← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 Rolnummer : 5633 In zake : de
prejudiciële vraag betreffende artikel 4 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 « houdende invoering
van een sociale verzekering ten gunste van zelfs Het Grondwettelijk
Hof, samengesteld uit voorzitter J. Spreutels, emeritus voorzitter M. Bossuyt(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 Rolnummer : 5633 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 4 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 « houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfs Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter J. Spreutels, emeritus voorzitter M. Bossuyt(...) | Uittreksel uit arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 Rolnummer : 5633 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 4 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 « houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfs Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter J. Spreutels, emeritus voorzitter M. Bossuyt(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 | Uittreksel uit arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 |
Rolnummer : 5633 | Rolnummer : 5633 |
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 4 van het | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 4 van het |
koninklijk besluit van 18 november 1996 « houdende invoering van een | koninklijk besluit van 18 november 1996 « houdende invoering van een |
sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van | sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van |
faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de | faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de |
artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van | artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van |
de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de | de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de |
wettelijke pensioenstelsels », bekrachtigd bij de wet van 13 juni | wettelijke pensioenstelsels », bekrachtigd bij de wet van 13 juni |
1997, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Nijvel. | 1997, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Nijvel. |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit voorzitter J. Spreutels, emeritus voorzitter M. | samengesteld uit voorzitter J. Spreutels, emeritus voorzitter M. |
Bossuyt, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 | Bossuyt, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 |
januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, en de rechters E. De Groot, L. | januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, en de rechters E. De Groot, L. |
Lavrysen, J.-P. Moerman, E. Derycke en P. Nihoul, bijgestaan door de | Lavrysen, J.-P. Moerman, E. Derycke en P. Nihoul, bijgestaan door de |
griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. | griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. |
Spreutels, | Spreutels, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Bij vonnis van 8 april 2013 in zake Damien Mink tegen de vzw « Partena | Bij vonnis van 8 april 2013 in zake Damien Mink tegen de vzw « Partena |
- Sociale verzekeringen voor zelfstandigen », waarvan de expeditie ter | - Sociale verzekeringen voor zelfstandigen », waarvan de expeditie ter |
griffie van het Hof is ingekomen op 3 mei 2013, heeft de | griffie van het Hof is ingekomen op 3 mei 2013, heeft de |
Arbeidsrechtbank te Nijvel de volgende prejudiciële vraag gesteld : | Arbeidsrechtbank te Nijvel de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« Schendt het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende | « Schendt het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende |
invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen in | invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen in |
geval van faillissement, bekrachtigd bij de wet van 13 juni 1997, | geval van faillissement, bekrachtigd bij de wet van 13 juni 1997, |
inzonderheid artikel 4 ervan, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, | inzonderheid artikel 4 ervan, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, |
in zoverre het het recht op de financiële uitkering gelijk aan het | in zoverre het het recht op de financiële uitkering gelijk aan het |
minimumpensioen van zelfstandigen, bepaald in artikel 7 ervan, | minimumpensioen van zelfstandigen, bepaald in artikel 7 ervan, |
