← Terug naar  "Uittreksel uit arrest nr. 126/2013 van 26 september 2013 Rolnummer : 5375 In zake 
: de prejudiciële vraag over de artikelen 59, vijfde lid, en 60, § 3, 3°, d), van de bij koninklijk 
besluit van 19 december 1939 samengeordende wetten betr Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters 
J. Spreutels en M. Bossuyt, de rechters (...)"
                    
                        
                        
                
              | Uittreksel uit arrest nr. 126/2013 van 26 september 2013 Rolnummer : 5375 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 59, vijfde lid, en 60, § 3, 3°, d), van de bij koninklijk besluit van 19 december 1939 samengeordende wetten betr Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, de rechters (...) | Uittreksel uit arrest nr. 126/2013 van 26 september 2013 Rolnummer : 5375 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 59, vijfde lid, en 60, § 3, 3°, d), van de bij koninklijk besluit van 19 december 1939 samengeordende wetten betr Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, de rechters (...) | 
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF | 
| Uittreksel uit arrest nr. 126/2013 van 26 september 2013 | Uittreksel uit arrest nr. 126/2013 van 26 september 2013 | 
| Rolnummer : 5375 | Rolnummer : 5375 | 
| In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 59, vijfde lid, en | In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 59, vijfde lid, en | 
| 60, § 3, 3°, d), van de bij koninklijk besluit van 19 december 1939 | 60, § 3, 3°, d), van de bij koninklijk besluit van 19 december 1939 | 
| samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, | samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, | 
| gesteld door het Arbeidshof te Bergen. | gesteld door het Arbeidshof te Bergen. | 
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, | 
| samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, de | samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, de | 
| rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. | rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. | 
| Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en F. Daoût, en, | Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en F. Daoût, en, | 
| overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 | overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 | 
| op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter R. Henneuse, bijgestaan | op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter R. Henneuse, bijgestaan | 
| door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus | door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus | 
| voorzitter R. Henneuse, | voorzitter R. Henneuse, | 
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : | 
| I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | 
| Bij arrest van 28 maart 2012 in zake de Rijksdienst voor Sociale | Bij arrest van 28 maart 2012 in zake de Rijksdienst voor Sociale | 
| Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten tegen | Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten tegen | 
| Florence Malbecq, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is | Florence Malbecq, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is | 
| ingekomen op 2 april 2012, heeft het Arbeidshof te Bergen de volgende | ingekomen op 2 april 2012, heeft het Arbeidshof te Bergen de volgende | 
| prejudiciële vraag gesteld : | prejudiciële vraag gesteld : | 
| « Schenden de artikelen 96 en 97 van de programmawet [lees : | « Schenden de artikelen 96 en 97 van de programmawet [lees : | 
| programmawet (I)] van 24 december 2002, die respectievelijk de | programmawet (I)] van 24 december 2002, die respectievelijk de | 
| artikelen 59 en 60, § 3, 3°, d), van de op 19 december 1939 | artikelen 59 en 60, § 3, 3°, d), van de op 19 december 1939 | 
| samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders | samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders | 
| wijzigen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre zij een | wijzigen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre zij een | 
| onderscheid instellen ten aanzien van de bepaling van de regeling die | onderscheid instellen ten aanzien van de bepaling van de regeling die | 
| ertoe gehouden is de betaling van de kinderbijslag ten laste te nemen | ertoe gehouden is de betaling van de kinderbijslag ten laste te nemen | 
| (regeling voor werknemers of voor zelfstandigen) naargelang het gaat | (regeling voor werknemers of voor zelfstandigen) naargelang het gaat | 
| om een alleenstaande werkloze die zonder onderbreking de kinderbijslag | om een alleenstaande werkloze die zonder onderbreking de kinderbijslag | 
| in de regeling voor werknemers geniet omdat hij zijn recht als | in de regeling voor werknemers geniet omdat hij zijn recht als | 
| rechthebbende heeft geopend met toepassing van de artikelen 51, § 2, | rechthebbende heeft geopend met toepassing van de artikelen 51, § 2, | 
| en 56novies van de samengeordende wetten of naargelang het gaat om een | en 56novies van de samengeordende wetten of naargelang het gaat om een | 
| werkloze die, ten gevolge van de scheiding van zijn koppel, na 1 april | werkloze die, ten gevolge van de scheiding van zijn koppel, na 1 april | 
| 2003 zijn rechten op werkloosheidsuitkeringen terugkrijgt terwijl zijn | 2003 zijn rechten op werkloosheidsuitkeringen terugkrijgt terwijl zijn | 
| echtgenoot reeds een effectief recht op de kinderbijslag voor een of | echtgenoot reeds een effectief recht op de kinderbijslag voor een of | 
| meer kinderen had geopend krachtens het koninklijk besluit van 8 april | meer kinderen had geopend krachtens het koninklijk besluit van 8 april | 
| 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de | 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de | 
| zelfstandigen (toepassing van de artikelen 51, § 2, 59 en 60, § 3, 3°, | zelfstandigen (toepassing van de artikelen 51, § 2, 59 en 60, § 3, 3°, | 
| d)) ? ». | d)) ? ». | 
| (...) | (...) | 
| III. In rechte | III. In rechte | 
| (...) | (...) | 
| B.1.1. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid, | B.1.1. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid, | 
| met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van de artikelen 96 en 97 | met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van de artikelen 96 en 97 | 
| van de programmawet (I) van 24 december 2002, die de artikelen 59 en | van de programmawet (I) van 24 december 2002, die de artikelen 59 en | 
| 60, § 3, 3°, d), van de op 19 december 1939 samengeordende wetten | 60, § 3, 3°, d), van de op 19 december 1939 samengeordende wetten | 
| betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders wijzigen. | betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders wijzigen. | 
| B.1.2. Artikel 59, vijfde lid, van de wetten betreffende de | B.1.2. Artikel 59, vijfde lid, van de wetten betreffende de | 
| kinderbijslag voor loonarbeiders, ingevoegd bij artikel 96 van de | kinderbijslag voor loonarbeiders, ingevoegd bij artikel 96 van de | 
| programmawet (I) van 24 december 2002, bepaalt : | programmawet (I) van 24 december 2002, bepaalt : | 
| « Het voordeel van deze wetten kan eveneens niet ingeroepen worden | « Het voordeel van deze wetten kan eveneens niet ingeroepen worden | 
| door de personen bedoeld in artikel 51, § 2, die een ander beroep | door de personen bedoeld in artikel 51, § 2, die een ander beroep | 
| uitoefenen dan dat van werknemer verbonden door een | uitoefenen dan dat van werknemer verbonden door een | 
| arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in deze wetten, indien er in hoofde | arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in deze wetten, indien er in hoofde | 
