← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 159/2013 van 21 november 2013 Rolnummer : 5541 In zake
: de prejudiciële vraag betreffende artikel 218, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen
1992, zoals van toepassing op het aanslagjaar 2009, geste Het
Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, en de rechte(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 159/2013 van 21 november 2013 Rolnummer : 5541 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 218, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals van toepassing op het aanslagjaar 2009, geste Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, en de rechte(...) | Uittreksel uit arrest nr. 159/2013 van 21 november 2013 Rolnummer : 5541 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 218, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals van toepassing op het aanslagjaar 2009, geste Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, en de rechte(...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 159/2013 van 21 november 2013 | Uittreksel uit arrest nr. 159/2013 van 21 november 2013 |
| Rolnummer : 5541 | Rolnummer : 5541 |
| In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 218, § 2, van het | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 218, § 2, van het |
| Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals van toepassing op het | Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals van toepassing op het |
| aanslagjaar 2009, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te | aanslagjaar 2009, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te |
| Bergen. | Bergen. |
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
| samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, en de | samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, en de |
| rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey | rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey |
| en F. Daoût, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder | en F. Daoût, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder |
| voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, | voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
| Bij vonnis van 8 november 2012 in zake de bvba « Consultys | Bij vonnis van 8 november 2012 in zake de bvba « Consultys |
| International » tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter | International » tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter |
| griffie van het Hof is ingekomen op 26 december 2012, heeft de | griffie van het Hof is ingekomen op 26 december 2012, heeft de |
| Rechtbank van eerste aanleg te Bergen de volgende prejudiciële vraag | Rechtbank van eerste aanleg te Bergen de volgende prejudiciële vraag |
| gesteld : | gesteld : |
| « Schendt artikel 218, § 2, van het Wetboek van de | « Schendt artikel 218, § 2, van het Wetboek van de |
| inkomstenbelastingen (1992), ingevoegd bij artikel 14 van de wet van | inkomstenbelastingen (1992), ingevoegd bij artikel 14 van de wet van |
| 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake | 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake |
| inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van | inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van |
| voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, zoals het van toepassing | voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, zoals het van toepassing |
| was voor het aanslagjaar 2009, het gelijkheidsbeginsel dat is | was voor het aanslagjaar 2009, het gelijkheidsbeginsel dat is |
| geformuleerd in de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, doordat de | geformuleerd in de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, doordat de |
| vennootschappen die beantwoorden aan de kenmerken van een kmo maar die | vennootschappen die beantwoorden aan de kenmerken van een kmo maar die |
| een participatie bezitten waarvan de investeringswaarde 50 pct. | een participatie bezitten waarvan de investeringswaarde 50 pct. |
| overschrijdt van het gestorte kapitaal verhoogd met de belaste | overschrijdt van het gestorte kapitaal verhoogd met de belaste |
| reserves en de geboekte meerwaarden op datum van de afsluiting van de | reserves en de geboekte meerwaarden op datum van de afsluiting van de |