onderwerpt aan de voorwaarde dat de failliet verklaarde zelfstandige | onderwerpt aan de voorwaarde dat de failliet verklaarde zelfstandige |
geen aanspraak kan maken op enig vervangingsinkomen, en bijgevolg in | geen aanspraak kan maken op enig vervangingsinkomen, en bijgevolg in |
zoverre het erin voorziet dat die uitkering hem zonder meer wordt | zoverre het erin voorziet dat die uitkering hem zonder meer wordt |
ontzegd, zonder na te gaan of het vervangingsinkomen waarop hij | ontzegd, zonder na te gaan of het vervangingsinkomen waarop hij |
aanspraak kan maken minstens gelijk is aan het bij artikel 7 bepaalde | aanspraak kan maken minstens gelijk is aan het bij artikel 7 bepaalde |
minimum en zonder te voorzien in de toekenning van het verschil | minimum en zonder te voorzien in de toekenning van het verschil |
wanneer het inkomen lager ligt dan dat minimum, ten opzichte van de | wanneer het inkomen lager ligt dan dat minimum, ten opzichte van de |
failliet verklaarde zelfstandige aan wie de inning van een minimale | failliet verklaarde zelfstandige aan wie de inning van een minimale |
financiële uitkering wordt gewaarborgd die aanzienlijk hoger ligt dan | financiële uitkering wordt gewaarborgd die aanzienlijk hoger ligt dan |
het vervangingsinkomen dat hij zou kunnen genieten indien hij recht | het vervangingsinkomen dat hij zou kunnen genieten indien hij recht |
had op de werkloosheidsuitkeringen ? ». | had op de werkloosheidsuitkeringen ? ». |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling | Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling |
B.1.1. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over artikel 4, § 2, van | B.1.1. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over artikel 4, § 2, van |
het koninklijk besluit van 18 november 1996 « houdende invoering van | het koninklijk besluit van 18 november 1996 « houdende invoering van |
een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van | een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van |
faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de | faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de |
artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van | artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van |
de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de | de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de |
wettelijke pensioenstelsels », bekrachtigd bij de wet van 13 juni 1997 | wettelijke pensioenstelsels », bekrachtigd bij de wet van 13 juni 1997 |
« tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met | « tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met |
toepassing van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van | toepassing van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van |
de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese | de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese |
Economische en Monetaire Unie, en de wet van 26 juli 1996 tot | Economische en Monetaire Unie, en de wet van 26 juli 1996 tot |
modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de | modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de |
leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels », dat de voorwaarden | leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels », dat de voorwaarden |
vaststelt waaronder de gefailleerde zelfstandigen, alsook de | vaststelt waaronder de gefailleerde zelfstandigen, alsook de |
zaakvoerders, bestuurders en werkende vennoten van een | zaakvoerders, bestuurders en werkende vennoten van een |
handelsvennootschap die failliet werd verklaard, aanspraak kunnen | handelsvennootschap die failliet werd verklaard, aanspraak kunnen |
maken op de in artikel 7 van hetzelfde besluit beoogde financiële | maken op de in artikel 7 van hetzelfde besluit beoogde financiële |
uitkering. | uitkering. |
B.1.2. Het voormelde artikel 4, § 2, bepaalde in de versie ervan die | B.1.2. Het voormelde artikel 4, § 2, bepaalde in de versie ervan die |
van toepassing is op het voor de verwijzende rechter hangende geschil | van toepassing is op het voor de verwijzende rechter hangende geschil |
: | : |
« De in artikel 7 bedoelde uitkering wordt toegekend onder de volgende | « De in artikel 7 bedoelde uitkering wordt toegekend onder de volgende |
voorwaarden : | voorwaarden : |
1° voldoen aan de in § 1, 1°, 2° en 5°, bedoelde voorwaarden; | 1° voldoen aan de in § 1, 1°, 2° en 5°, bedoelde voorwaarden; |
