Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 160/2013 van 21 november 2013 Rolnummer : 5544 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 12 van de wet van 26 april 2007 betreffende de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, gesteld door de St Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en J. Spreutels, en de rechte(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 160/2013 van 21 november 2013 Rolnummer : 5544 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 12 van de wet van 26 april 2007 betreffende de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, gesteld door de St Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en J. Spreutels, en de rechte(...) Uittreksel uit arrest nr. 160/2013 van 21 november 2013 Rolnummer : 5544 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 12 van de wet van 26 april 2007 betreffende de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, gesteld door de St Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en J. Spreutels, en de rechte(...)
GRONDWETTELIJK HOF GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 160/2013 van 21 november 2013 Uittreksel uit arrest nr. 160/2013 van 21 november 2013
Rolnummer : 5544 Rolnummer : 5544
In zake : de prejudiciële vragen over artikel 12 van de wet van 26 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 12 van de wet van 26
april 2007 betreffende de terbeschikkingstelling van de april 2007 betreffende de terbeschikkingstelling van de
strafuitvoeringsrechtbank, gesteld door de Strafuitvoeringsrechtbank strafuitvoeringsrechtbank, gesteld door de Strafuitvoeringsrechtbank
te Brussel. te Brussel.
Het Grondwettelijk Hof, Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en J. Spreutels, en de samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en J. Spreutels, en de
rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke, rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke,
P. Nihoul, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier P.-Y. P. Nihoul, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier P.-Y.
Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging
Bij vonnis van 24 december 2012 in zake J.M., waarvan de expeditie ter Bij vonnis van 24 december 2012 in zake J.M., waarvan de expeditie ter
griffie van het Hof is ingekomen op 2 januari 2013, heeft de griffie van het Hof is ingekomen op 2 januari 2013, heeft de
Strafuitvoeringsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vragen Strafuitvoeringsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vragen
gesteld : gesteld :
1. « Schendt artikel 12 van de wet van 26 april 2007 betreffende de 1. « Schendt artikel 12 van de wet van 26 april 2007 betreffende de
terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank de artikelen terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank de artikelen
10 en 11 van de Grondwet doordat daarin geen onderscheid gemaakt wordt 10 en 11 van de Grondwet doordat daarin geen onderscheid gemaakt wordt
tussen veroordeelden die conform de vroegere wet van 9 april 1930 tussen veroordeelden die conform de vroegere wet van 9 april 1930
definitief ter beschikking van de regering werden gesteld en die niet definitief ter beschikking van de regering werden gesteld en die niet
voldoen aan de thans door de wet van 26 april 2007 gestelde vereisten voldoen aan de thans door de wet van 26 april 2007 gestelde vereisten
voor een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank voor een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank
enerzijds en de veroordeelden die conform de vroegere wet van 9 april enerzijds en de veroordeelden die conform de vroegere wet van 9 april
1930 definitief ter beschikking van de regering werden gesteld en die 1930 definitief ter beschikking van de regering werden gesteld en die
wel voldoen aan de door de wet van 26 april 2007 gestelde vereisten wel voldoen aan de door de wet van 26 april 2007 gestelde vereisten
voor een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank voor een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank
anderzijds ? »; anderzijds ? »;
2. « Schendt artikel 12 van de wet van 26 april 2007 betreffende de 2. « Schendt artikel 12 van de wet van 26 april 2007 betreffende de
terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank de artikelen terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank de artikelen
10 en 11 van de Grondwet, doordat daarin geen onderscheid wordt 10 en 11 van de Grondwet, doordat daarin geen onderscheid wordt
gemaakt tussen veroordeelden die definitief ter beschikking van de gemaakt tussen veroordeelden die definitief ter beschikking van de
regering gesteld werden conform de vroegere wet van 9 april 1930 en regering gesteld werden conform de vroegere wet van 9 april 1930 en
die niet voldoen aan de thans door de wet van 26 april 2007 gestelde die niet voldoen aan de thans door de wet van 26 april 2007 gestelde
vereisten voor een terbeschikkingstelling van de vereisten voor een terbeschikkingstelling van de
strafuitvoeringsrechtbank, en de veroordeelden die conform de nieuwe strafuitvoeringsrechtbank, en de veroordeelden die conform de nieuwe
wet van 26 april 2007 na de inwerkingtreding ervan definitief wet van 26 april 2007 na de inwerkingtreding ervan definitief
veroordeeld werden tot een terbeschikkingstelling van de veroordeeld werden tot een terbeschikkingstelling van de
strafuitvoeringsrechtbank ? ». strafuitvoeringsrechtbank ? ».