| jaarrekening, niet de ontstentenis kunnen genieten van vermeerdering | jaarrekening, niet de ontstentenis kunnen genieten van vermeerdering |
| wegens ontoereikende voorafbetalingen, verschuldigd op de belasting | wegens ontoereikende voorafbetalingen, verschuldigd op de belasting |
| die betrekking heeft op hun eerste drie boekjaren, terwijl de | die betrekking heeft op hun eerste drie boekjaren, terwijl de |
| vennootschappen die beantwoorden aan de kenmerken van een kmo maar die | vennootschappen die beantwoorden aan de kenmerken van een kmo maar die |
| niet een participatie bezitten waarvan de investeringswaarde 50 pct. | niet een participatie bezitten waarvan de investeringswaarde 50 pct. |
| overschrijdt van het gestorte kapitaal verhoogd met de belaste | overschrijdt van het gestorte kapitaal verhoogd met de belaste |
| reserves en de geboekte meerwaarden op datum van de afsluiting van de | reserves en de geboekte meerwaarden op datum van de afsluiting van de |
| jaarrekening de ontstentenis van vermeerdering wegens ontoereikende | jaarrekening de ontstentenis van vermeerdering wegens ontoereikende |
| voorafbetalingen waarin die bepaling voorziet kunnen genieten ? ». | voorafbetalingen waarin die bepaling voorziet kunnen genieten ? ». |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. In rechte |
| (...) | (...) |
| B.1.1. De prejudiciële vraag betreft artikel 218, § 2, van het Wetboek | B.1.1. De prejudiciële vraag betreft artikel 218, § 2, van het Wetboek |
| van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna : WIB 1992), zoals ingevoegd | van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna : WIB 1992), zoals ingevoegd |
| bij artikel 14 van de wet van 24 december 2002 « tot wijziging van de | bij artikel 14 van de wet van 24 december 2002 « tot wijziging van de |
| vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling | vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling |
| van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken ». | van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken ». |
| Artikel 218 van het WIB 1992, zoals het van toepassing was in het voor | Artikel 218 van het WIB 1992, zoals het van toepassing was in het voor |
| de verwijzende rechter hangende geschil (aanslagjaar 2009), bepaalt : | de verwijzende rechter hangende geschil (aanslagjaar 2009), bepaalt : |
| « § 1. De belasting berekend overeenkomstig de artikelen 215 tot 217 | « § 1. De belasting berekend overeenkomstig de artikelen 215 tot 217 |
| wordt eventueel vermeerderd zoals vermeld in de artikelen 157 tot 168, | wordt eventueel vermeerderd zoals vermeld in de artikelen 157 tot 168, |
| ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan. | ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan. |
| In afwijking van de artikelen 160 en 165, vinden de beperking van de | In afwijking van de artikelen 160 en 165, vinden de beperking van de |
| vermeerdering tot 90 pct. en de verhoging van de berekeningsgrondslag | vermeerdering tot 90 pct. en de verhoging van de berekeningsgrondslag |
| tot 106 pct. van de Rijksbelasting evenwel geen toepassing. | tot 106 pct. van de Rijksbelasting evenwel geen toepassing. |
| § 2. Geen vermeerdering is verschuldigd op de overeenkomstig artikel | § 2. Geen vermeerdering is verschuldigd op de overeenkomstig artikel |
| 215, tweede lid, berekende belasting, die betrekking heeft op de | 215, tweede lid, berekende belasting, die betrekking heeft op de |
| eerste drie boekjaren vanaf de oprichting van de vennootschap ». | eerste drie boekjaren vanaf de oprichting van de vennootschap ». |
| B.1.2. Artikel 215 van het WIB 1992, zoals het van toepassing was in | B.1.2. Artikel 215 van het WIB 1992, zoals het van toepassing was in |
| het voor de verwijzende rechter hangende geschil, bepaalt : | het voor de verwijzende rechter hangende geschil, bepaalt : |
| « Het tarief van de vennootschapsbelasting bedraagt 33 pct. | « Het tarief van de vennootschapsbelasting bedraagt 33 pct. |
| Wanneer het belastbare inkomen niet meer dan 322.500 EUR bedraagt, | Wanneer het belastbare inkomen niet meer dan 322.500 EUR bedraagt, |
| wordt de belasting evenwel als volgt vastgesteld : | wordt de belasting evenwel als volgt vastgesteld : |
| 1° op de schijf van 0 tot 25.000 EUR : 24,25 pct.; | 1° op de schijf van 0 tot 25.000 EUR : 24,25 pct.; |