2° geen beroepsactiviteit uitoefenen of geen recht op een | 2° geen beroepsactiviteit uitoefenen of geen recht op een |
vervangingsinkomen kunnen laten gelden vanaf de eerste werkdag die | vervangingsinkomen kunnen laten gelden vanaf de eerste werkdag die |
volgt op deze in de loop waarvan het vonnis van faillietverklaring | volgt op deze in de loop waarvan het vonnis van faillietverklaring |
werd uitgesproken ». | werd uitgesproken ». |
Die bepaling is gewijzigd bij de wet van 16 januari 2013 tot wijziging | Die bepaling is gewijzigd bij de wet van 16 januari 2013 tot wijziging |
van het voormelde koninklijk besluit van 18 november 1996. Die | van het voormelde koninklijk besluit van 18 november 1996. Die |
wijziging heeft geen gevolgen voor het onderwerp van de prejudiciële | wijziging heeft geen gevolgen voor het onderwerp van de prejudiciële |
vraag. | vraag. |
B.1.3. De prejudiciële vraag beoogt meer bepaald het 2° van die | B.1.3. De prejudiciële vraag beoogt meer bepaald het 2° van die |
bepaling, namelijk de voorwaarde dat geen beroepsactiviteit wordt | bepaling, namelijk de voorwaarde dat geen beroepsactiviteit wordt |
uitgeoefend en geen aanspraak kan worden gemaakt op een | uitgeoefend en geen aanspraak kan worden gemaakt op een |
vervangingsinkomen teneinde de in artikel 7 van hetzelfde besluit | vervangingsinkomen teneinde de in artikel 7 van hetzelfde besluit |
beoogde financiële uitkering te ontvangen. | beoogde financiële uitkering te ontvangen. |
Ten aanzien van de prejudiciële vraag | Ten aanzien van de prejudiciële vraag |
B.2. Het Hof wordt verzocht na te gaan of artikel 4, § 2, 2°, van het | B.2. Het Hof wordt verzocht na te gaan of artikel 4, § 2, 2°, van het |
koninklijk besluit van 18 november 1996 bestaanbaar is met de | koninklijk besluit van 18 november 1996 bestaanbaar is met de |
artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die bepaling, door de | artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die bepaling, door de |
failliet verklaarde zelfstandigen die aanspraak kunnen maken op een | failliet verklaarde zelfstandigen die aanspraak kunnen maken op een |
vervangingsinkomen, uit te sluiten van het voordeel van de in artikel | vervangingsinkomen, uit te sluiten van het voordeel van de in artikel |
7 van hetzelfde besluit bepaalde financiële uitkering, zonder erin te | 7 van hetzelfde besluit bepaalde financiële uitkering, zonder erin te |
voorzien dat, wanneer het vervangingsinkomen in kwestie lager ligt dan | voorzien dat, wanneer het vervangingsinkomen in kwestie lager ligt dan |
die uitkering, de zelfstandige recht heeft op het verschil tussen | die uitkering, de zelfstandige recht heeft op het verschil tussen |
beide bedragen, een discriminatie zou invoeren onder failliet | beide bedragen, een discriminatie zou invoeren onder failliet |
verklaarde zelfstandigen naargelang zij al dan niet recht hebben op | verklaarde zelfstandigen naargelang zij al dan niet recht hebben op |
een vervangingsinkomen. Het verwijzende rechtscollege merkt immers op | een vervangingsinkomen. Het verwijzende rechtscollege merkt immers op |
dat, in sommige gevallen, het bedrag van het vervangingsinkomen | dat, in sommige gevallen, het bedrag van het vervangingsinkomen |
aanzienlijk lager ligt dan het bedrag van de financiële uitkering | aanzienlijk lager ligt dan het bedrag van de financiële uitkering |
waarin artikel 7 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 | waarin artikel 7 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 |
voorziet. | voorziet. |
B.3. In tegenstelling tot wat de Ministerraad aanvoert, zijn de in de | B.3. In tegenstelling tot wat de Ministerraad aanvoert, zijn de in de |
prejudiciële vraag beoogde categorieën van zelfstandigen voldoende | prejudiciële vraag beoogde categorieën van zelfstandigen voldoende |
vergelijkbaar, aangezien het in beide gevallen gaat om zelfstandigen | vergelijkbaar, aangezien het in beide gevallen gaat om zelfstandigen |
die failliet zijn verklaard en bijgevolg aanspraak zouden kunnen maken | die failliet zijn verklaard en bijgevolg aanspraak zouden kunnen maken |
op het ontvangen van de financiële uitkering voor gefailleerde | op het ontvangen van de financiële uitkering voor gefailleerde |
zelfstandigen. | zelfstandigen. |
B.4. Het in het geding zijnde koninklijk besluit van 18 november 1996, | B.4. Het in het geding zijnde koninklijk besluit van 18 november 1996, |
bekrachtigd bij de voormelde wet van 13 juni 1997, gaat uit van de wil | bekrachtigd bij de voormelde wet van 13 juni 1997, gaat uit van de wil |
