van de vennootschap werkelijke |
bestuursbevoegdheid hebben gehad in het leven wordt geroepen, zonder | bestuursbevoegdheid hebben gehad in het leven wordt geroepen, zonder |
dat aan de rechtbank enige beoordelingsbevoegdheid wordt gelaten over | dat aan de rechtbank enige beoordelingsbevoegdheid wordt gelaten over |
het werkelijk voorhanden zijn van een grove fout en over de vraag of | het werkelijk voorhanden zijn van een grove fout en over de vraag of |
de faillissementen zich hebben voorgedaan onafhankelijk van hun wil, | de faillissementen zich hebben voorgedaan onafhankelijk van hun wil, |
zodat dit (onder meer en niet uitsluitend) buiten verhouding staat met | zodat dit (onder meer en niet uitsluitend) buiten verhouding staat met |
wat nodig is om de nagestreefde doelstelling te bereiken en bijgevolg | wat nodig is om de nagestreefde doelstelling te bereiken en bijgevolg |
onevenredige gevolgen veroorzaakt, nu het wetsartikel de bonafide en | onevenredige gevolgen veroorzaakt, nu het wetsartikel de bonafide en |
de malafide zaakvoerder op eenzelfde wijze persoonlijk en hoofdelijk | de malafide zaakvoerder op eenzelfde wijze persoonlijk en hoofdelijk |
aansprakelijk stelt; | aansprakelijk stelt; |
Tweede onderdeel | Tweede onderdeel |
Dit tot gevolg heeft dat een automatische, persoonlijke en hoofdelijke | Dit tot gevolg heeft dat een automatische, persoonlijke en hoofdelijke |
aansprakelijkheid voor de zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en alle | aansprakelijkheid voor de zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en alle |
andere personen die ten aanzien van de vennootschap werkelijke | andere personen die ten aanzien van de vennootschap werkelijke |
bestuursbevoegdheid hebben gehad in het leven wordt geroepen, zonder | bestuursbevoegdheid hebben gehad in het leven wordt geroepen, zonder |
dat enig onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds de situatie waarin | dat enig onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds de situatie waarin |
er sprake is van het consecutief, repetitief oprichten van een | er sprake is van het consecutief, repetitief oprichten van een |
vennootschap, het laten failliet gaan ervan met sociale | vennootschap, het laten failliet gaan ervan met sociale |
zekerheidsschulden, het vervolgens opnieuw oprichten van een | zekerheidsschulden, het vervolgens opnieuw oprichten van een |
vennootschap, het opnieuw laten failliet gaan met sociale | vennootschap, het opnieuw laten failliet gaan met sociale |
zekerheidsschulden, en het in de loop van de tijd stelselmatig | zekerheidsschulden, en het in de loop van de tijd stelselmatig |
herhalen van ditzelfde procédé, en anderzijds de situatie waarin | herhalen van ditzelfde procédé, en anderzijds de situatie waarin |
meerdere vennootschappen op (quasi) hetzelfde moment worden opgericht, | meerdere vennootschappen op (quasi) hetzelfde moment worden opgericht, |
zij gelijktijdig in het economisch leven actief zijn, en vervolgens | zij gelijktijdig in het economisch leven actief zijn, en vervolgens |
binnen een zeer korte tijdspanne allemaal failliet worden verklaard, | binnen een zeer korte tijdspanne allemaal failliet worden verklaard, |
zodat (onder meer en niet uitsluitend) het objectief criterium van het | zodat (onder meer en niet uitsluitend) het objectief criterium van het |
kwestieuze wetsartikel, toegepast in laatstgenoemde situatie, niet in | kwestieuze wetsartikel, toegepast in laatstgenoemde situatie, niet in |
verband staat met of bijdraagt tot het door de wetgever beoogde doel; | verband staat met of bijdraagt tot het door de wetgever beoogde doel; |
Derde onderdeel | Derde onderdeel |
Dit tot gevolg heeft dat een automatische, persoonlijke en hoofdelijke | Dit tot gevolg heeft dat een automatische, persoonlijke en hoofdelijke |
aansprakelijkheid voor de zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en alle | aansprakelijkheid voor de zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en alle |
andere personen die ten aanzien van de vennootschap werkelijke | andere personen die ten aanzien van de vennootschap werkelijke |
bestuursbevoegdheid hebben gehad in het leven wordt geroepen, zonder | bestuursbevoegdheid hebben gehad in het leven wordt geroepen, zonder |
dat een onderscheid wordt gemaakt tussen de vennootschappen die werden | dat een onderscheid wordt gemaakt tussen de vennootschappen die werden |
opgericht voor en na het in werking treden van het thans van kracht | opgericht voor en na het in werking treden van het thans van kracht |
zijnde art. 265 par. 2 W. Venn., waardoor de zaakvoerders van de | zijnde art. 265 par. 2 W. Venn., waardoor de zaakvoerders van de |
vennootschappen die voor het in werking treden werden opgericht niet | vennootschappen die voor het in werking treden werden opgericht niet |