| 2° op de schijf van 25.000 EUR tot 90.000 EUR : 31 pct.; | 2° op de schijf van 25.000 EUR tot 90.000 EUR : 31 pct.; |
| 3° op de schijf van 90.000 EUR tot 322.500 EUR : 34,5 pct. | 3° op de schijf van 90.000 EUR tot 322.500 EUR : 34,5 pct. |
| Het tweede lid is niet van toepassing : | Het tweede lid is niet van toepassing : |
| 1° op vennootschappen, andere dan door de Nationale Raad van de | 1° op vennootschappen, andere dan door de Nationale Raad van de |
| coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen, die aandelen bezitten | coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen, die aandelen bezitten |
| waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 50 pct., hetzij van de | waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 50 pct., hetzij van de |
| gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal, hetzij van het | gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal, hetzij van het |
| gestort kapitaal verhoogd met de belaste reserves en de geboekte | gestort kapitaal verhoogd met de belaste reserves en de geboekte |
| meerwaarden. In aanmerking komen de waarde van de aandelen en het | meerwaarden. In aanmerking komen de waarde van de aandelen en het |
| bedrag van het gestorte kapitaal, de reserves en de meerwaarden op de | bedrag van het gestorte kapitaal, de reserves en de meerwaarden op de |
| dag waarop de vennootschap die de aandelen bezit haar jaarrekening | dag waarop de vennootschap die de aandelen bezit haar jaarrekening |
| heeft opgesteld. Om te bepalen of de grens van 50 pct. overschreden | heeft opgesteld. Om te bepalen of de grens van 50 pct. overschreden |
| is, worden de aandelen, die ten minste 75 pct. vertegenwoordigen van | is, worden de aandelen, die ten minste 75 pct. vertegenwoordigen van |
| het gestorte kapitaal van de vennootschap die de aandelen heeft | het gestorte kapitaal van de vennootschap die de aandelen heeft |
| uitgegeven, niet in aanmerking genomen; | uitgegeven, niet in aanmerking genomen; |
| 2° op vennootschappen waarvan de aandelen die het maatschappelijk | 2° op vennootschappen waarvan de aandelen die het maatschappelijk |
| kapitaal vertegenwoordigen voor ten minste de helft in het bezit zijn | kapitaal vertegenwoordigen voor ten minste de helft in het bezit zijn |
| van één of meer andere vennootschappen en die geen door de Nationale | van één of meer andere vennootschappen en die geen door de Nationale |
| Raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen zijn; | Raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen zijn; |
| 3° op vennootschappen waarvan de dividenduitkering hoger is dan 13 | 3° op vennootschappen waarvan de dividenduitkering hoger is dan 13 |
| pct. van het gestorte kapitaal bij het begin van het belastbare | pct. van het gestorte kapitaal bij het begin van het belastbare |
| tijdperk; | tijdperk; |
| 4° op vennootschappen, andere dan door de Nationale Raad van de | 4° op vennootschappen, andere dan door de Nationale Raad van de |
| coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen, die ten laste van het | coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen, die ten laste van het |
| resultaat van het belastbare tijdperk niet aan ten minste één van hun | resultaat van het belastbare tijdperk niet aan ten minste één van hun |
| bedrijfsleiders een bezoldiging hebben toegekend die gelijk is aan of | bedrijfsleiders een bezoldiging hebben toegekend die gelijk is aan of |
| hoger is dan het belastbare inkomen van de vennootschap, wanneer die | hoger is dan het belastbare inkomen van de vennootschap, wanneer die |
| bezoldiging minder bedraagt dan 36.000 EUR; | bezoldiging minder bedraagt dan 36.000 EUR; |
| 5° op vennootschappen die deel uitmaken van een groep waartoe een | 5° op vennootschappen die deel uitmaken van een groep waartoe een |
| coördinatiecentrum behoort als vermeld in het koninklijk besluit nr. | coördinatiecentrum behoort als vermeld in het koninklijk besluit nr. |
| 187 van 30 december 1982 betreffende de oprichting van | 187 van 30 december 1982 betreffende de oprichting van |
| coördinatiecentra; | coördinatiecentra; |
| 6° op de beleggingsvennootschappen bedoeld in artikel 6 van de wet van | 6° op de beleggingsvennootschappen bedoeld in artikel 6 van de wet van |
| 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van | 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van |