| van deze personen een effectief recht op kinderbijslag bestaat voor | van deze personen een effectief recht op kinderbijslag bestaat voor | 
| een kind overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 april 1976 | een kind overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 april 1976 | 
| houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de | houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de | 
| zelfstandigen, vooraleer deze personen bedoeld in artikel 51, § 2, | zelfstandigen, vooraleer deze personen bedoeld in artikel 51, § 2, | 
| rechthebbende worden voor dit kind overeenkomstig dit artikel ». | rechthebbende worden voor dit kind overeenkomstig dit artikel ». | 
| Artikel 60, § 3, 3°, d), van dezelfde wetten, opgeheven bij de wet van | Artikel 60, § 3, 3°, d), van dezelfde wetten, opgeheven bij de wet van | 
| 22 februari 1998, is bij artikel 97 van de programmawet (I) van 24 | 22 februari 1998, is bij artikel 97 van de programmawet (I) van 24 | 
| december 2002 hersteld in de volgende lezing : | december 2002 hersteld in de volgende lezing : | 
| « d) onverminderd punt b), wanneer het kind deel uitmaakt van een | « d) onverminderd punt b), wanneer het kind deel uitmaakt van een | 
| gezin, samengesteld uit twee rechthebbenden, waarvan de ene een | gezin, samengesteld uit twee rechthebbenden, waarvan de ene een | 
| persoon is bedoeld in artikel 51, § 2, en de andere een recht opent op | persoon is bedoeld in artikel 51, § 2, en de andere een recht opent op | 
| basis van een zelfstandige activiteit, overeenkomstig het koninklijk | basis van een zelfstandige activiteit, overeenkomstig het koninklijk | 
| besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten | besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten | 
| voordele van de zelfstandigen. Dit recht op kinderbijslag voor een | voordele van de zelfstandigen. Dit recht op kinderbijslag voor een | 
| kind in hoofde van deze zelfstandige moet effectief bestaan, vooraleer | kind in hoofde van deze zelfstandige moet effectief bestaan, vooraleer | 
| de persoon bedoeld in artikel 51, § 2, rechthebbende wordt voor dit | de persoon bedoeld in artikel 51, § 2, rechthebbende wordt voor dit | 
| kind; ». | kind; ». | 
| Artikel 60 van de wetten betreffende de kinderbijslag voor | Artikel 60 van de wetten betreffende de kinderbijslag voor | 
| loonarbeiders bepaalt voortaan : | loonarbeiders bepaalt voortaan : | 
| « § 1. Onverminderd de in België geldende bepalingen van | « § 1. Onverminderd de in België geldende bepalingen van | 
| internationale overeenkomsten inzake sociale zekerheid, wordt het | internationale overeenkomsten inzake sociale zekerheid, wordt het | 
| bedrag van de gezinsbijslag verminderd met het bedrag van de | bedrag van de gezinsbijslag verminderd met het bedrag van de | 
| uitkeringen van dezelfde aard waarop ten behoeve van een rechtgevend | uitkeringen van dezelfde aard waarop ten behoeve van een rechtgevend | 
| kind aanspraak kan worden gemaakt bij toepassing van andere | kind aanspraak kan worden gemaakt bij toepassing van andere | 
| buitenlandse wets- of reglementsbepalingen of krachtens regelen van | buitenlandse wets- of reglementsbepalingen of krachtens regelen van | 
| toepassing op het personeel van een volkenrechtelijke instelling, | toepassing op het personeel van een volkenrechtelijke instelling, | 
| zelfs indien de toekenning van deze uitkeringen op grond van voormelde | zelfs indien de toekenning van deze uitkeringen op grond van voormelde | 
| bepalingen of regelen als aanvullend wordt aangemerkt met betrekking | bepalingen of regelen als aanvullend wordt aangemerkt met betrekking | 
| tot de gezinsbijslag verleend bij toepassing van deze wetten. | tot de gezinsbijslag verleend bij toepassing van deze wetten. | 
| Die vermindering wordt niet toegepast indien ten behoeve van een | Die vermindering wordt niet toegepast indien ten behoeve van een | 
| rechtgevend kind aanspraak kan worden gemaakt op uitkeringen van | rechtgevend kind aanspraak kan worden gemaakt op uitkeringen van | 
| dezelfde aard krachtens statutaire regelen die van toepassing zijn op | dezelfde aard krachtens statutaire regelen die van toepassing zijn op | 
| de ambtenaren en andere agenten van de Europese Gemeenschappen. | de ambtenaren en andere agenten van de Europese Gemeenschappen. | 
| De Koning bepaalt de volkenrechtelijke instellingen wier statutaire | De Koning bepaalt de volkenrechtelijke instellingen wier statutaire | 
| regelen die op hun personeel van toepassing zijn, kunnen worden | regelen die op hun personeel van toepassing zijn, kunnen worden | 
| gelijkgesteld met de statutaire regelen bedoeld in het vorige lid. | gelijkgesteld met de statutaire regelen bedoeld in het vorige lid. | 
| § 2. Het bedrag van de gezinsbijslag wordt verminderd met het bedrag | § 2. Het bedrag van de gezinsbijslag wordt verminderd met het bedrag | 
| van de uitkeringen van dezelfde aard waarop ten behoeve van een | van de uitkeringen van dezelfde aard waarop ten behoeve van een | 
| rechtgevend kind aanspraak kan worden gemaakt bij toepassing van | rechtgevend kind aanspraak kan worden gemaakt bij toepassing van | 
| andere Belgische wets- of reglementsbepalingen. | andere Belgische wets- of reglementsbepalingen. | 
| Die vermindering wordt niet toegepast : | Die vermindering wordt niet toegepast : | 
| 1° indien de andere Belgische wets- of reglementsbepalingen aanvullend | 1° indien de andere Belgische wets- of reglementsbepalingen aanvullend | 
| zijn met betrekking tot de gezinsbijslag verleend bij toepassing van | zijn met betrekking tot de gezinsbijslag verleend bij toepassing van | 
| deze wetten; | deze wetten; | 
| 2° met betrekking tot de gezinsbijslag waarop aanspraak bestaat in de | 2° met betrekking tot de gezinsbijslag waarop aanspraak bestaat in de | 
| kinderbijslagregeling voor de zelfstandigen; | kinderbijslagregeling voor de zelfstandigen; | 
| 3° met betrekking tot het kraamgeld of de geboortepremie verleend door | 3° met betrekking tot het kraamgeld of de geboortepremie verleend door | 
| een provincie of een gemeente. | een provincie of een gemeente. | 
| De Koning kan de in het tweede lid vermelde opsomming aanvullen. | De Koning kan de in het tweede lid vermelde opsomming aanvullen. | 
| § 3. Met betrekking tot de bepalingen van § 2, eerste en tweede lid, | § 3. Met betrekking tot de bepalingen van § 2, eerste en tweede lid, | 
| 2°, worden volgende uitzonderingen gemaakt : | 2°, worden volgende uitzonderingen gemaakt : | 
| 1° het recht op verhoogde wezenbijslag bij toepassing van de | 1° het recht op verhoogde wezenbijslag bij toepassing van de | 
| bepalingen van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende | bepalingen van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende | 
| regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen sluit | regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen sluit | 
| ieder ander gelijktijdig of later recht krachtens deze wetten uit : | ieder ander gelijktijdig of later recht krachtens deze wetten uit : | 
| a) wanneer het geopend wordt door een wees waarvan de overleden ouder, | a) wanneer het geopend wordt door een wees waarvan de overleden ouder, | 
| vader of moeder, uitsluitend rechthebbende zelfstandige was en op het | vader of moeder, uitsluitend rechthebbende zelfstandige was en op het | 
| ogenblik van zijn overlijden voldaan heeft aan de voorwaarden bedoeld | ogenblik van zijn overlijden voldaan heeft aan de voorwaarden bedoeld | 
| in artikel 9, § 1, van voormeld koninklijk besluit; | in artikel 9, § 1, van voormeld koninklijk besluit; | 
| b) wanneer het geopend wordt door een wees, waarvan de overlevende | b) wanneer het geopend wordt door een wees, waarvan de overlevende | 