van de wetgever « om actief werk te maken van een grotere | van de wetgever « om actief werk te maken van een grotere |
doelmatigheid van het sociaal statuut van de zelfstandigen » door hen | doelmatigheid van het sociaal statuut van de zelfstandigen » door hen |
te beschermen tegen de risico's die specifiek voor hen zijn (Parl. | te beschermen tegen de risico's die specifiek voor hen zijn (Parl. |
St., Kamer, 1996-1997, nr. 925/6, p. 5). | St., Kamer, 1996-1997, nr. 925/6, p. 5). |
In de parlementaire voorbereiding van de wet van 24 januari 2002 « tot | In de parlementaire voorbereiding van de wet van 24 januari 2002 « tot |
wijziging van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende | wijziging van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende |
invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in | invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in |
geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met | geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met |
toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot | toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot |
modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de | modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de |
leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels » wordt aangegeven dat | leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels » wordt aangegeven dat |
« de sociale verzekering in geval van faillissement werd ingevoerd om | « de sociale verzekering in geval van faillissement werd ingevoerd om |
te verhelpen aan de rampzalige sociale toestand waarin failliete | te verhelpen aan de rampzalige sociale toestand waarin failliete |
zelfstandigen zich kunnen bevinden » (Parl. St., Kamer, 2000-2001, DOC | zelfstandigen zich kunnen bevinden » (Parl. St., Kamer, 2000-2001, DOC |
50-1338/001, p. 4). Die wet breidt met name de duur van de financiële | 50-1338/001, p. 4). Die wet breidt met name de duur van de financiële |
uitkering die de gefailleerde zelfstandigen kunnen genieten, duur die | uitkering die de gefailleerde zelfstandigen kunnen genieten, duur die |
aanvankelijk tot twee maanden was beperkt, uit tot zes maanden, « | aanvankelijk tot twee maanden was beperkt, uit tot zes maanden, « |
teneinde de zelfstandige te laten beschikken over een langere periode | teneinde de zelfstandige te laten beschikken over een langere periode |
met het oog op het reorganiseren van zijn beroepsleven » (ibid.). | met het oog op het reorganiseren van zijn beroepsleven » (ibid.). |
Bij artikel 53 van de programmawet van 27 april 2007 verhoogt de | Bij artikel 53 van de programmawet van 27 april 2007 verhoogt de |
wetgever het bedrag van de uitkering tot dat van het minimumpensioen | wetgever het bedrag van de uitkering tot dat van het minimumpensioen |
voor de zelfstandigen en brengt hij de maximumduur van de toekenning | voor de zelfstandigen en brengt hij de maximumduur van de toekenning |
ervan op twaalf maanden. Die maatregel past « in het kader van de | ervan op twaalf maanden. Die maatregel past « in het kader van de |
strijd tegen de armoede » (Parl. St., Kamer, 2006-2007, DOC | strijd tegen de armoede » (Parl. St., Kamer, 2006-2007, DOC |
51-3058/001, p. 15). | 51-3058/001, p. 15). |
De wet van 24 juli 2008 wijzigt overigens artikel 5, vierde lid, van | De wet van 24 juli 2008 wijzigt overigens artikel 5, vierde lid, van |
hetzelfde besluit, teneinde misbruiken als gevolg van die tekst in de | hetzelfde besluit, teneinde misbruiken als gevolg van die tekst in de |
vorige versie ervan, onmogelijk te maken, meer bepaald teneinde « het | vorige versie ervan, onmogelijk te maken, meer bepaald teneinde « het |
cumuleren van de financiële uitkering die toegekend wordt in het kader | cumuleren van de financiële uitkering die toegekend wordt in het kader |
van deze verzekering met een beroeps- of vervangingsinkomen [te] | van deze verzekering met een beroeps- of vervangingsinkomen [te] |
verhinderen » (Parl. St., Kamer, 2007-2008, DOC 52-1200/001, p. 65). | verhinderen » (Parl. St., Kamer, 2007-2008, DOC 52-1200/001, p. 65). |
B.5. De maandelijkse financiële uitkering die gedurende hoogstens | B.5. De maandelijkse financiële uitkering die gedurende hoogstens |
twaalf maanden wordt toegekend aan de failliet verklaarde | twaalf maanden wordt toegekend aan de failliet verklaarde |