met een minimale mate van voorzienbaarheid hun risico op automatische | met een minimale mate van voorzienbaarheid hun risico op automatische |
persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid konden inschatten, zodat | persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid konden inschatten, zodat |
(onder meer en niet uitsluitend) op een onevenredige wijze afbreuk | (onder meer en niet uitsluitend) op een onevenredige wijze afbreuk |
wordt gedaan aan het beginsel van een minimaal niveau van | wordt gedaan aan het beginsel van een minimaal niveau van |
voorzienbaarheid van persoonlijke aansprakelijkheid ? ». | voorzienbaarheid van persoonlijke aansprakelijkheid ? ». |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1.1. Artikel 265, § 2, van het Wetboek van vennootschappen bepaalt : | B.1.1. Artikel 265, § 2, van het Wetboek van vennootschappen bepaalt : |
« Onverminderd § 1 kunnen de zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en | « Onverminderd § 1 kunnen de zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en |
alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de vennootschap | alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de vennootschap |
werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, door de Rijksdienst voor | werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, door de Rijksdienst voor |
Sociale Zekerheid en de curator persoonlijk en hoofdelijk | Sociale Zekerheid en de curator persoonlijk en hoofdelijk |
aansprakelijk worden gesteld voor het geheel of een deel van alle op | aansprakelijk worden gesteld voor het geheel of een deel van alle op |
het ogenblik van de uitspraak van het faillissement verschuldigde | het ogenblik van de uitspraak van het faillissement verschuldigde |
sociale bijdragen, bijdrageopslagen, verwijlinteresten en de vaste | sociale bijdragen, bijdrageopslagen, verwijlinteresten en de vaste |
vergoeding bedoeld in artikel 54ter van het koninklijk besluit van 28 | vergoeding bedoeld in artikel 54ter van het koninklijk besluit van 28 |
november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot | november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot |
herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de | herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de |
maatschappelijke zekerheid der arbeiders, indien komt vast te staan | maatschappelijke zekerheid der arbeiders, indien komt vast te staan |
dat een door hen begane grove fout aan de basis lag van het | dat een door hen begane grove fout aan de basis lag van het |
faillissement, of indien zij zich, in de loop van de periode van vijf | faillissement, of indien zij zich, in de loop van de periode van vijf |
jaar voorafgaand aan de faillietverklaring in de situatie bevonden | jaar voorafgaand aan de faillietverklaring in de situatie bevonden |
hebben zoals beschreven in artikel 38, § 3octies, 8°, van de wet van | hebben zoals beschreven in artikel 38, § 3octies, 8°, van de wet van |
29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid | 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid |
voor werknemers. | voor werknemers. |
De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of de curator stellen de | De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of de curator stellen de |
vordering inzake persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid van de | vordering inzake persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid van de |
in het eerste lid bedoelde bestuurders in bij de rechtbank van | in het eerste lid bedoelde bestuurders in bij de rechtbank van |
koophandel die kennis neemt van het faillissement van de vennootschap. | koophandel die kennis neemt van het faillissement van de vennootschap. |
§ 1, tweede lid, is niet van toepassing op voormelde Rijksdienst en op | § 1, tweede lid, is niet van toepassing op voormelde Rijksdienst en op |
de curator wat de hierboven vermelde schulden betreft. | de curator wat de hierboven vermelde schulden betreft. |
Als grove fout wordt beschouwd iedere vorm van ernstige en | Als grove fout wordt beschouwd iedere vorm van ernstige en |
georganiseerde fiscale fraude in de zin van artikel 3, § 2, van de wet | georganiseerde fiscale fraude in de zin van artikel 3, § 2, van de wet |
van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële | van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële |
stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van het | stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van het |
terrorisme, evenals het gegeven dat de vennootschap geleid wordt door | terrorisme, evenals het gegeven dat de vennootschap geleid wordt door |
een zaakvoerder of een verantwoordelijke die betrokken is geweest bij | een zaakvoerder of een verantwoordelijke die betrokken is geweest bij |