| ouder, vader of moeder, op het ogenblik van het overlijden van de | ouder, vader of moeder, op het ogenblik van het overlijden van de | 
| andere ouder voldaan heeft aan de voorwaarden bedoeld in artikel 9, § | andere ouder voldaan heeft aan de voorwaarden bedoeld in artikel 9, § | 
| 1, van voormeld besluit, behalve indien krachtens deze wetten een | 1, van voormeld besluit, behalve indien krachtens deze wetten een | 
| recht op wezenbijslag geopend wordt door deze wees wiens overleden | recht op wezenbijslag geopend wordt door deze wees wiens overleden | 
| ouder op het ogenblik van zijn overlijden voldaan heeft aan de | ouder op het ogenblik van zijn overlijden voldaan heeft aan de | 
| voorwaarden bedoeld in artikel 56bis, § 1; | voorwaarden bedoeld in artikel 56bis, § 1; | 
| c) wanneer het geopend wordt door een wees op grond van het feit dat | c) wanneer het geopend wordt door een wees op grond van het feit dat | 
| de rechthebbende bedoeld in artikel 15 van voormeld koninklijk | de rechthebbende bedoeld in artikel 15 van voormeld koninklijk | 
| besluit, die niet de vader of de moeder is, op het ogenblik van het | besluit, die niet de vader of de moeder is, op het ogenblik van het | 
| overlijden van één van de ouders van de wees voldaan heeft aan de | overlijden van één van de ouders van de wees voldaan heeft aan de | 
| voorwaarden bedoeld in artikel 9, § 1, van hetzelfde besluit, behalve | voorwaarden bedoeld in artikel 9, § 1, van hetzelfde besluit, behalve | 
| indien een recht op wezenbijslag geopend wordt krachtens deze wetten. | indien een recht op wezenbijslag geopend wordt krachtens deze wetten. | 
| Deze uitsluiting is evenwel niet van toepassing indien er, ingevolge | Deze uitsluiting is evenwel niet van toepassing indien er, ingevolge | 
| het vooroverlijden van een ouder, vader of moeder, reeds een recht op | het vooroverlijden van een ouder, vader of moeder, reeds een recht op | 
| kinderbijslag voor wezen bij toepassing van artikel 56bis of | kinderbijslag voor wezen bij toepassing van artikel 56bis of | 
| 56quinquies van deze wetten bestaat; | 56quinquies van deze wetten bestaat; | 
| 2° indien een rechthebbende zelfstandige recht heeft op de verhoogde | 2° indien een rechthebbende zelfstandige recht heeft op de verhoogde | 
| kinderbijslag voor invaliden ingevolge het voormeld besluit van 8 | kinderbijslag voor invaliden ingevolge het voormeld besluit van 8 | 
| april 1976, sluit dit recht voor het kind dat deel uitmaakt van | april 1976, sluit dit recht voor het kind dat deel uitmaakt van | 
| hetzelfde gezin, ieder ander recht krachtens deze wetten uit, behalve | hetzelfde gezin, ieder ander recht krachtens deze wetten uit, behalve | 
| : | : | 
| a) een recht op verhoogde wezenbijslag; | a) een recht op verhoogde wezenbijslag; | 
| b) een recht op verhoogde kinderbijslag voor invalide werknemers in | b) een recht op verhoogde kinderbijslag voor invalide werknemers in | 
| hoofde van de vader, de moeder, de stiefvader of de stiefmoeder die | hoofde van de vader, de moeder, de stiefvader of de stiefmoeder die | 
| van hetzelfde gezin deel uitmaken; | van hetzelfde gezin deel uitmaken; | 
| c) een recht op verhoogde kinderbijslag voor invalide werknemers in | c) een recht op verhoogde kinderbijslag voor invalide werknemers in | 
| hoofde van een van hetzelfde gezin deel uitmakende persoon of een | hoofde van een van hetzelfde gezin deel uitmakende persoon of een | 
| recht op kinderbijslag krachtens deze wetten in hoofde van de van | recht op kinderbijslag krachtens deze wetten in hoofde van de van | 
| hetzelfde gezin deel uitmakende rechthebbende vader, moeder, | hetzelfde gezin deel uitmakende rechthebbende vader, moeder, | 
| stiefvader of stiefmoeder, tenzij de zelfstandige invalide | stiefvader of stiefmoeder, tenzij de zelfstandige invalide | 
| rechthebbende de vader, de moeder, de stiefvader of de stiefmoeder is; | rechthebbende de vader, de moeder, de stiefvader of de stiefmoeder is; | 
| 3° behalve indien, met inachtneming van het bepaalde onder 1°, een | 3° behalve indien, met inachtneming van het bepaalde onder 1°, een | 
| recht bestaat op wezenbijslag bij toepassing van de artikelen 56bis of | recht bestaat op wezenbijslag bij toepassing van de artikelen 56bis of | 
| 56quinquies en onverminderd 2°, sluit het recht op kinderbijslag | 56quinquies en onverminderd 2°, sluit het recht op kinderbijslag | 
| krachtens de bepalingen van voormeld koninklijk besluit van 8 april | krachtens de bepalingen van voormeld koninklijk besluit van 8 april | 
| 1976 ieder ander recht krachtens deze wetten uit : | 1976 ieder ander recht krachtens deze wetten uit : | 
| a) indien het kind deel uitmaakt van een gezin dat uitsluitend | a) indien het kind deel uitmaakt van een gezin dat uitsluitend | 
| samengesteld is uit één of meer rechthebbende zelfstandigen; | samengesteld is uit één of meer rechthebbende zelfstandigen; | 
| b) wanneer het kind deel uitmaakt van een gezin dat samengesteld is | b) wanneer het kind deel uitmaakt van een gezin dat samengesteld is | 
| uit één of meer rechthebbende zelfstandigen, hetzij de vader, de | uit één of meer rechthebbende zelfstandigen, hetzij de vader, de | 
| moeder, stiefvader of stiefmoeder die met één of meer rechthebbenden | moeder, stiefvader of stiefmoeder die met één of meer rechthebbenden | 
| krachtens deze wetten leeft die niet de vader, de moeder, de | krachtens deze wetten leeft die niet de vader, de moeder, de | 
| stiefvader of de stiefmoeder is; | stiefvader of de stiefmoeder is; | 
| c) onverminderd punt b, wanneer het kind deel uitmaakt van een gezin, | c) onverminderd punt b, wanneer het kind deel uitmaakt van een gezin, | 
| samengesteld uit twee rechthebbenden, waarvan de ene zelfstandige is | samengesteld uit twee rechthebbenden, waarvan de ene zelfstandige is | 
| en de andere werknemer, en dat de rechthebbende werknemer de | en de andere werknemer, en dat de rechthebbende werknemer de | 
| voorwaarden, bepaald in artikel 59 van deze wetten, niet vervult; | voorwaarden, bepaald in artikel 59 van deze wetten, niet vervult; | 
| d) onverminderd punt b), wanneer het kind deel uitmaakt van een gezin, | d) onverminderd punt b), wanneer het kind deel uitmaakt van een gezin, | 
| samengesteld uit twee rechthebbenden, waarvan de ene een persoon is | samengesteld uit twee rechthebbenden, waarvan de ene een persoon is | 
| bedoeld in artikel 51, § 2, en de andere een recht opent op basis van | bedoeld in artikel 51, § 2, en de andere een recht opent op basis van | 
| een zelfstandige activiteit, overeenkomstig het koninklijk besluit van | een zelfstandige activiteit, overeenkomstig het koninklijk besluit van | 
| 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van | 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van | 
| de zelfstandigen. Dit recht op kinderbijslag voor een kind in hoofde | de zelfstandigen. Dit recht op kinderbijslag voor een kind in hoofde | 
| van deze zelfstandige moet effectief bestaan, vooraleer de persoon | van deze zelfstandige moet effectief bestaan, vooraleer de persoon | 
| bedoeld in artikel 51, § 2, rechthebbende wordt voor dit kind; | bedoeld in artikel 51, § 2, rechthebbende wordt voor dit kind; | 
| [...] ». | [...] ». | 
| B.1.3. Artikel 51, § 2, van de samengeordende wetten betreffende de | B.1.3. Artikel 51, § 2, van de samengeordende wetten betreffende de | 
| kinderbijslag voor loonarbeiders, waarnaar het in het geding zijnde | kinderbijslag voor loonarbeiders, waarnaar het in het geding zijnde | 
| artikel 60, § 3, 3°, d), verwijst, bepaalt : | artikel 60, § 3, 3°, d), verwijst, bepaalt : | 
| « Zijn bovendien rechthebbende op kinderbijslag tegen de bedragen en | « Zijn bovendien rechthebbende op kinderbijslag tegen de bedragen en | 