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
B.1.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 12 van de B.1.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 12 van de
wet van 26 april 2007 betreffende de terbeschikkingstelling van de wet van 26 april 2007 betreffende de terbeschikkingstelling van de
strafuitvoeringsrechtbank (hierna : de wet van 26 april 2007), waarbij strafuitvoeringsrechtbank (hierna : de wet van 26 april 2007), waarbij
de straf van terbeschikkingstelling van de regering met ingang van 1 de straf van terbeschikkingstelling van de regering met ingang van 1
januari 2012 is vervangen door de terbeschikkingstelling van de januari 2012 is vervangen door de terbeschikkingstelling van de
strafuitvoeringsrechtbank. Dat artikel bepaalt : strafuitvoeringsrechtbank. Dat artikel bepaalt :
« Bij de inwerkingtreding van deze wet worden de dossiers van ter « Bij de inwerkingtreding van deze wet worden de dossiers van ter
beschikking van de regering gestelden waarin de minister van Justitie beschikking van de regering gestelden waarin de minister van Justitie
hetzij een beslissing tot internering, hetzij een beslissing tot hetzij een beslissing tot internering, hetzij een beslissing tot
invrijheidstelling op proef heeft genomen ambtshalve en zonder kosten invrijheidstelling op proef heeft genomen ambtshalve en zonder kosten
ingeschreven op de algemene rol van de strafuitvoeringsrechtbanken. ingeschreven op de algemene rol van de strafuitvoeringsrechtbanken.
De minister maakt de dossiers over aan de griffier van de bevoegde De minister maakt de dossiers over aan de griffier van de bevoegde
strafuitvoeringsrechtbank. strafuitvoeringsrechtbank.
Ingeval van een invrijheidstelling onder toezicht is de Ingeval van een invrijheidstelling onder toezicht is de
strafuitvoeringsrechtbank van de woonplaats, of bij gebreke daarvan, strafuitvoeringsrechtbank van de woonplaats, of bij gebreke daarvan,
van de verblijfplaats van de ter beschikking van de regering gestelde van de verblijfplaats van de ter beschikking van de regering gestelde
veroordeelde bevoegd ». veroordeelde bevoegd ».
B.1.2. De in het geding zijnde bepaling voorziet aldus in een B.1.2. De in het geding zijnde bepaling voorziet aldus in een
overgangsregeling voor de invoering van het nieuwe systeem van overgangsregeling voor de invoering van het nieuwe systeem van
terbeschikkingstelling. Zij bestaat erin dat wie ter beschikking van terbeschikkingstelling. Zij bestaat erin dat wie ter beschikking van
de regering was gesteld, bij de inwerkingtreding van de wet van 26 de regering was gesteld, bij de inwerkingtreding van de wet van 26
april 2007, van rechtswege wordt onderworpen aan de april 2007, van rechtswege wordt onderworpen aan de
terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank. terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank.