minstens twee faillissementen, vereffeningen of gelijkaardige | minstens twee faillissementen, vereffeningen of gelijkaardige |
operaties met schulden tegenover een instelling die | operaties met schulden tegenover een instelling die |
socialezekerheidsbijdragen int tot gevolg. De Koning kan, na advies | socialezekerheidsbijdragen int tot gevolg. De Koning kan, na advies |
van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, | van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, |
bepalen welke feiten, gegevens of omstandigheden, voor de toepassing | bepalen welke feiten, gegevens of omstandigheden, voor de toepassing |
van deze paragraaf, eveneens als grove fout beschouwd kunnen worden ». | van deze paragraaf, eveneens als grove fout beschouwd kunnen worden ». |
B.1.2. Artikel 38, § 3octies, van de wet van 29 juni 1981 houdende de | B.1.2. Artikel 38, § 3octies, van de wet van 29 juni 1981 houdende de |
algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, waarnaar | algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, waarnaar |
het in het geding zijnde artikel verwijst, bepaalt : | het in het geding zijnde artikel verwijst, bepaalt : |
« Om aanspraak te kunnen maken op het voordeel van de totale of | « Om aanspraak te kunnen maken op het voordeel van de totale of |
gedeeltelijke vrijstelling van sociale zekerheidsbijdragen bedoeld in | gedeeltelijke vrijstelling van sociale zekerheidsbijdragen bedoeld in |
§ § 3 en 3bis, van de totale of gedeeltelijke vrijstelling van | § § 3 en 3bis, van de totale of gedeeltelijke vrijstelling van |
storting van ingehouden bijdragen, van een vermindering van sociale | storting van ingehouden bijdragen, van een vermindering van sociale |
zekerheidsbijdragen, bedoeld in § § 2, 3 en 3bis, alsook van een | zekerheidsbijdragen, bedoeld in § § 2, 3 en 3bis, alsook van een |
stelsel van forfaitaire bijdragen bepaald door of krachtens deze wet, | stelsel van forfaitaire bijdragen bepaald door of krachtens deze wet, |
mag de werkgever zich niet in één van volgende situaties bevinden : | mag de werkgever zich niet in één van volgende situaties bevinden : |
[...] | [...] |
8. indien het om een rechtspersoon gaat, onder de bestuurders, | 8. indien het om een rechtspersoon gaat, onder de bestuurders, |
zaakvoerders of personen die bevoegd zijn om de vennootschap te | zaakvoerders of personen die bevoegd zijn om de vennootschap te |
verbinden, personen tellen die bij minstens twee faillissementen, | verbinden, personen tellen die bij minstens twee faillissementen, |
vereffeningen of gelijkaardige operaties betrokken werden met schulden | vereffeningen of gelijkaardige operaties betrokken werden met schulden |
ten aanzien van een inningorganisme van de sociale | ten aanzien van een inningorganisme van de sociale |
zekerheidsbijdragen. | zekerheidsbijdragen. |
[...] ». | [...] ». |
B.2. Artikel 265, § 2, van het Wetboek van vennootschappen voert een | B.2. Artikel 265, § 2, van het Wetboek van vennootschappen voert een |
bijzondere aansprakelijkheid in van zaakvoerders, gewezen zaakvoerders | bijzondere aansprakelijkheid in van zaakvoerders, gewezen zaakvoerders |
en alle andere personen die ten aanzien van de zaken van een | en alle andere personen die ten aanzien van de zaken van een |
personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid | personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid |
bestuursbevoegdheid hebben gehad, voor niet-betaalde | bestuursbevoegdheid hebben gehad, voor niet-betaalde |
socialezekerheidsbijdragen. Zij kunnen immers onder bepaalde | socialezekerheidsbijdragen. Zij kunnen immers onder bepaalde |
voorwaarden persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld | voorwaarden persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld |
voor het geheel of een deel van alle op het ogenblik van de uitspraak | voor het geheel of een deel van alle op het ogenblik van de uitspraak |
van het faillissement verschuldigde sociale bijdragen, | van het faillissement verschuldigde sociale bijdragen, |
bijdrageopslagen, verwijlinteresten en de vaste vergoeding bedoeld in | bijdrageopslagen, verwijlinteresten en de vaste vergoeding bedoeld in |
artikel 54ter van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot | artikel 54ter van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot |
uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de | uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de |
besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke | besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke |
zekerheid der arbeiders. | zekerheid der arbeiders. |
Opdat daartoe kan worden besloten, moet evenwel vaststaan dat zij | Opdat daartoe kan worden besloten, moet evenwel vaststaan dat zij |