| bijslagen vermeld in die bepalingen, de persoon die een in artikel | bijslagen vermeld in die bepalingen, de persoon die een in artikel | 
| 42bis, § 1, 4°, bedoelde activiteit uitoefent en de personen bedoeld | 42bis, § 1, 4°, bedoelde activiteit uitoefent en de personen bedoeld | 
| in de artikelen 55 tot 56bis en 56quater tot 57 ». | in de artikelen 55 tot 56bis en 56quater tot 57 ». | 
| B.1.4. Het in de prejudiciële vraag beoogde artikel 56novies van | B.1.4. Het in de prejudiciële vraag beoogde artikel 56novies van | 
| dezelfde wet bepaalt : | dezelfde wet bepaalt : | 
| « Zijn tegen de bij artikel 40 bepaalde bedragen, eventueel verhoogd | « Zijn tegen de bij artikel 40 bepaalde bedragen, eventueel verhoogd | 
| met de bijslagen, bepaald in artikel 42bis op kinderbijslag gerechtigd | met de bijslagen, bepaald in artikel 42bis op kinderbijslag gerechtigd | 
| en onder de door de Koning te bepalen voorwaarden : | en onder de door de Koning te bepalen voorwaarden : | 
| 1° de volledige of gedeeltelijke uitkeringsgerechtigde werklozen; | 1° de volledige of gedeeltelijke uitkeringsgerechtigde werklozen; | 
| 2° de volledige of gedeeltelijke niet uitkeringsgerechtigde werklozen | 2° de volledige of gedeeltelijke niet uitkeringsgerechtigde werklozen | 
| ». | ». | 
| Ten aanzien van de pertinentie van de prejudiciële vraag | Ten aanzien van de pertinentie van de prejudiciële vraag | 
| B.2. De Ministerraad voert aan dat de prejudiciële vraag geen antwoord | B.2. De Ministerraad voert aan dat de prejudiciële vraag geen antwoord | 
| behoeft in zoverre ze betrekking heeft op artikel 59 van | behoeft in zoverre ze betrekking heeft op artikel 59 van | 
| samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, | samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, | 
| vermits de geïntimeerde voor de verwijzende rechter nooit een | vermits de geïntimeerde voor de verwijzende rechter nooit een | 
| zelfstandige activiteit heeft uitgeoefend. | zelfstandige activiteit heeft uitgeoefend. | 
| B.3. In de regel komt het de verwijzende rechter toe de normen vast te | B.3. In de regel komt het de verwijzende rechter toe de normen vast te | 
| stellen die toepasselijk zijn op het hem voorgelegde geschil. Wanneer | stellen die toepasselijk zijn op het hem voorgelegde geschil. Wanneer | 
| evenwel aan het Hof bepalingen worden voorgelegd die klaarblijkelijk | evenwel aan het Hof bepalingen worden voorgelegd die klaarblijkelijk | 
| niet op het bodemgeschil kunnen worden toegepast, onderzoekt het Hof | niet op het bodemgeschil kunnen worden toegepast, onderzoekt het Hof | 
| de grondwettigheid van zulke bepalingen niet. | de grondwettigheid van zulke bepalingen niet. | 
| B.4. Artikel 59, vijfde lid, van de samengeordende wetten betreffende | B.4. Artikel 59, vijfde lid, van de samengeordende wetten betreffende | 
| de kinderbijslag voor loonarbeiders betreft de personen bedoeld in | de kinderbijslag voor loonarbeiders betreft de personen bedoeld in | 
| artikel 51, § 2, van diezelfde wetten, die in hoofdzaak een ander | artikel 51, § 2, van diezelfde wetten, die in hoofdzaak een ander | 
| beroep uitoefenen dan dat van werknemer verbonden door een | beroep uitoefenen dan dat van werknemer verbonden door een | 
| arbeidsovereenkomst en die een effectief recht op kinderbijslag hebben | arbeidsovereenkomst en die een effectief recht op kinderbijslag hebben | 
| gehad overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 april 1976 « | gehad overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 april 1976 « | 
| houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de | houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de | 
| zelfstandigen », alvorens rechthebbende te worden overeenkomstig het | zelfstandigen », alvorens rechthebbende te worden overeenkomstig het | 
| voormelde artikel 51, § 2. | voormelde artikel 51, § 2. | 
| B.5. Uit het verwijzingsarrest blijkt dat de geïntimeerde voor de | B.5. Uit het verwijzingsarrest blijkt dat de geïntimeerde voor de | 
| verwijzende rechter niet in hoofdzaak een ander beroep uitoefende dan | verwijzende rechter niet in hoofdzaak een ander beroep uitoefende dan | 
| dat van een door een arbeidsovereenkomst verbonden werknemer, alvorens | dat van een door een arbeidsovereenkomst verbonden werknemer, alvorens | 
| rechthebbende te worden overeenkomstig artikel 51, § 2, van de | rechthebbende te worden overeenkomstig artikel 51, § 2, van de | 
| samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders. | samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders. | 
| Bijgevolg is artikel 59, vijfde lid, van de samengeordende wetten | Bijgevolg is artikel 59, vijfde lid, van de samengeordende wetten | 
| betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders vreemd aan het | betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders vreemd aan het | 
| bodemgeschil, en is de prejudiciële vraag, in zoverre zij betrekking | bodemgeschil, en is de prejudiciële vraag, in zoverre zij betrekking | 
| heeft op die bepaling, klaarblijkelijk niet nuttig voor de oplossing | heeft op die bepaling, klaarblijkelijk niet nuttig voor de oplossing | 
| van het aan de verwijzende rechter voorgelegde geschil. | van het aan de verwijzende rechter voorgelegde geschil. | 
| Ten gronde | Ten gronde | 
| B.6. De verwijzende rechter vraagt het Hof of artikel 60, § 3, 3°, d), | B.6. De verwijzende rechter vraagt het Hof of artikel 60, § 3, 3°, d), | 
| van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor | van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor | 
| loonarbeiders bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet | loonarbeiders bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet | 
| in zoverre, wanneer een kind deel uitmaakt van een gezin samengesteld | in zoverre, wanneer een kind deel uitmaakt van een gezin samengesteld | 
| uit twee rechthebbenden, en één van hen een werkloze is die | uit twee rechthebbenden, en één van hen een werkloze is die | 
| rechthebbende wordt nadat de andere persoon het recht opent op de | rechthebbende wordt nadat de andere persoon het recht opent op de | 
| kinderbijslag, voorrang wordt verleend aan de kinderbijslagregeling | kinderbijslag, voorrang wordt verleend aan de kinderbijslagregeling | 
| voor de zelfstandigen op die voor de werknemers. | voor de zelfstandigen op die voor de werknemers. | 
| B.7. Het Hof wordt gevraagd twee categorieën van werkloze | B.7. Het Hof wordt gevraagd twee categorieën van werkloze | 
| rechthebbenden te vergelijken : enerzijds, een werkloze die | rechthebbenden te vergelijken : enerzijds, een werkloze die | 
| rechthebbende wordt nadat de andere persoon die samen met hem een | rechthebbende wordt nadat de andere persoon die samen met hem een | 
| gezin uitmaakt, het recht opent op de kinderbijslag en, anderzijds, | gezin uitmaakt, het recht opent op de kinderbijslag en, anderzijds, | 
| een alleenstaande werkloze die zonder onderbreking rechthebbende is | een alleenstaande werkloze die zonder onderbreking rechthebbende is | 
| met toepassing van de artikelen 51, § 2, en 56novies van de voormelde | met toepassing van de artikelen 51, § 2, en 56novies van de voormelde | 
| samengeordende wetten : terwijl de eerste categorie van werklozen niet | samengeordende wetten : terwijl de eerste categorie van werklozen niet | 
| het recht op kinderbijslag opent overeenkomstig de voormelde | het recht op kinderbijslag opent overeenkomstig de voormelde | 
| samengeordende wetten, opent de tweede categorie van werklozen wel het | samengeordende wetten, opent de tweede categorie van werklozen wel het | 
| recht op kinderbijslag overeenkomstig die wetten. | recht op kinderbijslag overeenkomstig die wetten. | 
| B.8. De toekenning van kinderbijslag strekt ertoe bij te dragen in de | B.8. De toekenning van kinderbijslag strekt ertoe bij te dragen in de | 