B.2.1. De verwijzende rechter vraagt of artikel 12 van de wet van 26 B.2.1. De verwijzende rechter vraagt of artikel 12 van de wet van 26
april 2007 bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. april 2007 bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
De prejudiciële vragen vergelijken de strafrechtelijk veroordeelde De prejudiciële vragen vergelijken de strafrechtelijk veroordeelde
persoon die overeenkomstig de wet van 9 april 1930 tot bescherming van persoon die overeenkomstig de wet van 9 april 1930 tot bescherming van
de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers (hierna : de de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers (hierna : de
wet van 9 april 1930) bij definitieve rechterlijke beslissing ter wet van 9 april 1930) bij definitieve rechterlijke beslissing ter
beschikking van de regering werd gesteld en die zich na de beschikking van de regering werd gesteld en die zich na de
inwerkingtreding van de wet van 26 april 2007 niet in één van de inwerkingtreding van de wet van 26 april 2007 niet in één van de
gevallen bevindt waarin overeenkomstig die wet de gevallen bevindt waarin overeenkomstig die wet de
terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank kan worden terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank kan worden
uitgesproken met, enerzijds, de strafrechtelijk veroordeelde persoon uitgesproken met, enerzijds, de strafrechtelijk veroordeelde persoon
die overeenkomstig de wet van 9 april 1930 definitief ter beschikking die overeenkomstig de wet van 9 april 1930 definitief ter beschikking
van de regering werd gesteld en die zich na de inwerkingtreding van de van de regering werd gesteld en die zich na de inwerkingtreding van de
wet van 26 april 2007 wel in één van de gevallen bevindt waarin wet van 26 april 2007 wel in één van de gevallen bevindt waarin
overeenkomstig die wet de terbeschikkingstelling van de overeenkomstig die wet de terbeschikkingstelling van de
strafuitvoeringsrechtbank kan worden uitgesproken (eerste prejudiciële strafuitvoeringsrechtbank kan worden uitgesproken (eerste prejudiciële
vraag) en, anderzijds, de strafrechtelijk veroordeelde persoon die na vraag) en, anderzijds, de strafrechtelijk veroordeelde persoon die na
de inwerkingtreding van de wet van 26 april 2007 definitief werd de inwerkingtreding van de wet van 26 april 2007 definitief werd
veroordeeld tot een terbeschikkingstelling van de veroordeeld tot een terbeschikkingstelling van de
strafuitvoeringsrechtbank (tweede prejudiciële vraag). strafuitvoeringsrechtbank (tweede prejudiciële vraag).
B.2.2. De artikelen 34ter en 34quater van het Strafwetboek, zoals B.2.2. De artikelen 34ter en 34quater van het Strafwetboek, zoals
ingevoegd bij artikel 3 van de wet van 26 april 2007 en gewijzigd bij ingevoegd bij artikel 3 van de wet van 26 april 2007 en gewijzigd bij
artikel 10 van de wet van 30 november 2011, bepalen de gevallen waarin artikel 10 van de wet van 30 november 2011, bepalen de gevallen waarin
overeenkomstig de wet van 26 april 2007 de terbeschikkingstelling van overeenkomstig de wet van 26 april 2007 de terbeschikkingstelling van
de strafuitvoeringsrechtbank kan of moet worden uitgesproken. Die de strafuitvoeringsrechtbank kan of moet worden uitgesproken. Die
artikelen bepalen : artikelen bepalen :
«

Art. 34ter.De hoven en rechtbanken spreken een

 «

Art. 34ter.De hoven en rechtbanken spreken een
terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank uit voor een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank uit voor een
periode van minimum vijf en maximum vijftien jaar die ingaat na afloop periode van minimum vijf en maximum vijftien jaar die ingaat na afloop
van de effectieve hoofdstraf bij de volgende veroordelingen : van de effectieve hoofdstraf bij de volgende veroordelingen :
1° De veroordelingen die toepassing maken van het artikel 54, behalve 1° De veroordelingen die toepassing maken van het artikel 54, behalve
indien de vroegere straf voor een politieke misdaad werd opgelegd; indien de vroegere straf voor een politieke misdaad werd opgelegd;
2° De veroordelingen die, toepassing makend van het artikel 57, een 2° De veroordelingen die, toepassing makend van het artikel 57, een
herhaling van misdaad op misdaad vaststellen, behalve indien de herhaling van misdaad op misdaad vaststellen, behalve indien de
vroegere straf voor een politieke misdaad werd opgelegd; vroegere straf voor een politieke misdaad werd opgelegd;
3° De veroordelingen tot een criminele straf op grond van de artikelen 3° De veroordelingen tot een criminele straf op grond van de artikelen
137, ingeval dit de dood heeft veroorzaakt, 376, eerste lid, 417ter, 137, ingeval dit de dood heeft veroorzaakt, 376, eerste lid, 417ter,
derde lid, 2°, en 428, § 5. derde lid, 2°, en 428, § 5.