ofwel een grove fout hebben begaan die aan de basis lag van het | ofwel een grove fout hebben begaan die aan de basis lag van het |
faillissement (eerste hypothese), ofwel in de periode van vijf jaar | faillissement (eerste hypothese), ofwel in de periode van vijf jaar |
voorafgaand aan de faillietverklaring reeds waren betrokken bij | voorafgaand aan de faillietverklaring reeds waren betrokken bij |
minstens twee faillissementen, vereffeningen of soortgelijke operaties | minstens twee faillissementen, vereffeningen of soortgelijke operaties |
met schulden ten aanzien van een inningsinstelling van de | met schulden ten aanzien van een inningsinstelling van de |
socialezekerheidsbijdragen (tweede hypothese). De prejudiciële vraag | socialezekerheidsbijdragen (tweede hypothese). De prejudiciële vraag |
betreft enkel de laatstvermelde hypothese, zodat het Hof zijn | betreft enkel de laatstvermelde hypothese, zodat het Hof zijn |
onderzoek daartoe beperkt. Het Hof spreekt zich derhalve niet uit over | onderzoek daartoe beperkt. Het Hof spreekt zich derhalve niet uit over |
de aansprakelijkheid die het gevolg is van een grove fout die aan de | de aansprakelijkheid die het gevolg is van een grove fout die aan de |
basis lag van het faillissement, noch over hetgeen in het vierde lid | basis lag van het faillissement, noch over hetgeen in het vierde lid |
van de in het geding zijnde bepaling als grove fout wordt beschouwd. | van de in het geding zijnde bepaling als grove fout wordt beschouwd. |
B.3.1. Het eerste onderdeel van de prejudiciële vraag betreft de | B.3.1. Het eerste onderdeel van de prejudiciële vraag betreft de |
bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de artikelen | bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de artikelen |
10 en 11 van de Grondwet in zoverre zij voor een bepaalde categorie | 10 en 11 van de Grondwet in zoverre zij voor een bepaalde categorie |
van zaakvoerders en bestuurders van vennootschappen een automatische, | van zaakvoerders en bestuurders van vennootschappen een automatische, |
persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid invoert, zonder dat aan | persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid invoert, zonder dat aan |
de rechtbank enige beoordelingsbevoegdheid wordt gelaten over de vraag | de rechtbank enige beoordelingsbevoegdheid wordt gelaten over de vraag |
of de faillissementen zich hebben voorgedaan onafhankelijk van hun | of de faillissementen zich hebben voorgedaan onafhankelijk van hun |
wil, en doordat geen onderscheid wordt gemaakt naargelang de | wil, en doordat geen onderscheid wordt gemaakt naargelang de |
betrokkenen te goeder trouw dan wel te kwader trouw hebben gehandeld. | betrokkenen te goeder trouw dan wel te kwader trouw hebben gehandeld. |
B.3.2. Het tweede onderdeel van de prejudiciële vraag betreft de | B.3.2. Het tweede onderdeel van de prejudiciële vraag betreft de |
bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de artikelen | bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de artikelen |
10 en 11 van de Grondwet in zoverre de bedoelde | 10 en 11 van de Grondwet in zoverre de bedoelde |
aansprakelijkheidsregeling geldt zonder dat een onderscheid wordt | aansprakelijkheidsregeling geldt zonder dat een onderscheid wordt |
gemaakt tussen, enerzijds, de situatie waarin er sprake is van het | gemaakt tussen, enerzijds, de situatie waarin er sprake is van het |
consecutief, repetitief oprichten van een vennootschap, het failliet | consecutief, repetitief oprichten van een vennootschap, het failliet |
laten gaan ervan met socialezekerheidsschulden en het stelselmatig | laten gaan ervan met socialezekerheidsschulden en het stelselmatig |
herhalen van dit procedé, en, anderzijds, de situatie waarin meerdere, | herhalen van dit procedé, en, anderzijds, de situatie waarin meerdere, |
met elkaar verbonden vennootschappen, gelijktijdig worden opgericht en | met elkaar verbonden vennootschappen, gelijktijdig worden opgericht en |
economisch actief zijn en vervolgens nagenoeg gelijktijdig failliet | economisch actief zijn en vervolgens nagenoeg gelijktijdig failliet |
gaan. | gaan. |
B.4. De invoering van een bijzondere aansprakelijkheidsregeling voor | B.4. De invoering van een bijzondere aansprakelijkheidsregeling voor |
socialezekerheidsschulden werd verantwoord als een instrument voor een | socialezekerheidsschulden werd verantwoord als een instrument voor een |
betere inning van de socialezekerheidsbijdragen (Parl. St., Kamer, | betere inning van de socialezekerheidsbijdragen (Parl. St., Kamer, |
2005-2006, DOC 51-2517/003, p. 7; DOC 51-2517/011, p. 8). | 2005-2006, DOC 51-2517/003, p. 7; DOC 51-2517/011, p. 8). |