zelfstandigen, alsook aan de zaakvoerders, bestuurders en werkende | zelfstandigen, alsook aan de zaakvoerders, bestuurders en werkende |
vennoten van een failliet verklaarde handelsvennootschap, met | vennoten van een failliet verklaarde handelsvennootschap, met |
toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 18 november | toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 18 november |
1996, vormt een maatregel van tijdelijke bescherming van die personen | 1996, vormt een maatregel van tijdelijke bescherming van die personen |
om hen in staat te stellen zich te reorganiseren teneinde opnieuw | om hen in staat te stellen zich te reorganiseren teneinde opnieuw |
inkomsten te verkrijgen. | inkomsten te verkrijgen. |
B.6. Gelet op dat doel, is het niet onredelijk de failliet verklaarde | B.6. Gelet op dat doel, is het niet onredelijk de failliet verklaarde |
zelfstandigen die aanspraak kunnen maken op een vervangingsinkomen in | zelfstandigen die aanspraak kunnen maken op een vervangingsinkomen in |
een ander stelsel dat hen eveneens in staat stelt hun bestaan te | een ander stelsel dat hen eveneens in staat stelt hun bestaan te |
verzekeren en zich te reorganiseren, van het voordeel van die | verzekeren en zich te reorganiseren, van het voordeel van die |
uitkering uit te sluiten. | uitkering uit te sluiten. |
B.7. Bovendien zou de wetgever niet kunnen worden verweten geen | B.7. Bovendien zou de wetgever niet kunnen worden verweten geen |
rekening te hebben gehouden met het bedrag van het vervangingsinkomen | rekening te hebben gehouden met het bedrag van het vervangingsinkomen |
waarop de betrokkene recht heeft, en niet te hebben voorzien in een | waarop de betrokkene recht heeft, en niet te hebben voorzien in een |
maatregel om het vervangingsinkomen aan te vullen wanneer dat lager | maatregel om het vervangingsinkomen aan te vullen wanneer dat lager |
zou liggen dan het bedrag van de financiële uitkering voor de | zou liggen dan het bedrag van de financiële uitkering voor de |
gefailleerde zelfstandigen. De maandelijkse financiële uitkering voor | gefailleerde zelfstandigen. De maandelijkse financiële uitkering voor |
de zelfstandigen is immers beperkt in de tijd, hetgeen niet | de zelfstandigen is immers beperkt in de tijd, hetgeen niet |
noodzakelijk het geval is voor het vervangingsinkomen. Dat verschil in | noodzakelijk het geval is voor het vervangingsinkomen. Dat verschil in |
duur van de toekenning van de uitkering belet in het merendeel der | duur van de toekenning van de uitkering belet in het merendeel der |
gevallen de bedragen die de failliet verklaarde zelfstandigen | gevallen de bedragen die de failliet verklaarde zelfstandigen |
werkelijk ontvangen, op exacte wijze te berekenen naargelang zij een | werkelijk ontvangen, op exacte wijze te berekenen naargelang zij een |
vervangingsinkomen dan wel een bij artikel 7 van het koninklijk | vervangingsinkomen dan wel een bij artikel 7 van het koninklijk |
besluit van 18 november 1996 bepaalde maandelijkse financiële | besluit van 18 november 1996 bepaalde maandelijkse financiële |
uitkering genieten. | uitkering genieten. |
B.8. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | B.8. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
Artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 « | Artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 « |
houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van | houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van |
zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde | zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde |
personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 | personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 |
juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring | juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring |
van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels », bekrachtigd | van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels », bekrachtigd |
bij de wet van 13 juni 1997, schendt de artikelen 10 en 11 van de | bij de wet van 13 juni 1997, schendt de artikelen 10 en 11 van de |
Grondwet niet. | Grondwet niet. |
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig |
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 6 februari 2014. | Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 6 februari 2014. |
De griffier, | De griffier, |
F. Meersschaut | F. Meersschaut |
De voorzitter, | De voorzitter, |
J. Spreutels | J. Spreutels |