Art. 34quater.De hoven en rechtbanken kunnen een

Art. 34quater.De hoven en rechtbanken kunnen een
terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank uitspreken terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank uitspreken
voor een periode van minimum vijf en maximum vijftien jaar die ingaat voor een periode van minimum vijf en maximum vijftien jaar die ingaat
na afloop van de effectieve hoofdstraf bij de volgende gevallen : na afloop van de effectieve hoofdstraf bij de volgende gevallen :
1° De veroordelingen ten aanzien van personen die, na tot een straf 1° De veroordelingen ten aanzien van personen die, na tot een straf
van ten minste vijf jaar gevangenis te zijn veroordeeld wegens feiten van ten minste vijf jaar gevangenis te zijn veroordeeld wegens feiten
waardoor opzettelijk ernstig lijden of ernstig lichamelijk letsel of waardoor opzettelijk ernstig lijden of ernstig lichamelijk letsel of
schade aan de geestelijke of lichamelijke gezondheid wordt schade aan de geestelijke of lichamelijke gezondheid wordt
veroorzaakt, binnen een termijn van tien jaar, te rekenen vanaf het veroorzaakt, binnen een termijn van tien jaar, te rekenen vanaf het
ogenblik dat de veroordeling in kracht van gewijsde is gegaan, opnieuw ogenblik dat de veroordeling in kracht van gewijsde is gegaan, opnieuw
veroordeeld wordt wegens gelijkaardige feiten; veroordeeld wordt wegens gelijkaardige feiten;
2° De veroordelingen op grond van de artikelen 136bis, 136ter, 2° De veroordelingen op grond van de artikelen 136bis, 136ter,
136quater, 136quinquies, 136sexies, 136septies, 347bis, § 4, 1° in 136quater, 136quinquies, 136sexies, 136septies, 347bis, § 4, 1° in
fine, 393, 394, 395, 396, 397, 417quater, lid 3, 2°, 433octies, 1°, fine, 393, 394, 395, 396, 397, 417quater, lid 3, 2°, 433octies, 1°,
475, 518, lid 3, en 532; 475, 518, lid 3, en 532;
3° De veroordelingen op grond van de artikelen 372, 373, tweede en 3° De veroordelingen op grond van de artikelen 372, 373, tweede en
derde lid, 375, 376, tweede en derde lid, 377, eerste, tweede, vierde derde lid, 375, 376, tweede en derde lid, 377, eerste, tweede, vierde
en zesde lid; en zesde lid;
4° Ingeval de artikelen 61, 62 of 65 worden toegepast, de 4° Ingeval de artikelen 61, 62 of 65 worden toegepast, de
veroordelingen op grond van samenlopende misdrijven die niet worden veroordelingen op grond van samenlopende misdrijven die niet worden
vermeld in 1° tot 3° ». vermeld in 1° tot 3° ».
B.2.3. Voordat ze werden opgeheven bij artikel 11 van de wet van 26 B.2.3. Voordat ze werden opgeheven bij artikel 11 van de wet van 26
april 2007, bepaalden de artikelen 22 tot 23bis van de wet van 9 april april 2007, bepaalden de artikelen 22 tot 23bis van de wet van 9 april
1930 de gevallen waarin de terbeschikkingstelling van de regering kon 1930 de gevallen waarin de terbeschikkingstelling van de regering kon
of moest worden uitgesproken. Die artikelen bepaalden : of moest worden uitgesproken. Die artikelen bepaalden :
«

Art. 22.In de gevallen bepaald bij de artikelen 54 en 57 van het

 «

Art. 22.In de gevallen bepaald bij de artikelen 54 en 57 van het
Strafwetboek, worden de recidivisten, behalve indien de vroegere straf Strafwetboek, worden de recidivisten, behalve indien de vroegere straf
voor een politieke misdaad werd opgelegd, bij het arrest van voor een politieke misdaad werd opgelegd, bij het arrest van
veroordeling gedurende twintig jaar na afloop van hun straf ter veroordeling gedurende twintig jaar na afloop van hun straf ter
beschikking van de regering gesteld. beschikking van de regering gesteld.

Art. 23.De recidivisten kunnen in de gevallen bepaald bij de

Art. 23.De recidivisten kunnen in de gevallen bepaald bij de
artikelen 56 en 57 van het Strafwetboek, bij het vonnis of het arrest artikelen 56 en 57 van het Strafwetboek, bij het vonnis of het arrest
van veroordeling ter beschikking van de regering worden gesteld van veroordeling ter beschikking van de regering worden gesteld
gedurende tien jaar na afloop van hun straf, indien deze ten minste gedurende tien jaar na afloop van hun straf, indien deze ten minste
één jaar gevangenis bedraagt. Zij kunnen ter beschikking van de één jaar gevangenis bedraagt. Zij kunnen ter beschikking van de
regering worden gesteld voor een termijn van vijf jaar tot tien jaar, regering worden gesteld voor een termijn van vijf jaar tot tien jaar,
na afloop van hun straf, indien deze minder bedraagt dan één jaar na afloop van hun straf, indien deze minder bedraagt dan één jaar
gevangenis. gevangenis.