Bij de bespreking van het amendement dat aanleiding gaf tot de | Bij de bespreking van het amendement dat aanleiding gaf tot de |
wijziging van de in het geding zijnde bepaling bij de wet van 27 | wijziging van de in het geding zijnde bepaling bij de wet van 27 |
december 2006 houdende diverse bepalingen (I) werd beklemtoond dat die | december 2006 houdende diverse bepalingen (I) werd beklemtoond dat die |
bepaling vooral is gericht tegen malafide ondernemers : | bepaling vooral is gericht tegen malafide ondernemers : |
« Het gaat niet op dat sommige malafide werkgevers ondernemingen | « Het gaat niet op dat sommige malafide werkgevers ondernemingen |
oprichten, op het ogenblik dat de eerste betalingen moeten gebeuren de | oprichten, op het ogenblik dat de eerste betalingen moeten gebeuren de |
boeken sluiten, om vervolgens een nieuwe vennootschap op te richten | boeken sluiten, om vervolgens een nieuwe vennootschap op te richten |
enz. Het komt erop aan dat de verschuldigde bijdragen correct worden | enz. Het komt erop aan dat de verschuldigde bijdragen correct worden |
betaald » (Parl. St., Kamer, 2006-2007, DOC 51-2760/030, p. 6). | betaald » (Parl. St., Kamer, 2006-2007, DOC 51-2760/030, p. 6). |
B.5. De door de in het geding zijnde bepaling ingestelde persoonlijke | B.5. De door de in het geding zijnde bepaling ingestelde persoonlijke |
en hoofdelijke aansprakelijkheid van de in de prejudiciële vraag | en hoofdelijke aansprakelijkheid van de in de prejudiciële vraag |
beoogde categorie van personen wordt omschreven als een « objectieve | beoogde categorie van personen wordt omschreven als een « objectieve |
aansprakelijkheid » (advies van de afdeling wetgeving van de Raad van | aansprakelijkheid » (advies van de afdeling wetgeving van de Raad van |
State, Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2517/003, nr. 1, p. 10). | State, Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2517/003, nr. 1, p. 10). |
Het feitelijke gegeven dat de zaakvoerders of bestuurders in de loop | Het feitelijke gegeven dat de zaakvoerders of bestuurders in de loop |
van de periode van vijf jaar voorafgaand aan de faillietverklaring | van de periode van vijf jaar voorafgaand aan de faillietverklaring |
reeds betrokken zijn geweest bij minstens twee andere faillissementen, | reeds betrokken zijn geweest bij minstens twee andere faillissementen, |
vereffeningen of soortgelijke operaties die resulteerden in schulden | vereffeningen of soortgelijke operaties die resulteerden in schulden |
tegenover een instelling die socialezekerheidsbijdragen int, kan | tegenover een instelling die socialezekerheidsbijdragen int, kan |
immers evenals « een grove fout die aan de basis van het faillissement | immers evenals « een grove fout die aan de basis van het faillissement |
lag » hun persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid teweegbrengen. | lag » hun persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid teweegbrengen. |
B.6. De in het geding zijnde maatregel, die zich richt tot de | B.6. De in het geding zijnde maatregel, die zich richt tot de |
categorie van zaakvoerders en bestuurders die zich bevinden in de in | categorie van zaakvoerders en bestuurders die zich bevinden in de in |
B.5 omschreven situatie, berust op een criterium dat in verband staat | B.5 omschreven situatie, berust op een criterium dat in verband staat |
met het in B.4 vermelde doel, vermits hij de zaakvoerders en | met het in B.4 vermelde doel, vermits hij de zaakvoerders en |
bestuurders van die vennootschappen viseert die herhaaldelijk in | bestuurders van die vennootschappen viseert die herhaaldelijk in |
gebreke bleven de socialezekerheidsbijdragen te betalen. | gebreke bleven de socialezekerheidsbijdragen te betalen. |
B.7. Geschillen met betrekking tot socialezekerheidsbijdragen kunnen | B.7. Geschillen met betrekking tot socialezekerheidsbijdragen kunnen |
onder de toepassing van artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de | onder de toepassing van artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de |
rechten van de mens vallen op basis van een afweging van de publiek- | rechten van de mens vallen op basis van een afweging van de publiek- |
en privaatrechtelijke aspecten van de te beoordelen regeling (EHRM, 9 | en privaatrechtelijke aspecten van de te beoordelen regeling (EHRM, 9 |
december 1994, Schouten en Meldrum t. Nederland, §§ 52-60). Wanneer, | december 1994, Schouten en Meldrum t. Nederland, §§ 52-60). Wanneer, |
zoals te dezen, op grond van de in het geding zijnde bepaling, niet de | zoals te dezen, op grond van de in het geding zijnde bepaling, niet de |
bijdrageplichtige vennootschap zelf doch de zaakvoerders en | bijdrageplichtige vennootschap zelf doch de zaakvoerders en |
bestuurders van die vennootschap, in afwijking van de gewone | bestuurders van die vennootschap, in afwijking van de gewone |