| kosten van onderhoud en opvoeding van de kinderen. Zij biedt een | kosten van onderhoud en opvoeding van de kinderen. Zij biedt een | 
| gedeeltelijke compensatie voor de toegenomen lasten die door het gezin | gedeeltelijke compensatie voor de toegenomen lasten die door het gezin | 
| worden gedragen wanneer het uitbreidt. In dat verband heeft de | worden gedragen wanneer het uitbreidt. In dat verband heeft de | 
| wetgever ervoor geopteerd een verzekeringssysteem in te voeren dat | wetgever ervoor geopteerd een verzekeringssysteem in te voeren dat | 
| onderscheiden is georganiseerd naar gelang van het stelsel waartoe de | onderscheiden is georganiseerd naar gelang van het stelsel waartoe de | 
| rechthebbende behoort. Op zich is dergelijke keuze niet | rechthebbende behoort. Op zich is dergelijke keuze niet | 
| discriminerend. Niettemin dient het Hof te onderzoeken of de aan het | discriminerend. Niettemin dient het Hof te onderzoeken of de aan het | 
| Hof voorgelegde bepaling geen verschil in behandeling in het leven | Hof voorgelegde bepaling geen verschil in behandeling in het leven | 
| roept dat niet redelijkerwijze zou kunnen worden verantwoord. | roept dat niet redelijkerwijze zou kunnen worden verantwoord. | 
| B.9.1. Artikel 60, § 3, is ingevoerd in de samengeordende wetten | B.9.1. Artikel 60, § 3, is ingevoerd in de samengeordende wetten | 
| betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders door artikel 33 van de | betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders door artikel 33 van de | 
| wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen. Vóór de | wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen. Vóór de | 
| inwerkingtreding van die bepaling werd de prioriteit, in geval van | inwerkingtreding van die bepaling werd de prioriteit, in geval van | 
| samenloop van rechthebbenden die tot een verschillend stelsel behoren, | samenloop van rechthebbenden die tot een verschillend stelsel behoren, | 
| steeds toegekend aan de loontrekkende rechthebbende. Die regel werd | steeds toegekend aan de loontrekkende rechthebbende. Die regel werd | 
| eveneens toegepast in geval van feitelijke scheiding en echtscheiding | eveneens toegepast in geval van feitelijke scheiding en echtscheiding | 
| van de ouders, zelfs wanneer het exclusieve hoederecht over het kind | van de ouders, zelfs wanneer het exclusieve hoederecht over het kind | 
| werd toevertrouwd aan de zelfstandige ouder. Het voormelde artikel 33 | werd toevertrouwd aan de zelfstandige ouder. Het voormelde artikel 33 | 
| heeft verscheidene uitzonderingen ingevoerd op het beginsel van de | heeft verscheidene uitzonderingen ingevoerd op het beginsel van de | 
| prioriteit van de loontrekkende rechthebbende, waaronder het geval | prioriteit van de loontrekkende rechthebbende, waaronder het geval | 
| waarin het kind deel uitmaakt van het gezin van de ouder die een | waarin het kind deel uitmaakt van het gezin van de ouder die een | 
| zelfstandige beroepsactiviteit uitoefent. | zelfstandige beroepsactiviteit uitoefent. | 
| B.9.2. In de parlementaire voorbereiding van de wet van 1 augustus | B.9.2. In de parlementaire voorbereiding van de wet van 1 augustus | 
| 1985 wordt aangegeven dat de wijzigingen die ze aanbrengt in de | 1985 wordt aangegeven dat de wijzigingen die ze aanbrengt in de | 
| wetgeving op de kinderbijslag « [ertoe] strekken [...] deze regeling | wetgeving op de kinderbijslag « [ertoe] strekken [...] deze regeling | 
| aan te passen aan de in andere wetgevingen doorgevoerde wijzigingen | aan te passen aan de in andere wetgevingen doorgevoerde wijzigingen | 
| alsmede aan de maatschappelijke evolutie » (Parl. St., Kamer, | alsmede aan de maatschappelijke evolutie » (Parl. St., Kamer, | 
| 1984-1985, nr. 1194/1, p. 5), en dat de wetgever het « logisch en | 1984-1985, nr. 1194/1, p. 5), en dat de wetgever het « logisch en | 
| administratief verantwoord » vond dat een aantal uitzonderingen werden | administratief verantwoord » vond dat een aantal uitzonderingen werden | 
| vastgesteld op « de absolute voorrang van de kinderbijslagregeling | vastgesteld op « de absolute voorrang van de kinderbijslagregeling | 
| voor werknemers op deze voor zelfstandigen », met name wanneer het | voor werknemers op deze voor zelfstandigen », met name wanneer het | 
| kind deel uitmaakt van het gezin van een zelfstandige (ibid., p. 6). | kind deel uitmaakt van het gezin van een zelfstandige (ibid., p. 6). | 
| B.10. Het punt d) van artikel 60, § 3, 3°, dat was opgeheven bij | B.10. Het punt d) van artikel 60, § 3, 3°, dat was opgeheven bij | 
| artikel 33, 1°, van de wet van 22 februari 1998 houdende sociale | artikel 33, 1°, van de wet van 22 februari 1998 houdende sociale | 
| bepalingen, is om de volgende redenen hersteld bij artikel 97 van de | bepalingen, is om de volgende redenen hersteld bij artikel 97 van de | 
| programmawet van 24 december 2002 : | programmawet van 24 december 2002 : | 
| « De problematiek inzake samenloop van rechten tussen een | « De problematiek inzake samenloop van rechten tussen een | 
| rechthebbende die zich in een situatie van toekenning bevindt | rechthebbende die zich in een situatie van toekenning bevindt | 
| overeenkomstig artikel 51, § 2, van dezelfde wetten en een | overeenkomstig artikel 51, § 2, van dezelfde wetten en een | 
| rechthebbende die een zelfstandige activiteit uitoefent, werd geregeld | rechthebbende die een zelfstandige activiteit uitoefent, werd geregeld | 
| door de ministeriële omzendbrief nr. 550 van 10 juni 1997. | door de ministeriële omzendbrief nr. 550 van 10 juni 1997. | 
| Door deze wijziging sluit het recht op kinderbijslag op basis van het | Door deze wijziging sluit het recht op kinderbijslag op basis van het | 
| koninklijk besluit van 8 april 1976 het recht op kinderbijslag | koninklijk besluit van 8 april 1976 het recht op kinderbijslag | 
| krachtens dezelfde wetten uit, bij samenloop tussen een zelfstandige | krachtens dezelfde wetten uit, bij samenloop tussen een zelfstandige | 
| en een persoon die zich in een situatie van toekenning bevindt, indien | en een persoon die zich in een situatie van toekenning bevindt, indien | 
| er in hoofde van deze zelfstandige een effectief recht op | er in hoofde van deze zelfstandige een effectief recht op | 
| kinderbijslag bestaat voor een kind op basis van het koninklijk | kinderbijslag bestaat voor een kind op basis van het koninklijk | 
| besluit van 8 april 1976, vooraleer de persoon die zich in een | besluit van 8 april 1976, vooraleer de persoon die zich in een | 
| situatie van toekenning bevindt, rechthebbende wordt voor dit kind op | situatie van toekenning bevindt, rechthebbende wordt voor dit kind op | 
| basis van dezelfde wetten. | basis van dezelfde wetten. | 
| Dezelfde opmerkingen zoals vermeld in artikel 109, gelden ook voor | Dezelfde opmerkingen zoals vermeld in artikel 109, gelden ook voor | 
| deze bepaling » (Parl. St., Kamer, 2002-2003, DOC 50-2124/001 en | deze bepaling » (Parl. St., Kamer, 2002-2003, DOC 50-2124/001 en | 
| 50-2125/001, pp. 79-80). | 50-2125/001, pp. 79-80). | 
| De opmerkingen met betrekking tot artikel 109 luidden als volgt : | De opmerkingen met betrekking tot artikel 109 luidden als volgt : | 
| « De problematiek betreffende de samenloop van een rechthebbende die | « De problematiek betreffende de samenloop van een rechthebbende die | 
| zich in een situatie van toekenning bevindt overeenkomstig artikel 51, | zich in een situatie van toekenning bevindt overeenkomstig artikel 51, | 
| § 2, van dezelfde wetten, en die een zelfstandige activiteit | § 2, van dezelfde wetten, en die een zelfstandige activiteit | 
| uitoefent, werd geregeld door de ministeriële omzendbrief nr. 550 van | uitoefent, werd geregeld door de ministeriële omzendbrief nr. 550 van | 