Dezelfde maatregel kan worden getroffen in geval van herhaling van Dezelfde maatregel kan worden getroffen in geval van herhaling van
misdaad na wanbedrijf en ten aanzien van wie ook die, na sedert misdaad na wanbedrijf en ten aanzien van wie ook die, na sedert
vijftien jaar ten minste drie misdrijven te hebben gepleegd welke elk vijftien jaar ten minste drie misdrijven te hebben gepleegd welke elk
een correctionele gevangenisstraf van ten minste zes maanden hebben een correctionele gevangenisstraf van ten minste zes maanden hebben
medegebracht, een aanhoudende neiging tot wetsovertredingen blijkt te medegebracht, een aanhoudende neiging tot wetsovertredingen blijkt te
hebben. hebben.
Dit artikel is niet van toepassing wanneer de vroegere veroordelingen Dit artikel is niet van toepassing wanneer de vroegere veroordelingen
werden uitgesproken wegens politieke misdrijven, noch wanneer het werden uitgesproken wegens politieke misdrijven, noch wanneer het
nieuwe misdrijf van politieke aard is. nieuwe misdrijf van politieke aard is.
Er zal geen rekening worden gehouden met een veroordeling die tot Er zal geen rekening worden gehouden met een veroordeling die tot
eerherstel aanleiding heeft gegeven. eerherstel aanleiding heeft gegeven.

Art. 23bis.De veroordeelde op grond van de artikelen 372, 373, tweede

Art. 23bis.De veroordeelde op grond van de artikelen 372, 373, tweede
lid, 375, 376, 377, eerste en tweede lid, en vierde tot zesde lid, van lid, 375, 376, 377, eerste en tweede lid, en vierde tot zesde lid, van
het Strafwetboek kan, bij het vonnis of het arrest van veroordeling, het Strafwetboek kan, bij het vonnis of het arrest van veroordeling,
ter beschikking van de regering worden gesteld gedurende een termijn ter beschikking van de regering worden gesteld gedurende een termijn
van maximaal tien jaar na afloop van zijn straf indien die meer dan van maximaal tien jaar na afloop van zijn straf indien die meer dan
een jaar zonder uitstel bedraagt. een jaar zonder uitstel bedraagt.
Onverminderd de toepassing van artikel 22, kan hij in geval van een Onverminderd de toepassing van artikel 22, kan hij in geval van een
nieuwe veroordeling tot een straf van meer dan een jaar zonder uitstel nieuwe veroordeling tot een straf van meer dan een jaar zonder uitstel
wegens een van de in het eerste lid bedoelde strafbare feiten, wegens een van de in het eerste lid bedoelde strafbare feiten,
gepleegd binnen de termijn bepaald bij artikel 56 van het gepleegd binnen de termijn bepaald bij artikel 56 van het
Strafwetboek, gedurende een termijn van maximaal twintig jaar na Strafwetboek, gedurende een termijn van maximaal twintig jaar na
afloop van zijn straf ter beschikking worden gesteld van de regering afloop van zijn straf ter beschikking worden gesteld van de regering
». ».
B.3.1. De Ministerraad betwist de relevantie van de prejudiciële B.3.1. De Ministerraad betwist de relevantie van de prejudiciële
vragen, omdat zij niet dienstig zouden zijn voor de oplossing van het vragen, omdat zij niet dienstig zouden zijn voor de oplossing van het
bodemgeschil. bodemgeschil.
B.3.2. Het staat in de regel aan de verwijzende rechter om na te gaan B.3.2. Het staat in de regel aan de verwijzende rechter om na te gaan
of het nuttig is aan het Hof een prejudiciële vraag te stellen over de of het nuttig is aan het Hof een prejudiciële vraag te stellen over de
bepalingen die hij van toepassing acht op het geschil. Alleen wanneer bepalingen die hij van toepassing acht op het geschil. Alleen wanneer
dit klaarblijkelijk niet het geval is, kan het Hof beslissen dat de dit klaarblijkelijk niet het geval is, kan het Hof beslissen dat de
vraag geen antwoord behoeft. vraag geen antwoord behoeft.