aansprakelijkheidsregeling, met hun persoonlijk vermogen tot betaling | aansprakelijkheidsregeling, met hun persoonlijk vermogen tot betaling |
van de verschuldigde socialezekerheidsbijdragen en supplementen kunnen | van de verschuldigde socialezekerheidsbijdragen en supplementen kunnen |
worden veroordeeld, betreft de betwisting een geschil omtrent « het | worden veroordeeld, betreft de betwisting een geschil omtrent « het |
vaststellen van [...] burgerlijke rechten en verplichtingen » in de | vaststellen van [...] burgerlijke rechten en verplichtingen » in de |
zin van de voormelde verdragsbepaling. | zin van de voormelde verdragsbepaling. |
Daaruit volgt dat aan de door de in het geding zijnde bepaling | Daaruit volgt dat aan de door de in het geding zijnde bepaling |
bedoelde zaakvoerders en bestuurders met betrekking tot de vordering | bedoelde zaakvoerders en bestuurders met betrekking tot de vordering |
die wordt ingesteld door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of door | die wordt ingesteld door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of door |
de curator, het recht op toegang tot een rechter met volle rechtsmacht | de curator, het recht op toegang tot een rechter met volle rechtsmacht |
moet zijn gewaarborgd. | moet zijn gewaarborgd. |
B.8. De in het geding zijnde bepaling stelt een objectieve | B.8. De in het geding zijnde bepaling stelt een objectieve |
aansprakelijkheid in en verleent aan de Rijksdienst voor Sociale | aansprakelijkheid in en verleent aan de Rijksdienst voor Sociale |
Zekerheid en aan de curator een appreciatiebevoegdheid om de | Zekerheid en aan de curator een appreciatiebevoegdheid om de |
verschuldigde socialezekerheidsbijdragen en supplementen voor het | verschuldigde socialezekerheidsbijdragen en supplementen voor het |
geheel of een deel terug te vorderen. | geheel of een deel terug te vorderen. |
De vordering inzake persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid | De vordering inzake persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid |
dient evenwel te worden ingesteld bij een rechtscollege, namelijk de | dient evenwel te worden ingesteld bij een rechtscollege, namelijk de |
rechtbank van koophandel die kennis neemt van het faillissement van de | rechtbank van koophandel die kennis neemt van het faillissement van de |
vennootschap. Die rechtbank dient te oordelen of de wettelijke | vennootschap. Die rechtbank dient te oordelen of de wettelijke |
voorwaarden voor de persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid zijn | voorwaarden voor de persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid zijn |
vervuld, en gaat met name na of de betrokken zaakvoerders of | vervuld, en gaat met name na of de betrokken zaakvoerders of |
bestuurders in de periode van vijf jaar voorafgaand aan een nieuw | bestuurders in de periode van vijf jaar voorafgaand aan een nieuw |
faillissement betrokken zijn geweest bij minstens twee andere | faillissement betrokken zijn geweest bij minstens twee andere |
faillissementen met schulden ten aanzien van een inningsinstelling van | faillissementen met schulden ten aanzien van een inningsinstelling van |
de socialezekerheidsbijdragen. | de socialezekerheidsbijdragen. |
Doordat de in het geding zijnde bepaling erin voorziet dat de personen | Doordat de in het geding zijnde bepaling erin voorziet dat de personen |
die zij beoogt persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden | die zij beoogt persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden |
gesteld « voor het geheel of een deel van [de] sociale bijdragen, | gesteld « voor het geheel of een deel van [de] sociale bijdragen, |
bijdrageopslagen, verwijlinteresten en de vaste vergoeding », stelt | bijdrageopslagen, verwijlinteresten en de vaste vergoeding », stelt |
zij bovendien de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de curator in | zij bovendien de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de curator in |
staat de mate van die hoofdelijkheid te bepalen, en moet de rechtbank, | staat de mate van die hoofdelijkheid te bepalen, en moet de rechtbank, |
in rechte en in feite, de omvang van de verschuldigde sociale | in rechte en in feite, de omvang van de verschuldigde sociale |
bijdragen, bijdrageopslagen, verwijlinteresten en de vaste vergoeding | bijdragen, bijdrageopslagen, verwijlinteresten en de vaste vergoeding |
kunnen beoordelen op basis van de bij haar ingestelde vordering. Ten | kunnen beoordelen op basis van de bij haar ingestelde vordering. Ten |
aanzien van de omvang van de verschuldigde socialezekerheidsbijdragen | aanzien van de omvang van de verschuldigde socialezekerheidsbijdragen |