| 10 juni 1997. | 10 juni 1997. | 
| De arbeidsrechtbank van Dendermonde heeft op 3 februari 2000 de | De arbeidsrechtbank van Dendermonde heeft op 3 februari 2000 de | 
| wettelijke basis van sommige bepalingen van deze omzendbrief in vraag | wettelijke basis van sommige bepalingen van deze omzendbrief in vraag | 
| gesteld. | gesteld. | 
| Het is bijgevolg noodzakelijk om een wetswijziging aan te brengen, | Het is bijgevolg noodzakelijk om een wetswijziging aan te brengen, | 
| meer bepaald in artikel 59 van dezelfde wetten. | meer bepaald in artikel 59 van dezelfde wetten. | 
| Door deze wijziging worden van de toepassing van dezelfde wetten | Door deze wijziging worden van de toepassing van dezelfde wetten | 
| uitgesloten, de personen die zich in een situatie van toekenning | uitgesloten, de personen die zich in een situatie van toekenning | 
| bevinden en die een zelfstandige activiteit uitoefenen, indien er in | bevinden en die een zelfstandige activiteit uitoefenen, indien er in | 
| hoofde van deze personen een effectief recht op kinderbijslag bestaat | hoofde van deze personen een effectief recht op kinderbijslag bestaat | 
| voor een kind op basis van het koninklijk besluit van 8 april 1976 | voor een kind op basis van het koninklijk besluit van 8 april 1976 | 
| houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de | houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de | 
| zelfstandigen, vooraleer zij krachtens deze wetten voor dit kind | zelfstandigen, vooraleer zij krachtens deze wetten voor dit kind | 
| rechthebbende worden op basis van hun situatie van toekenning. | rechthebbende worden op basis van hun situatie van toekenning. | 
| Deze personen moeten een activiteit uitoefenen als zelfstandige. | Deze personen moeten een activiteit uitoefenen als zelfstandige. | 
| Er moet een effectief recht op kinderbijslag bestaan, op basis van het | Er moet een effectief recht op kinderbijslag bestaan, op basis van het | 
| voormelde koninklijk besluit van 8 april 1976, ongeacht of de | voormelde koninklijk besluit van 8 april 1976, ongeacht of de | 
| voorwaarden in hoofde van het rechtgevend kind of in hoofde van de | voorwaarden in hoofde van het rechtgevend kind of in hoofde van de | 
| bijslagtrekkende zijn vervuld » (ibid., p. 79). | bijslagtrekkende zijn vervuld » (ibid., p. 79). | 
| B.11. Wanneer de feitelijk gescheiden ouders samen het ouderlijk gezag | B.11. Wanneer de feitelijk gescheiden ouders samen het ouderlijk gezag | 
| uitoefenen, voert artikel 60, § 3, laatste lid, van de samengeordende | uitoefenen, voert artikel 60, § 3, laatste lid, van de samengeordende | 
| wetten een juridische fictie in volgens welke de feitelijk gescheiden | wetten een juridische fictie in volgens welke de feitelijk gescheiden | 
| ouders worden geacht een gezin te vormen voor de toepassing van de | ouders worden geacht een gezin te vormen voor de toepassing van de | 
| cumulatieregels. | cumulatieregels. | 
| In dat lid wordt immers gepreciseerd dat, wanneer beide ouders niet | In dat lid wordt immers gepreciseerd dat, wanneer beide ouders niet | 
| samenwonen maar het ouderlijk gezag samen uitoefenen in de zin van | samenwonen maar het ouderlijk gezag samen uitoefenen in de zin van | 
| artikel 374 van het Burgerlijk Wetboek, ten aanzien van een kind dat | artikel 374 van het Burgerlijk Wetboek, ten aanzien van een kind dat | 
| deel uitmaakt van het gezin van een van hen, dat kind voor de | deel uitmaakt van het gezin van een van hen, dat kind voor de | 
| toepassing van paragraaf 3 van artikel 60 wordt beschouwd alsof het | toepassing van paragraaf 3 van artikel 60 wordt beschouwd alsof het | 
| deel uitmaakt van een gezin dat is samengesteld uit ten minste zijn | deel uitmaakt van een gezin dat is samengesteld uit ten minste zijn | 
| beide ouders. | beide ouders. | 
| Het herstelt aldus, voor de toepassing van de cumulatieregels, fictief | Het herstelt aldus, voor de toepassing van de cumulatieregels, fictief | 
| het gezin dat de ouders vormden vóór hun scheiding; wanneer zij het | het gezin dat de ouders vormden vóór hun scheiding; wanneer zij het | 
| gezamenlijke ouderlijke gezag uitoefenen, worden die ouders immers | gezamenlijke ouderlijke gezag uitoefenen, worden die ouders immers | 
| beschouwd alsof zij nog steeds samen hun kinderen opvoeden (Parl. St., | beschouwd alsof zij nog steeds samen hun kinderen opvoeden (Parl. St., | 
| Kamer, 1996-1997, nr. 1184/3, p. 3, en nr. 1184/14, p. 24). | Kamer, 1996-1997, nr. 1184/3, p. 3, en nr. 1184/14, p. 24). | 
| B.12. Zoals vermeld in B.7, wordt het Hof gevraagd de situatie te | B.12. Zoals vermeld in B.7, wordt het Hof gevraagd de situatie te | 
| vergelijken van een werkloze die een gezin vormt met een andere | vergelijken van een werkloze die een gezin vormt met een andere | 
| persoon die het recht opent op de kinderbijslag met die van een | persoon die het recht opent op de kinderbijslag met die van een | 
| alleenstaande werkloze. | alleenstaande werkloze. | 
| B.13.1. Een alleenstaande werkloze vormt, per definitie, niet een | B.13.1. Een alleenstaande werkloze vormt, per definitie, niet een | 
| gezin met een andere persoon die het recht opent op de kinderbijslag. | gezin met een andere persoon die het recht opent op de kinderbijslag. | 
| In zoverre er sprake is van een alleenstaande werkloze, impliceert dit | In zoverre er sprake is van een alleenstaande werkloze, impliceert dit | 
| dat de betrokkene alleen het ouderlijk gezag uitoefent. Voor zover er, | dat de betrokkene alleen het ouderlijk gezag uitoefent. Voor zover er, | 
| in dat geval, sprake zou zijn van een andere rechthebbende die | in dat geval, sprake zou zijn van een andere rechthebbende die | 
| aanspraak kan maken op de kinderbijslag wordt het recht bij voorrang | aanspraak kan maken op de kinderbijslag wordt het recht bij voorrang | 
| vastgesteld ten aanzien van de rechthebbende die het kind opvoedt | vastgesteld ten aanzien van de rechthebbende die het kind opvoedt | 
| (artikel 64, § 2, a), 1°, van de samengeordende wetten betreffende de | (artikel 64, § 2, a), 1°, van de samengeordende wetten betreffende de | 
| kinderbijslag voor loonarbeiders). | kinderbijslag voor loonarbeiders). | 
| B.13.2. Dat is coherent met het gehele systeem dat, behoudens | B.13.2. Dat is coherent met het gehele systeem dat, behoudens | 
| uitzonderingen, ertoe strekt, in geval van samenloop van | uitzonderingen, ertoe strekt, in geval van samenloop van | 
| rechthebbenden, die ouder als prioritair aan te wijzen met wie het | rechthebbenden, die ouder als prioritair aan te wijzen met wie het | 
| kind samenwoont, wat in de meeste gevallen van exclusief hoederecht | kind samenwoont, wat in de meeste gevallen van exclusief hoederecht | 
| over het kind door één van de ouders ertoe leidt dat aan die ouder | over het kind door één van de ouders ertoe leidt dat aan die ouder | 
| tegelijkertijd de hoedanigheid van rechthebbende en van | tegelijkertijd de hoedanigheid van rechthebbende en van | 
| bijslagtrekkende wordt toegekend. | bijslagtrekkende wordt toegekend. | 
| B.14. Het voorgaande is niet pertinent wanneer de werkloze een gezin | B.14. Het voorgaande is niet pertinent wanneer de werkloze een gezin | 
| vormt met een andere persoon die het recht opent op de kinderbijslag. | vormt met een andere persoon die het recht opent op de kinderbijslag. | 
| Vermits in dat geval beide ouders samen het ouderlijk gezag | Vermits in dat geval beide ouders samen het ouderlijk gezag | 
| uitoefenen, kan de voorrang niet aan de hand van dat criterium worden | uitoefenen, kan de voorrang niet aan de hand van dat criterium worden | 
| bepaald. | bepaald. | 
| B.15. Dit neemt niet weg dat de in het geding zijnde bepaling, artikel | B.15. Dit neemt niet weg dat de in het geding zijnde bepaling, artikel | 