B.4. Luidens de verwijzingsbeslissing wordt de procedure voor de B.4. Luidens de verwijzingsbeslissing wordt de procedure voor de
verwijzende rechter « zonder voorwerp » indien het Hof zou oordelen verwijzende rechter « zonder voorwerp » indien het Hof zou oordelen
dat de in het geding zijnde bepaling strijdig zou zijn met de dat de in het geding zijnde bepaling strijdig zou zijn met de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet. artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
B.5. Bijgevolg kan het antwoord op de prejudiciële vraag niet worden B.5. Bijgevolg kan het antwoord op de prejudiciële vraag niet worden
geacht klaarblijkelijk niet nuttig te zijn voor het beslechten van het geacht klaarblijkelijk niet nuttig te zijn voor het beslechten van het
voor de verwijzende rechter hangende geschil. voor de verwijzende rechter hangende geschil.
B.6. Beide prejudiciële vragen hebben betrekking op de B.6. Beide prejudiciële vragen hebben betrekking op de
overgangsregeling van de wet van 26 april 2007, voor strafrechtelijk overgangsregeling van de wet van 26 april 2007, voor strafrechtelijk
veroordeelde personen die overeenkomstig de wet van 9 april 1930 ter veroordeelde personen die overeenkomstig de wet van 9 april 1930 ter
beschikking van de regering werden gesteld, maar die zich niet in één beschikking van de regering werden gesteld, maar die zich niet in één
van de gevallen bevinden waarin zij onder de gelding van de nieuwe wet van de gevallen bevinden waarin zij onder de gelding van de nieuwe wet
tot een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank zouden tot een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank zouden
kunnen worden veroordeeld. Bijgevolg dienen beide vragen samen te kunnen worden veroordeeld. Bijgevolg dienen beide vragen samen te
worden behandeld. worden behandeld.
B.7. Het staat in beginsel aan de wetgever om, wanneer hij beslist B.7. Het staat in beginsel aan de wetgever om, wanneer hij beslist
regelgeving te wijzigen, te beoordelen of het noodzakelijk of regelgeving te wijzigen, te beoordelen of het noodzakelijk of
opportuun is die wijziging vergezeld te doen gaan van opportuun is die wijziging vergezeld te doen gaan van
overgangsmaatregelen. Het beginsel van gelijkheid en overgangsmaatregelen. Het beginsel van gelijkheid en
niet-discriminatie wordt slechts geschonden indien de niet-discriminatie wordt slechts geschonden indien de
overgangsregeling of de ontstentenis daarvan tot een behandeling leidt overgangsregeling of de ontstentenis daarvan tot een behandeling leidt
waarvoor geen redelijke verantwoording bestaat of indien aan het waarvoor geen redelijke verantwoording bestaat of indien aan het
vertrouwensbeginsel op buitensporige wijze afbreuk wordt gedaan. Dat vertrouwensbeginsel op buitensporige wijze afbreuk wordt gedaan. Dat
laatste is het geval wanneer de rechtmatige verwachtingen van een laatste is het geval wanneer de rechtmatige verwachtingen van een
categorie van rechtsonderhorigen worden miskend zonder dat een categorie van rechtsonderhorigen worden miskend zonder dat een
dwingende reden van algemeen belang voorhanden is die het ontbreken dwingende reden van algemeen belang voorhanden is die het ontbreken
van een overgangsregeling kan verantwoorden. van een overgangsregeling kan verantwoorden.