en supplementen, heeft de bevoegde rechtbank, bij de behandeling van | en supplementen, heeft de bevoegde rechtbank, bij de behandeling van |
de ingestelde vordering, derhalve eenzelfde beoordelingsbevoegdheid | de ingestelde vordering, derhalve eenzelfde beoordelingsbevoegdheid |
als de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de curator. In die | als de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de curator. In die |
interpretatie is aan de betrokken zaakvoerders en bestuurders de | interpretatie is aan de betrokken zaakvoerders en bestuurders de |
toegang tot een rechter met volle rechtsmacht gewaarborgd. | toegang tot een rechter met volle rechtsmacht gewaarborgd. |
B.9.1. De in het geding zijnde bepaling stelt dat de bedoelde personen | B.9.1. De in het geding zijnde bepaling stelt dat de bedoelde personen |
aansprakelijk « kunnen » worden gesteld, zodat het de rechter toekomt | aansprakelijk « kunnen » worden gesteld, zodat het de rechter toekomt |
vast te stellen of in het concrete geval, de persoonlijke en | vast te stellen of in het concrete geval, de persoonlijke en |
hoofdelijke aansprakelijkheid van de zaakvoerders en bestuurders in | hoofdelijke aansprakelijkheid van de zaakvoerders en bestuurders in |
het geding is (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2517/011, p. 14). | het geding is (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2517/011, p. 14). |
B.9.2. Zoals is aangegeven in B.4, blijkt uit de totstandkoming van de | B.9.2. Zoals is aangegeven in B.4, blijkt uit de totstandkoming van de |
in het geding zijnde bepaling dat de wetgever vooral de malafide | in het geding zijnde bepaling dat de wetgever vooral de malafide |
zaakvoerders en bestuurders aansprakelijk heeft willen stellen die | zaakvoerders en bestuurders aansprakelijk heeft willen stellen die |
zich schuldig maken aan sociale fraude doordat ze een onderneming | zich schuldig maken aan sociale fraude doordat ze een onderneming |
oprichten en vervolgens een faillissement uitlokken zonder dat ze hun | oprichten en vervolgens een faillissement uitlokken zonder dat ze hun |
socialezekerheidsschulden hebben betaald en die deze werkwijze | socialezekerheidsschulden hebben betaald en die deze werkwijze |
meermaals herhalen. | meermaals herhalen. |
De rechter, die dient te oordelen of de wettelijke voorwaarden voor de | De rechter, die dient te oordelen of de wettelijke voorwaarden voor de |
persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid zijn vervuld, kan nagaan | persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid zijn vervuld, kan nagaan |
of er, in geval van de herhaalde betrokkenheid bij faillissementen met | of er, in geval van de herhaalde betrokkenheid bij faillissementen met |
socialezekerheidsschulden, sprake is van een dergelijk procedé van | socialezekerheidsschulden, sprake is van een dergelijk procedé van |
frauduleuze herhaling en kan bij het bepalen van de omvang van de | frauduleuze herhaling en kan bij het bepalen van de omvang van de |
bedragen waartoe de zaakvoerder of bestuurder gehouden is, derhalve | bedragen waartoe de zaakvoerder of bestuurder gehouden is, derhalve |
rekening houden met het gegeven of deze al dan niet te goeder trouw | rekening houden met het gegeven of deze al dan niet te goeder trouw |
was. | was. |
B.9.3. Onder voorbehoud van die interpretatie is de in het geding | B.9.3. Onder voorbehoud van die interpretatie is de in het geding |
zijnde maatregel redelijk verantwoord in het licht van de nagestreefde | zijnde maatregel redelijk verantwoord in het licht van de nagestreefde |
doelstelling en dienen het eerste en het tweede onderdeel van de | doelstelling en dienen het eerste en het tweede onderdeel van de |
prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord. | prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord. |
B.10.1. In het derde onderdeel van de prejudiciële vraag beoogt de | B.10.1. In het derde onderdeel van de prejudiciële vraag beoogt de |
verwijzende rechter van het Hof te vernemen of de in het geding zijnde | verwijzende rechter van het Hof te vernemen of de in het geding zijnde |
bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, doordat geen | bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, doordat geen |
onderscheid wordt gemaakt tussen vennootschappen naargelang zij zijn | onderscheid wordt gemaakt tussen vennootschappen naargelang zij zijn |
opgericht vóór of na de inwerkingtreding van de in het geding zijnde | opgericht vóór of na de inwerkingtreding van de in het geding zijnde |
bepaling, wat impliceert dat zaakvoerders en bestuurders van | bepaling, wat impliceert dat zaakvoerders en bestuurders van |
vennootschappen die vóór het in werking treden van de in het geding | vennootschappen die vóór het in werking treden van de in het geding |