| 60, § 3, 3°, d), in een uitzondering voorziet op de algemene regel | 60, § 3, 3°, d), in een uitzondering voorziet op de algemene regel | 
| dat, in geval van samenloop van rechthebbenden die tot een | dat, in geval van samenloop van rechthebbenden die tot een | 
| verschillend stelsel behoren, de prioriteit wordt toegekend aan de | verschillend stelsel behoren, de prioriteit wordt toegekend aan de | 
| loontrekkende rechthebbende. Het Hof dient na te gaan of die | loontrekkende rechthebbende. Het Hof dient na te gaan of die | 
| uitzondering redelijk is verantwoord. | uitzondering redelijk is verantwoord. | 
| B.16.1. Uit de in B.10 vermelde parlementaire voorbereiding blijkt dat | B.16.1. Uit de in B.10 vermelde parlementaire voorbereiding blijkt dat | 
| de in het geding zijnde bepaling beoogt een wettelijke basis te geven | de in het geding zijnde bepaling beoogt een wettelijke basis te geven | 
| aan de ministeriële omzendbrief nr. 550 van 10 juni 1997. Die | aan de ministeriële omzendbrief nr. 550 van 10 juni 1997. Die | 
| omzendbrief betrof de toepassing van de artikelen 59 en 60, § 3, 3°, | omzendbrief betrof de toepassing van de artikelen 59 en 60, § 3, 3°, | 
| c), van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor | c), van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor | 
| loonarbeiders. | loonarbeiders. | 
| B.16.2.1. Luidens het voormelde artikel 60, § 3, 3°, c), sluit het | B.16.2.1. Luidens het voormelde artikel 60, § 3, 3°, c), sluit het | 
| recht op kinderbijslag krachtens de kinderbijslagregeling voor | recht op kinderbijslag krachtens de kinderbijslagregeling voor | 
| zelfstandigen het recht op kinderbijslag krachtens de | zelfstandigen het recht op kinderbijslag krachtens de | 
| kinderbijslagregeling voor werknemers uit « wanneer het kind deel | kinderbijslagregeling voor werknemers uit « wanneer het kind deel | 
| uitmaakt van een gezin, samengesteld uit twee rechthebbenden, waarvan | uitmaakt van een gezin, samengesteld uit twee rechthebbenden, waarvan | 
| de ene zelfstandige is en de andere werknemer, en dat de rechthebbende | de ene zelfstandige is en de andere werknemer, en dat de rechthebbende | 
| werknemer de voorwaarden, bepaald in artikel 59 van deze wetten, niet | werknemer de voorwaarden, bepaald in artikel 59 van deze wetten, niet | 
| vervult ». | vervult ». | 
| Het voormelde artikel 59 bepaalt de in hoofdzaak uitgeoefende | Het voormelde artikel 59 bepaalt de in hoofdzaak uitgeoefende | 
| activiteit in het geval waarin een persoon twee activiteiten | activiteit in het geval waarin een persoon twee activiteiten | 
| uitoefent, de ene als werknemer, de andere niet (Parl. St., Kamer, | uitoefent, de ene als werknemer, de andere niet (Parl. St., Kamer, | 
| 1989-1990, nr. 975/1, p. 37). Luidens die bepaling kan het voordeel | 1989-1990, nr. 975/1, p. 37). Luidens die bepaling kan het voordeel | 
| van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor | van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor | 
| loonarbeiders niet worden aangevoerd door de personen die in hoofdzaak | loonarbeiders niet worden aangevoerd door de personen die in hoofdzaak | 
| een ander beroep uitoefenen dan dat van werknemer, verbonden door een | een ander beroep uitoefenen dan dat van werknemer, verbonden door een | 
| arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in die wetten. Artikel 59, tweede | arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in die wetten. Artikel 59, tweede | 
| lid, bepaalt dienaangaande : | lid, bepaalt dienaangaande : | 
| « Voor de toepassing van dit artikel wordt een deeltijdse werknemer | « Voor de toepassing van dit artikel wordt een deeltijdse werknemer | 
| beschouwd hoofdzakelijk de hoedanigheid van werknemer te hebben | beschouwd hoofdzakelijk de hoedanigheid van werknemer te hebben | 
| wanneer de contractueel gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de | wanneer de contractueel gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de | 
| betrokken werknemer ten minste de helft bedraagt van de gemiddelde | betrokken werknemer ten minste de helft bedraagt van de gemiddelde | 
| wekelijkse arbeidsduur van de maatpersoon ». | wekelijkse arbeidsduur van de maatpersoon ». | 
| B.16.2.2. Uit wat voorafgaat vloeit voort dat wanneer het kind deel | B.16.2.2. Uit wat voorafgaat vloeit voort dat wanneer het kind deel | 
| uitmaakt van een gezin, samengesteld uit twee rechthebbenden, waarvan | uitmaakt van een gezin, samengesteld uit twee rechthebbenden, waarvan | 
| de ene zelfstandige is en de andere minder dan halftijds werknemer is, | de ene zelfstandige is en de andere minder dan halftijds werknemer is, | 
| de kinderbijslagregeling voor zelfstandigen van toepassing is. Volgens | de kinderbijslagregeling voor zelfstandigen van toepassing is. Volgens | 
| de parlementaire voorbereiding van artikel 82 van de programmawet van | de parlementaire voorbereiding van artikel 82 van de programmawet van | 
| 22 december 1989, dat het voormelde artikel 60, § 3, 3°, c), heeft | 22 december 1989, dat het voormelde artikel 60, § 3, 3°, c), heeft | 
| ingevoegd, is in geval van samenloop van twee regelingen, wanneer een | ingevoegd, is in geval van samenloop van twee regelingen, wanneer een | 
| rechthebbende werknemer slechts een minimale activiteit uitoefent, | rechthebbende werknemer slechts een minimale activiteit uitoefent, | 
| vereist « dat hij beantwoordt aan de voorwaarden, bepaald in artikel | vereist « dat hij beantwoordt aan de voorwaarden, bepaald in artikel | 
| 59, namelijk dat hij ten minste een halftijdse activiteit als | 59, namelijk dat hij ten minste een halftijdse activiteit als | 
| werknemer uitoefent » (Parl. St., Kamer, 1989-1990, nr. 975/1, pp. | werknemer uitoefent » (Parl. St., Kamer, 1989-1990, nr. 975/1, pp. | 
| 37-38) opdat de kinderbijslagregeling voor werknemers van toepassing | 37-38) opdat de kinderbijslagregeling voor werknemers van toepassing | 
| kan zijn. | kan zijn. | 
| B.16.2.3. Uit de parlementaire voorbereiding van die wet blijkt ook | B.16.2.3. Uit de parlementaire voorbereiding van die wet blijkt ook | 
| dat « alle voorgestelde maatregelen in de sociale hoofdstukken van de | dat « alle voorgestelde maatregelen in de sociale hoofdstukken van de | 
| programmawet zijn gericht op de wil om een evenwicht tussen de | programmawet zijn gericht op de wil om een evenwicht tussen de | 
| verschillende regimes van de sociale zekerheid te verwezenlijken » | verschillende regimes van de sociale zekerheid te verwezenlijken » | 
| (Parl. St., Kamer, 1989-1990, nr. 975/10, p. 2). | (Parl. St., Kamer, 1989-1990, nr. 975/10, p. 2). | 
| B.16.3.1. Volgens de voormelde omzendbrief bestond twijfel over de | B.16.3.1. Volgens de voormelde omzendbrief bestond twijfel over de | 
| toepassing van de voormelde artikelen 59 en 60, § 3, 3°, c), van de | toepassing van de voormelde artikelen 59 en 60, § 3, 3°, c), van de | 
| samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders | samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders | 
| in geval van bijzondere situaties van toekenning, zoals in geval van | in geval van bijzondere situaties van toekenning, zoals in geval van | 
| werkloosheid : | werkloosheid : | 
| « Niet alleen is er dit theoretische onderscheid, bovendien zal het in | « Niet alleen is er dit theoretische onderscheid, bovendien zal het in | 
| de praktijk ook moeilijker zijn om bij een toestand van toekenning de | de praktijk ook moeilijker zijn om bij een toestand van toekenning de | 
| voorafgaande tewerkstelling terug te vinden. Niet zelden zijn er | voorafgaande tewerkstelling terug te vinden. Niet zelden zijn er | 