| beleggingsportefeuilles, alsmede de organismen voor de financiering | beleggingsportefeuilles, alsmede de organismen voor de financiering |
| van pensioenen bedoeld in artikel 8 van de wet van 27 oktober 2006 | van pensioenen bedoeld in artikel 8 van de wet van 27 oktober 2006 |
| betreffende het toezicht op de instellingen voor | betreffende het toezicht op de instellingen voor |
| bedrijfspensioenvoorziening, in de mate dat artikel 185bis, § 1, | bedrijfspensioenvoorziening, in de mate dat artikel 185bis, § 1, |
| toepassing vindt ». | toepassing vindt ». |
| B.1.3. De eisende partij voor de verwijzende rechter bezit financiële | B.1.3. De eisende partij voor de verwijzende rechter bezit financiële |
| participaties waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 50 pct. | participaties waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 50 pct. |
| van haar gestort kapitaal verhoogd met haar belaste reserves en haar | van haar gestort kapitaal verhoogd met haar belaste reserves en haar |
| geboekte meerwaarden op de datum van afsluiting van haar jaarrekening. | geboekte meerwaarden op de datum van afsluiting van haar jaarrekening. |
| Zij kan bijgevolg niet het fiscale voordeel van artikel 218, § 2, van | Zij kan bijgevolg niet het fiscale voordeel van artikel 218, § 2, van |
| het WIB 1992 genieten, omdat zij binnen de werkingssfeer van artikel | het WIB 1992 genieten, omdat zij binnen de werkingssfeer van artikel |
| 215, derde lid, 1°, van hetzelfde Wetboek valt. | 215, derde lid, 1°, van hetzelfde Wetboek valt. |
| Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die hypothese. | Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die hypothese. |
| B.2.1. Met artikel 218, § 2, van het WIB 1992 heeft de wetgever « een | B.2.1. Met artikel 218, § 2, van het WIB 1992 heeft de wetgever « een |
| vrijstelling [...] van belastingverhoging [toegestaan] ingeval geen of | vrijstelling [...] van belastingverhoging [toegestaan] ingeval geen of |
| ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan », ten gunste van de kmo's, | ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan », ten gunste van de kmo's, |
| « in de loop van de eerste drie boekjaren na hun oprichting » (Parl. | « in de loop van de eerste drie boekjaren na hun oprichting » (Parl. |
| St., Kamer, 2001-2002, DOC 50-1918/001, pp. 8-9). | St., Kamer, 2001-2002, DOC 50-1918/001, pp. 8-9). |
| Tijdens de parlementaire voorbereiding is verklaard : | Tijdens de parlementaire voorbereiding is verklaard : |
| « Deze vrijstelling is vergelijkbaar met de in artikel 164, WIB 92 | « Deze vrijstelling is vergelijkbaar met de in artikel 164, WIB 92 |
| vermelde maatregel voor de belastingplichtigen die aan de | vermelde maatregel voor de belastingplichtigen die aan de |
| personenbelasting zijn onderworpen en die zich voor de eerste maal in | personenbelasting zijn onderworpen en die zich voor de eerste maal in |
| een zelfstandig beroep vestigen. | een zelfstandig beroep vestigen. |
| De voorgestelde bepaling heeft betrekking op de binnenlandse | De voorgestelde bepaling heeft betrekking op de binnenlandse |
| vennootschappen die overeenkomstig artikel 215, tweede lid, WIB 92 de | vennootschappen die overeenkomstig artikel 215, tweede lid, WIB 92 de |
| verlaagde tarieven genieten. | verlaagde tarieven genieten. |
| Dit houdt in dat de vrijstelling van belastingvermeerdering slechts | Dit houdt in dat de vrijstelling van belastingvermeerdering slechts |
| mogelijk is, voor elk van de drie eerste boekjaren die elk | mogelijk is, voor elk van de drie eerste boekjaren die elk |
| afzonderlijk in aanmerking worden genomen, wanneer voor het | afzonderlijk in aanmerking worden genomen, wanneer voor het |
| betreffende boekjaar, het belastbare inkomen niet meer bedraagt dan | betreffende boekjaar, het belastbare inkomen niet meer bedraagt dan |
| 322 500 EUR en de KMO niet behoort tot één van de in artikel 215, | 322 500 EUR en de KMO niet behoort tot één van de in artikel 215, |
| derde lid, WIB 92 vermelde categorieën » (ibid., pp. 55-56). | derde lid, WIB 92 vermelde categorieën » (ibid., pp. 55-56). |
| B.2.2. Daaruit volgt dat alleen de vennootschappen waarvan de | B.2.2. Daaruit volgt dat alleen de vennootschappen waarvan de |
| jaarlijks belastbare winst niet meer dan 322.500 euro bedraagt en die | jaarlijks belastbare winst niet meer dan 322.500 euro bedraagt en die |