zijnde bepaling werden opgericht, niet met een minimale mate van | zijnde bepaling werden opgericht, niet met een minimale mate van |
voorzienbaarheid het risico van hun aansprakelijkheid konden | voorzienbaarheid het risico van hun aansprakelijkheid konden |
inschatten. | inschatten. |
B.10.2. De in het geding zijnde bepaling voert, gelet op het tijdstip | B.10.2. De in het geding zijnde bepaling voert, gelet op het tijdstip |
waarop zij uitwerking heeft - te dezen de vanaf 1 september 2006 | waarop zij uitwerking heeft - te dezen de vanaf 1 september 2006 |
uitgesproken faillissementen -, een onderscheid in tussen personen die | uitgesproken faillissementen -, een onderscheid in tussen personen die |
betrokken zijn bij rechtstoestanden die onder het toepassingsgebied | betrokken zijn bij rechtstoestanden die onder het toepassingsgebied |
van de vroegere regeling vielen en personen die betrokken zijn bij | van de vroegere regeling vielen en personen die betrokken zijn bij |
rechtstoestanden die onder het toepassingsgebied van de nieuwe | rechtstoestanden die onder het toepassingsgebied van de nieuwe |
regeling vallen. Een dergelijk onderscheid is niet onbestaanbaar met | regeling vallen. Een dergelijk onderscheid is niet onbestaanbaar met |
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Elke wetswijziging zou | de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Elke wetswijziging zou |
onmogelijk worden indien zou worden aangenomen dat een nieuwe bepaling | onmogelijk worden indien zou worden aangenomen dat een nieuwe bepaling |
die grondwetsartikelen zou schenden om de enkele reden dat zij de | die grondwetsartikelen zou schenden om de enkele reden dat zij de |
toepassingsvoorwaarden van de vroegere wetgeving wijzigt, om de enkele | toepassingsvoorwaarden van de vroegere wetgeving wijzigt, om de enkele |
reden dat zij de berekeningen in de war zou sturen van diegenen die op | reden dat zij de berekeningen in de war zou sturen van diegenen die op |
de vroegere situatie zijn voortgegaan of om de enkele reden dat zij de | de vroegere situatie zijn voortgegaan of om de enkele reden dat zij de |
verwachtingen van een partij in een rechtsgeding zou dwarsbomen. | verwachtingen van een partij in een rechtsgeding zou dwarsbomen. |
De artikelen 10 en 11 van de Grondwet zijn slechts geschonden indien | De artikelen 10 en 11 van de Grondwet zijn slechts geschonden indien |
de ontstentenis van een overgangsbepaling tot een verschil in | de ontstentenis van een overgangsbepaling tot een verschil in |
behandeling leidt waarvoor geen redelijke verantwoording bestaat of | behandeling leidt waarvoor geen redelijke verantwoording bestaat of |
indien aan het vertrouwensbeginsel op buitensporige wijze afbreuk | indien aan het vertrouwensbeginsel op buitensporige wijze afbreuk |
wordt gedaan. | wordt gedaan. |
B.11.1. De wetgever vermocht maatregelen te nemen om de handelwijze te | B.11.1. De wetgever vermocht maatregelen te nemen om de handelwijze te |
verijdelen van zaakvoerders of bestuurders van vennootschappen die op | verijdelen van zaakvoerders of bestuurders van vennootschappen die op |
systematische wijze pogen de betaling van socialezekerheidsbijdragen | systematische wijze pogen de betaling van socialezekerheidsbijdragen |
te omzeilen. Het feit dat een dergelijke handelwijze bij de oprichting | te omzeilen. Het feit dat een dergelijke handelwijze bij de oprichting |
van een vennootschap vóór de totstandkoming van de in het geding | van een vennootschap vóór de totstandkoming van de in het geding |
zijnde bepaling niet de persoonlijke aansprakelijkheid van de | zijnde bepaling niet de persoonlijke aansprakelijkheid van de |
betrokkenen met zich kon meebrengen, kon bij hen niet de rechtmatige | betrokkenen met zich kon meebrengen, kon bij hen niet de rechtmatige |
verwachting doen ontstaan dat dit ook in de toekomst zo zou blijven. | verwachting doen ontstaan dat dit ook in de toekomst zo zou blijven. |
B.11.2. Het derde onderdeel van de prejudiciële vraag dient ontkennend | B.11.2. Het derde onderdeel van de prejudiciële vraag dient ontkennend |
te worden beantwoord. | te worden beantwoord. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
Onder voorbehoud van de in B.8 en B.9 vermelde interpretatie, schendt | Onder voorbehoud van de in B.8 en B.9 vermelde interpretatie, schendt |
artikel 265, § 2, van het Wetboek van vennootschappen de artikelen 10 | artikel 265, § 2, van het Wetboek van vennootschappen de artikelen 10 |
en 11 van de Grondwet niet. | en 11 van de Grondwet niet. |
Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel |
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
op 8 mei 2014. | op 8 mei 2014. |
De griffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
De voorzitter, | De voorzitter, |
A. Alen | A. Alen |