| intussen jaren verstreken en in een aantal gevallen is er zelfs nooit | intussen jaren verstreken en in een aantal gevallen is er zelfs nooit | 
| een voorafgaande tewerkstelling geweest (artikelen 56quinquies en | een voorafgaande tewerkstelling geweest (artikelen 56quinquies en | 
| sexies) ». | sexies) ». | 
| Nochtans was het volgens die omzendbrief aangewezen om die bepalingen | Nochtans was het volgens die omzendbrief aangewezen om die bepalingen | 
| toe te passen : | toe te passen : | 
| « [Wanneer] die norm in alle situaties van toekenning niet langer | « [Wanneer] die norm in alle situaties van toekenning niet langer | 
| onderzocht zou worden, zou dit nieuwe vragen oproepen. Is het nl. | onderzocht zou worden, zou dit nieuwe vragen oproepen. Is het nl. | 
| opportuun om iemand, wie de kinderbijslag op grond van artikel 59 of | opportuun om iemand, wie de kinderbijslag op grond van artikel 59 of | 
| 60, § 3, geweigerd werd tijdens zijn tewerkstelling, het recht op | 60, § 3, geweigerd werd tijdens zijn tewerkstelling, het recht op | 
| kinderbijslag toe te kennen zodra hij zich in een bijzondere toestand | kinderbijslag toe te kennen zodra hij zich in een bijzondere toestand | 
| van toekenning bevindt ? ». | van toekenning bevindt ? ». | 
| B.16.3.2. Om tegemoet te komen zowel aan die praktische moeilijkheden | B.16.3.2. Om tegemoet te komen zowel aan die praktische moeilijkheden | 
| als aan de opportuniteitsvragen moet er, volgens de omzendbrief, een | als aan de opportuniteitsvragen moet er, volgens de omzendbrief, een | 
| onderscheid worden gemaakt « naargelang de bijzondere situatie van | onderscheid worden gemaakt « naargelang de bijzondere situatie van | 
| toekenning in hoofde van de rechthebbende werknemer zich voordoet vóór | toekenning in hoofde van de rechthebbende werknemer zich voordoet vóór | 
| of na de zelfstandige aktiviteit of de samenloop met een rechthebbende | of na de zelfstandige aktiviteit of de samenloop met een rechthebbende | 
| zelfstandige ». In het eerste geval « wordt de norm van de artikelen | zelfstandige ». In het eerste geval « wordt de norm van de artikelen | 
| 59 en 60, § 3, 3°, c, S.W.K.L. geacht vervuld te zijn, op voorwaarde | 59 en 60, § 3, 3°, c, S.W.K.L. geacht vervuld te zijn, op voorwaarde | 
| dat het recht op kinderbijslag op grond van de situatie van toekenning | dat het recht op kinderbijslag op grond van de situatie van toekenning | 
| de bestendiging is van een duurzaam recht als werknemer, en/of op | de bestendiging is van een duurzaam recht als werknemer, en/of op | 
| voorwaarde dat de rechthebbende een uitkering geniet in een tak van de | voorwaarde dat de rechthebbende een uitkering geniet in een tak van de | 
| sociale verzekeringen der werknemers ». In het tweede geval is, | sociale verzekeringen der werknemers ». In het tweede geval is, | 
| volgens de omzendbrief, « in de meeste gevallen de norm van de | volgens de omzendbrief, « in de meeste gevallen de norm van de | 
| artikelen 59 en 60, § 3, 3°, c, S.W.K.L. al [...] onderzocht » en moet | artikelen 59 en 60, § 3, 3°, c, S.W.K.L. al [...] onderzocht » en moet | 
| er, tijdens de situatie van toekenning, verder rekening worden | er, tijdens de situatie van toekenning, verder rekening worden | 
| gehouden met het voorrangsrecht dat ervoor werd vastgesteld. | gehouden met het voorrangsrecht dat ervoor werd vastgesteld. | 
| B.16.4. Het in geding zijnde artikel 60, § 3, 3°, d), van de | B.16.4. Het in geding zijnde artikel 60, § 3, 3°, d), van de | 
| samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, | samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, | 
| dat de voormelde omzendbrief een wettelijke basis geeft, maakt zich de | dat de voormelde omzendbrief een wettelijke basis geeft, maakt zich de | 
| doelstellingen ervan eigen. | doelstellingen ervan eigen. | 
| B.16.5. In zoverre de in het geding zijnde bepaling beoogt de | B.16.5. In zoverre de in het geding zijnde bepaling beoogt de | 
| toepassing te waarborgen van de regel volgens welke de | toepassing te waarborgen van de regel volgens welke de | 
| kinderbijslagregeling voor zelfstandigen van toepassing is wanneer het | kinderbijslagregeling voor zelfstandigen van toepassing is wanneer het | 
| kind deel uitmaakt van een gezin, samengesteld uit twee | kind deel uitmaakt van een gezin, samengesteld uit twee | 
| rechthebbenden, waarvan de ene zelfstandige is en de andere slechts | rechthebbenden, waarvan de ene zelfstandige is en de andere slechts | 
| deeltijds werknemer is, op de situatie waarbij die andere werkloos is, | deeltijds werknemer is, op de situatie waarbij die andere werkloos is, | 
| is ze redelijk verantwoord. Uit de voormelde omzendbrief blijkt immers | is ze redelijk verantwoord. Uit de voormelde omzendbrief blijkt immers | 
| dat, wanneer de werkloze het recht op kinderbijslag opent nadat de | dat, wanneer de werkloze het recht op kinderbijslag opent nadat de | 
| zelfstandige dat reeds heeft gedaan, het, enerzijds, moeilijk kan zijn | zelfstandige dat reeds heeft gedaan, het, enerzijds, moeilijk kan zijn | 
| om de vorige functie te bepalen aan de hand waarvan er berekend kan | om de vorige functie te bepalen aan de hand waarvan er berekend kan | 
| worden of er sprake is van een halftijdse arbeid en, anderzijds, het | worden of er sprake is van een halftijdse arbeid en, anderzijds, het | 
| gevaar bestaat dat er een andere beslissing zou worden genomen dan wat | gevaar bestaat dat er een andere beslissing zou worden genomen dan wat | 
| in het verleden is beslist met toepassing van artikel 60, § 3, 3°, c), | in het verleden is beslist met toepassing van artikel 60, § 3, 3°, c), | 
| van de samengeordende wetten. | van de samengeordende wetten. | 
| B.17. De in het geding zijnde bepaling heeft ook geen onevenredige | B.17. De in het geding zijnde bepaling heeft ook geen onevenredige | 
| gevolgen vermits ze uitdrukkelijk bepaalt dat het « recht op | gevolgen vermits ze uitdrukkelijk bepaalt dat het « recht op | 
| kinderbijslag voor een kind in hoofde van deze zelfstandige [...] | kinderbijslag voor een kind in hoofde van deze zelfstandige [...] | 
| effectief [moet] bestaan, vooraleer de persoon bedoeld in artikel 51, | effectief [moet] bestaan, vooraleer de persoon bedoeld in artikel 51, | 
| § 2, rechthebbende wordt voor dit kind ». Aldus verzekert de wetgever | § 2, rechthebbende wordt voor dit kind ». Aldus verzekert de wetgever | 
| zich ervan dat het kind in kwestie ook effectief een recht op | zich ervan dat het kind in kwestie ook effectief een recht op | 
| kinderbijslag zal genieten. | kinderbijslag zal genieten. | 
| B.18. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | B.18. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | 
| Om die redenen, | Om die redenen, | 
| het Hof | het Hof | 
| zegt voor recht : | zegt voor recht : | 
| Artikel 60, § 3, 3°, d), van de op 19 december 1939 samengeordende | Artikel 60, § 3, 3°, d), van de op 19 december 1939 samengeordende | 
| wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, zoals hersteld | wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, zoals hersteld | 
| bij artikel 97 van de programmawet (I) van 24 december 2002, schendt | bij artikel 97 van de programmawet (I) van 24 december 2002, schendt | 
| de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. | de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. | 
| Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig | 
| artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | 
| Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 26 september | Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 26 september | 
| 2013. | 2013. | 
| De griffier, | De griffier, | 
| P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux | 
| De voorzitter, | De voorzitter, | 
| R. Henneuse | R. Henneuse |