B.8.1. De terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank B.8.1. De terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank
vormt een bijkomende straf bij de hoofdstraf die door de rechter is vormt een bijkomende straf bij de hoofdstraf die door de rechter is
uitgesproken ten aanzien van degenen die ernstige misdrijven pleegden uitgesproken ten aanzien van degenen die ernstige misdrijven pleegden
en die een belangrijke en voortdurende dreiging betekenen voor de en die een belangrijke en voortdurende dreiging betekenen voor de
maatschappij. Aldus bepaalt artikel 34bis van het Strafwetboek, zoals maatschappij. Aldus bepaalt artikel 34bis van het Strafwetboek, zoals
ingevoegd bij artikel 3 van de wet van 26 april 2007 : ingevoegd bij artikel 3 van de wet van 26 april 2007 :
« De terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank is een « De terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank is een
bijkomende straf die in de door de wet bepaalde gevallen moet of kan bijkomende straf die in de door de wet bepaalde gevallen moet of kan
worden uitgesproken met het oog op de bescherming van de maatschappij worden uitgesproken met het oog op de bescherming van de maatschappij
tegen personen die bepaalde ernstige strafbare feiten plegen die de tegen personen die bepaalde ernstige strafbare feiten plegen die de
integriteit van personen aantasten. Deze bijkomende straf gaat in na integriteit van personen aantasten. Deze bijkomende straf gaat in na
het verstrijken van de effectieve hoofdgevangenisstraf of van de het verstrijken van de effectieve hoofdgevangenisstraf of van de
opsluiting ». opsluiting ».
B.8.2. Zoals blijkt uit de parlementaire voorbereiding van de wet van B.8.2. Zoals blijkt uit de parlementaire voorbereiding van de wet van
26 april 2007, streefde de wetgever ernaar, door de 26 april 2007, streefde de wetgever ernaar, door de
terbeschikkingstelling van de regering te vervangen door de terbeschikkingstelling van de regering te vervangen door de
terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, de
bevoegdheid inzake de uitvoering van straffen te ontnemen aan de bevoegdheid inzake de uitvoering van straffen te ontnemen aan de
uitvoerende macht ten voordele van de rechterlijke macht (Parl. St., uitvoerende macht ten voordele van de rechterlijke macht (Parl. St.,
Senaat, 2006-2007, nr. 3-2054/1, pp. 7-8). Senaat, 2006-2007, nr. 3-2054/1, pp. 7-8).
B.8.3. Uit de memorie van toelichting van de voormelde wet blijkt B.8.3. Uit de memorie van toelichting van de voormelde wet blijkt
verder ook de wil van de wetgever om de terbeschikkingstelling te verder ook de wil van de wetgever om de terbeschikkingstelling te
beperken tot wat strikt noodzakelijk is om de openbare veiligheid beperken tot wat strikt noodzakelijk is om de openbare veiligheid
veilig te stellen, gelet op het bijzonder zware karakter van de veilig te stellen, gelet op het bijzonder zware karakter van de
maatregel, die een veroordeelde zijn vrijheid kan benemen gedurende maatregel, die een veroordeelde zijn vrijheid kan benemen gedurende
een zeer lange tijd na het verstrijken van zijn straf (Parl. St., een zeer lange tijd na het verstrijken van zijn straf (Parl. St.,
Senaat, 2006-2007, nr. 3-2054/1, p. 6). Daarom werd de verplichte aard Senaat, 2006-2007, nr. 3-2054/1, p. 6). Daarom werd de verplichte aard
van de terbeschikkingstelling in geval van herhaling beperkt tot van de terbeschikkingstelling in geval van herhaling beperkt tot
veroordeelden die de ene misdaad na de andere hebben begaan. veroordeelden die de ene misdaad na de andere hebben begaan.
In tegenstelling tot hetgeen het vroegere artikel 23 van de wet van 9 In tegenstelling tot hetgeen het vroegere artikel 23 van de wet van 9
april 1930 bepaalde, is het sinds de wet van 26 april 2007 niet langer april 1930 bepaalde, is het sinds de wet van 26 april 2007 niet langer
mogelijk de terbeschikkingstelling op te leggen wegens het plegen van mogelijk de terbeschikkingstelling op te leggen wegens het plegen van
een wanbedrijf na een misdaad of wegens « een aanhoudende neiging tot een wanbedrijf na een misdaad of wegens « een aanhoudende neiging tot
wetsovertredingen » na sedert vijftien jaar ten minste drie misdrijven wetsovertredingen » na sedert vijftien jaar ten minste drie misdrijven
te hebben gepleegd welke elk een correctionele gevangenisstraf van ten te hebben gepleegd welke elk een correctionele gevangenisstraf van ten
minste zes maanden hebben meegebracht. minste zes maanden hebben meegebracht.