| niet uitdrukkelijk worden uitgesloten op grond van artikel 215, derde | niet uitdrukkelijk worden uitgesloten op grond van artikel 215, derde |
| lid, van het WIB 1992, aanspraak kunnen maken op de vrijstelling van | lid, van het WIB 1992, aanspraak kunnen maken op de vrijstelling van |
| belastingvermeerdering bedoeld in de in het geding zijnde bepaling. | belastingvermeerdering bedoeld in de in het geding zijnde bepaling. |
| B.3. De prejudiciële vraag heeft betrekking op het | B.3. De prejudiciële vraag heeft betrekking op het |
| toepassingscriterium zoals bepaald in artikel 215, derde lid, 1°, van | toepassingscriterium zoals bepaald in artikel 215, derde lid, 1°, van |
| het WIB 1992, in zoverre het de vennootschappen, verschillend | het WIB 1992, in zoverre het de vennootschappen, verschillend |
| behandelt naargelang zij al dan niet een of meerdere participaties | behandelt naargelang zij al dan niet een of meerdere participaties |
| bezitten waarvan de beleggingswaarde 50 pct. overschrijdt van hun | bezitten waarvan de beleggingswaarde 50 pct. overschrijdt van hun |
| gestorte kapitaal, verhoogd met de belaste reserves en de geboekte | gestorte kapitaal, verhoogd met de belaste reserves en de geboekte |
| meerwaarden op de datum van afsluiting van hun jaarrekening. | meerwaarden op de datum van afsluiting van hun jaarrekening. |
| B.4.1. Het verschil in behandeling berust op een objectief criterium, | B.4.1. Het verschil in behandeling berust op een objectief criterium, |
| namelijk de vaststelling of het al dan niet een vennootschap betreft | namelijk de vaststelling of het al dan niet een vennootschap betreft |
| die geen door de Nationale Raad voor de Coöperatie erkende | die geen door de Nationale Raad voor de Coöperatie erkende |
| coöperatieve vennootschap is, die aandelen bezit waarvan de | coöperatieve vennootschap is, die aandelen bezit waarvan de |
| beleggingswaarde meer bedraagt dan 50 pct., hetzij van de | beleggingswaarde meer bedraagt dan 50 pct., hetzij van de |
| gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal, hetzij van het | gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal, hetzij van het |
| gestort kapitaal verhoogd met de belaste reserves en de geboekte | gestort kapitaal verhoogd met de belaste reserves en de geboekte |
| meerwaarden. | meerwaarden. |
| B.4.2. Dat criterium is relevant ten aanzien van het in B.2.1 | B.4.2. Dat criterium is relevant ten aanzien van het in B.2.1 |
| beschreven doel van de maatregel. De wetgever vermocht immers te | beschreven doel van de maatregel. De wetgever vermocht immers te |
| oordelen dat de vennootschappen die in zulk een verhouding aandelen | oordelen dat de vennootschappen die in zulk een verhouding aandelen |
| van andere vennootschappen bezitten en die geen coöperatieve | van andere vennootschappen bezitten en die geen coöperatieve |
| vennootschappen zijn die door de Nationale Raad voor de Coöperatie | vennootschappen zijn die door de Nationale Raad voor de Coöperatie |
| zijn erkend, financiële vennootschappen zijn en geen deel uitmaken van | zijn erkend, financiële vennootschappen zijn en geen deel uitmaken van |
| de kmo's waarvan hij de ontwikkeling wil begunstigen. De erkenning | de kmo's waarvan hij de ontwikkeling wil begunstigen. De erkenning |
| door de Nationale Raad voor de Coöperatie (in de veronderstelling dat | door de Nationale Raad voor de Coöperatie (in de veronderstelling dat |
| de statuten en de werking van de vennootschappen « met de | de statuten en de werking van de vennootschappen « met de |
| coöperatiebeginselen [...] overeenstemmen » die zijn bedoeld in | coöperatiebeginselen [...] overeenstemmen » die zijn bedoeld in |
| artikel 5 van de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een | artikel 5 van de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een |
| Nationale Raad voor de Coöperatie) en het feit geen aandelen van | Nationale Raad voor de Coöperatie) en het feit geen aandelen van |
| andere vennootschappen in zulk een aanzienlijke verhouding te | andere vennootschappen in zulk een aanzienlijke verhouding te |
| bezitten, kunnen immers vennootschappen die niet als kmo's zouden | bezitten, kunnen immers vennootschappen die niet als kmo's zouden |
| kunnen worden beschouwd, uitsluiten. | kunnen worden beschouwd, uitsluiten. |