B.9. Bij gebrek aan specifieke overgangsbepalingen voor B.9. Bij gebrek aan specifieke overgangsbepalingen voor
strafrechtelijk veroordeelde personen die vóór de inwerkingtreding van strafrechtelijk veroordeelde personen die vóór de inwerkingtreding van
de wet van 26 april 2007 ter beschikking van de regering waren gesteld de wet van 26 april 2007 ter beschikking van de regering waren gesteld
en die, indien zij na 1 januari 2012 zouden zijn veroordeeld, onder de en die, indien zij na 1 januari 2012 zouden zijn veroordeeld, onder de
gelding van de nieuwe wetgeving niet meer ter beschikking van de gelding van de nieuwe wetgeving niet meer ter beschikking van de
strafuitvoeringsrechtbank zouden kunnen worden gesteld, worden die strafuitvoeringsrechtbank zouden kunnen worden gesteld, worden die
personen niettemin ter beschikking van de strafuitvoeringsrechtbank personen niettemin ter beschikking van de strafuitvoeringsrechtbank
gesteld. gesteld.
B.10.1. Volgens een fundamenteel beginsel van onze rechtsorde, kunnen B.10.1. Volgens een fundamenteel beginsel van onze rechtsorde, kunnen
rechterlijke beslissingen niet worden gewijzigd dan ingevolge de rechterlijke beslissingen niet worden gewijzigd dan ingevolge de
aanwending van rechtsmiddelen. aanwending van rechtsmiddelen.
B.10.2. Aan dat beginsel wordt geen afbreuk gedaan door de invoering B.10.2. Aan dat beginsel wordt geen afbreuk gedaan door de invoering
van een mildere strafwet. De terugwerkende kracht van zulk een wet van een mildere strafwet. De terugwerkende kracht van zulk een wet
geldt enkel in zoverre er geen strafrechtelijke einduitspraak is. Is geldt enkel in zoverre er geen strafrechtelijke einduitspraak is. Is
de strafrechtelijke beslissing onherroepelijk geworden, dan kan de de strafrechtelijke beslissing onherroepelijk geworden, dan kan de
opgelegde straf worden uitgevoerd, ook al zou de strafwet inmiddels opgelegde straf worden uitgevoerd, ook al zou de strafwet inmiddels
milder geworden zijn. milder geworden zijn.
B.10.3. In die zin werd in de parlementaire voorbereiding van de wet B.10.3. In die zin werd in de parlementaire voorbereiding van de wet
van 26 april 2007 aangegeven dat de terbeschikkingstellingen met een van 26 april 2007 aangegeven dat de terbeschikkingstellingen met een
duur van 20 jaar zullen worden voortgezet op basis van die termijn, en duur van 20 jaar zullen worden voortgezet op basis van die termijn, en
dat personen die veroordeeld zijn tot een terbeschikkingstelling zich dat personen die veroordeeld zijn tot een terbeschikkingstelling zich
bij genademaatregel zullen kunnen beroepen op de meest gunstige bij genademaatregel zullen kunnen beroepen op de meest gunstige
strafbepaling die de maximumtermijn terugbrengt tot 15 jaar (Parl. strafbepaling die de maximumtermijn terugbrengt tot 15 jaar (Parl.
St., Kamer, 2006-2007, DOC 51-2999/003, p. 16). St., Kamer, 2006-2007, DOC 51-2999/003, p. 16).
B.11. Aangezien de in het geding zijnde bepaling tot doel heeft de in B.11. Aangezien de in het geding zijnde bepaling tot doel heeft de in
kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraken te eerbiedigen en kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraken te eerbiedigen en
te doen eerbiedigen, ligt aan haar een dwingende reden van algemeen te doen eerbiedigen, ligt aan haar een dwingende reden van algemeen
belang ten grondslag en is ze derhalve redelijk verantwoord. belang ten grondslag en is ze derhalve redelijk verantwoord.
B.12. De prejudiciële vragen dienen ontkennend te worden beantwoord. B.12. De prejudiciële vragen dienen ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
Artikel 12 van de wet van 26 april 2007 betreffende de Artikel 12 van de wet van 26 april 2007 betreffende de
terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank schendt de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank schendt de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 21 november Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 21 november
2013. 2013.
De griffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux P.-Y. Dutilleux
De voorzitter, De voorzitter,
M. Bossuyt M. Bossuyt
^