| B.4.3. Rekening houdend met de doelstelling van de wetgever en met het | B.4.3. Rekening houdend met de doelstelling van de wetgever en met het |
| feit dat hij maatregelen kan nemen om belastingontwijking, die zou | feit dat hij maatregelen kan nemen om belastingontwijking, die zou |
| kunnen bestaan in het gebruik van de vennootschapsvorm om zuiver | kunnen bestaan in het gebruik van de vennootschapsvorm om zuiver |
| fiscale redenen, tegen te gaan, is het niet onevenredig het voordeel | fiscale redenen, tegen te gaan, is het niet onevenredig het voordeel |
| van vrijstelling van belastingvermeerdering wegens ontstentenis of | van vrijstelling van belastingvermeerdering wegens ontstentenis of |
| ontoereikendheid van voorafbetalingen uit te sluiten voor | ontoereikendheid van voorafbetalingen uit te sluiten voor |
| vennootschappen die, zoals te dezen, aandelen van andere | vennootschappen die, zoals te dezen, aandelen van andere |
| vennootschappen bezitten waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan | vennootschappen bezitten waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan |
| 50 pct. van hun gestorte kapitaal verhoogd met hun belaste reserves en | 50 pct. van hun gestorte kapitaal verhoogd met hun belaste reserves en |
| hun geboekte meerwaarden, die geen door de Nationale Raad voor de | hun geboekte meerwaarden, die geen door de Nationale Raad voor de |
| Coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen zijn. | Coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen zijn. |
| De maatregel is des te minder onevenredig omdat hij, teneinde te | De maatregel is des te minder onevenredig omdat hij, teneinde te |
| bepalen of de grens van 50 pct. overschreden is, abstractie maakt van | bepalen of de grens van 50 pct. overschreden is, abstractie maakt van |
| de actieve en vaste deelnemingen die ten minste 75 pct. | de actieve en vaste deelnemingen die ten minste 75 pct. |
| vertegenwoordigen van het gestorte kapitaal van de vennootschap die de | vertegenwoordigen van het gestorte kapitaal van de vennootschap die de |
| aandelen heeft uitgegeven, en zulks om de geïntegreerde bedrijven te | aandelen heeft uitgegeven, en zulks om de geïntegreerde bedrijven te |
| beschermen, waarvan het bestaan niet alleen door fiscale redenen kan | beschermen, waarvan het bestaan niet alleen door fiscale redenen kan |
| worden verantwoord, maar waarbij de financiële vennootschap in feite | worden verantwoord, maar waarbij de financiële vennootschap in feite |
| een industriële bedrijvigheid uitoefent. | een industriële bedrijvigheid uitoefent. |
| B.5. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | B.5. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| Artikel 218, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, | Artikel 218, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, |
| zoals het van toepassing was voor het aanslagjaar 2009, schendt niet | zoals het van toepassing was voor het aanslagjaar 2009, schendt niet |
| de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre de vrijstelling van | de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre de vrijstelling van |
| belastingvermeerdering waarin het voorziet niet wordt toegekend aan | belastingvermeerdering waarin het voorziet niet wordt toegekend aan |
| vennootschappen, andere dan de door de Nationale Raad voor de | vennootschappen, andere dan de door de Nationale Raad voor de |
| Coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen, die aandelen bezitten | Coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen, die aandelen bezitten |
| waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 50 pct. van het gestort | waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 50 pct. van het gestort |
| kapitaal verhoogd met de belaste reserves en de geboekte meerwaarden. | kapitaal verhoogd met de belaste reserves en de geboekte meerwaarden. |
| Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig |
| artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
| Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 21 november | Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 21 november |
| 2013. | 2013. |
| De griffier, | De griffier, |
| P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
| De voorzitter, | De voorzitter, |
| J. Spreutels | J. Spreutels |